25

“Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn
Page 2: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

“Erziehung ist Beispiel und Liebe,

sonst nichts”

Pestalozzi

Page 3: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

Inhoud

Browndale 6Interview met Aukje Roorda, ambulant begeleider bij Kentalis 8www.99gram.nl (Accare) 10ATN 12Leonardo school in Delfzijl, CBS de Zaaier 13Jongerenwerk 16De Opvoedpoli 18Kleurrijk 20MST Therapie 22The Voice Kids 23Preventiewerker Jeugd bij Tactus 24Pedagogiek op hoog niveau 26Orthopedagoog bij Toevluchtsoord 30Het Poortje / afdeling Wilster 32Tekenatelier 34Fier Fryslân 36Pedagogische zorg in het kinderziekenhuis 38“Ook neonazi’s gaan Overstag” 42Toevluchtsoord Groningen 44

Werkveldkrant

Hartelijk welkom bij een nieuwe editie van de werkveldkrant gemaakt voor de SPO. In 2013 is een nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn ze gedoken in de verschillende facetten die de pedagogiek met zich mee brengt. Van elk oriëntatie is een verslag gemaakt, die gebundeld is in deze krant. Geniet van de inspirerende verhalen waarmee de studenten terug gekomen zijn. Op deze manier is er een mogelijkheid gecreërd om een beeld te krijgen van het vak pedagogiek en de veelzijdigheid die deze met zich mee brengt. Namens alle studenten: Daniël bedankt.

De redactie: Kees Buma, Anneke Hesseling en Sonja de Groot

Page 4: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 6 7 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

Browndale Door Janet Opperwal

samen op aangesproken. Deze fase is zeer intensief voor zowel het kind als de volwassene. Kinderen gaan stelselmatig en extreem over grenzen heen om zo de onvoorwaardelijkheid van de volwassene te testen. Daarnaast vertonen kinderen gedrag dat niet meer passend bij de leeftijd is, om zo een eerdere behoefte alsnog te bevredigen. Zo beginnen sommige kinderen te kruipen, anderen willen een speen hebben, gevoerd worden of steeds op schoot zitten. Deze behoefte wordt erkend en naarmate deze behoefte vaker bevredigd wordt, verdwijnt deze als vanzelf.

Wanneer het kind laat zien dat het de vaste volwassene kan accepteren en er wederkerigheid in het contact ontstaat, volgt de B2-fase. Hier eindigt de therapeutische relatie en wordt het kind weer als individu gezien die door verschillende volwassenen begeleid wordt. Wel houdt het kind een vaste volwassene als mentor. In deze fase tracht men de wereld van het kind te vergroten, door te zoeken naar een hobby, een sport en/ of onderwijs dat voor de toekomst geschikt lijkt. De B1-fase is optioneel, de B2-fase niet. In totaal duurt de B-fase ongeveer één tot anderhalf jaar.

Richting het afronden van de begeleiding komt het kind in de C1-fase. Deze is gericht op het opvoeden en normaliseren. Samen met het kind wordt gekeken naar zijn of haar mogelijkheden en wordt de wereld van het kind verder vergroot.

Als laatste fase is er de C2-fase. Hierin wordt het kind door alle volwassenen op dezelfde manier begeleid en wordt er weer leeftijdsadequaat gedrag van het kind verwacht. Daarnaast kijkt men samen met het kind naar zijn of haar toekomstperspectieven.

Tijdens de verschillende fases die het kind in ongeveer tweeënhalf jaar doorloopt, worden de ouders door de

gezinshuisouders en de ouder-begeleider zo actief mogelijk betrokken bij het proces. Want ook wanneer het kind onder toezicht staat en de ouders (tijdelijk) geen opvoeders zijn, blijven zij wel de ouders.

Als hoogtepunt van het jaar gaat iedereen op zomerkamp. Vijf weken lang kampeert iedereen primitief in de bossen van Limburg. Er wordt gekookt op houtvuur, er is geen gewone wc aanwezig en kleren worden gewassen in een grote tobbe. Ze gaan op deze manier terug naar de basis en iedereen is medeverantwoordelijk voor het kamp. Hierdoor kunnen banden hechter worden en doordat vele grenzen verlegd worden, doen kinderen enorme succes-ervaringen op.

Na tweeënhalf jaar verlaat het kind het Browndalehuis, nadat er langzaam contact met het toekomstige gezin is opgebouwd. Soms gaat het kind terug naar de eigen ouders, echter vaker wordt het kind in een pleeggezin geplaatst.

Onderstaand gedichtis geschreven door een kind dat in een Browndalehuis heeft gewoond. Naar mijn mening geeft het duidelijk weer hoe het kind er binnen komt, welk proces het daar doormaakt en wat het tijdens dit proces (opnieuw) leert.

Een Browndalehuis is een huis voor kinderen die het vertrouwen in

volwassenen kwijt zijn geraakt. Het gedrag dat deze kinderen vertonen is dermate extreem, dat het te heftig is om er binnen het eigen gezin, een pleeggezin of een andere vorm van opvang aan te kunnen werken.

Bij de binnenkomst van een kind lezen de gezinshuisouders geen kind-dossier. Bij ieder kind uit de doelgroep is heftig en extreem gedrag een gegeven en op deze manier kunnen de directe begeleiders onbevooroordeeld naar het kind kijken. Het gedrag komt over het algemeen voort uit een opeenstapeling van belastende ervaringen, zoals verwaarlozing, seksueel misbruik en / of een onveilige hechting. Door middel van het bieden van ‘corrigerende ervaringen’ (ervaringen die het kind doen inzien dat het ook anders kan) wordt geprobeerd het kind (opnieuw) vertrouwen in volwassenen te laten ontwikkelen. Dit gebeurt met

behulp van een duidelijke methodiek. Zo wordt er uitgegaan van RAL (Routines, Anchorpoints en Limits). Routines zijn de dagelijkse dingen zoals opstaan, eten en naar school gaan. Anchorpoints zijn de figuurlijke HELP-bordjes die kinderen omhoog houden wanneer ze alarmerend gedrag laten zien, zoals bedplassen, niet willen eten of ontwijkend gedrag. Limits zijn de grenzen die duidelijk gesteld worden. Wanneer de begeleiders alert zijn op de Anchorpoints, zal er geen Limit overschreden worden. Daarnaast werken ze met drie fasen. Ieder kind begint in fase A, doorloopt B en rondt af in C. Vanaf fase A (die gemiddeld 2 maanden duurt) bieden de hulpverleners het kind onvoorwaardelijke zorg en acceptatie. Wanneer een kind niet met bestek aan tafel wil eten, eet het op zijn eigen manier, bijvoorbeeld met zijn handen voor de televisie. Na enkele weken kijkt men hoe het kind reageert wanneer er verwacht wordt dat het kind wel aan tafel komt eten. Op deze manier experimenteren de begeleiders om de kern van het probleemgedrag duidelijk te krijgen.

Aan het einde van de eerste fase wordt er gekeken wat het kind nodig heeft en start men indien nodig met een therapeutische relatie. Het kind wordt dan aan een vaste volwassene in het huis gekoppeld en samen doorlopen zij de B1-fase. Dit samen zijn houdt bijvoorbeeld in dat de volwassene steeds opnieuw achter het kind aan gaat wanneer het weg loopt. Of dat ze maanden achter elkaar samen torens bouwen als het kind dit wil. Of dat de volwassene ook ’s nachts bij het kind blijft vanwege angsten van het kind. Ook typerend voor deze fase is dat het kind en de volwassene als een eenheid worden gezien. Wanneer er teveel lawaai wordt gemaakt, worden zij hier

Page 5: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 8 9 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

Interview met Aukje Roorda, ambulant begeleider bij Kentalis

Kentalis is een organisatie die onderwijs biedt aan dove, slechthorende en

kinderen met spraak-taal problemen. Daarnaast wordt er binnen Kentalis gewerkt aan zorg, diagnostiek, en onderzoek.

Aukje Roorda is al zo’n 29 jaar werkzaam binnen Kentalis. Ze is begonnen als leerkracht op het doveninstituut Guyot. (Guyot is één van de Cluster2-scholen die binnen Kentalis vallen.) Vervolgens heeft ze ook als leerkracht met dove kinderen met een verstandelijke beperking gewerkt en daarna met doof-blinde kinderen. Tegenwoordig werkt zij als ambulant begeleider (ABer).

Een ABer gaat naar reguliere basisscholen waar een kind zit die een LGF indicatie heeft. Een LGF indicatie, beter bekend als “rugzakje”, geeft de school de mogelijkheid om het kind met een handicap binnen het regulier onderwijs te houden. De ouders vragen de rugzak aan in samenwerking met de school.

Als de indicatie wordt afgegeven, wordt er een ABer toegewezen. De ABer gaat het dossier lezen en vervolgens in de klas het kind observeren en met de leerkracht praten. Alle gegevens worden in een multidisciplinair team van de dienst besproken. Daarna volgt een gesprek op school met de leerkrachten en ouders. Uit dit gesprek komt naar voren wat dit kind nodig heeft en wat de school kan bieden. De ABer heeft een ondersteunende

rol. De functie behelst verschillende werkzaamheden, zoals informatie geven over het kind met zijn handicap of tips voor lesmateriaal aanleveren.

Een multidisciplinair team van de dienst AB bestaat uit de desbetreffende ABer, een orthopedagoog, een logopedist/linguïst, een teamleider en soms de maatschappelijk werker. Het is erg prettig om een kind in een groter verband te kunnen bespreken. Iedereen neemt zijn/haar kennis mee en dat komt ten goede aan het kind.

Als ABer krijgt men de mogelijkheid om zich te scholen. Er zijn veel verschillende cursussen die om te volgen. Deze worden zowel intern als extern verzorgd.

Werken als ABer is erg afwisselend, vindt Aukje. Je komt in veel scholen en je hebt contact met veel leerkrachten. Zelf leert zij ook veel van de leerkrachten, wat zij weer in haar werk kan gebruiken. Het onderwijs blijft in beweging en de ABer blijft mee bewegen.

door Marja Socapua, Sabina Knol en Lucette Ramaharomanana

Page 6: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 10 11 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

www.99gram.nl (Accare)door Marjanne de Boer & Eline Groenewold

Voor ons stukje in de werkveldkrant hebben we Miriam van der

Veen geïnterviewd. Ze heeft na haar opleiding hbo-v een aantal jaren als jeugdverpleegkundige gewerkt en is al zeven jaar actief binnen Accare, waarvan één jaar werkzaam bij de site www.99gram.nl Ze volgde hiervoor de 1-jarige opleiding tot cognitief gedragstherapeutisch medewerker. Miriam was erg enthousiast en wilde graag vertellen over haar werk en de site.

De website www.99gram.nl is een initiatief van het Centrum voor Eetstoornissen van Accare. Waarom is Accare deze site gestart?Het Centrum voor Eetstoornissen bij Accare kwam erachter dat het overgrote deel van de jongeren met een eetstoornis binnenkwam in een vergevorderd stadium van hun stoornis. Vooral bij de jongeren met boulimia was dit het geval. Via de site 99gram.nl probeert Accare in een vroeger stadium hulp te bieden en hoopt met deze laagdrempelige vorm van hulpverlening meer jongeren te bereiken. Zo hebben we de behandelprotocollen voor jongeren met boulimia omgeschreven in een online versie, ook kan de behandeling volledig anoniem gevolgd worden.

Voor wie is de site bedoeld?De site is voor jongeren tussen de 14 en de 23 jaar, die met vragen zitten over eten, gewicht en uiterlijk. Ze kunnen met deze vragen terecht bij de deskundigen, maar ook kunnen ze hun vragen kwijt op het forum. Hier kunnen leeftijdsgenoten reageren. Het is voor de jongeren vaak alleen al fijn om hun verhaal kwijt te kunnen en ervaringen met elkaar te delen, soms is dit zelfs belangrijker voor ze dan wanneer ik of één van mijn collega's te hulp schiet.

Slaat de site aan onder jongeren?Op dit moment bekijken zo'n 350 jongeren per dag de site. Daarnaast is het aantal meiden met een eetstoornis dat we in behandeling hebben aanzienlijk toegenomen.

Wat maakt de site tot zo'n succes?Het is voor veel van de meiden een mooie toegankelijke site, ze kunnen zelf bepalen welke stap ze op welk moment zetten en alles blijft volledig anoniem. Ze kunnen beginnen op het forum, blijven ze zitten met hun probleem, of durven ze hun problemen niet te delen, dan kunnen ze via mail of chat met één van de deskundigen

in contact komen. Vaak worden ze door ons gewezen op de 'zelftest' of de BMI-meter op de site. Als de meiden vinden dat ze echt een eetstoornis hebben (alle eetstoornissen worden uitvoerig beschreven op de site) kunnen ze zich aanmelden voor een anonieme online behandeling. Voor veel van de jongeren werkt dit erg fijn, merken we.

Hoe lang duurt een online behandeling?Daar is weinig over te zeggen, net als dat je niet kunt zeggen hoe lang een gewone behandeling zou duren. De één heeft meer tijd nodig dan de ander, daarbij heb je ook te maken met de reactiesnelheid van degene die je in behandeling hebt. Het gaat via de mail en vaak blijven de meiden anoniem, dit kan ervoor zorgen dat de behandeling langer duurt.

Wij vonden het een leuk en interessant bezoek. Voor meer informatie kijk je op www.99gram.nl.

Page 7: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 12 13 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

ATNDoor Jitske Ferdinands, Sonja de Groot en Lucette Ramah

Het Leonardo onderwijs heeft tot doel hoogbegaafde kinderen passend

onderwijs te geven. Jan Hendrickx is de grondlegger van een onderwijsconcept voor hoogbegaafde kinderen die zonder extra begeleiding vastlopen in het reguliere onderwijs. In 2007 werd op zijn initiatief de Leonardostichting opgericht met als doel een landelijke uitbreiding te realiseren van niet alleen basisscholen maar ook scholen voor voortgezet onderwijs en enkele universiteiten met een Leonardo afdeling.

Twee a drie procent van alle kinderen vallen in de categorie hoogbegaafd. Ze volgen tot het 4e levensjaar een nagenoeg gelijke ontwikkeling als de niet hoogbegaafde kinderen. Dan komt het moment dat ze naar school gaan en wordt alles ineens heel anders. Wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat 50% tot 80% van deze kinderen problemen krijgt op school. Dit varieert van onderpresteren, gedragsproblemen en psychosomatische klachten tot volledig afhaken. Hierdoor kunnen ze bij lange na niet laten zien wat ze in hun mars hebben. Het beleid ten aanzien van hoogbegaafde kinderen is nog onvoldoende ontwikkeld. Er heerst binnen de scholen nog misvattingen omtrent het onderwijs

aan hoogbegaafde leerlingen. Er is onvoldoende knowhow aanwezig om deze kinderen goed te kunnen begeleiden.De doelstelling van de Leonardostichting is een veilige omgeving creëren, zodat hoogbegaafde kinderen zich naar vermogen kunnen ontwikkelen om een positieve bijdrage te leveren aan de Nederlandse samenleving.Noordkwartier, de vereniging voor Christelijk Primair Onderwijs, is een samenwerkingsovereenkomst aangegaan met de Stichting Leonardoscholen Nederland. Noordkwartier heeft daardoor als enige organisatie in Delfzijl en omstreken een school voor hoogbegaafde kinderen volgens het Leonardoconcept.

De Leonardoschool in Delfzijl is 3 jaar geleden van start gegaan en aanvankelijk begonnen met twee groepen, elk bestaand uit een 18 tal leerlingen.

Na 1 jaar nam door een groeiend aantal leerlingen de behoefte aan uitbreiding toe. Thans functioneren ze met een drietal groepen, in de onderbouw, de middenbouw en de bovenbouw. Ze zijn begonnen met 18 leerlingen per groep waar op dit moment al 22 kinderen in de midden en de bovenbouw groep zitten. Voor de school het absolute maximum. Er is nu een wachtlijst voor de midden en bovenbouw.

ATN, het Autisme Team Noord-Nederland is onderdeel van Jonx Lentis en is

gespecialiseerd in het diagnosticeren en behandelen van mensen met een autisme spectrum stoornis. Het biedt poliklinische hulp aan kinderen, jongeren en volwassenen, maar ook aan hun omgeving. Het ATN heeft een TOPGGz keurmerk. Dit is een keurmerk voor afdelingen die zeer gespecialiseerde patiëntenzorg combineren met wetenschappelijk onderzoek en innovatie.

We gaan in gesprek met één van de orthopedagogen van het volwassenen team. In het volwassenen team worden cliënten van 18+ behandeld. Het cliëntenbestand is daarom binnen het volwassenen team zeer gemêleerd. Er worden cliënten behandeld van 18 jaar, maar bijvoorbeeld ook van 35 of 60 jaar. Wanneer een cliënt wordt aangemeld bij het ATN volgt eerst een intake. Deze wordt afgenomen door de orthopedagoog samen met een gz-psycholoog of psychiater. Belangrijk binnen de intake is de ontwikkelingsanamnese, want een stoornis binnen het autisme spectrum is een ontwikkelingsstoornis. Het is daarom belangrijk om de gehele ontwikkeling van de cliënt goed in kaart te brengen. Daarnaast wordt ook nog een klachtenanalyse gedaan en soms wordt er een intelligentietest afgenomen, de WEIS. Wanneer na de intake inderdaad blijkt dat het om een ASS gaat, dan wordt de cliënt doorverwezen naar behandeling.

Ook de behandeling valt mede onder verantwoordelijkheid van de orthopedagoog. De behandeling wordt ook wel levensloopbegeleiding genoemd.

Het ATN werkt namelijk cliënt- en vraaggericht en probeert tegemoet te komen aan de behoefte van de cliënt, in elke

levensfase en op elk levensdomein. Enkele levensdomeinen zijn bijvoorbeeld wonen, werk, relaties en seksualiteit. De behandeling bestaat bijvoorbeeld uit EMDR, cognitieve gedragstherapie of sinds kort bijvoorbeeld ook mindfulness. Daarnaast biedt het cursussen in sociale vaardigheidstraining en psycho-educatie. Naast de poliklinische zorg biedt het ATN ook ambulante zorg. Naast de poliklinische en ambulante begeleiding doet het ATN nog een stapje verder voor haar cliënten. Zo is recentelijk door en voor mensen met een ASS het Auticafé opgericht. Een café om elkaar eens per maand te ontmoeten, met elkaar te praten, maar ook samen activiteiten te ondernemen. Het ATN is constant in beweging en probeert zich steeds verder te ontwikkelen om zo maximaal tegemoet te komen aan de behoefte van de cliënt. Een vernieuwende, afwisselende en uitdagende plek om te werken!

Leonardo school in Delfzijl, CBS de Zaaier door Reina Dijkstra en Marjanne de Boer

Autisme Team

Noord-Nederland

“Twee a drie procent van

alle kinderen vallen in de

categorie hoogbegaafd.”

Page 8: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 14 15 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

In de onderbouw zitten 17 leerlingen. Daar is nog plaats voor aanmeldingen.

Op de Leonardo Delfzijl kunnen kinderen worden aangemeld die hoogbegaafd zijn. Dit betekent onder andere een aantoonbaar IQ hoger of gelijk aan 130 en creatief zijn in het bedenken van oplossingen en doorzettingsvermogen om een taak te volbrengen.Voordat een kind wordt toegelaten tot de Leonardo Delfzijl, dient de intakeprocedure te worden doorlopen.

De school is verder afhankelijk van het aantal leerkrachten. Het Leonardo onderwijs vergt veel van de leerkrachten, doordat het een intensief onderwijssysteem is, waarbij elk kind in groepjes op zijn of haar niveau begeleid wordt. Er zijn verschillende niveaus waarop dit onderwijs plaats vindt. Halverwege het jaar volgt een evaluatietoets waarop het verdere onderwijs individueel wordt afgestemd. In tegenstelling tot het reguliere onderwijs is klassikaal onderwijs niet geschikt voor hoogbegaafden. Wel wordt klassikaal onderwijs gegeven bij lessen als science en Engelse taal.

De leerkrachten hebben de PABO opleiding afgerond. Sollicitatiegesprekken vinden plaats in het bijzijn van het bestuur. De sollicitanten moeten geïnteresseerd zijn in hoogbegaafdheid. Verder worden zij bij gebleken geschiktheid door cursussen en trainingen verder geschoold.De school vindt het van belang dat de leerkrachten eigen initiatief tonen. Dat maakt het onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen leuk en aantrekkelijk, maar ook intensief.

Hoogbegaafde kinderen zijn kritisch. De leerkracht hoeft zelf niet hoogbegaafd te zijn om les te kunnen geven aan deze leerlingen. Van belang is dat hij of zij zich in

het kind kan verplaatsen. De gebruikelijke standaardlesmethode is niet voor deze hoogbegaafde kinderen geschikt.

De Leonardoschool krijgt kinderen uit de regio’s Delfzijl, Appingedam, Ten Boer, Siddeburen en Uithuizen. Het vervoer van de kinderen van de Leonardoschool wordt door de ouders zelf geregeld en bekostigd. Met het halen en brengen van de kinderen zijn de ouders veel tijd kwijt, maar dat hebben ze er graag voor over. Onderwijs aan hoogbegaafden wordt door de overheid (nog) niet als speciaal onderwijs gezien. De school krijgt geen subsidie. De ouders moeten zelf in de kosten bijdragen. Dit is afhankelijk van de school en kan tot 2000 euro bedragen. Sinds 1 januari 2013 is de school een onderdeel geworden van de stichting Noorderkwartier met als primaire doelstelling het geven van Christelijk onderwijs door oprichting en instandhouding van scholen voor Christelijk basis onderwijs in de regio. Voor het Leonardo onderwijs is via deze stichting extra gelden ter beschikking gekomen. Door onderdeel uit te maken van de stichting Noorderkwartier kan er interdisciplinaire kennis en leerkrachten worden uitgewisseld wat de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt.

Op dit ogenblik is er tengevolge van krimp een personeelstop. Een contract van een tijdelijk aangestelde leerkracht die zeer geschikt bleek voor deze functie mocht niet worden verlengd. Bovendien is door ziekte en het overlijden van één van de leerkrachten een onderbezetting ontstaan, die binnen de stichting moet worden opgelost. Leerkrachten die op een van de andere scholen overcompleet waren, worden nu voor het Leonardo onderwijs bijgeschoold. Voorwaarde is dat zij wel de juiste attitude krijgen.

De Leonardo school is gehuisvest in de reeds bestaande school voor het regulier onderwijs de Christelijke basisschool “ de Zaaier “. Beide scholen vinden het van belang voor de psychosociale ontwikkeling van de leerlingen, dat zowel de kinderen van de Leonardo groep, als de kinderen van het reguliere onderwijs zoveel mogelijk samenwerken. Projecten en bepaalde thema’s worden indien ze daarvoor geschikt zijn, gezamenlijk uitgevoerd. Ze vormen dan gemengde groepen. Ook muziek en EHBO lessen worden gezamenlijk onderwezen. De ouders van de kinderen die het regulier onderwijs volgen, waren in het begin wat terughoudend, wat betreft de komst van

de Leonardoschool. Ze waren bang dat hun kind bij onvoldoende presteren te weinig aandacht zou krijgen en dat alle begeleiding uit zou gaan naar de Leonardo kinderen.De regio Delfzijl heeft te maken met bevolkingskrimp en vergrijzing.Van groot belang is daardoor het feit dat door het Leonardo onderwijs de school ook meer aanmeldingen voor het reguliere onderwijs heeft gekregen. Ouders met Leonardo kinderen plaatsen ook hun minder hoogbegaafde kinderen op de reguliere school. Goed beschouwd is de komst van het Leonardo onderwijs de redding voor de school.

Page 9: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 16 17 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

Jongerenwerk“Zijn omgeving vormt de mens. Hoe breder de omgeving, hoe rijker de ontwikkeling…”

…aldus Ronald de Haan, mede-eigenaar van Jongerenwerk

Barkema & De Haan. Een zeer bevlogen eigenaar, zo concludeerden we na afloop, die van zijn hobby zijn werk heeft gemaakt.

Jongerenwerk Barkema & De Haan verzorgt het jongerenwerk in de gemeenten Winsum, De Marne en Eemsmond in de regio Noord-Groningen. De gemeenten kopen hun diensten in bij zijn bedrijf.

Rode draad in het jongerenwerk is de begeleiding, het straatwerk en toeleiding naar hulpverlening in de genoemde gemeentes. Soms werkt men ook voor de provincie Groningen, bijvoorbeeld voor het event “Urban Vibes”, een project voor jongeren op het gebied van kunst en cultuur. Naar aanleiding hiervan werden workshops in verschillende jeugdsozen gehouden met diverse activiteiten.

Naast het algemene, dagelijkse werk houdt men zich ook bezig met jongerenwerk specifiek gericht op bepaalde doelgroepen. Zo heeft men enige tijd geleden een groep jongeren begeleidt die zich rechts-extremistisch gedroeg ten opzichte van bewoners van een AsielZoekersCentrum. Door in gesprek te gaan met de bewuste jongeren werd duidelijk dat met name de onbekendheid met andere culturen debet was aan het gedrag. Door met beide partijen om tafel te gaan, ontstond later de organisatie van een voetbaltoernooi met afsluitend een grote barbecue.

Veel persoonlijk contact, dat is volgens Ronald dé kracht van jongerenwerk

Barkema & De Haan. “Over jongeren en hun gedrag wordt vaak negatief gedacht en gesproken, maar jongeren kun je hierop aanspreken”, aldus Ronald, “en zijn bereid mee te denken in oplossingen.” De beste plaats waar dit volgens Ronald kan is door in hun eigen omgeving met ze in contact te treden: op straat of bij een plek waar ze vaak zijn, bijvoorbeeld bij sportclubs, jeugdsoos etc. Belangrijk is om je letterlijk als jongerenwerker te laten zien, hen aanspreekt op hun niveau, waardoor uiteindelijk een band ontstaat die openingen biedt voor gezamenlijke, breed gedragen oplossingen. Vertrouwen en openheid zijn hierbij belangrijke sleutelwoorden.

Deze werkwijze is volgens Ronald ook een essentieel verschil met bijvoorbeeld medewerkers verbonden aan een instelling of gemeenten, die volgens hem vaak een passieve rol aannemen, waardoor de verwijdering niet of minder goed wordt overbrugd. Juist bij jongerenwerk Barkema & De Haan wordt actief contact gezocht met de jongeren in de hen vertrouwde omgeving.

Een goede jongerenwerker dient te beschikken over de volgende eigenschappen: communicatief sterk, innoverend en zoeken naar oplossingen. Ook dient een jongerenwerker bewust te zijn van de voorbeeldfunctie die hij of zij heeft.

Binnen de organisatie evalueert men geregeld de gestelde doelen. Dit doet men niet alleen binnen de eigen organisatie, maar ook met vertegenwoordigers van jeugdsozen en vertegenwoordigers van de aangesloten gemeenten. Daarnaast houdt men via een CTO (Cliënt Tevredenheids

Onderzoek) regelmatig enquêtes om de tevredenheid en wensen van de jongeren te meten.

Naast de gemeentelijke en regionale taken richt Barkema & De Haan zich ook Europees gezien op het jongerenwerk. Men neemt hiervoor geregeld deel aan congressen binnen Europa. Namens Barkema & De Haan neemt Ronald deel aan verschillende projecten vanuit het YES-Forum (Youth and European Social Work Forum). Vanuit dit forum worden ervaringen uitgewisseld, maar wordt het ook mogelijk voor jongeren om bijvoorbeeld stages of vrijwilligerswerk te doen in anderen landen. Deze interculturele uitwisseling van jongeren zorgt er voor dat jongeren anders gaan denken over andere culturen. Goed voorbeeld hiervan is dat er onlangs een groot intercultureel jongerenproject is georganiseerd in Lauwersoog waaraan ook enkele jongeren uit het Groningse dorp Baflo deelnamen. Volgens Ronald heeft dit de ogen van deze jongeren geopend, of zoals hij het treffend formuleert: “Door dit soort projecten van een paar dagen leren ze meer dan drie jaar opleiding op school.”

Het valt Ronald op dat Nederland qua organisatie van het jongerenwerk voorop loopt ten opzichte van bijvoorbeeld Engeland, Duitsland en Italië. Niet alleen op het gebied van jongerenwerk, maar ook op het gebruik van bijvoorbeeld social media waaraan momenteel veel aandacht wordt besteed.

We besluiten het interview door Ronald te vragen welke tips hij heeft voor aankomende pedagogen. Hij geeft vooral aan om in contact te treden met

de jongeren, met de nadruk om samen dingen op te lossen en te ontplooien. Ga uit van de gezamenlijke kracht van jongeren en ouderen. Jongeren weten heel goed wat en hoe ze iets willen, maar kunnen daarbij vaak goed hulp gebruiken van gemotiveerde mensen om hen heen. De tijd is er volgens Ronald ook rijp voor. In zijn dagelijkse werkzaamheden, de lezingen die hij bezoekt merkt hij steeds meer dat de ‘ikke-ikke-mentaliteit’ op zijn retour is en het plaats maakt voor ‘ontschotten’: de ik-cultuur moet plaats maken voor meer solidariteit, de eilanden moeten verdwijnen. Door tussen de mensen in te gaan staan kunnen jongerenwerkers hierin een belangrijke rol spelen.

Door: Irene Poort en Kees Buma

Page 10: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 18 19 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

De OpvoedpoliDoor: Yvonne de Boer en Aukje te Boekhorst

“Het kastje en de muur”

“Wij praten niet over kinderen, we doen kinderen” is een uitspraak die Ingrid

Calff, orthopedagoge op de Opvoedpoli in Haarlem vaak hoort van haar collega’s. In een monumentaal pand aan de Spaarne tegenover het Teylers Museum zit één van de 22 Opvoedpoli’s die ons land rijk is. Oprichtster Linda Bijl vond dat de jeugdzorg beter, sneller en goedkoper georganiseerd kan worden. Elke Opvoedpoli staat voor een kleinschalige en persoonlijke aanpak, als de Opvoedpoli te groot wordt, komt er een vestiging bij. Elke Opvoedpoli heeft een scala aan mogelijkheden om aan te bieden, zoals creatieve therapie, EMDR, speltherapie en systeemtherapie.

De Opvoedpoli gaat uit van de positieve intentie. Als je uitgaat van wat iemand wel kan, van wat er wel goed gaat, gaat het beter dan als je uitgaat van de problemen. De Opvoedpoli gaat uit van het vertrouwen dat mensen het beste willen voor hun kinderen. Als dat niet gedaan wordt, regeert de angst. Dan wordt er tijd besteedt aan controle en beheersing, wat niet prettig is voor de cliënt en niet voor de hulpverlener. Bovendien levert dit weinig resultaat. Natuurlijk is er wel een professionele verantwoordelijkheid om grenzen te bewaken. Er zal altijd actie worden ondernomen als een kind niet veilig is of als er

wetten overtreden worden. Met deze visie is het voor de Opvoedpoli niet genoeg om alleen te werken aan vaardigheden, aan gedrag, aan de ‘buitenkant’. Het gaat ook om zingeving, identiteitsontwikkeling, er mogen zijn, erbij horen, het willen. Allemaal dingen die niet direct te zien zijn ,maar die wel belangrijke drijfveren zijn voor mensen.

Bij de Opvoedpoli gaat men uit van een systeemvisie. Elk systeem is onderdeel van een groter geheel, ieder mens is onderdeel van allerlei systemen. Ouders hebben een centrale plek en de cruciale rol in het gezin waar het gaat om de onderlinge posities en relaties. De Opvoedpoli wil meer dan alleen maar de ouders betrekken bij de hulpverlening, want daarmee staan ze nog steeds min of meer buitenspel. Het gaat ook niet om de schuldvraag. Het gaat om de beïnvloeding van de onderlinge relaties in het gezin. Als professional sta je naast de ouders, zij zijn de primaire samenwerkingspartners. De bedoeling is dat je als hulpverlener na een tijdje overbodig wordt en het gezin weer zelf verder kan. Alle professionals van de Opvoedpoli werken vanuit het concept van de Opvoedpoli. Alle nieuwe collega’s raken vertrouwd met het concept via de basisopleiding van twee dagen (groepsaanbod en intensieve begeleiding in de

maatschap), gegeven door Linda Bijl. De drie hoofdlijnen zijn: ‘Wrap around care’ methode, Coda-e® en maatwerk.

De ‘Wrap around care’ is een benadering gebaseerd op de effectieve bestanddelen in gezinsinterventies en in Nederland uitgewerkt door prof. dr. J. Hermanns. Deze benadering biedt een goede basis voor zowel de inhoudelijke werkwijze als de organisatie van de Opvoedpoli. Ze gaat uit van het omvormen van de langgerekte ketenbenadering tot een cirkel rond kinderen, jongeren en opvoeders. Hermanns tekent dit altijd als een zonnebloem met haar ronde kern en bloemblaadjes eromheen. Het gaat niet om de instellingen, het gaat om het werk dat ze doen. Samen vorm je een team, in complexe probleemsituaties zorgt één van de betrokken professionals samen met het gezin voor de afstemming.

Coda-e is het ‘Denk- en Doekader’ van de Opvoedpoli en geeft praktisch vorm aan de dagelijkse uitvoering. Waar de ‘Wrap around’-benadering richting geeft aan het ‘Wat’, geeft Coda-e in aanvulling hierop vorm aan het ‘Hoe’. De letters van Coda-e verwijzen naar de fases in het proces (Contact, Ordening, Doelen, Actie en Effect). In het

primair proces van de Opvoedpoli zijn deze fases leidend. Coda-e heeft een theoretisch kader dat gebaseerd is op verschillende bestaande theorieën: Oplossingsgericht werken van Miller, Shaver en Kin Berg, de Communicatietheorie van Haley en Watzlawick, FFT van Alexander en Sexton, de roos van Leary en De veranderingscirkel van Prochaska en Di Clemente.

Op basis van de principes van de ‘Wrap around care’ en de manier van werken zoals beschreven in Coda-e geeft de Opvoedpoli vorm aan maatwerk. Het gaat bij de Opvoedpoli ‘klant voor klant’. Steeds opnieuw wordt goed bekeken wat de hulpvraag is. Vaak is er een ‘vraag achter de vraag’, het vinden van deze vraag is de expertise van de professional. Samen met de cliënt wordt een plan gemaakt. Het maatwerk concretiseert het plan. De keuzes vinden plaats op basis van de eenduidige werkwijze in het primair proces. Hierbij zijn de uitgangspunten van de fases van Coda-e leidend. Soms zijn fases naast elkaar actief. Zo is het contact maken en houden met cliënten een continu proces, kan tijdens een onderzoek ook al gestart worden met behandeling of is het kijken naar de effecten van de interventies vanaf de start ook heel leerzaam.

Doordat de Opvoedpoli zelf de routes wil bepalen per cliënt, dus een passend antwoord wil geven op de vraag van de cliënt, zijn er problemen aan het ontstaan met de vergoedingen van de zorgverzekeraars. Hierdoor is de Opvoedpoli genoodzaakt om cliënten een eigen bijdrage te laten betalen die inkomensafhankelijk is. Lage inkomens betalen geen bijdrage, maar de eigen bijdrage kan oplopen tot 40 euro per contactuur. Een spijtige situatie voor een instelling die graag laagdrempelig wil opereren en door totaaloplossingen het kastje én de muur wil zijn.

Page 11: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 20 21 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

KleurrijkDoor Lucette Ramah, Jitske Ferdinands en Sonja de Groot

In Oudemirdum staat een boerderij

En wat voor een boerderij! Wij hebben het ervaren als wel een héél

bijzondere plek. Een plek waar wonen, werken, logeren, natuur, echtheid, passie en eigenheid het verschil maakt. De boerderij is gelegen tegen de dorpskern Oudemirdum op landgoed “Frisian Forest” met 5,2 hectare grond. Alles over de visie, missie en andere informatie kun je vinden op www. boerderijkleurrijk.nl

Echter mooier zou zijn als jullie zelf eens zouden gaan kijken! ………dus wanneer je ooit in de buurt bent, kom dan lekker ervaren en voelen door er lijfelijk rond lopen. Gewoon doen! Op deze plek kun je namelijk echt ervaren hoe een visie wordt gedragen en geborgd. En hoe een organisatie organisch meegroeit met haar mensen. Na verloop van tijd ga je je afvragen wie er nu eigenlijk beperkt is.

Hélène Thibaudier, “OUT OF THE BOX geboren”, vertelt dat ze dat zelf ook regelmatig ervaart. Zij is initiatiefneemster van deze unieke manier van wonen en/of werken en/of logeren. Als moeder en als verpleegkundige had ze te vaak de “gaten” in de zorg en leefwereld ervaren. Voor haar zoon wilde ze, indien hij er aan toe was om op kamers te gaan wonen, een juiste plek. Ze wist precies hoe die plek

eruit moest zien, alleen niet waar die plek was en of deze überhaupt bestond. Hélène vraagt zich bij ieder mens af; wie is deze mens, wat laat hij zien, wat wil hij. Ze vindt het belangrijk om naar de totale mens te kijken, ook naar voeding en spiritualiteit. Op deze bijzondere plek moesten mensen met en zonder beperking kunnen genieten. Een plek waarin mensen in contact komen met zichzelf, de natuur, dieren en elkaar.

Uiteindelijk heeft ze die plek zelf gecreëerd. 80 contacten; 20 in “clubs”, 60 deeltijd, 6 vaste bewoners, 33 personeelsleden, 45 vrijwilligers, veel betrokken ouders. Hélène: “Kleurrijk is de plek waar mijn zoon met 6 vrienden woont, en nog een klein beetje meer”. Ze vertelt dat wederzijds leren (voor haarzelf, voor collega’s, voor bewoners, voor werkers, voor bezoekers) een groot begrip is. Een ieder doet datgene waar hij of zij goed in is. Hélène heeft een kleine maatschappij gecreëerd waarin bewoners, logés en bezoekers op basis van veiligheid nieuwe dingen verkennen en zich kunnen ontwikkelen. Hierdoor vindt er eigenlijk dus omgekeerde integratie plaats, wat tot gevolg heeft dat bewoners steeds meer deel gaan nemen aan activiteiten buiten Kleurrijk. Wekelijks gaan er bijvoorbeeld bewoners naar de sportschool in een naastgelegen dorp. Geen speciale uurtjes voor een “beperkte groep”, maar op

reguliere uurtjes meedoen in de zumba-, gritcore-, of stepslessen. Omdat deze bewoners dat zelf graag willen. Hélène vertelt dat bewoners bijvoorbeeld tijdens boodschappen veel meer contact hebben met de dorpsbewoners dan de begeleiders die mee zijn. SAWU BONA: ik zie u!

Het zien van “wie is deze mens, wat wil deze mens, etc.” hebben we zelf ook nog aan den lijve ondervonden toen we vroegen of we een foto mochten maken. We werden uitgedaagd: “Vraag het aan degene die je op de foto wilt zetten en luister naar zijn/haar antwoord'’! Niet de organisatie bepaalt (d.m.v. privacy-protocollen) of je wel of geen foto’s mag nemen, maar de bewoners zelf. En als je echt kijkt, luistert en voelt, krijg je dus ook alleen maar die mensen voor de camera die het echt willen en op de manier zoals zij het zelf willen. Brenda (achter de bar) wilde graag zelf uit een aantal foto’s kiezen en de jonge bonbonmaker vond alles oké. Ryanne (staat in grote soeppan te roeren) wilde wel graag op de foto, maar niet met haar gezicht. Zo gevraagd, zo gedaan.

En natuurlijk vraag jullie je nu af hoe het dan zit met het cliëntendossier, het persoonlijk ontwikkelingsplan. Hier noemen ze het een ondersteuningsplan;

samen ontwikkelen, samen oplossen! Omdat je samen veel voor elkaar krijgt. Er wordt niet over mensen gesproken maar met mensen. Degenen die zorg ontvangen bepalen met hen die zorg verlenen hoe

het plan eruit ziet. Samen bespreken zij vragen als “Hoe gaat het, waar loop je tegen aan, wat heb je nodig, hoe creëer je dit?”. Deze manier van werken, ervaren en

voelen, dus alleen maar in mogelijkheden denken, zorgt ervoor dat er geen weg terug is. Men beweegt zich alleen maar vooruit en met volledig commitment. Zo is Hélène Thibaudier op dit moment bezig om nog een woonvoorziening in de buurt te creëren voor bewoners die binnen Kleurrijk niet meer verder kunnen. Omdat uit de gesprekken naar voren komt dat bewoners iets anders nodig hebben dan huidige woonvoorziening. En als blijkt dat deze in de buurt dan niet bestaat dan creëer je die (in samenwerking met vele anderen) gewoon weer zelf.

Hélène beschikt naar onze mening over een ongelofelijke energie, vastberadenheid en visie. En dat alles op basis van ervaring en ontwikkelingsgericht werken, want een opleiding in de (ped)agogiek of management heeft zij niet gevolgd.

SAWU BONA:

ik zie u!

Page 12: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 22 23 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

MST TherapieDoor Henk Anne Dijkstra en Erik van Essen

Op een zonnige maandag middag in april hebben Henk Anne Dijkstra

en Erik van Essen afgesproken met Dhr. Kors. Deze afspraak in het kader van de werkveldoriëntering vindt plaats in de Groningse horecagelegenheid “De drie Gezusters”. Waarom dit niet op zijn werkplek gebeurt wordt wel duidelijk in de rest van het interview.

Dhr. Kors is na zijn studie pedagogiek aan de RUG eerst gaan werken bij de Raad voor de Kinderbescherming te Amsterdam, maar dit werk vond hij te bureaucratisch en hij vond dat de cliënten te veel als een nummer werden gezien. Nu is hij werkzaam als MST-therapeut bij stichting “De Waag” te Amsterdam. Deze stichting is een centrum voor ambulante forensische psychiatrie. Dhr. Kors behandelt voor deze stichting jongeren tussen de 12-18 jaar.

Allereerst willen wij natuurlijk weten wat het inhoud om MST- therapeut te zijn. MST staat voor Multi Systeem Theraphie, dit is een vorm van therapie die ontstaan is in de V.S in de jaren 80 en sinds 2005 ook in Nederland wordt aangeboden en maximaal 20 weken duurt. MST is een evidence based programma. MST richt zich vooral op de omgeving van de jongere die behandeld wordt. Zo heeft de dhr. Kors veel contact met de ouders, school, jeugdzorg, overige familieleden en soms zelfs ook met vrienden van de behandelde. Je moet het zien als een soort van gezinsbehandeling waarbij het kind in zijn eigen omgeving blijft. Dit heeft een paar voordelen. Zo kan dhr. Kors het gezin observeren in hun natuurlijke omgeving en dus ook een beter beeld van het gezin krijgen dan dat hij met ze afspreekt op kantoor. Tevens blijkt ook dat als je op kantoor afspreekt de behandelde vaak niet op komt dagen. Daarom kon ik ook niet

met jullie afspreken op kantoor omdat ik daar niet zo vaak ben en als ik jullie mee zou nemen is de kans vrij groot dat de natuurlijke omgeving van de cliënt wordt aangetast.

Dat de behandelaars van stichting “De Waag” niet over één dag ijs gaan blijkt wel als we zijn week indeling bespreken. Eén ochtend is dhr. Kors op kantoor om de dossiers van zijn cliënten op orde te brengen. Ook heeft hij één ochtend in de week overleg met andere MST-er om je cliënten mee te bespreken en om te kijken wat die er van vinden. Bij dit gesprek is ook een supervisor aanwezig die het laatste woord heeft. Daarna worden de afzonderlijke cases nog beoordeelt door een MST-er in de V.S. Hierdoor vindt het meeste werk ook in het Engels plaats. Aan het begin van deze vorm van therapie gingen de Nederlandse therapeuten zelf naar Amerika voor hun interne opleiding. Dit heeft de dhr. Kors helaas niet meegemaakt, want tegenwoordig vindt de opleiding gewoon in Nederland plaats. Ook heeft hij 3 contactmomenten per week die met de cliënten, 1 x met de ouders en 1x met het hele gezin.

Dan volgt natuurlijk de onvermijdelijke vraag over de leuke en minder leuke kanten van het werk. Dhr. Kors haalt vooral zijn voldoening uit de succesen die hij boekt als je ziet dat de sociale vaardigheden van een kind toenemen en dat ze minder depressief zijn, dan doet hem dat goed. De successen werken zeer motiverend. Over de minder leuke kanten moet hij heel lang nadenken. Uiteindelijk komt hij met zijn eigen veiligheid naar voren. Fysiek is hij nog niet bedreigd, maar verbaal wel en doelgroep is soms onberekenbaar. Je hebt ook te maken met jongeren met een justitieel verleden,

ouders die alcohol en drugs verslaafd zijn etc. En een andere klein minpunt is dat er weinig eigen inbreng is. Alles moet volgens de MST theorie.Henk Anne en Erik bedanken de dhr. Kors voor zijn medewerking en zijn

enthousiaste en duidelijk uitleg. Wij zijn zelf ook zeker geïnteresseerd in zijn baan, maar dan zullen we nog wel even moeten doorstuderen, want er werken bijna alleen mensen die afgestudeerd zijn aan de universiteit.

Janet Oppewal, Lydia Meijer en Willemien Starke hebben onlangs

de kinderpsycholoog van het televisieprogramma The Voice Kids geïnterviewd. In deze show doen kinderen in de leeftijd van 6 tot 14 jaar in een opnamestudio auditie voor een groot publiek en een jury, om beoordeeld te worden op hun zangtalent. Het was een interessant gesprek, waarvan helaas niets gepubliceerd mag worden. Wel kan gezegd worden dat de interviewers alle drie een andere mening hebben overgehouden aan de ontmoeting met de kinderpsycholoog. Waar Willemien een positiever beeld heeft gekregen, zet Lydia juist meer vraagtekens bij het

programma. Janets mening bevindt zich ergens in het midden; zij vond het gesprek verhelderend, maar vraagt zich ook één en ander af over de invulling van de begeleiding van de kinderen. Ondanks het feit dat er inhoudelijk niet meer aan het papier toevertrouwd mag worden, kunnen de dames geïnteresseerden wel te woord staan.

The Voice KidsDoor Janet Oppewal, Lydia Meijer en Willemien Starke

Page 13: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 24 25 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

Preventiewerker Jeugd bij TactusAnnemiek Woolthuis (28 jr.) is

werkzaam als preventiemedewerker jeugd bij Tactus. Een instelling voor verslavingszorg in Zwolle. Aan de hand van een uitgebreid gesprek met haar is dit artikel tot stand gekomen.

Annemiek behaalde haar bachelor orthopedagogiek in Utrecht, om vervolgens een jaar vrijwilligerswerk te doen in Ghana. Na terugkomst heeft zij de master orthopedagogiek; preventie en opvoedings-ondersteuning gevolgd en met goed resultaat behaald. Tijdens haar studie liep zij stage bij het Nederlands Jeugdinstituut. Daar hield zij zich voornamelijk bezig met beleidsvoering. Daarna is Annemiek drie jaar werkzaam geweest als vestigingsmanager bij het huiswerkinstituut Studiekring. Vanuit deze baan heeft zij gesolliciteerd op de vacature van preventiemedewerker jeugd bij Tactus, omdat zij graag meer praktijkervaring op wilde doen.

Tactus is een instelling voor verslavingszorg. Het circuit Preventie & Consultancy, waarvan Annemiek deel uitmaakt, houdt zich bezig met het voorkomen, terugdringen of beperken van problemen die ontstaan door het gebruik van alcohol, drugs, medicijnen of gokken. Dit doet zij door het geven van voorlichtingen en cursussen. Daarnaast is een taak het geven van beleidsadviezen. De doelgroep van de afdeling preventie (jeugd) betreft jongeren tot 25 jaar. Een gemiddelde cliënt is 16 jaar of ouder. De reden voor aanmelding is vaak een incident waarin alcohol of blowen een rol speelt. Aanmelding geschiedt meestal door

de school of de ouders van de jongere. Jongens komen binnen de doelgroep iets vaker voor dan meisjes en het opleidingsniveau is in de meeste gevallen Vmbo of lager.

Annemiek merkt dat er rondom verslavingsproblematiek een soort taboe heerst. Veel scholen zijn er bijvoorbeeld van overtuigd dat er op hun scholen geen problemen zijn, terwijl de praktijk vaak het tegendeel bewijst. Een voorbeeld situatie die haar goed bijgebleven is gaat over een jongen die op een studiereisje buiten bewustzijn raakt als gevolg van overmatig drankgebruik. Er werd op dat moment geen hulp ingeschakeld. Pas bij thuiskomst kregen de ouders hierover bericht en werd uiteindelijk Tactus benaderd. Ook zijn er op de Veluwe recent twee jongens verongelukt als gevolg van overmatig drankgebruik. Ondanks dit soort situaties wordt de ernst van de problematiek over

het algemeen niet (genoeg) onderkend.

Annemiek geeft aan dat haar werk elke dag weer anders

is. De ene dag heeft zij een kantoordag en de andere dag is ze weer op pad. Zo heeft zij bijvoorbeeld overleg met verschillende netwerk-partners en de gemeenten in verband met het verkrijgen van aanmeldingen. Daarnaast werkt zij met verschillende methodieken, zoals Moti-4. Deze interventie wordt ingezet bij de gesprekvoering met jongeren die in de problemen dreigen te komen als gevolg van hun verslaving. Moti-4 bestaat uit maximaal vier gespreken van een uur, waarin bewustwording, inzicht en informatie geven centraal staat. Jongeren

Door Eline Beltman & Mariska Massink

“ Aanmelding geschiedt

meestal door de school of de

ouders van de jongere.”

zijn zich namelijk vaak niet bewust van de ernst en de gevolgen van hun verslavingsgedrag. Wanneer jongeren zich niet bewust zijn van hun problemen is het erg lastig om hen door te verwijzen richting behandeling. Een andere interventie waarmee gewerkt wordt is KVO. Deze interventie biedt hulp aan kinderen van verslaafde ouders. EMA staat voor Educatieve Maatregel Alcohol, en is bedoeld voor jongeren die met alcohol op achter het stuur hebben gezeten. Daarnaast wordt er door de medewerkers van Tactus veel aandacht besteedt aan groeps-voorlichtingen. Annemiek maakt ook deel uit van Smart Connection. Dit is een project dat wordt ingezet in kroegen, discotheken en bij festivals. Het gaat om een bar waar alcoholvrije cocktails verkrijgbaar zijn en waar goed gedrag wordt beloond, door bijvoorbeeld het sparen van punten of het winnen van prijzen.

Aan haar werk vindt Annemiek het minder leuk om met netwerkpartners te overleggen en de gesprekken bij de gemeenten te voeren. Ze vindt het jammer dat preventie vaak als niet belangrijk wordt gezien en het onderwerp verslaving maar een bijzaak lijkt te zijn. Naast deze heeft haar werk echter veel meer leuke aspecten, zoals; het voeren van individuele gesprekken (die echt effect hebben) en daarnaast is het Smart Connection een hele leuke uitdaging. Haar werk is tot slot ook nog erg afwisselend en werkt zij samen met hele leuke collega’s!

Page 14: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 26 27 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

Pedagogiek op hoog niveaudoor Anneke Hesseling

Een interview met Ineke Pul, beleidsmedewerker Jeugdzorg bij de Provincie Drenthe.

Het zijn roerige tijden voor de jeugdzorg in Nederland. Er is een transitieproces

gaande, waarbij de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg wordt overgeheveld van provincies naar gemeenten. Een complex en turbulent proces, met veel haken en ogen. Het idee achter de transitie is een gewenste betere afstemming van zorg en preventie. De gemeenten hebben immers een kortere lijn naar de zorgvragers. Daarnaast hebben de bezuinigingen, waar de hele maatschappij mee te maken heeft, ook hun aandeel in deze verandering.

Ik zocht contact met Ineke Pul, beleidsmedewerker Jeugdzorg bij de provincie Drenthe, die zich middenin deze dynamiek bevindt. Ik vroeg mij af welke rol haar functie heeft in het hele proces en daarbij hoe zij invulling geeft aan deze rol. Ze stuurde me ter voorbereiding een aantal boeiende stukken en op het provinciehuis in Assen had ik een gesprek met haar.

Uw functie is beleidsmedewerker. Waar vind ik uw functie in het organisatieschema?Er zijn drie niveaus van beleid: uitvoerend, resultaatverantwoordelijk en coördinerend. Mijn taken zijn voornamelijk het ontwikkelen en uitvoeren van beleid met resultaat en het adviseren aan GS (Gedeputeerde Staten). Ik zit in het team sociaal-cultuur-onderwijs wat nu uit veertien mensen bestaat, maar dat in het kader van de veranderende rol en taak van de provincie wordt afgebouwd. Een brede inzetbaarheid wordt steeds belangrijker. Dat betekent dat je breder gaat kijken dan

je eigen beleidsterrein en op zoek gaat naar klussen op andere beleidsterreinen, zoals cultuur, economie, ruimte, kerntaken van de provincie.

Hoe zou de functie-omschrijving voor uw eigen functie eruit zien als u die nu moest schrijven? Als je als beleidsmedewerker aan de slag wilt, zijn politieke sensitiviteit en omgevingsbewustzijn belangrijk. Kunnen samenwerken ook. In deze functie vind je mensen die HBO/WO geschoold zijn op allerlei terreinen, met name het denkniveau is belangrijk. Beleid maken kan behoorlijk abstract zijn. Het werk bestaat uit veel afstemmen. Je moet als beleidsmedewerker kunnen schakelen tussen Rijksbeleid, politieke ideeën en afspraken, wensen en ideeën van samenwerkingspartners, etc..

Hoe ziet een typische werkdag voor u er uit?Ik werk 32 uur, verdeeld over vier dagen. De invulling van de dagen is gevarieerd, maar bestaat voor mij voornamelijk uit werken op de pc en veel overleg voeren. Ik heb vaste, terugkerende momenten in mijn agenda, maar veel van mijn tijd kan ik zelf indelen. Samen met een aantal van mijn collega’s houd ik me bezig met beleid met betrekking tot jeugdzorg. Onderling hebben we de taken verdeeld. Ik werk vooral hier op het Provinciehuis en doe o.a. de inkoop van de zorg, een collega gaat ‘de boer op’ en heeft veel overleg met gemeenten. Een andere collega houdt zich bezig met het cliëntenbeleid, de inspectie en beleidsinformatie. De afdeling financiën is ook betrokken.

Kunt u iets vertellen over uw achtergrond, zowel wat betreft opleiding als werkervaring?

Ik heb de lerarenopleiding (HBO) gedaan en eerst in het middelbaar onderwijs gewerkt, later in de volwasseneneducatie. Na een carrièrepauze om voor mijn gezin te zorgen, ben ik als leerplichtambtenaar aan de slag gegaan. Vanuit deze positie ben ik gaan werken als beleidsmedewerker onderwijs. Eerst voor twee verschillende gemeenten, daarna ben ik gevraagd om bij de provincie te komen werken, bij de jeugdzorg, een wettelijke taak van de provincie.

Wie of wat inspireert u? Wat maakt het werk boeiend?De rode draad in mijn loopbaan zijn kinderen en gezinnen, daar ligt mijn hart. Hoe ‘ver’ ik nu ook van de praktijk af sta, ik houd hen altijd in gedachten. Het abstractere denken, het strategisch bezig zijn, vind ik boeiend. Maar altijd met een idealistische inslag. Door mijn oplopende carrière heb ik kennis vanuit de praktijk, waardoor het abstracte toch ook concreet blijft. Je weet voor wie je het doet.

Op welke manier blijft u op de hoogte van pedagogische ontwikkelingen?De pedagogische ontwikkelingen krijg ik op veel verschillende manieren mee. Niet alleen via gesprekken met allerlei mensen, maar ook via bijvoorbeeld nieuwsbrieven en beleidsstukken, zoals de Drentse visie (Als jeugd en toekomst tellen), welke de basis vormt voor het huidige gezamenlijke beleid van de Drentse gemeenten en de provincie Drenthe.

Beleid maken klinkt voor mij nog redelijk abstract en ik zou er graag een concreter beeld bij willen. Stel er is een nieuwe methode ontwikkeld om bijvoorbeeld pesten aan te pakken op de scholen en de regering is groot voorstander. Welke weg volgt zo'n methode binnen de provincie voordat het daadwerkelijk bij de scholen geïmplementeerd kan worden?Dit soort methodes gaat niet meer via de provincie maar via de gemeenten en/of het onderwijs. Er is geen rechttoe

Page 15: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 28 29 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

rechtaan weg. Als het goed is past zo’n project binnen een bestaand beleidskader. Om een beleidskader vorm te geven en om het uit te voeren worden er meestal bijeenkomsten met partijen georganiseerd om met elkaar het gesprek aan te gaan. Gemeenten zijn voor de provincie een belangrijke partner. Als het om jeugdzorg gaat zijn naast de gemeenten ook de organisaties en instellingen een belangrijke partner: provinciale jeugdzorginstellingen, Bureau Jeugdzorg, GGZ, Accare, instellingen voor jeugdigen met een licht verstandelijke beperking, etc. Er zijn koepelorganisaties zoals IPO, Jeugdzorg Nederland, VNG. Er zijn ook landelijke en provinciale kennisorganisaties zoals het Nederlands Jeugdinstituut en PIONN (de kennispoot van de provinciale jeugdzorgaanbieder Yorneo). Feiten en meningen komen naar voren, samen proberen we invulling te geven. Ondertussen kunnen er zijwaarts ook nog ideeën binnenstromen, bijvoorbeeld via inspraak. Het is een continu proces, een doorgaande ontwikkeling. Ideeën worden plannen, plannen worden na inspraak door GS vastgesteld, er komt een uitvoeringsagenda. Uiteindelijk proberen we

te komen tot een gedeelde visie die vertaald wordt naar een concrete praktijk.

Beleid maken heeft iets 'magisch' en is zelden helemaal nieuw te noemen. Ideeën kennen vaak een lange aanloop, bijvoorbeeld de Civil Society. Aristoteles sprak hier al over. Nu de tijd er weer naar is, komt dit idee weer naar voren, Micha de Winter pakte het op. De directe aanleiding voor het verleggen van verantwoordelijkheden is de toenemende zorgconsumptie, gepaard aan de bezuinigingen die nodig zijn., wat helaas minder prozaïsch is. Er moet iets gebeuren om de kosten van de zorg in de hand te houden.

In Drenthe bestaan er nauwelijks wachtlijsten langer dan 9 weken en lange wachttijden voor jeugdzorg, in tegenstelling tot elders in Nederland. Kunt u daar iets over vertellen?Zowel de provincie als de provinciale zorgaanbieder Yorneo sturen hier heel erg op. Yorneo werkt vanuit de visie dat geen enkel kind na aanmelding door BJZD eigenlijk langer dan drie à vier weken

zou moeten wachten op hulp. Het is een verdienste die voortkomt uit de visie op jeugdzorg die we in Drenthe al jaren hebben.

In de notitie 'Van denken naar doen' van dhr. Stam en Doodkorte wordt gepleit voor het opnemen van een kinderparagraaf in elk beleidsstuk op elk terrein, om bij elke beleidsbeslissing de gevolgen voor kinderen en jongeren in beeld te krijgen. En in de notitie 'Als jeugd en toekomst tellen' moedigen de auteurs aan kinderen en volwassenen écht serieus te nemen en hen op hun eigen verantwoordelijkheden en mogelijkheden aan te spreken. In hoeverre komen de kinderen en volwassenen over wie het beleid gaat in de praktijk aan bod in het beleidsmakingsproces?In de praktijk gaat het tot nu toe altijd óver en niet mét. Waar je gerust een mening over kan hebben. Een kinderparagraaf of iets van dien aard, is er niet. Er bestaan wel cliëntenraden, cliëntenfora, er worden jeugddebatten georganiseerd. De mogelijkheden tot inspraak zijn er wel, maar er wordt weinig gebruik van gemaakt en al helemaal niet door jeugdigen en hun gezinnen. Deze mogelijkheden worden waarschijnlijk te weinig onder de aandacht gebracht, mensen hebben er te weinig kennis van. Daarbij worden kinderen en ouders niet actief betrokken bij het

beleidsproces. Mensen kunnen wel altijd hun mening met betrekking tot zorg kwijt bij de cliëntvertrouwenspersonen die met financiering van de provincie verbonden zijn aan Zorgbelang.

Tot slot. Wat zou u mij als aankomend pedagoog willen meegeven?Mijn stokpaardje, wellicht een open deur: onderstreep het belang van cyclisch beleid. Evalueer altijd je acties, en doe iets met de resultaten. Blijf weg van de vrijblijvendheid van beleid. Het is van belang te laten zien wat er met het geld gebeurt, wat voor effect het heeft gehad, wat er vervolgens eventueel nog nodig is om het gewenste effect te behalen. Dit gebeurt lang niet altijd, spijtig genoeg.

‘Blijf weg van vrijblijvendheid’ lijkt me ook een goed advies voor hen die in de praktijk de verantwoordelijkheid gaan dragen voor de jeugdzorg. We hebben in Drenthe de gezamenlijke visie “Als jeugd en toekomst tellen”. Het is van het grootste belang om die visie praktijkbreed uit te voeren, handen en voeten te geven, samen met grote en kleine mensen die de zorg ontvangen. Geef hen een stem, hun stem moet gehoord worden.

“In de praktijk gaat het tot nu toe altijd óver en niet mét”

Page 16: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 30 31 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

Orthopedagoog bij Toevluchtsoord

Gerie van Maanen is afgestudeerd als ontwikkelingspsycholoog en na 13

jaar werkzaam te zijn geweest bij een Randgroepcentrum terecht gekomen bij Toevluchtsoord. Hier is zij onderhand alweer bijna 25 jaar werkzaam, eerst als kinder- en crèchewerker en nu als orthopedagoog. Inmiddels draagt Gerie van Maanen ook de titel GZ-psycholoog en gaat ze volgend jaar met pensioen. Aan de hand van een uitgebreid gesprek met Gerie van Maanen is dit artikel tot stand gekomen.

Het Toevluchtsoord is een veilige plek waar vrouwen en kinderen die te maken hebben gehad met huiselijk geweld worden opgevangen. Het doel van de organisatie is het stoppen en voorkomen van geweld in afhankelijkheidsrelaties. De meeste vrouwen en kinderen komen eerst in de crisisopvang. Daar kunnen ze tot rust komen en wordt er gekeken naar wat ze nodig hebben aan opvang, hulp en behandeling. De crisisopvang duurt maximaal zes weken. Soms gaan de vrouwen en kinderen daarna of eerder weer naar huis. Soms verhuizen

ze naar een instelling ergens anders in het land. Het is ook mogelijk dat ze in het Toevluchtsoord blijven in een vervolg traject. Gemiddeld duurt een verblijf vier maanden.

De cliënt is in de meeste gevallen slachtoffer van langdurig huiselijk geweld. De gezinssituatie kenmerkt zich daarnaast vaak door armoede, getraumatiseerde jeugd en opvoedingsproblemen. Ook komt het voor dat een cliënt op de vlucht is voor familie of slachtoffer is van vrouwenhandel.

Als orthopedagoog bij het TVO werkt mevrouw Van Maanen met deze vrouwen en kinderen. Zij is hierbij werkzaam op drie niveaus: 1. Screening, diagnostiek en behandeling van vrouwen en kinderen. 2. Ondersteunen van de uitvoerend medewerkers. Zowel individueel als in teamverband. 3. Beleidsvoering. . Een recente ontwikkeling is de fusie met Stichting Huis, waar huis- en daklozen en mensen die dreigen dakloos te worden, opgevangen worden. Er is veel overlap met deze doelgroep. Toevluchtsoord gaat voorlopig verder onder de naam: Stichting Huis en Toevluchtsoord. Recent is ook de Wet Huisverboden: Bij minder ernstige situaties is het streven om de pleger van huishoudelijk geweld voor tien dagen uit huis te plaatsen. Op die manier kunnen het slachtoffer en de kinderen in hun huidige woonsituatie blijven.

Door: Mariska Massink en Eline Beltman

De methode waar TVO voornamelijk mee werkt is de Krachtwerkmethodiek. Er wordt gezocht naar de krachten van de vrouw en deze worden ingezet om de ‘zwaktes’ op te vangen. Het gaat dus om een positieve aanpak. Voorop staat het hebben van respect voor elkaar. Regels zijn nodig, omdat er veel verschillende vrouwen en kinderen samenwonen met allen eigen problematiek. Als medewerker van het TVO moet je sterk in je schoenen staan. Je werkt natuurlijk met een uitdagende doelgroep maar ook komen vervelende situaties weleens voor. Zo is zij op straat wel eens agressief aangesproken door de ex-man van één van de cliënten en komen de bewoonsters van TVO weleens in lastige situaties terecht. Ondanks dit is het de uitdaging en de afwisseling, en het oplossen van ingewikkelde “puzzels” wat Gerie van Maanen zo aanspreekt in haar werk als orthopedagoog. Een mooi voorbeeld vindt zij; een kindje dat binnenkwam met een grote achterstand in zijn ontwikkeling, hij kon onder andere nauwelijks praten, maar bij het verlaten van het TVO was het kind volledig opgebloeid!

“Daar kunnen ze tot rust

komen en wordt er gekeken

naar wat ze nodig hebben

aan opvang, hulp en

behandeling.”

Page 17: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 32 33 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

Het Poortje / afdeling Wilster

Interview met Wenda Tijssen, hoofd Behandeling en Opvoeding binnen Het Poortje – afdeling Wilster

Wilster Intensieve Jeugdzorg is een Jeugdzorgplus instelling

voor intensieve, gesloten en besloten behandeling van civielrechtelijk geplaatste jongeren van 12 tot 18 jaar. De ontwikkeling van deze jongeren dreigt ernstig verstoord te worden door hun eigen gedrag en/of omgevingsfactoren; zij zijn een gevaar voor zichzelf of de maatschappij en daardoor heeft de kinderrechter beslist dat deze kinderen opgenomen moeten worden.Het gaat hierbij niet om kinderen die veroordeeld zijn door de rechter vanwege een strafbaar feit; laatstgenoemde kinderen komen namelijk terecht bij de afdeling Juvaid in Veenhuizen, de jeugdgevangenis.

Drukte aan de balie bij binnenkomst in Wilster; het is woensdagmiddag en een aantal jongeren krijgt visite van hun ouders/verzorgers/vrienden. Voordat beide partijen elkaar daadwerkelijk kunnen ontmoeten, moet de visite eerst nog even door het poortje lopen; meegebrachte spullen worden gecontroleerd door een medewerker en kunnen daarna aan de jongere worden overhandigd.Wij staan tussen de ‘visite’ ook in de rij voor de balie, waar onze legitimatie wordt gecontroleerd en we vervolgens heel correct door een medewerkster naar het kamertje van mevrouw Tijssen worden begeleid.

Hoewel we een hele lijst met vragen bij ons hebben, neemt Wenda het woord en vertelt over zichzelf en over Wilster. Wenda Tijssen (55) is samen met de directeur verantwoordelijk voor de gang van zaken en de ‘inhoudelijke kant’ van Wilster. Wenda heeft al een heel pakket

aan leidinggevende ervaring; met een achtergrond als andragoog, is ze onder andere leidinggevende geweest bij de SPH en in de thuiszorg. De SPH heeft als opstapje gefungeerd naar haar huidige werk als hoofd Behandeling en Opvoeding binnen Wilster.

Wenda legt uit dat in Wilster de meest beschadigde kinderen van Nederland zijn opgenomen waarbij altijd sprake is van multi-problematiek. Het is geen jeugdgevangenis maar een gesloten opvang, waarbij de mogelijkheid bestaat om verloven met of zonder pedagogisch medewerker aan te vragen. Voorbeelden van opgenomen kinderen zijn ‘loverboymeisjes’ die uit hun omgeving gehaald zijn, kinderen die uit een eerwraak-situatie gehaald zijn en kinderen die uit gezinnen komen waar van alles is misgegaan (denk aan ontsporing vanwege mishandeling en misbruik). Geregeld vinden er crisissituaties plaats, waarin Wenda met het team van gedragswetenschappers in ruggespraak gaat over ‘hoe te handelen’ in de betreffende situatie. Hoewel Wenda verder niet direct op de groep zit, komt een crisissituatie dan wel erg dicht bij. Het raakt haar diep; wanneer het je niet raakt hoor je wellicht niet op de werkvloer thuis.

door Lydia Meijer, Sabina Knol en Marja Schouten

Het principe waar alle medewerkers mee werken is dat kinderen zo kort mogelijk, doch zo lang als nodig is worden opgenomen. In principe gaat het dan om minimaal 6 weken tot maximaal 6 maanden opname. Er wordt uitgegaan van de eigen kracht van de jongere en zijn sociale netwerk. Hoe eerder een kind weer terug kan naar de eigen leefomgeving, hoe beter. Verder wordt er gewerkt met het programma ‘ Doen wat werkt’, een intersectoraal zorgprogramma dat gericht is op kinderen die weer terug naar huis gaan, met een systeemtherapeutische benadering. De behandeling wordt dan buiten Wilster voortgezet, maar kinderen hebben in ieder geval hun (gevoel van) vrijheid terug en dat is erg belangrijk! Het werken met de kinderen van Wilster geeft vaak een gevoel van machteloosheid, omdat de jongeren zó getraumatiseerd zijn dat sommigen misschien wel altijd een bedreiging voor zichzelf of voor de maatschappij zullen vormen. Wenda vertelt dat in sommige situaties het uitgangspunt ‘damage control’ is: de schade binnen de perken houden.

Werkzaam bij Wilster zijn vooral pedagogisch medewerkers, ouderbegeleiders, verpleegkundigen, en gedragswetenschappers. De gedragswetenschappers zijn de behandelcoördinatoren van de trajecten. Men hanteert voor personeel een leeftijdsgrens, geen ervaringsgrens. Wel moet een potentieel medewerker sociaal competent en oplossingsgericht zijn. Verder vraagt Wilster een verklaring van onbesproken gedrag en confirmatie van de gedragscode. Wilster biedt ook ruimte aan stagiaires van de opleiding orthopedagogiek, psychologie, SPH, MWD en Verpleegkunde.

Uit het interview met Wenda hebben we begrepen dat je een balans moet vinden tussen betrokkenheid met (het verhaal

van) de kinderen en grenzen stellen voor eigen bescherming; een antinomie. Als medewerker van de afdeling Wilster moet je sterk in je schoenen staan. Het mag duidelijk zijn dat het werken met deze kinderen niet voor iedereen is weggelegd!

“Hoe eerder een kind

weer terug kan naar

de eigen leefomgeving,

hoe beter.”

Page 18: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 34 35 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

Tekenatelierdoor: Marja Schouten, Kees Buma en Irene Poort

“Tekenen is een natuurlijke manier om dat wat innerlijk leeft en belangrijk is, naar

buiten te brengen en te laten zien.”

Een tekening maken over wat je fijn vindt of juist moeilijk, een kleur kiezen

die goed bij je gevoel past, met je handen door dikke klodders verf smeren, klei tegen de muur gooien...het kan en mag in het Tekenatelier. Je hoeft niet goed te kunnen tekenen of te boetseren; creatieve therapie is voor iedereen. Gevoelens, problemen en oplossingen worden zichtbaar. Dit is verhelderend maar kan ook confronterend zijn.

Johanna Hemstra begeleidt in haar praktijk ‘Het Tekenatelier’ kinderen en volwassenen in het bereiken van bepaalde doelen. Bijvoorbeeld het goed omgaan met faalangst bij de Citotoets, meer

zelfvertrouwen hebben of het verwerken van een sterfgeval. Door middel van creatieve therapie gaat Johanna samen met de cliënt aan de slag met de hulpvraag. Bij de intake maakt het kind een begintekening, een ‘heelbeeld’. Het kind tekent waar het van opknapt (zijn hulpbronnen), wat zijn talenten zijn, wat het moeilijk vindt (waar het op afknapt) en hoe het de toekomst ziet. In het midden van de tekening een zelfportret. Deze tekening is een manier van bevragen en geeft al veel informatie en inzicht. Ook wordt gekeken naar de ‘tekentaal’; gebruikt het kind kleur of is het allemaal grijs? Tekent het kind een stokpoppetje terwijl het al 14 jaar oud is? Durft het kind wel te tekenen of heeft het een weerstand om bepaalde dingen op papier te zetten? Dit vormt de basis voor verdere therapie. De therapeut ziet bepaalde dingen die opvallen in een tekening en door middel van praten en/

of andere creatieve opdrachten wordt daar dieper op in gegaan. Het is niet de therapeut die bepaalt wat iets betekent maar de therapeut helpt cliënten om inzicht te krijgen, om zelf te ontdekken wat ze voelen, denken, willen of nodig zijn. En vervolgens ook welke stappen ze kunnen ondernemen om hun doelen te bereiken. Creatieve therapie werkt vanuit een holistische benadering waarbij de hele mens wordt aangesproken; lichamelijke, emotionele, mentale en spirituele kanten komen aan bod. Het kind wordt serieus genomen en niets is raar; als een kind iets aangeeft wordt dat niet van de tafel geveegd als zijnde onbelangrijk. Het is belangrijk dat het kind zich veilig voelt en zich vrij kan uiten. Bij de intake zijn de ouders nog wel aanwezig maar daarna niet meer. Op die manier kan een kind dingen uiten die het in bijzijn van ouders misschien onderdrukt. Wel krijgen de ouders een kort verslag van elke sessie, maar als het kind niet wil dat bepaalde dingen in dat verslag komen wordt dat gerespecteerd.

Creatieve therapie is voor iedereen maar is in het bijzonder geschikt voor kinderen die moeite hebben met zich verbaal te uiten. Bijvoorbeeld bij een autistische stoornis of kinderen die slechthorend zijn. Met het kiezen van het materiaal is het belangrijk rekening te houden met het kind en de situatie. Het is bekend dat klei voor een kind met een autistische stoornis bij aanvang van de therapie een onveilig materiaal kan zijn. Die kinderen hebben behoefte aan structuur en klei kan als bedreigend ervaren worden. Als een kind veel woede in zich heeft is het goed om voor krachtige materialen te kiezen zoals bijenwaskrijt.

Als hulpverlener is het belangrijk dat je een professionele houding hebt. Je bent tijdens een sessie intensief met iemand bezig en soms komen er hele heftige dingen naar boven. Ook als hulpverlener kun je dat soms niet zo maar loslaten. Het kan heel moeilijk zijn als bijvoorbeeld iemand met depressie heel diep in zijn emoties gaat...

ook als hulpverlener weet je niet van te voren hoe diep iemand zal gaan voordat hij weer bergopwaarts gaat. Het is belangrijk dat je tijdens de sessie er voor de cliënt bent, maar daarna ook los kunt laten. Johanna houdt hier ook op een praktische manier rekening mee door tijd tussen de sessies in te plannen om zelf even te kunnen ontspannen, maar ook om het tekenatelier weer op te ruimen, zodat het gereed is voor de volgende cliënt.

Op de vraag of ze ook een advies heeft voor toekomstige pedagogen antwoordde Johanna dat het als hulpverlener belangrijk is goed zicht te krijgen op je eigen geschiedenis en probeert zo onbelast mogelijk in je beroep te staan. Op die manier kun je overdracht (als cliënt oude gevoelens overdraagt op hulpverlener) en tegenoverdracht (als hulpverlener eigen oude (kind)gevoelens overdraagt op de cliënt) voorkomen.

Tot slot zijn we ook zelf nog even aan de slag geweest...Een tekening om weer te geven wat we van het interview en de tijd in het Tekenatelier vonden; kies een kleur die je gevoel weer geeft en tekenen maar! Tijd om uitgebreid op de tekening in te gaan was er helaas niet, maar het was wel een vrolijk geheel!

Voor meer informatie: www.hettekenatelier.nl

Page 19: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 36 37 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

Fier Fryslândoor Sonja de Groot en Jitske Ferdinands

Geweld is er in verschillende vormen en maten. Niet alleen daders en

slachtoffers zijn hier de dupe van, maar ook omstanders (vaak kinderen). Denk hierbij aan grensoverschrijdend gedrag, huiselijk en eer-gerelateerd geweld, kindermishandeling, gedwongen prostitutie en (inter)nationale mensenhandel. Alle getroffen mensen hebben een plek nodig om te verwerken wat er is gebeurd. Hiervoor is Fier Fryslân.

Fier Fryslân is een expertise- en behandelcentrum op het gebied van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Fier werkt hierin niet alleen, maar zo veel mogelijk samen met andere partijen om intersectorale zorgprogramma’s te creëren. Fier werkt systeemgericht. Dit houdt in dat de hulpverleners niet alleen kijken naar de cliënt, maar ook naar de omgeving van deze cliënt. Een bijkomend voordeel is tevens dat alle onderdelen bekeken worden en dat er niet verschillende zorgcoördinatoren met één huishouding aan de gang zijn. Met andere woorden, waar professionele ondersteuning noodzakelijk is, geldt: één huishouding, één plan, één professional.

Fier werkt op verschillende terreinen en stelt de cliënt centraal. De organisatie biedt zorg aan die specifiek is voor de cliënt. Zij ontleent haar identiteit niet meer aan een bepaalde sector, maar laten het lineaire sector-denken los. Dit zorgt voor een paradigmawisseling. Fier biedt bijvoorbeeld vrouwenopvang aan, maar is geen vrouwenopvang. Men biedt jeugdzorg aan, maar valt niet onder deze noemer. De hulpverlening die de professionals bieden is geïntegreerd: een samenspel van psychosociale begeleiding en diverse behandelvormen binnen een multidisciplinaire samenwerking.

Daarnaast is veiligheid van wezenlijk belang bij Fier. De hulpverleners hanteren een standaardkader die de basisveiligheid bewaakt, daarnaast respecteren zij de individuele interpretatie van veiligheid van de cliënt.

Elisabeth Wijbenga werkt bij Fier. Elisabeth coördineert alle aanvragen m.b.t. voorlichting, scholing en trainingen. Zij houd zich ook bezig met de planning en houdt intakes. Daarnaast geeft ze zelf trainingen en voorlichtingen over de mogelijkheden van preventieve aanpak. De preventieve aanpak die Fier zoveel mogelijk probeert na te streven is tevens één van de redenen dat Elisabeth bij Fier is gaan werken. Daarnaast vind ze dat het een uitdagende organisatie is waar veel gebeurt en de brede doelgroepen van Fier heeft haar interesse.

Elisabeth vertelt dat er altijd ontwikkelingen in de maatschappij en de wetenschap spelen en Fier streeft er naar om hierop in te spelen. De professionals werken mee in verschillende onderwijsactiviteiten, verzorgen interne en externe trainingen en doen mee aan (wetenschappelijke) onderzoeken. Dit alles om een kwaliteitsontwikkeling van hulpmogelijkheden te creëren en te zorgen voor een juiste professionaliteit.

Een voorbeeld van zo’n ontwikkeling is “de garaasje” in combinatie van “gecellig”. “De garaasje” is een nieuw centrum voor slachtoffers van kinder- en mensenhandel. De bouw hiervan is afhankelijk van sponsoren. Daarom wordt de actie “gecellig” gehouden. Tachtig mensen laten zich volledig vrijwillig en rechtenvrij vierentwintig uur lang opsluiten in de cellen van de Blokhuispoort (oude gevangenis van Leeuwarden). Via hun

eigen netwerk op de sociale media kunnen ze rechten krijgen als het sociale netwerk deze rechten koopt, waarbij het geld ten goede komt voor de bouw van het centrum. Twee andere ontwikkelingen die bij Fier spelen, komen tot uiting in een tweetal boeken dat uitgegeven wordt. Het eerste boek heet: “Kinderen mij een zorg” en gaat over de “civil society”. En het tweede boek is “wie zijn de meiden van Asja”. Dit gaat in op de problematiek van meiden die slachtoffer zijn geworden van loverboys, de opvang van deze meiden, hun achtergrond en de hulpverlening.

Zoals te lezen is in dit artikel en op de website van Fier (www.fierfryslân.nl) is de organisatie groot en veelzijdige die

geweld in afhankelijkheidsrelaties op een breed vlak probeert te voorkomen. Toch is er een goede samenhang in de organisatie. Volgens Elisabeth dit mede te danken aan regelmatig overleg tussen de professionals, de kwaliteitsmedewerkers die Fier in dienst heeft, interne audits en evaluatiegesprekken die gehouden worden. Fier wil door blijven gaan om te zorgen voor de slachtoffers van geweld, het bieden van een veilige basis en het langzaam later terugkeren van deze mensen in onze huidige maatschappij.

“één huishouding,

één plan,

één professional”

Page 20: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 38 39 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

Pedagogische zorg in het kinderziekenhuis

Op maandag 11 maart 2013 bezoeken wij, Anneke Hesseling en Bianca Rust,

het Beatrix Kinderziekenhuis in het UMCG te Groningen. Wij hebben om 10 uur in de ochtend een afspraak met mevrouw Mirjam van Gent, het hoofd pedagogische zorg van het kinderziekenhuis. Zij blijkt een goedlachse dame die ons ontvangt bij de hoofdingang. We wandelen door de bedrijvige ´dorpsstraat´ tot het einde, waar een flink paars met roze theater voor ons opdoemt, compleet met grote lampen en een podium in het midden. Mirjam vertelt dat hier elke week wel iets leuks plaatsvindt, om de kinderen de nodige afleiding te bieden, met als hoogtepunt de bingo. De speelse, gekleurde letters boven de polikliniek lopen we voorbij, we gaan via het trappenhuis naar Mirjams domein.

In de gangen op de afdelingen zien we vrolijke schilderijen van waterdieren in cartoonstijl en fel gekleurde ballonnen. Ondanks het feit dat het een ziekenhuis blijft, zie je de moeite die er is gedaan om aan te sluiten bij de belevingswereld van de kinderen. De afdelingen blijven verder uit het zicht, ziek zijn is geen zaak voor pottenkijkers. Dan arriveren we in een klein kantoortje dat Mirjam deelt met een collega. We nemen plaats en krijgen een kopje thee. Voor we de eerste vraag kunnen stellen begint Mirjam al enthousiast over haar carrière in de pedagogiek te vertellen.

Loopbaan

Zij begon met inrichtingswerk (nu SPH), in haar geval een speciale variant met veel expressieve vakken. Daarna heeft

Mirjam Pedagogiek aan SPO gevolgd, maar is hier na zes maanden mee gestopt omdat zij de opleiding te theoretisch vond. Hierna kwam zij in een medisch kinderdagverblijf terecht (medisch, maar vooral gedragsproblematiek, wat nu Elker is) en vervolgens in een pleeghuis van de kinderbescherming, waar de kinderen nog werden geslagen en ze daarom gauw vertrok. Een regulier kinderdagverblijf voelde daarna als een verademing: gezonde kinderen met een normale ontwikkeling, wat een vrolijkheid! Mirjam werkte eerst op de groep, later als interim manager op verschillende locaties. Ze heeft nog een gastouderbureau gerund, waar ze leuke collega's had, maar het werk te administratief vond. Hierna kwam ze bij het Beatrix kinderziekenhuis in dienst. Haar huidige functie 'hoofd pedagogische zorg' moest toen nog ontwikkeld worden. Mirjam vertelt verder in antwoord op onze vragen hieronder.

Functie pedagoog

Voordat de functie van pedagoog ontstond werden er al door ' aardige dames', bijvoorbeeld afkomstig uit het onderwijs, spelletjes met de kinderen gedaan in het ziekenhuis om de kinderen te amuseren. Ook nu nog is spel aanbieden een belangrijke functie, maar nu met specifieke doelen: ter voorbereiding op onderzoeken en operaties en om de ontwikkeling van het kind op gang te houden. Pedagogische zorg is een ondersteunende dienst. Op elke van de zes afdelingen werkt iedere dag één pedagogisch medewerker (PM), welke in acht uur veertien bedden bedient. Qua rooster valt de

Door Anneke Hesseling en Bianca Rust

PM onder verantwoordelijkheid van het afdelingshoofd, inhoudelijk is Mirjam verantwoordelijk.

De dagindeling bepaalt de PM in samenwerking met de regieverpleegkundige, al naar gelang de hulpvraag van de kinderen op de dag zelf. Het gaat hier om het combineren van vraaggericht en aanbodgericht werken. Prioriteiten stellen is belangrijk in verband met de minimale bezetting. Voorbereiding op onderzoek/operatie en stressreductie (bijvoorbeeld tijdens het aanbrengen van een infuus) staan hoog op de prioriteitenlijst. Belangrijk is dat de PM een situatie (nieuw kind bijvoorbeeld) snel kan inschatten. Eenmaal per dag is er een vast speelmoment, zonder ouders, in de speelruimte. Kinderen kunnen dan onder elkaar zijn. Aansluitend wordt er gezamenlijk geluncht met de kinderen die dit aankunnen.

Specialisaties, leeftijdsgroepen

Iedere PM werkt vast op een afdeling, maar is breed kundig en inzetbaar. Elke

PM moet kunnen omgaan met kinderen van 0-18 jaar, in alle soorten en maten. Alle kinderen uit de maatschappij kunnen immers in het ziekenhuis belanden. Er zijn elf PM's en zes afdelingen, ieder werkt drie dagen. Uiteraard zijn de pedagogisch medewerkers van de afdeling oncologie wel meer kundig op het gebied van kanker dan die van de afdeling cardiologie of neonatologie en andersom. Maar iedereen kan invallen en bijspringen, wat wel nodig is met de krapte van het aantal medewerkers door de bezuinigingen waar het ziekenhuis mee kampt.

Het bewaken van de ontwikkeling van het kind

De voorbereiding van kinderen op dat wat ze meemaken in het ziekenhuis is van groot belang. Het ontwikkelen van angsten ligt op de loer, evenals het terugvallen in ontwikkeling, zoals het plotseling niet meer zindelijk zijn. Vaak komt dit wel weer goed wanneer kinderen de moeilijke en spannende situatie van een opname of operatie achter de rug hebben. Het kan een kwestie van tijd zijn

Page 21: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 40 41 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

en de terugval kan beter geaccepteerd worden dan dat de nadruk hierop wordt gelegd. De pedagogen leggen zoveel en zo precies mogelijk uit wat er gaat gebeuren voor een ingreep of opname. Dit helpt kinderen in het verwerkingsproces en om angstgevoelens zoveel mogelijk te reduceren. Lastig hierbij is het magisch denken van jonge kinderen tot een jaar of acht, in hun hoofden ontstaan soms de wildste fantasieën. Belangrijk is ook dat de ouders blijven opvoeden, zeker bij een langdurige opname van hun kind. Bestraling heeft bijvoorbeeld als gevolg dat het IQ van een kind afneemt en medicatie kan motorische problemen opleveren. Deze veranderingen zijn pittig, maar mogen het opvoeden niet in de weg komen te staan. De educatieve voorziening staat overigens los van de pedagogische zorg.

Omgaan met de ellende en gemotiveerd blijven

Er is uiteraard een hoop ellende in het ziekenhuis. In beginsel moet de PM natuurlijk geschikt zijn voor het werk, het is niet voor iedereen weggelegd. Daarbij

moet de PM zijn/haar professionaliteit bewaken en een zekere afstand houden. De echte ellende ligt immers bij de naasten van het kind en het kind zelf. Wanneer er heftige dingen gebeuren, en die gebeuren regelmatig, dan heb je het daar met elkaar over. Op de afdeling, met de artsen en verpleegkundigen, maar ook binnen het team PM. Dit gebeurt niet structureel, maar op de momenten waarop er behoefte ontstaat. Toch, als je als PM het werk 'mee naar huis neemt' en na twee jaar bijvoorbeeld nog steeds met verdrietige gevoelens kampt, dan moet je je afvragen of het werk wel bij je past.

Begeleiding van het gezin van het zieke kind

Het hele gezin wordt meegenomen in de zorg. Dit gebeurt volgens protocol. Hierin wordt precies beschreven op welke momenten en op welke manier het gezin betrokken wordt. Een ziek kind gaat het hele gezin aan en zijn/haar ziekte heeft veel effect op alle gezinsleden. Iedereen voorbereiden op wat er komen gaat is daarom erg belangrijk. Broertjes en zusjes kunnen net als het zieke kind

zich van alles in het hoofd halen, dus duidelijkheid en openheid van zaken rondom de behandeling van het zieke kind is geboden. Ouders mogen 24 uur per dag, zeven dagen in de week bij hun kind zijn. Meestal slaapt één ouder bij het kind op de afdeling. Bij een langdurige opname bivakkeren ouders vaak in het Ronald McDonaldhuis in de buurt van het ziekenhuis.

Scholing van de pedagogisch medewerkers

Scholing is een hot issue op dit moment. Via een landelijk overleg tussen UMC's wordt gekeken en gezocht naar geschikte (bij)scholing. Er is weinig aanbod. En wat er is, is vaak in het westen van het land. Op dit moment biedt Hoge School Utrecht bijvoorbeeld "trauma' s in het het spel" aan. Binnen het team wordt kennis uitgewisseld en er zijn lezingen binnen het UMCG die de PM kan bijwonen. Daarnaast kunnen er klinische lessen (door artsen, psychologen, maatschappelijk werk, enz.) worden aangevraagd bij behoefte aan kennis omtrent een bepaald onderwerp. Er zijn geen verplichte trainingen en de animo voor scholing verschilt sterk per PM. Een eigen actieve houding is gewenst, om pedagogische ontwikkelingen te volgen. De praktijk is de beste leerschool, brede ervaring een pre. Momenteel speelt het registreren als pedagoog in de beroepsgroep (vergelijkbaar met BIG registratie van een verpleger). Om geregistreerd te blijven moet de PM dan een aantal scholingspunten per jaar halen, scholing moet zelf opgepakt worden.

Pedagogische visie

Het team pedagogische zorg werkt vanuit een zelf ontwikkelde visie. Deze visie geldt niet ziekenhuis-breed, wat wel wenselijk zou zijn.

Tot slot

Voordat wij het ziekenhuis weer verlaten willen we graag van Mirjam weten wat zij een aankomend pedagoog mee zou willen geven. Ze adviseert om vooral brede werkervaring op te doen, mocht je in een kinderziekenhuis aan de slag willen gaan. Vanuit een wezenlijke, oprechte interesse in kinderen moet je leeftijdsadequaat kunnen werken. Je moet iets kunnen en durven aangaan met het kind, in korte tijd. Creatief, out of the box denken is daarbij van belang.

“Lastig hierbij is het magisch denken

van jonge kinderen tot een jaar of acht,

in hun hoofden ontstaan soms de wildste

fantasieën."

Page 22: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 42 43 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

“Ook neonazi’s gaan Overstag” Jongeren tussen wal en schip

De jongeren uit de doelgroep van Overstag Uitvoering gaan niet naar

school, krijgen en hebben geen werk, zijn meestal verslaafd aan soft- en/of hard drugs en alcohol en vaak hebben ze financiële problemen en/of schulden. Daarbij hebben ze doorgaans relationele problemen en sommige jongeren hebben een stoornis die niet gediagnosticeerd is, omdat ze zorg mijden. De helft van de jongeren heeft een strafblad en een aantal heeft al in de gevangenis gezeten. Het zijn jongeren in het Noordoosten van Groningen die tussen wal en schip vallen. “Wat zou jij als hulpverlener zeggen tegen een jongen van 23 die een hakenkruis getatoeëerd heeft op zijn nek?” vraagt Geert Spieker. Na lang nagedacht te hebben, besloot ik toch de jongere ernaar te vragen waarom hij op deze manier door het leven ging. Geert vertelde hierop dat hij nooit met de jongeren sprak over levensovertuigingen of slechte dingen die ze hebben gedaan in hun leven. Dit is één van de grote verschillen, wanneer je de aanpak van Geert Spieker vergelijkt met die van anderen. En één van de redenen waarom zijn aanpak wel werkt bij het uit bed krijgen van de jongeren. Hij oordeelt niet over de jongere of over het gedrag van de jongere.

Het team van Overstag Uitvoering bestaat uit drie jagers, begeleiders sporttrainers. De jagers zorgen ervoor dat de jongeren gebeld worden zodat ze op tijd naar school, werk of stage gaan. In sommige gevallen gaan de jagers bij de jongeren langs om ze op het juiste adres af te leveren. Het doel is om de jongeren structuur te geven, zodat ze motivatie

opbouwen om een plaats te krijgen in de maatschappij. Het krijgen van een plaats in de maatschappij is een van de moeilijkste taken die Geert op zich heeft genomen. “Wie wil er nou een ex-dealer in zijn bedrijf hebben werken?” Onlangs heeft Geert een jongen alle deuren en sommige muren laten schilderen. Dit lijkt misschien vreemd, maar dit doet Geert om hem van de straat te houden, zodat de jongere in kwestie geen tijd heeft om narigheid uit te gaan halen. Als de jongeren een drukke dagbesteding hebben, worden ze moe en hebben ze geen zin om ook nog tot diep in de nacht rotzooi te gaan trappen, zo is de redenatie. Het behandelen van de jongeren laat Geert over aan andere hulporganisaties.

“Wat maakt nou dat de jongere door de jager wel uit bed komt, maar door een andere hulpverlener soms niet?” Geert geeft aan dat het in de eerste plaats gaat om een bepaald overwicht. De jagers zijn allemaal groot van stuk en worden door hem op basis van een bepaalde uitstraling gekozen om te werken bij Overstag Uitvoering. Op de tweede plaats is Geert een heel bekend fenomeen in het Noorden met de nodige bagage. Hij is hooligan geweest bij FC Groningen, al jarenlang raadslid in Groningen en ook projectleider van jongerenwerk. In de derde plaats tekent de jongere een overeenkomst met Overstag Uitvoering. Hierin staat een aantal regels, waaronder het op tijd komen op school, werk, stage of andere dagbestedingen. Gebeurt dit niet, dan geeft Geert niet alleen aan dat de uitkering wordt stop gezet, maar na een uur stopt de uitkering ook daadwerkelijk of gaat deze met 20% naar beneden. Met verschillende gemeenten heeft Overstag Uitvoering een overeenkomst gesloten,

Door Aukje te Boekhorst en Yvonne de Boer

zodat het beëindigen van de uitkering als machtsmiddel kan worden ingezet. Op deze manier houdt Geert de jongere van de straat en bouwen ze structuur op. Alle andere hulporganisaties hebben deze middelen niet en als het contact met de jongere stagneert, schakelen ze Overstag Uitvoering in. Overstag Uitvoering is een soort vangnet voor jongeren die door andere hulporganisaties niet meer te helpen zijn. “Klopt inderdaad, maar er zijn helaas ook jongeren die helemaal niet neer te helpen zijn,” zegt Geert met een diepe zucht. Soms is het intelligentieniveau zo laag, dat Overstag Uitvoering geen structuur kan opbouwen met de jongere. Er moet dan vastgesteld worden dat de jongere in een gesloten inrichting komt. Voor het vaststellen wordt een psycholoog ingehuurd. Een dergelijke jongere is een gevaar voor zichzelf en zijn omgeving. Verkrachters kan Geert niet helpen, omdat hij daar niet mee om kan en wil gaan. Daarbij, als verkrachters in de groep komen wordt dat niet geaccepteerd door de andere jongeren. De jongeren kunnen hierdoor het vertrouwen in Geert verliezen, terwijl de vertrouwensband juist een voorwaarde is om de jongeren die tussen wal en schip vallen te kunnen helpen. Het opbouwen van deze band is één van de sterke kanten van Geert.

Overstag Uitvoering is op dit moment bezig om alle jongeren te diagnosticeren, omdat ze meestal zorg mijden. Geert gaat eerst zelf in gesprek met de jongere. Tijdens het gesprek geeft Geert aan dat hij geen verstand heeft van wat de jongere hem vertelt, maar dat hij iemand in dienst heeft die hem of haar wel kan begrijpen. Geert verlaat dan het gesprek, waarna de psycholoog verder praat met de jongere en zo een diagnose kan geven. Door laagdrempelig te blijven lukt het straks ook om de jongeren te diagnosticeren, naast het bieden van structuur. Dit, zodat ze de juiste hulp kunnen krijgen nadat ze overstag zijn gegaan.

Volgens onderzoek maakt 70% van de jongeren die bij Overstag Uitvoering zijn geweest geen gebruik meer van een uitkering. Ze verdienen een salaris of gaan weer naar school. De jongeren tot 27 jaar gaan een overeenkomst van negen maanden aan. Daarna worden ze overgedragen aan andere hulporganisaties, zodat ze ook behandeld kunnen worden. Bij de 30% die niet overstag is gegaan, is de uitkering gestopt. Een aantal van deze jongeren is in de gevangenis beland of heeft zelf de uitkering opgezegd.

Page 23: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013 44 45 SPO Pedagogiek 2 Werkveldkrant 2012-2013

Toevluchtsoord GroningenDoor: Bianca Rust, Reina Dijkstra, Marjanne de Boer

We staan voor de ingang van Toevluchtsoord Groningen, waar we

een interview hebben met Hanneke Rus, Orthopedagoog / GZ Psycholoog.

Achter de druk bezochte Grote Markt in Groningen waar het leven dag en nacht door gaat, waar studenten ´s nachts feesten, waar ´s ochtends weer vroeg de marktkooplieden hun standplaats paraat maken schuilt een groot gebouw. Dit is Toevluchtsoord Groningen en biedt opvang en onderdak aan mishandelde vrouwen (en haar eventuele kinderen). “Ze ontvlucht op een avond met twee kleine kinderen halsoverkop haar huis, nadat ze jarenlang door haar man psychisch en fysiek is mishandeld. Het ergste van het ergste is haar overkomen. Die avond was er iets met haar dochtertje gebeurd, toen besloot ze dat ze meteen weg moest gaan voordat het te laat zou zijn.” Dit is een waargebeurd verhaal. Iedere vrouw (en haar eventuele kinderen) die vanwege een acute geweldssituatie onderdak nodig heeft kan hier 24 uur per dag terecht. Ze worden voor één nacht opgenomen of in het weekend voor maximaal drie nachten. Het kan soms voorkomen dat ze geen (slaap) kamers meer vrij hebben. In dit geval vormen ze een kantoor om tot een kamer waar de vrouw (en haar kinderen) met de nodige benodigdheden in ieder geval een veilig en warm onderkomen hebben om de nacht door te brengen. De volgende dag (of maandag) wordt dan gekeken naar mogelijkheden voor hulp en opvang in de eigen instelling of elders. Helaas is plaatsing in de eigen regio niet altijd mogelijk, vanwege een tekort aan plaatsen. Door een goede samenwerking met landelijke vrouwenopvangvoorzieningen beschikken

ze over een actueel overzicht van beschikbare plaatsen in het land. Hulp en begeleiding wordt gegeven door maatschappelijk werkers of sociaal pedagogische hulpverleners (HBO). Groepswerkers (MBO) verzorgen de activiteiten voor zowel vrouwen als kinderen, zij zijn het aanspreekpunt voor vragen over de gang van zaken in de opvang en bevorderen een veilig leefklimaat. Bij het binnen komen in Toevluchtsoord wordt er een fysieke check door de huisarts gedaan. De diagnostiek & behandeling wordt door gedragwetenschappers gedaan en de eerste praktische zaken als financiën, uitkering en zorgverzekering worden geregeld. Zodat ze zo snel mogelijk kunnen beginnen met de juiste behandeling en zorg die de vrouw (en haar kinderen) nodig hebben. Vrouwen die net binnenkomen zijn natuurlijk helemaal van slag. Ze hebben zoveel meegemaakt dat ze het vertrouwen in iedereen eigenlijk kwijt zijn. Het doel is voor ons als medewerkers dan ook dat ze hier tot rust komen en veiligheid vinden, dat ze weer eigenwaarde krijgen en zelfvertrouwen krijgen in hun eigen kunnen, dat ze voelen dat ze hier mogen zijn wie ze zijn. Vaak is dit een proces dat minimaal wel drie weken de tijd nodig heeft om de vrouwen zich veilig en thuis te laten voelen. Van daaruit proberen wij ze positieve ervaringen te laten opdoen, die ze meenemen in de toekomst. Elke vrouw beschikt met haar kinderen over een eigen (slaap) kamer. De woonkamer en keuken delen ze met drie vrouwen en hun eventuele kinderen. Voor kinderen van 0-4 jaar heeft Toevluchtsoord een kinderopvangvoorziening waar

de moeders afhankelijk van hun dagprogramma hun kinderen een aantal dagdelen van de week naar toe brengen. Kinderen van 4 jaar en ouder proberen ze zoveel mogelijk gewoon naar school te laten gaan. Toevluchtsoord Groningen heeft een goede samenwerking met de Borgmanschool te Groningen, waar ze kinderen het liefst zo snel mogelijk weer onderwijs willen laten volgen om zo ervoor te zorgen dat de kinderen een niet al te grote achterstanden oplopen. Helaas is dit niet altijd mogelijk en beschikt de Borgmanschool niet ten alle tijde voor een plaats in de klas waar het kind onderwijs kan volgen. In dit geval proberen ze kinderen met de capaciteiten die de medewerkers in huis hebben de kinderen zelf het nodige onderwijs bij te brengen. Tegenwoordig zijn er ook veel online lesprogramma’s voor schoolgaande kinderen, dit proberen ze op die manier de kinderen dan zoveel mogelijk aan te rijken. Bij binnenkomst bieden ze al snel allerlei activiteiten aan, met name Nederlandse les (60% van de vrouwen die hier binnenkomen zijn van buitenlandse afkomst, beheersen vaak niet tot nauwelijks de Nederlandse taal), computerlessen en weerbaarheidtrainingen worden er aan geboden. Daarnaast bieden ze op verschillende dagdelen buitenschoolse activiteiten aan voor de kinderen. Die soms met een therapeutische inslag zijn, soms met de nadruk op spel, sport en plezier.Toevluchtsoord werkt zowel oplossingsgericht als systeemgericht, waarbij ze met andere hulpverleners, alle leden van het gezin betrekken, ook de vaders en de mannen. Dit gaat tot nu toe erg goed. Dit is niet altijd even makkelijk, uiteindelijk is het wel heel belangrijk. Vaak heeft een verhaal twee kanten. Dit heb je ook uiteindelijk nodig om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. We zien toch dat een groot deel van de vrouwen weer

terugkeert naar de plek waar ze vandaan komen. Wel blijft het soms lastig geeft Hanneke Rus aan dat als je het verhaal van de vrouw hoort dat je niet te veel aan haar kant blijft staan. Vaak heeft de vader ook zijn eigen verhaal en problematiek en zijn het vaak alle omstandigheden die ervoor hebben gezorgd dat ze zo gaan handelen. Zo had Hanneke Rus een gesprek met een vader van een kind en een man van een vrouw die in Toevluchtsoord zaten. Aan de hand van de verhalen heb je vaak toch een beeld van iemand in je gedachten, dit beeld was zo anders dan Hanneke Rus had verwacht. De man die tegenover haar zat die helemaal van de andere kant van het land moest komen bleek maar een heel klein mannetje te zijn met een heel klein hart die in tranen voor haar zat. En eigenlijk niets liever wilde dan zijn kind weer te zien. Dat ie al deze ellende wou stoppen, om weer verder te kunnen gaan. Medewerkers krijgen natuurlijk te maken met hele heftige gebeurtenissen. De banden van alle medewerkers onderling zijn heel hecht, dit is ook wel nodig als je met zulke vrouwen en kinderen werkt, het hiërarchische idee is hier eigenlijk niet. Iedereen is gelijk en wil maar één ding en dat is klaar staan voor de vrouwen en kinderen die hier binnen komen. Onderling wisselen ze ook veel ervaringen met elkaar uit en ondersteunen ze elkaar in het nodige. Daarnaast biedt Toevluchtsoord Groningen de medewerkers een training secundaire traumatisering aan voor alle medewerkers.

Page 24: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn

“Education is the most powerful

weapon which you can use to change

the world.”

Nelson Mandela

Page 25: “Erziehung ist - SPOspo-groningen.nl/wp-content/uploads/2012/08/Werkveldkrant-SPO-2013.pdfeen nieuwe groep studenten aan een werkveldoriëntatie begonnen. Met veel enthousiasme zijn