3
ECONOMISCHE NALEZINGEN. Kosten van het levensonderhoud. De daling in de kosten van het levensonderhoud, welke zich in Nederland sedert September 1920 onafgebroken heeft voort- gezet, is blijkens de Amsterdamsche gezinnen-statistiek van De- cember 1.1. voortoopig tot staan gekomen. Her Statistische Bureau constateerde van September 1922 tot December 1922 een lichte stijging, n.I. van 0.9 %. Desniettemin is het leven vanaf den duursten.tijd toch nog 24.3 % goedkooper geworden. Dit resultaat klopt vrijwel met de becijferingen, welke sedert December 1920 door her Haagsche Gemeentelijke Bureau voor de Statistiek worden gemaakt. Dit Bureau geeft aan, dat de kosten van het levensonderhoud van December 1920 tot December 1922 met 20.6 % zijn gedaald. Daar de Haagsche Statistiek in December 1920 werd begonnen, moet men, om een vergelijking te kunnen maken, de daling van de kosten van het levensonderhoud van September tot December 1920 van de Amsterdamsche statistiek, n.I. 3.4 %, nog bij de Haagsche uitkomst optetlen. Doer men dit, dan komt men voor de Haagsche statistiek tot een daling van precies 24 %, wat vrijwel met het Amsterdamsche cijfer van 24.3 % overeenkomt. Men heeft van arbeiderszijde dikwijls tegengeworpen, dat deze uitkomsten een te scherpe daling a,~ngeven, omdat de huishuur gemiddeld meer zou zijn gestegen dan in de statistiek tot uiting komt. Bij de kolossale verschillen, die tegenwoordig door de Huurwetten in de huren der arbeiderswoningen bestaan, is dit inderdaad een moeilijke aangelegenheid. Toch is deze bewering van arbeiderszijde niet juist. De Amsterdamsche statistiek b.v. gaf in September 1922 een stijging in de post huishuur van 30.7 %. Gelijk men weet, wordt dit cijfer berekend uit de opgaven, die door een dertigtal arbeiders- gezinnen aan bet Statistisch Bureau worden verstrekt. Inlich-

Economische Nalezingen

  • Upload
    r

  • View
    213

  • Download
    1

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Economische Nalezingen

ECONOMISCHE NALEZINGEN.

Kosten van het levensonderhoud.

De daling in de kosten van het levensonderhoud, welke zich in Nederland sedert September 1920 onafgebroken heeft voort- gezet, is blijkens de Amsterdamsche gezinnen-statistiek van De- cember 1.1. voortoopig tot staan gekomen. Her Statistische Bureau constateerde van September 1922 tot December 1922 een lichte stijging, n.I. van 0.9 %. Desniettemin is het leven vanaf den duursten.tijd toch nog 24.3 % goedkooper geworden.

Dit resultaat klopt vrijwel met de becijferingen, welke sedert December 1920 door her Haagsche Gemeentelijke Bureau voor de Statistiek worden gemaakt. Dit Bureau geeft aan, dat de kosten van het levensonderhoud van December 1920 tot December 1922 met 20.6 % zijn gedaald. Daar de Haagsche Statistiek in December 1920 werd begonnen, moet men, om een vergelijking te kunnen maken, de daling van de kosten van het levensonderhoud van September tot December 1920 van de Amsterdamsche statistiek, n.I. 3.4 %, nog bij de Haagsche uitkomst optetlen. Doer men dit, dan komt men voor de Haagsche statistiek tot een daling van precies 24 %, wat vrijwel met het Amsterdamsche cijfer van 24.3 % overeenkomt.

Men heeft van arbeiderszijde dikwijls tegengeworpen, dat deze uitkomsten een te scherpe daling a,~ngeven, omdat de huishuur gemiddeld meer zou zijn gestegen dan in de statistiek tot uiting komt. Bij de kolossale verschillen, die tegenwoordig door de Huurwetten in de huren der arbeiderswoningen bestaan, is dit inderdaad een moeilijke aangelegenheid. Toch is deze bewering van arbeiderszijde niet juist.

De Amsterdamsche statistiek b.v. gaf in September 1922 een stijging in de post huishuur van 30.7 %. Gelijk men weet, wordt dit cijfer berekend uit de opgaven, die door een dertigtal arbeiders- gezinnen aan bet Statistisch Bureau worden verstrekt. Inlich-

Page 2: Economische Nalezingen

158

tingen, welke ik bij de Huurcommissie inwon, toonden mij aan, dat een verhooging van tegen de 30 % de basis vormde, waarop de Huurcomndssie op dat oogenblik de huren bepaalde. Waaruit bleek, dat de statistiek een juist cijfer had genomen.

Ook op andere wijze kon ik mij hog hiervan overtuigen. Bij de besprekingen tusschen werkgevers en werknemers over het loon, wordt door de arbeiders eveneens telkens naar voren gebracht, dat de statistiek alleen met de huren van ottde wonigen rekent, en niet met de zooveel hoogere huren van pasgebouwde nieuwe woningen. Ook dit is niet juist. Van de dertig gezinnen, waarop her Amsterdamsche Bureau zich baseert, zijn er twee genoodzaakt geweest zeer dure nieuw gebouwde woningen te betrekken, d.i. 6.6 % der gezinnen. Uit een opgave welke her Amsterdamsche Bureau van den Woningdienst mij in her vorige jaar verstrekte, bleek, dat Ol9 een getal van 111.438 aan Amsterdamsche arbeiders- woningen 6875 tot de nieuw-gebouwde behoorden, dus 6 . 1 % . De invloed van die nieuw gebouwde arbeiderswoningen komt dus eerder te veel dan te weinig in de statistiek tot uitdrukking.

AI mogen wij derhalve aan de Amsterdamsche statistiek veel waarde toekennen en al is zij een onndsbare factor geworden bij de besprekingen over her loon, dit neemt niet weg, dat de Haag- sche statistiek op de Amsterdamsche voor heeft, dat zij ook de betastingen in het budget heeft verwerkt. Wanneer de teiders van werkgevers en werknemers bij hun besprekingen over her loon de statistiek raadplegen, dan geeft de belastingkwestie voort- durend moeilijkheden. Her is daarom te betreuren, dat de Amster- damsche statistiek niet met de belastingen rekent. Ik zal niet ontkennen, dat daaraan moeilijkheden zijn verbonden. Zoo is het niet gemakkelijk een juiste vergelijkings-basis te vinden, omdat de belastingtarieven voortdurend veranderen. Daar komt bij dat het feit dat de arbeider meer belasting moet betalen omdat hij een hooger refiel inkomen is gaan verdienen, in de statistiek na- tuurlijk niet als een factor van duurder levensonderhoud mag gelderl. Bovendien zijn bij den achterstand, die bij de belastingen heeft geheerscht, de data van invordering practisch ieder jaar ver- schillend. Ook dit geeft moeilijkheden. Maar her is toch v66r alIes zaak dat een statistiek, die vooral voor het practisch-economisch leven wordt gemaakt, geheel aan de gestelde eischen voldoet. En dat doer de Haagsche statistiek op het punt der belasting-kwestie wel en de Amsterdamsche niet.

Page 3: Economische Nalezingen

159

Van belang is het nog er op te wijzen, dat de Amsterdamsche statistiek leert, dat bijna geen enkel artikel zoo zeer in prijs is gedaald als de kleeding en het schoeisel: n,I. resp. 46 en 40 %. Daar de uitgaven voor kleeding en schoeisel tezamen een zeer belangrijke post op her budget vormen ( ~ 20 %) is de prijs- daling van deze artikelen van groote beteekenis geweest; Onge- twijfeld heeft de Duitsche valuta-concurrentie daartoe in belangrijke mate bijgedragen. Het ts zeker noodzakelijk dit rustig te overwegen, alvorens op den aandrang van de Nederlandsche confectie- en schoenfabrikanten om den Duitschen invoer onmo- gelijk te maken, wordt ingegaan.

v . R .