134
Freddy Horion: een biografie over een zesvoudige moordenaar Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (00603625) Vanackere Soetkin Academiejaar 2009-2010 Promotor : Commissarissen : Prof. Dr. Tom Decorte Prof. Dr. Brice Deruyver Lic. Maarten Van De Velde

Freddy Horion: een biografie over een zesvoudige moordenaar · 2011. 2. 19. · Thomas en Florian Znaniecki. In hun werk “The Polish Peasant in Europe and America”5 illustreren

  • Upload
    others

  • View
    5

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

  • Freddy Horion: een biografie over een zesvoudige moordenaar

    Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen

    door (00603625) Vanackere Soetkin

    Academiejaar 2009-2010

    Promotor : Commissarissen : Prof. Dr. Tom Decorte Prof. Dr. Brice Deruyver Lic. Maarten Van De Velde

  • I

    Trefwoorden

    Kwalitatief onderzoek

    Casestudy

    Freddy Horion

    Zesvoudig moordenaar

    Socio-culturele omgeving

    Life-events

  • II

    Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische wetenschappen

    Ondergetekende,

    VANACKERE SOETKIN 00603625

    geeft hierbij aan derden,

    zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of

    leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen,

    [de toelating] [geen toelating]

    om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien

    beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts

    zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden.

    Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de

    masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden

    onmiddellijk na het titelblad.

    Datum: 13/08/10

    Handtekening:

  • III

    Woord vooraf

    Deze masterproef werd geschreven in het kader van het behalen van mijn masterdiploma

    criminologische wetenschappen aan de Universiteit Gent. Zonder de hulp van enkele mensen

    zou deze niet tot stand kunnen gekomen zijn, ik wil hun dan ook mijn oprechte dank

    aanbieden.

    Eerst en vooral wil ik mijn promotor Prof. Dr. Tom Decorte bedanken voor zijn hulp,

    begeleiding en vaak kritische maar terechte aanmerkingen. Mijn commissarissen Prof. Dr.

    Brice De Ruyver en Lic. Maarten Van de Velde bedank ik voor het lezen en beoordelen van

    mijn thesis. Graag bedank ik ook Bart Vosters en Tony Van Parijs voor hun tijd.

    Daarnaast gaat mijn dank uit naar mijn meter voor het nalezen van mijn masterproef en mij

    steeds met raad bij te staan. Ook mijn ouders wil ik graag bedanken voor hun

    onvoorwaardelijke steun en mij steeds te steunen in alle keuzes die ik maakte. Mijn vriend

    Ward dank ik voor de technische steun, zonder hem was mijn computer waarschijnlijk

    meermaals aan diggelen gesmeten. Verder dank ik iedereen die bereid was mij moed in te

    spreken wanneer de masterproef me te veel werd!

    Vanackere Soetkin

    13 augustus 2010

  • IV

    Inhoudsopgave

    Inleiding: probleemstelling en onderzoeksvragen ................................................................. 1

    Freddy Horion ........................................................................................................................ 1

    Biografische methode ............................................................................................................. 2

    Onderzoeksvragen .................................................................................................................. 4

    HOOFDSTUK 1: Theoretisch kader ...................................................................................... 6

    1.1 Ontwikkeling van de biografische methode ..................................................................... 6

    1.1.1 De Chicago School ................................................................................................... 7

    1.1.2 The Polish Peasant in Europe and America ............................................................... 8

    1.1.3 The Jack-Roller ........................................................................................................ 10

    1.1.4 Andere voorbeelden ................................................................................................ 12

    1.1.5 Overheersing van de kwantitatieve onderzoeksmethoden ...................................... 14

    1.1.6 Het biografisch onderzoek vandaag ......................................................................... 16

    1.2 De casestudy vandaag .................................................................................................... 17

    1.3 Gebruik van life histories in de criminologische wetenschappen .................................. 20

    1.4 Varianten en benaderingen ............................................................................................. 23

    1.4.1 Realistisch, neo-positivistisch of narratief .............................................................. 23

    1.4.2 Intrinsieke casestudy, instrumentele casestudy of collectieve casestudy ................ 24

    1.4.3 De verschillende dimensies van een life history ..................................................... 25

    1.5 Besluit ............................................................................................................................. 29

    HOOFDSTUK 2: Methodologie ............................................................................................ 32

    2.1 Onderzoeksmethode ....................................................................................................... 32

    2.2 Databronnen .................................................................................................................... 34

    2.3 Het levensverhaal van Freddy Horion ............................................................................ 37

  • V

    2.3.1 Geboorte en familie ................................................................................................. 37

    2.3.2 School en werk ........................................................................................................ 38

    2.3.3 Sociale factoren ........................................................................................................ 38

    2.3.4 Andere significante gebeurtenissen en ervaringen .................................................. 39

    2.4 Analyse ........................................................................................................................... 39

    2.5 Betrouwbaarheid, geldigheid en bruikbaarheid ............................................................. 40

    2.5.1 Betrouwbaarheid ..................................................................................................... 40

    2.5.2 Geldigheid ................................................................................................................ 41

    2.5.3 Bruikbaarheid ........................................................................................................... 42

    2.6 Besluit ............................................................................................................................. 42

    HOOFDSTUK 3: De levensgeschiedenis van Freddy Horion ............................................ 43

    3.1 Inleiding ......................................................................................................................... 43

    3.2 Het leven van Freddy Horion, 1947-… ......................................................................... 43

    3.2.1 Kinder- en schooltijd .............................................................................................. 43

    3.2.2 Adolescentiejaren .................................................................................................... 46

    3.2.3 Eerste keer naar Assisen ......................................................................................... 50

    3.2.4 Wrok tegen de maatschappij ................................................................................... 58

    3.2.5 De stoppen slaan door ............................................................................................. 60

    3.2.6 Horion als ontsnappingskoning .............................................................................. 66

    3.2.7 Terug naar de samenleving ..................................................................................... 68

    3.2.8 Monster zonder waarde ........................................................................................... 76

    3.2.9 Horion vandaag ...................................................................................................... 71

    3.3 Besluit ........................................................................................................................... 74

    HOOFDSTUK 4: Inhoudelijke Analyse ............................................................................... 75

    4.1 Inleiding ......................................................................................................................... 75

  • VI

    4.2 Analyse van de own story .............................................................................................. 76

    4.2.1 De Inleiding ............................................................................................................ 76

    4.2.2 Opgekropte emoties ................................................................................................ 76

    4.2.3 Op zoek naar een zondebok ................................................................................... 77

    4.2.4 Horion, familieman ................................................................................................. 80

    4.2.5 De leugen ................................................................................................................. 81

    4.3 Analyse van omstandigheden ........................................................................................ 83

    4.3.1 Horion, een massamoordenaar? .............................................................................. 83

    4.3.2 Wraak- of roofmoordenaar? .................................................................................... 86

    4.4 Analyse van sociale en economische achtergrond .......................................................... 88

    4.4.1 De differentiële associatietheorie van Sutherland ................................................... 88

    4.4.2 De straintheorie van Merton .................................................................................... 92

    4.5 Besluit ............................................................................................................................ 94

    HOOFDSTUK 5: Besluit ...................................................................................................... 96

    5.1 Conclusies ...................................................................................................................... 96

    5.2 Kritische Reflectie ........................................................................................................ 98

    Literatuurlijst

    Bijlage

    Interview Bart Vosters

    Interview Tony Van Parijs

  • 1

    Inleiding: probleemstelling en onderzoeksvragen

    Freddy Horion

    Sommige criminelen behoren tot het collectief geheugen van een volk; Groot-Brittannië heeft

    zijn Jack the Ripper, Frankrijk kent Markies De Sade en ook België kende enkele beruchte

    moordenaars. Onze buurlanden kunnen al lang aan onze staatstructuur niet meer uit maar ze

    kennen wel Marc Dutroux en Kim De Gelder. Hoe zit het met Freddy Horion? De naam is

    misschien wat vervaagd maar zijn foto duikt in elke populaire quiz op, zo ook weer eens in

    De slimste mens van 2010: een leren jasje, ravenzwart haar en een donkere zonnebril, een

    coole uitstraling.1

    Freddy Horion is de casus waarop deze masterproef zich focust. Hieronder even kort een

    schets van zijn criminele „carrière‟.

    Op 23 juni 1979 vielen Freddy Horion en zijn kompaan Roland Feneulle de woning van de

    autohandelaar Roland Steyaert binnen op zoek naar geld. De overval eindigde in een

    vijfvoudige moord: de autohandelaar, zijn vrouw, z‟n twee dochters en schoonzoon werden

    koelbloedig neergeschoten. Dit alles voor een schamele buit van 4.000 oude Belgische

    franken. De slachtoffers uit Sint-Amandsberg werden de willekeurige slachtoffers van een

    brutale roofmoord. Horion werd gevat voor de moorden en ook beschuldigd van de moord op

    9 februari 1979 op de Poolse winkelierster Hélène Lichachevsky in de haven van Gent. Eerder

    had Horion ook al een celstraf van zeven jaar uitgezeten voor een overval, maar hij heeft altijd

    beweerd dat hij onschuldig was aan die feiten. Hij werd voor de moorden op Roland Steyaert

    en zijn familie in 1980 veroordeeld tot de doodstraf die omgezet werd tot levenslang. Horion

    verklaarde op zijn proces dat hij handelde uit wraak tegen de samenleving, wraak omwille van

    z‟n jeugd en omwille van z‟n vorige „onterechte‟ veroordeling. Verschillende keren probeerde

    hij reeds uit de gevangenis te ontsnappen.

    Vandaag zit Freddy Horion nog steeds in de gevangenis. Zijn verzoeken tot voorwaardelijke

    invrijheidsstelling werden hem geweigerd omdat hij nog steeds een gevaar zou vormen voor

    1 OOSTERWAAL, J., „„Monster zonder waarde”: Freddy Horion twintig jaar later‟, Humo, 1998, 20

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion Probleemstelling en onderzoeksvragen

    2

    de samenleving.2 Hij liet voor het laatst van zich horen toen hij klacht indiende tegen de

    Belgische staat omdat zijn regime verstrengd werd na de ontsnapping van topgangster

    Sekkaki en twee van zijn kompanen op 23 juli 2009. Nadat die met een gegijzelde helikopter

    de binnenkoer van de gevangenis in Brugge konden ontvluchten werd aan Horion de

    wandeling in open lucht ontzegd. Ondertussen zit Horion in de gevangenis van Hasselt, waar

    hij een normaal regime heeft.3

    Deze masterproef heeft meer bepaald als thema „Freddy Horion: een biografisch onderzoek

    naar een zesvoudige moordenaar‟. Met ons onderzoek willen we een bescheiden

    wetenschappelijke bijdrage leveren aan het inzicht in én het verklaren van crimineel gedrag.

    Het doel van het onderzoek is mee te werken aan de verdere ontwikkeling van een theorie

    omtrent de oorzaken van criminaliteit.4 Door een grondige casestudy/biografisch onderzoek te

    voeren naar zijn leven met aandacht voor zijn socio-culturele achtergrond, de omstandigheden

    en de verschillende gebeurtenissen (life-events) die plaatsvonden in zijn leven, hopen we bij te

    dragen aan het blootleggen van oorzaken die leiden naar criminaliteit en aan het doorgronden

    van de criminele geest…

    Biografische methode

    Biografische methodes (of life histories) werden voor het eerst gebruikt door William I.

    Thomas en Florian Znaniecki. In hun werk “The Polish Peasant in Europe and America”5

    illustreren ze hoe Poolse migranten het migratieproces van Polen naar het grote Amerika

    ervaren.6 Het schoolvoorbeeld van de biografische methode in de criminologie is “The Jack-

    Roller”7 van Clifford Shaw uit 1939. The Jack-Roller is het levensverhaal van Stanley, een

    jonge delinquent, geschreven vanuit zijn standpunt en in zijn eigen woorden. Shaw gebruikt

    2 B.J.M., Levenslang voor 6 moorden, De Standaard, 20 augustus 2009; B.M., Horion moordde uit

    wraak, De Standaard, 22 juni 2009 3 B.V.B., Horion overgeplaatst naar gevangenis van Hasselt, De Standaard, 9 november 2009; S.V.H.,

    Freddy Horion overgeplaatst naar gevangenis in Brugge, De Standaard, 4 februari 2010; V.V.E.,

    Horion klaagt over strenger gevangenisregime, De Standaard, 4 augustus 2009 4 ROBERTS, B., Biographical Research, Buckingham, Open University Press, 2002, 40 - 50

    5 THOMAS, W.I. en ZNANIECKI, F., The polish peasant in Europe and America, New York, Knopf,

    1927, 2250 p. 6 DECORTE, T., VAN CALSTER, P. en ZAITCH, D., „(Auto)Biografische methoden‟ in Kwalitatieve

    methoden en technieken in de criminologie, DECORTE, T. en ZAITCH, D., (eds.), Leuven, Acco,

    2009, 3 7 SHAW, C., The Jack-Roller: A delinquent Boy‟s Own Story, Chicago, University of Chicago Press,

    1931, 280 p.

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion Probleemstelling en onderzoeksvragen

    3

    vervolgens ter aanvulling officiële rapporten en documenten, zoals politieverslagen, verslagen

    van de rechtbank, enz.8 Hij stelt dat de autobiografische methode drie belangrijke aspecten

    van het delinquent gedrag aan het licht kan brengen:

    “In our study and treatment of delinquent boys in Chicago, we have found

    that the “own story” reveals useful information concerning at least three

    important aspects of delinquent conduct: (I) the point of view of the

    delinquent; (2) the social and cultural situation to which the delinquent is

    responsive; and (3) the sequence of past experiences and situations in the

    life of the delinquent.”9

    Met het eerste aspect wil hij peilen naar de houding, gevoelens en interesses van een

    delinquent om te weten te komen hoe de delinquent zichzelf percipieert ten opzichte van

    anderen, hoe hij zijn situatie inschat en vooral hoe hij ten opzichte van zijn delinquente

    ervaringen staat. Het tweede aspect peilt naar iemands sociale en culturele situatie omdat

    volgens Shaw delinquent gedrag ook in die context bekeken, begrepen en bestudeerd moet

    worden. Het derde aspect tenslotte peilt naar bepaalde gebeurtenissen en ervaringen die het

    gedrag en/of volledige persoonlijkheid van een mens beïnvloeden.10

    Net zoals Shaw willen we het levensverhaal van een crimineel reconstrueren en een zo

    volledig mogelijk beeld van Horion als mens en als crimineel bekomen. Om inzicht te krijgen

    in het gedrag van Freddy Horion is het nodig om zo gedetailleerd mogelijk te weten te komen

    welk parcours hij aflegde, m.a.w. welke specifieke gebeurtenissen, omstandigheden of

    combinaties hebben geleid tot het criminele gedrag bij Horion? Wat dreef die man? Ook is het

    belangrijk om alle feiten gedetailleerd te bekijken, welk soort misdadiger is Horion; een

    massamoordenaar, een seriemoordenaar, een wraakmoordenaar, een roofmoordenaar, …? En

    is er een evolutie merkbaar? De betekenis en motivatie voor de feiten moeten binnen de

    8 DECORTE, T., VAN CALSTER, P. en ZAITCH, D., l.c., 21;

    MARUNA, S. en MATRAVERS, A., „N=1, criminology and the person‟, themanummer The Jack-Roller at 100: psychosocial reinterpretations of Clifford Shaw‟s classic case study, MARUNA, S.

    (ed.) in Theoretical Criminology, 2007, 428 9 SHAW, C., o.c., 3

    10 SHAW, Ibid., 3 -17

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion Probleemstelling en onderzoeksvragen

    4

    context van Horions unieke persoonlijke geschiedenis bestudeerd worden,

    binnen zijn

    microkosmos als het ware.11

    Dan volgt een uitbreiding naar wat we zijn macrokosmos zouden kunnen noemen. Hoe kan

    zijn criminele gedrag vervolgens binnen zijn socio-culturele context begrepen worden? We

    proberen een volledig beeld te krijgen van Freddy Horion, daarom is het belangrijk om naast

    zijn persoonlijkheid ook een sociale en culturele verklaring te zoeken. Wat is de rol van zijn

    sociale en economische status? Vele belangrijke criminologische theorieën zien opgroeien in

    achtergestelde buurten, armoede, werkloosheid, … als de oorzaak van criminaliteit. Zo zijn er

    Shaw en McKay met hun theorie over jeugdcriminaliteit, of de straintheorie van Merton,

    geschreven in de jaren ‟60, maar vandaag nog steeds belangrijk in het criminologisch

    gedachtengoed.12

    De omstandigheden van een misdrijf worden trouwens ook vaak door

    strafpleiters aangehaald als verzachtende omstandigheden. Vermits het vaak om emotionele

    argumenten gaat, werken ze ook in op de volksjury. Met andere woorden, de omgeving

    waarin iemand opgroeit en leeft zouden een sleutelfactor kunnen zijn in het verklaren van

    delinquent gedrag.13

    Van groot belang kan ook Horions perspectief op de gebeurtenissen zijn, hoe ziet hij de

    gebeurtenissen, omstandigheden? Hoe benoemt hij zelf zijn motieven? Hoe interpreteert hij

    zijn wereld en gedrag? Spreekt hij van een onweerstaanbare dwang, ging hij voor geld of

    moordde hij uit wraak?14

    Zelfbeeld is vaak afhankelijk van wereldbeeld, en omgekeerd. In

    hoofdstuk vier proberen we zijn wereldbeeld en zelfbeeld te duiden.

    Onderzoeksvragen

    De onderzoeksvragen zijn de volgende15:

    11

    ROBERTS, H.B., The inner world of the black juvenile delinquent: three case studies, Hillsdale,

    Erlbaum, 1987, 1 12

    LILLY, J.R., CULLEN, F.T. en BALL, R.A., Criminological Theory, Context and Consequences,

    Thousand Oaks, Sage Publications, 2007, 36 , 53 13

    ROBERTS, H.B., o.c., 7 14

    PRESSER, L., „The narratives of offenders‟, Theoretical Criminology, 2009, 177-200; SHAW, C., o.c.,

    2-3 15

    DECORTE, T., Methoden van criminologisch onderzoek: ontwerp en dataverzameling, Gent,

    academiejaar 2009-2010, 53-75; GADD, D. en JEFFERSON, T., Psychosocial Criminology, An

    Introduction, London, Sage Publications, 2007, 1-14; SHAW, C., Ibid., 3- 17

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion Probleemstelling en onderzoeksvragen

    5

    Hoe kan het gedrag van Freddy Horion begrepen en verklaard worden binnen zijn socio-

    culturele achtergrond? Ik probeer de „human ecology‟ van Horion te reconstrueren.16

    - Welke analyse en/of interpretatie van de “own story” is mogelijk?

    - Wat is de socio-culturele omgeving en context waarin hij is opgegroeid en zich

    bevond vóór en tijdens de criminele feiten?

    - Welke specifieke gebeurtenissen, omstandigheden of combinaties van beiden hebben

    zich afgespeeld die een invloed kunnen hebben op het criminele gedrag?

    Heel interessant zou het ook zijn om het levensverhaal van Horion aan te vullen met

    politierapporten en ander materiaal, of hem zelf aan het woord te laten. Horions perspectief

    komt voor een stuk aan bod doordat het gebaseerd is op zijn autobiografie, toch moeten we

    voorzichtig zijn met het interpreteren/geloven van zijn woorden. In hoofdstuk vier zullen we

    zijn verhaal dan ook kritischer bekijken. Het bleek ook onmogelijk om politierapporten of

    gerechtelijke documenten te bemachtigen, wel is er een interview afgenomen met zijn

    advocaat Bart Vosters en Tony Van Parijs, voormalig minister van justitie.

    Het criminologisch onderzoeksdomein houdt verband met het op zoek gaan naar de omvang,

    aard, daders, slachtoffers van inbreuken op strafrechtsnormen, rechtsnormen of normen. Meer

    specifiek gaat het dus over één dader, namelijk Freddy Horion waar we biografisch onderzoek

    naar zullen doen, een onderzoek naar een dader van inbreuken op strafrechtsnormen,

    rechtsnormen en normen dus.

    De theoretische relevantie is dat op basis van ons onderzoek inzicht kan verkregen worden in

    een weinig toegankelijke doelgroep. Zo kan men uiteindelijk proberen bestaande theorieën

    aan te vullen, te verfijnen of aan theorievorming te doen over de oorzaken van criminaliteit en

    crimineel gedrag. Vanuit de autobiografie van een moordenaar verbreden naar het profiel van

    de moordenaar, een bottom-up studie die een case analyseert die dan geplaatst kan worden

    binnen een overkoepelend theoretisch kader.

    16

    ROBERTS, B., o.c., 34

  • 6

    Hoofdstuk 1: Theoretisch kader

    Voor de masterproef „Freddy Horion: een biografisch onderzoek naar een zesvoudige

    moordenaar‟ maken we gebruik van het biografisch onderzoek of de casestudy. In dit

    hoofdstuk wordt een uitgebreide verantwoording gegeven voor de gekozen onderzoeksoptiek.

    We gaan na hoe het biografisch onderzoek ontwikkeld werd en geven daarbij enkele

    voorbeelden van criminologisch onderzoek die gebruik maakten van de casestudy. We gaan

    na wat biografisch onderzoek juist inhoudt, wat het betekent voor de criminologische

    wetenschappen, en tenslotte duiden we nog de verschillende varianten en benaderingen.

    1.1 Ontwikkeling van de biografische methode

    Vele termen zijn mogelijk voor de biografische methode, men spreekt van „casestudy

    research‟, „life history‟ of „life history research‟, „life course research‟, het (auto)biografisch

    perspectief of de narratieve benadering.17

    De biografische methode en narratieven van personen kunnen een veelbelovend instrument

    zijn om een breed gamma aan sociale fenomenen te onderzoeken en te begrijpen. Vandaag is

    deze methode aan een echte „revival‟ toe in de sociale wetenschappen na decennialang

    verwaarloosd en genegeerd te zijn. In zijn basisvorm maakt de life history gebruikt van

    observaties, opnames of beschrijvingen van het menselijk gedrag. Zo werden deze technieken

    vooral ontwikkeld door historici en antropologen die narratieven van outsiders of weinig

    gekende en geïsoleerde sociale groepen wilden leren kennen en hun leefwereld wilden

    ontdekken.18

    De biografische methode in de sociale wetenschappen is ontstaan bij de ontwikkeling van een

    moderne, kwalitatieve sociologie. Een sociologie die op zoek gaat naar de “echte”

    onderzoekssubjecten. Het gaat dus om een pragmatische sociologie die wil weten hoe mensen

    betekenis geven aan hun leven, hun bestaan en bepaalde levenservaringen en die de nadruk

    legt op individuen in een bestaande en evoluerende sociale structuur. Kortom, die vertrekt van

    17

    MILLER, R.L., Researching life stories and family histories, London, Sage Publications, 2000, 1 18

    PRESSER, L., Been a Heavy Life: stories of violent men, Urbana, University of Illinois Press, 2008, 9

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    7

    een empirische basis die een totaalbeeld aanreikt van het subject.19

    Vanuit empirische

    waarnemingen zoekt men een coherent beeld op te bouwen van het subject. Deze “echte”

    onderzoekssubjecten, de mens achter de feiten dus, werden lange tijd genegeerd door de

    sociologie, die een abstracte, academische studie geworden was. Theorieën werden boven het

    hoofd van de onderzoekssubjecten gevormd. Zo ook ontstonden in de criminologie allerlei

    theorieën over criminaliteit, zonder dat er interesse was naar de individuele criminele persoon.

    Sociologen ontmoetten de crimineel niet. De overtreder werd neergezet als een karikatuur.

    Rationalisten zagen het misdrijf als een puur rationele keuze, als een diepgaande kosten-

    batenanalyse. Aan het andere uiteinde zijn er de positivisten die criminelen enkel als

    producten zien, een product van hun sociale omgeving of erger nog, zo geboren of – bijna

    genetisch geprogrammeerd of gedetermineerd.20

    1.1.1 De Chicago School

    De life history-technieken ontstonden relatief onafhankelijk van elkaar in de sociale

    wetenschappen zoals antropologie, sociologie, psychologie, … en werden vooral ontwikkeld

    in Noord-Amerika en in mindere mate in Oost-Europa. Ze waren vooral populair in de jaren

    ‟30 en ‟40 in de sociologie, een periode die ook bekend staat als de bloeiperiode van de

    Chicago School. Met de Chicago School verwijst men meer specifiek naar het departement

    sociologie van de universiteit van Chicago, waar sociologisch onderzoek op een hoog niveau

    stond tijdens het interbellum. Vooral de stadssociologische studies, zoals naar migratie,

    delinquente subculturen of gettovorming in de stad, maakten vooral gebruik van etnografische

    onderzoeksmethoden en waren vernieuwend. De theoretische benadering van de methode was

    vooral het sociaal positivisme. Gerenommeerde sociologen uit die periode zijn onder andere

    Robert E. Park, William I. Thomas en Ernest Burgess.21

    19

    DENZIN, N.K., Interpretive biography. Newbury Park, Sage Publications, 1978, 13-14; LASLETT, B.,

    MAYENES, M.J., PIERCE, J.L., Telling stories: the use of personal narratives in the social science

    and history, Ithaca, Cornell University Press, 2008, 1; MILLER, R.L., o.c., 2 20

    PRESSER, L., o.c., 9 21

    DECORTE, T., VAN CALSTER, P. en ZAITCH, D., l.c., 21; KOHLI, M., „Biography: account, text,

    method‟ in Biography and society: the life-history approach in social sciences, BERTAUX, D., (ed.),

    Beverly Hills, Sage publications, 1981, 63; MILLER, R.L., o.c., 2-4; CULLEN, F.T., Rethinking Crime

    and Deviance Theory: The Emergence of a Structuring Tradition, New Jersey, Rowman & Allanheld,

    1984, 110

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    8

    Robert Park stond aan het hoofd van het departement sociologie van de universiteit van

    Chicago vanaf het begin van de jaren ‟20 tot het begin van de jaren „30. Daar inspireerde hij

    talloze studenten tot etnografisch onderzoek naar het stedelijke leven. Volgens Park was een

    belangrijk aspect van de sociologie het bestuderen van allerlei sociale fenomenen in stedelijke

    buurten, aangezien de steden een nieuwe natuurlijke habitat voor de mens vormen. Deze

    benadering wordt ook wel de „human ecology‟ genoemd.22

    Ernest Burgess is dan weer vooral bekend voor zijn theorie over stedelijke ontwikkeling, ook

    wel gekend als de concentrische zonetheorie. Die houdt in dat in een stad uit een reeks

    natuurlijke sociale gebieden bestaat. Ecologische criminologen, waaronder Burgess, gaan na

    waarom in het ene gebied veel meer criminaliteit voorkomt dan in een ander gebied.23

    William Thomas tenslotte hield zich vooral bezig met de studie van sociale organisaties en

    instituten, zoals het gezin, de school, een buurt. Centrale concepten die Thomas daarbij

    hanteerde zijn sociale controle en sociale veranderingsprocessen. Telkens weer kwam hij tot

    de vaststelling dat een gebrek aan sociale controle sociale desorganisatie teweegbracht.24

    Ons inziens kan Human Ecology in al deze gevallen geïnterpreteerd worden als het

    samengaan van mens en leefomgeving, het integreren in of in een conflictsituatie komen met

    de leefomgeving. Naast objectieve data wonnen voor het eerst ook subjectieve bronnen

    (sociale controle) aan belang. De delinquent kreeg een naam, een gezicht, een levensverhaal

    nadat vroeger sociologisch en criminologisch onderzoek „de mens‟ monddood had gemaakt.

    1.1.2 The Polish Peasant in Europe and America

    De biografische methode werd voor het eerst gebruikt in 1918 door Thomas en Znaniecki met

    hun onderzoek “The Polish Peasant in Europe and America”.25

    Zij gingen aan de hand van

    de casestudy na hoe het Poolse migranten verging in Chicago tijdens de industriële revolutie

    22

    LILLY, J.R., CULLEN, F.T. en BALL, o.c., 36; ROBERTS, B., o.c., 34 23

    LILLY, J.R., CULLEN, F.T. en BALL, R.A., Ibid., 36-38 24

    BENNET, J., Oral history and delinquency: the rhetoric of criminology, Chicago, Chicago University

    Press, 1981, 123; LILLY, J.R., CULLEN, F.T. en BALL, R.A., o.c., 210-212 25

    THOMAS, W.I., en ZNANIECKI, F., o.c., 2250 p.

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    9

    van begin 20ste

    eeuw.26

    Hun boek wordt nog steeds gezien als de belangrijkste casestudy in de

    sociologische literatuur. Andere bekende sociologen zoals Park, Burgess en vele andere telgen

    van de Chicago School werden door “The Polish Peasant in Europe and America”

    geïnspireerd om ook sociologie te gaan ontwikkelen vanuit „real-life‟situaties.

    Het boek kan op het eerste gezicht een pure studie over migratie lijken, maar er zit meer in.

    Het uitgangspunt van Thomas en Znaniecki was om de sociale veranderingen die gepaard

    gingen met de laat 19-de en begin 20-ste eeuwse industriële revolutie te onderzoeken. Die

    sociale veranderingen beschrijven de auteurs als de neergang van de traditionele sociale

    organisatie, een stijgend individualisme, urbanisatie en natuurlijk de verscheidene

    veranderingen in de economische sfeer. Het gevolg van deze revolutie was een dooreen

    schudden van normen en waarden waardoor de mens als het ware verweesd achterblijft. Over

    deze onderwerpen was reeds veelvuldig gediscussieerd binnen de sociologie, de grote

    meerwaarde van de twee sociologen was dat ze gebruik maakten van een brede empirische

    basis. Zo onderzochten ze brieven, allerlei persoonlijke documenten en ondervroegen ze

    getuigen. Om aan sociologisch onderzoek te kunnen doen moest men over twee soorten

    bronnen beschikken aldus William Thomas en Florian Znaniecki. Eerst en vooral blijft

    objectieve data belangrijk, ten tweede gingen ze ook op zoek naar de subjectieve

    karakteristieken van de leden van de sociale organisatie die ze wilden onderzoeken.27

    Besluitend kunnen we stellen dat academisch onderzoek meer en meer getoetst wordt aan het

    subject dat gevormd wordt door economische en sociale veranderingen. Het rationele

    onderzoek van data wordt gelinkt aan subjectieve interpretaties; de mens wordt gehoord, dit in

    tegenstelling met vroegere sociologische en criminologische studies. Ook in moderne

    Assisenzaken, in casus die van Horion, wordt veel aandacht besteed aan de sociaal -

    26

    BECKER, H.S., „The relevance of life histories‟ in Sociological methods: a sourcebook, DENZIN, N.K

    (ed.) San Francisco, Mc Graw Hill, 1970, 289; DECORTE, T., VAN CALSTER, P. en ZAITCH, D.,

    l.c., 3

    27 BAKER, P.J., „The life histories of W.I. THOMAS and R.E. PARK‟, The American Journal of

    Sociology, 1974, 243-260; BERTAUX, D., „Introduction‟ in Biography and society: the life-history

    approach in social sciences, BERTAUX, D., (ed.), Beverly Hills, Sage publications, 1981, 119;

    CHALASINSKI, J., „The life records of the young generation of polish peasants as a manifestation of

    contemporary culture‟ in Biography and society: the life-history approach in social sciences,

    BERTAUX, D., (ed.), 152; CONZEN, K.,N., „Thomas and Znaniecki and the historiography of

    American immigration‟, Journal of American Ethnic History, 1996, 16-17; FRAZIER, C.E., „The use of

    life histories in testing theories of criminal behaviour: toward reviving a method‟, Qualitative

    Sociology, 123; KOHLI, M., l.c., 63; KURTZ, L.,R., „The Polish Peasant in Europe And America‟, The

    American Journal of Sociology, 1985, 476-479 ; MILLER, R.L., o.c., 4; ROBERTS, B., o.c., 42-45

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    10

    economische achtergrond (verzachtende omstandigheden). Ook hijzelf motiveert in zijn

    autobiografie zijn daden vaak vanuit dit perspectief: wraak nemen na slachtoffer van pesten,

    stelen om je kinderen extra‟s te geven, …

    1.1.3 The Jack-Roller

    Een ander standaardwerk uit die traditie is “The Jack-Roller”28

    van Clifford Shaw, waarin de

    levensgeschiedenis van „Stanley‟ aan bod komt. Deze levensgeschiedenis is de eerste in een

    reeks van casestudies die Shaw uitvoerde. In elke case maakte hij gebruik van het eigen

    verhaal van de delinquent om telkens een ander aspect van criminaliteit te kunnen

    onderzoeken en om het gebruik van casestudies te illustreren. Met het verhaal van Stanley wil

    Shaw illustreren hoe het autobiografisch verhaal gebruikt kan worden bij de studie en

    behandeling van criminaliteit bij jongeren. Hij waarschuwt de lezer ervoor te snel conclusies

    te trekken over de oorzaken van criminaliteit of de verdienste van een bepaalde methode van

    behandeling op basis van één enkele casestudy. Stanley is in de eerste plaats bedoeld als een

    illustratie van de biografische methode, het verhaal kan eventueel wel een basis vormen voor

    verder onderzoek. Er kunnen hypotheses geformuleerd worden die met andere gedetailleerde

    cases of statistische kwantitatieve methodes getest kunnen worden.29

    Shaw laat Stanley zelf aan het woord over zijn delinquente carrière, bij het eerste contact was

    Stanley 16 jaar en ze hielden contact gedurende vijf jaar. Shaw liet Stanley zijn autobiografie

    opschrijven, als een soort dagboek in de eerste persoon. Hij hechtte veel belang aan dat eigen

    verhaal, aan Stanley‟s eigen conceptie van zijn ervaringen en publiceerde dit ook zonder het

    te vertalen in de taal van de wetenschap. De onderzoeker wilde niet alleen een accuraat maar

    vooral ook een authentiek verslag van de delinquent en zijn perceptie van zijn gedrag en

    gebeurtenissen geven.30

    Zijn methode startte met interviews, gespreid over een lange periode,

    van de delinquent. Daarbij werd alles neergeschreven in de authentieke woorden van de

    delinquent, niet alleen vanuit zijn vertelstandpunt maar ook in zijn verwoordingen. Er werd

    dus niet aan wetenschappelijke ghost writing gedaan, er kwam geen vakjargon aan te pas. Dit

    garandeerde precies objectiviteit van het subject. Er is geen bewuste of onbewuste

    28

    SUTHERLAND, E., The Professional Thief, Chicago, University of Chicago Press, 1937, 256 p. 29

    FRAZIER, C.E., l.c., 124; SHAW, C., o.c., XIII; MERRIL, B. en WEST L., Using Biographical

    Methods in Social Research, London, Sage Publications, 2009, 24 30

    SHAW, C., Ibid., 1

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    11

    manipulatie van de onderzoeker, socioloog in dit geval, mogelijk. Alle elementaire informatie

    is eerstehands; zijn gedragsproblemen, arrestaties, straffen, …31

    Dit verhaal werd vervolgens aangevuld met officiële documenten van onder andere de politie,

    (jeugd)rechtbank, gevangenissen, sociale instituten (agencies), … Ook zijn familiale en

    sociale achtergrond worden een onderzoeksdomein.32

    Concreet ziet het boek “The Jack-Roller: A Boy‟s own story” er als volgt uit. Het eerste deel

    van het boek “The Jack-Roller” bestaat uit drie hoofdstukken: een verantwoording van Shaw

    voor de gekozen methode, een korte schets van Stanley‟s gedragsmoeilijkheden en een schets

    van zijn sociale en culturele achtergrond.

    In het tweede deel van het boek krijgen we dan het volledige verhaal van Stanley, exact zoals

    hij het neerschreef. Zijn levensverhaal wordt dus chronologisch en gedetailleerd beschreven.

    Het blijkt dat de jonge delinquent opgroeide in achtergestelde wijken waar veel criminaliteit

    heerste en uit een familie van immigranten afstamt. Hoofdstuk dertien is dan een

    samenvatting van zijn verhaal en zijn behandeling/bestraffing (social treatment). Vervolgens

    geeft ook Ernest Burgess, een andere beroemde socioloog uit die periode een analyse van het

    biografisch verhaal van Stanley en van het gebruik van de methode in deel drie.33

    Zoals reeds vermeld in de inleiding ziet Shaw drie pluspunten aan de „own story‟ methode;

    ten eerste garandeert het vertelstandpunt van de delinquent zelf een duidelijke perceptie van

    zichzelf, ten tweede wordt gefocust op de sociale en culturele achtergrond die vaak

    determinerend is, de human ecology dus, en ten derde wordt het belang van iemands voorbij

    levenservaringen in het onderzoek ingebed. Daarmee worden alle deelfacetten gebruikt om zo

    een volledig profiel van de delinquent te geven. Crimineel gedrag is volgens Shaw geen apart

    onderdeel van een persoonlijkheid maar is die persoonlijkheid zelf, vandaar de noodzaak aan

    een brede drieledige autobiografische analyse.34

    Ook Horions levensverhaal zou hier als

    schoolvoorbeeld van deze „own story‟-methode kunnen dienen, er is immers ook geen

    31

    SHAW, C., Ibid., 21-22 32

    BECKER, H.S., l.c., 289; DECORTE, T., VAN CALSTER, P. en ZAITCH, D., l.c., 21 33

    YOUNG, K., „The Jack-Roller: A delinquent Boy‟s Own Story‟, The American Journal of Sociology,

    1930, 474 - 476 34

    SHAW, C., o.c., 3-17

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    12

    hertaling geweest én Horion brengt zijn hele levensverhaal, van voor tot na zijn criminele

    carrière. Zijn boek brengt geen „tranche de vie‟ maar zijn hele leven in beeld.

    1.1.4 Andere voorbeelden

    Andere criminologische voorbeelden uit die periode zijn “The Natural History of a

    Delinquent Career”35

    en “Brothers in Crime”36

    , beiden ook door Clifford Shaw,

    respectievelijk in 1931 en 1938, en “The Professional Thief”37

    door Edwin Sutherland in

    1937.38

    In “The Natural History of a Delinquent Career” maakt Shaw ook weer gebruik van de

    casestudy, net zoals hij dit deed in zijn boek “The Jack-Roller”. Het is de opvolger in zijn

    reeks van casestudies. Ook hier gaat het om een delinquente jongen, Sidny Blotzman,

    waarvan hij zijn autobiografie aanvult met allerlei andere documenten, zoals politie-

    rapporten, gerechtelijke documenten, …39

    Het primaire doel van dit werk is aantonen dat gewoontes, houdingen en levensfilosofie

    geleidelijk opgebouwd worden doorheen vele jaren, na een opeenvolging van sociale

    ervaringen van de crimineel. Ook de emotionele respons van de omgeving op het crimineel

    gedrag en het gerechtelijk officiële antwoord op de misdaden zijn van primordiaal belang. Het

    doel van Shaw is aantonen dat criminaliteit niet los te koppelen is van de volledige

    levenshistorie van de crimineel: „Criminaliteit is geen geïsoleerd gegeven maar een

    dynamisch levensproces‟.40

    De databronnen van het boek The Natural History of a Delinquent Career bevatten dus alles

    wat via de delinquent vergaard werd in een periode van zes jaar, aangevuld met secundair

    materiaal. Dit zijn: documenten en gegevens van sociale instituten, rechtbank, behavior

    35

    SHAW, C., The Natural History of a Delinquent Career, Chicago, University of Chicago Press, 1931,

    280 p. 36

    MACDONALD, F., MCKAY, H.D. en SHAW, C.R., Brothers in Crime, Chicago, University of

    Chicago Press, 1938, 364 p.

    37 SUTHERLAND, E., o.c., 256 p.

    38 DECORTE, T., VAN CALSTER, P. en ZAITCH, D., l.c., 21

    39 SUTHERLAND, E.H., „The Natural History of a Delinquent Career‟, The American Journal of

    Sociology, 1932, 135 - 136 40

    SHAW, C., The natural history of a delinquent career, XI, 7

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    13

    clinics, gevangenissen, artikels uit de media, interviews met vrienden en familie, en een reeks

    persoonlijke interviews met het individu zelf. 41

    Met “Brothers in Crime”42

    gaat Clifford Shaw verder met zijn reeks van casestudies in

    samenwerking met Henry D. McKay en James F. McDonald. Deze keer zijn het vijf

    levensverhalen die hij neerschrijft. “Brothers in Crime” is het verhaal van vijf broers, de

    “Martin brothers”, met een criminele levensstijl.

    Hier wordt vooral een sociologische interpretatie aan het delinquente gedrag gegeven, de

    zwakke economische status, een slechte buurt, de negatieve invloed van delinquente peers, …

    vormden de vijf jongens tot wie ze geworden zijn.43

    Het werk “Brothers in Crime” suggereert een relatie, een causaal verband tussen delinquent

    gedrag en het cultureel conflict waarin de immigrantenfamilies zich bevinden in fysiek en

    sociaal gedesoriënteerde gemeenschappen in de grote Amerikaanse steden. Deze relatie tussen

    crimineel gedrag en sociaal-culturele achtergrond konden Shaw, Macdonald en McKay

    aanduiden na zestien jaar intense opvolging van de vijf Martin broers. Daarbij werden weer

    alle data gebruikt, van interviews en autobiografische documenten tot rapporten van

    gerechtelijke instanties.44

    Vervolgens is ook “The Professional Thief” van Edwin Sutherland een standaardwerk op het

    gebied van de casestudy. Sutherland geeft in zijn boek het verhaal van Chic Conwell, een

    „professionele‟ dief weer. Conwell is volgens Sutherland een expert op het gebied van

    diefstal, aangezien hij zich gedurende twintig jaar bijna continu bezighield met het „vak‟. De

    focus licht hier evenwel niet zozeer op zijn volledige levensverhaal maar op zijn carrière als

    dief. Wat waren de omstandigheden, welke codes gelden er onder inbrekers en dieven, welke

    criminele praktijken beging hij allemaal?45

    41

    SHAW, C., Ibid., XI

    42 MACDONALD, F., MCKAY, H.D. en SHAW, C.R., o.c., 364

    43 FINK, A.E., „Brothers in Crime‟, American Sociological Review, 1939, 150-151; WALLER, W.,

    „Brothers in Crime‟, The American Journal of Sociology, 1940, 604-605 44

    MACDONALD, F., MCKAY, H.D. en SHAW, C.R., o.c., X 45

    FRAZIER, C.E., l.c., 123; HEALY, W., „The Professional Thief‟, The American Journal of Sociology,

    1938, 652- 653; LOHMAN, J.D., „The Professional Thief”, American Sociological Review, 1939, 606

    – 607

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    14

    Data werd op twee manieren verzameld: Conwell schreef zijn eigen verhaal neer aan de hand

    van een topic-lijst en een aantal vragen die Sutherland had opgesteld en daarna werd over dat

    verhaal nog uitgebreid gediscussieerd door Conwell en Sutherland, dit voor twaalf weken

    lang, zeven u per week. Vervolgens liet Sutherland het verhaal ook lezen door vier andere

    dieven en twee ex-onderzoekers van de politie; hun opmerkingen werden in voetnoten

    genoteerd bij het originele verhaal van Conwell.46

    Voor de presentatie werd alle materiaal geordend door Sutherland, hier en daar aangevuld met

    stukjes door hemzelf om te verbinden, een structuurelement als het ware.

    De analyse van het levensverhaal van Chic Conwell gebeurt vooral vanuit Sutherlands

    differentiële associatietheorie.47

    Sutherland werkte acht jaar aan zijn differentiële

    associatietheorie, in 1947 had hij zijn definitieve versie klaar in de vorm van negen

    statements. Met deze negen stellingen wilde hij een algemene verklaring voor systematisch

    delinquent gedrag formuleren op het niveau van het individu, m.a.w. een microtheorie. De

    differentiële associatietheorie stelt dat crimineel gedrag aangeleerd wordt via

    interactieprocessen in intieme sociale netwerken. Het begrip differentiële associatie verwijst

    naar het proces waarlangs deviant gedrag geleerd wordt via associaties met delinquente maar

    evengoed met niet-delinquente gedragspatronen, dit heeft betrekking op alle mechanismen die

    bij het leren van om het even welk gedrag betrokken zijn.48

    1.1.5 Overheersing van de kwantitatieve onderzoeksmethoden

    Vanaf de jaren ‟50 werden de sociologie en criminologie overheerst door kwantitatieve

    onderzoeksmethoden. De kwalitatieve biografische methode of life history benadering werd

    ingeruild; de opkomst van kwantitatieve onderzoeksmethoden, de statistiek en allerlei

    statistische benaderingen verdrongen de studie van levensverhalen en het onderzoek naar de

    46

    SUTHERLAND, E., o.c., III 47

    SUTHERLAND, E., Ibid., V-VII 48

    LILLY, J.R., CULLEN, F.T. en BALL, R.A., o.c., 42-43

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    15

    individuele crimineel. In de naoorlogse periode leek het gebruik van het biografisch

    perspectief en kwalitatief onderzoek in het algemeen bijna volledig verdwenen.49

    Enkel in Polen blijft het gebruik van levensverhalen voor sociologisch onderzoek populair. Na

    Wereldoorlog I ontstonden daar zelfs Pamietniki-wedstrijden. Pamietniki is de Poolse term

    voor een geschreven autobiografie. Florian Znaniecki schreef in 1921 de eerste

    “autobiografie-wedstrijd” uit voor Poolse arbeiders, 149 arbeiders reageerden en schreven hun

    autobiografie neer. De winnaar was Jakob Wojciechkowski, zijn verhaal “A Worker‟s

    Biography” (of in het Pools: “Zyciorys Walsny Robotnika”) werd gepubliceerd in 1931 door

    het Poolse sociologische instituut van Poznan. Velen volgden Znaniecki‟s voorbeeld en

    duizenden autobiografieën werden verzameld, onder andere ook van steenkoolmijnwerkers,

    boeren, leraars, vrouwen, … Een autoriteit op het gebied van Pamietniki‟s was professor

    Jozef Chalasinkski van de universiteit van Warschau, die van de life history-benadering een

    Poolse specialiteit maakte. Maar door de gevolgen van de koude oorlog tussen het Westen en

    Oost-Europa en vooral ook door de taalbarrière bleven veel van die biografieën onbekend

    buiten Polen.50

    Als uitzonderingen in het Westen kunnen we de sociologen Howard Becker, een aanhanger

    van het sociaal constructivisme en Helen Hughes vermelden. Becker werd vooral bekend door

    zijn boek “Outsiders” waarmee hij de basis voor de labelling-theorie legt.51

    Met de labelling-

    theorie stelt Howard Becker dat delinquent gedrag niet intrinsiek delinquent is, maar gedrag is

    dat mensen bestempelen als delinquent. Dit illustreert hij in “Outsiders” met een studie over

    dance-muzikanten en een studie over marihuanagebruikers. Zijn studie over

    marihuanagebruikers bestaat uit twee delen, een gedeelte genaamd „On becoming a

    marihuana user‟ en een casestudy over de Marihuana Tax Act, waarmee hij aan de hand van

    de labelling-theorie uitlegt hoe bepaalde wetten tot stand kunnen komen.52

    49

    BERGER, R.J., „Agency, structure and the transition to disability: a case study with implications for

    life history research‟, The Sociological Quarterly, 2008, 309-310; DECORTE, T., VAN CALSTER,

    P. en ZAITCH, D., l.c., 22; MILLER, R.L., o.c., 21; MERRIL, B. en WEST L., o.c., 2009, 26-27;

    Methods of Life Course Research: qualitative and quantitative approaches, GIELE, J.Z. en ELDER,

    G.H. (eds.), London, Sage, 1998, 17 50

    BERTAUX, D., l.c., 2-6; CHALASINSKI, J., l.c., 120-121 51

    BECKER, H.S., Outsiders: studies in the sociology of deviance, London, Free Press of Glencoe, 1963,

    215 p.

    52 SYKES, G., „Outsiders: studies in the sociology of deviance‟, American Sociological Review, 1964,

    134-135

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    16

    Helen Hughes is een Canadese sociologe die studeerde aan de universiteit van Chicago. Ze

    werd bekend door haar vele werk voor de “American Journal of Sociology”, werk waarvoor

    ze als vrouw niet betaald werd. Hughes was actief bij verschillende feministische organisaties,

    en deed onder andere casestudies naar vrouwen in de academische wereld. Zo schreef ze ook

    enkele autobiografische artikels over haar ervaringen, bijvoorbeeld “Maid of all work or

    departmental sister-in-law? The faculty wife employed on campus.” of

    “Wasp/woman/sociologist”.53

    1.1.6 Het biografisch onderzoek vandaag

    Door het leggen van nieuwe accenten in de kwalitatieve onderzoeksmethoden, is de

    biografische methode opnieuw populair sinds de jaren ‟80.54

    De life histories zoals ze werden

    uitgevoerd door de aanhangers van de Chicago School in de jaren ‟20 en ‟30 van de vorige

    eeuw nemen nog steeds een prominente plaats in binnen het onderzoek dat zich vandaag

    kenmerkt als het biografisch perspectief.55

    De hernieuwde interesse in de kwalitatieve

    onderzoeksmethoden en technieken kunnen gezien worden als een reactie tegen de jarenlange

    onderdrukking ten voordele van het kwantitatief onderzoek. Kwalitatieve onderzoekers

    bekritiseerden de positivistische assumpties van de kwantitatieve analyses en het gebruik van

    die analyses om hypotheses te testen en theorieën te ontwikkelen. Kwalitatieve methoden zijn

    breder, ze kunnen een groot aantal variabelen opnemen in hun analyses, bovendien zijn ze

    niet zo afhankelijk van financiële middelen zoals die bijvoorbeeld nodig zijn om een

    grootschalige bevolkingssurvey uit te voeren. De vele rijke beschrijvingen die mogelijk zijn

    met kwalitatieve technieken laten toe een beeld te vormen van sociale processen en/of

    fenomenen. Biografische methoden hebben daarboven ook een sterke humanistische impuls,

    aangezien ze een stem geven aan de sociaal achtergestelden. Door biografisch en ander

    kwalitatief onderzoek krijgt de mens achter het cijfer, achter de „case‟, een gezicht en een

    identiteit, iets wat bij een kwantitatieve analyse niet mogelijk is. Daar was de case meestal

    53

    EICHLER, M., „Women Pioneers in Canadian Sociology: The effects of a Politics of Gender and a

    Politics of Knowledge‟, The Canadian Journal of Sociology/ Cahiers Canadiens de Sociologie, 2001,

    380-381; HUGHES, H., „Maid of all work or departmental sister-in-law? The faculty wife employed

    on campus.‟, American journal of sociology, 1973, 767- 772; HUGHES, H.,

    „Wasp/Woman/Sociologist.”, Society, 1977, 69 - 80 54

    DECORTE, T., VAN CALSTER, P. en ZAITCH, D., l.c., 23-24; MCCALL, M.M. en WITTNER, J.,

    „The good news about life history‟ in Symbolic Interaction and Cultural Studies, BECKER, H.S. en

    MCCALL, M.M., (eds.), Chicago, 1190, 46 55

    MILLER, R.L., o.c., 5

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    17

    monddood, werd het subject nergens in het onderzoek betrokken.56

    Zo werd de dader of

    crimineel bij kwantitatief criminologisch onderzoek als een object bestudeerd, verschillende

    criminologische scholen bestudeerden de herseninhoud, de wenkbrauwen of de geestelijke

    vermogens van delinquenten. Pas sinds de opkomst van de Chicago school gaat men ook

    effectief communiceren met het onderzoekssubject en hem in een fysieke en sociale

    omgeving plaatsen.57

    Vandaag geldt dat noch kwantitatief noch kwalitatief onderzoek alle aspecten van

    criminaliteit kunnen vatten en de wetenschap niet zonder kwalitatief en kwantitatief

    onderzoek kan.58

    Het of-verhaal is een en-verhaal geworden. Een casestudy kan dan ook,

    wanneer hij correct uitgevoerd wordt, in combinatie met andere technieken, een van de meest

    waardevolle observationele en analytische instrumenten worden voor een

    socioloog/criminoloog.59

    1.2 De casestudy vandaag

    Casestudy is een kwalitatief onderzoek waarbij er slechts een klein aantal

    onderzoekseenheden zijn, de „case‟ dus, die men als onderzoeker zo integraal mogelijk wil

    begrijpen, men gaat dus werken in de diepte. Deze aanpak in de diepte wordt ook wel een

    holistische aanpak genoemd. Een onderzoekseenheid of case kan simpel of complex zijn. Het

    kan een kind zijn, of een crimineel, maar ook bijvoorbeeld een klas kinderen of zelfs een

    incident, een milieuramp bijvoorbeeld.60

    Er zal praktisch altijd sprake zijn van selectieve of strategische steekproeven die men dus

    kwalitatief gaat benaderen. Bij het uitvoeren van mijn onderzoek volgen we de

    onderzoeksstrategie van de enkelvoudige casestudy. Naast de enkelvoudige casestudy is ook

    een vergelijkende casestudy mogelijk. Bij de enkelvoudige casestudy is er slechts één

    56

    ROBERTS, B., o.c., 37-50

    57 VAN SOOMEREN, P.F., „Chicago-school revisited‟ Themanummer „daders aan het woord‟ in

    Justitiële Verkenningen, 1991, 8 58

    SHAW, C., The Jack-Roller: A delinquent Boy‟s Own Story, 21 59

    MILLER, R.L., o.c., 21; Sociological methods: a sourcebook, DENZIN, N.K., (ed.), New York,

    McGraw-Hill Book Company, 1978, 285; VAN SOOMEREN, P.F., l.c., 11 60

    GERRING, J., Case study research: principles and practices, Cambridge, Cambridge university

    press, 2007, 17; STAKE, R.E., „Case Studies‟ in Handbook of qualitative research, DENZIN, N.K. en

    LINCOLN, Y.S., (eds.), Thousand Oaks, Sage, 2000, 435

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    18

    onderzoekseenheid en die werd volgens een selectieve steekproef bewust gekozen. Die ene

    case, namelijk Freddy Horion, willen we zo integraal mogelijk trachten te bestuderen. Bij de

    vergelijkende casestudy is er sprake van meerdere onderzoeksobjecten, die men dan met

    elkaar gaat vergelijken.61

    Een casestudy kan dus wel verschillende „cases‟ bevatten.62

    Een onderzoeker die aan biografisch onderzoek doet, treedt binnen in de wereld van het

    onderzoekssubject, stap voor stap. Alle objectieve feiten worden nagegaan alsook de reacties,

    interpretaties en houdingen van de onderzoekspersoon ten opzichte van die feiten,

    gebeurtenissen en ervaringen. Het is belangrijk om in het achterhoofd te houden dat de basis

    van de life history het perspectief van het subject of de subjecten is. Hun wereld moet

    doordrongen, vergeleken en begrepen worden De onderzoeker moet als het ware een

    empathische houding aannemen; hij moet de denk- en leefwereld van zijn case binnendringen

    en de kritische objectieve ervaringen relevant voor het onderzoek naast die persoonlijke

    ervaringen leggen. Op deze wijze wordt de definitie van de situatie door het subject

    vergeleken met objectieve waarnemingen door de onderzoeker. Stel dat het onderzoekssubject

    een delinquent is, dan kunnen opeenvolgende periodes van opsluiting onderzocht worden, de

    subjectieve ervaringen rond deze opsluitingen kunnen vergeleken worden met de objectieve

    feiten zoals de arrestatie of veroordeling, bijvoorbeeld kan vergeleken worden hoe ze ervaren

    worden, of de opsluiting terecht is, enz.

    Om een integraal antwoord op de probleemstelling te krijgen kunnen ook de perspectieven

    van ouders, al dan niet delinquente peers enz. opgenomen worden.63

    Bij biografisch onderzoek gaan onderzoekers dus de levensloop van individuen of bepaalde

    aspecten van die levensloop analyseren, na eerst zoveel mogelijk gegevens verzameld te

    hebben.64

    Alle verzamelde feiten en data worden vervolgens geïnterpreteerd volgens een

    bepaald theoretisch kader. Wanneer dit theoretisch kader ontbreekt, is er slechts sprake van

    een beschrijvende casestudy. Deze interpretatie van de data kan vanuit verschillende

    61

    DECORTE, T., o.c., 122-123, 126 62

    GERRING, J., o.c.., 27 63

    Sociological methods: a sourcebook, DENZIN, N.,K. (ed.), 287; CHANFRAULT-DUCHET, M.-F.,

    „Narrative Structures, Social Models, and Symbolic Representation in the Life Story‟ in Women‟s

    words: the feminist practice of oral history, GLUCK, S.B. en PATAI, D., (eds.) New York,

    Routledge, 1991, 89 64

    DECORTE, T., VAN CALSTER, P. en ZAITCH, D., l.c., 4

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    19

    theoretische uitgangspunten. De epistemologische dimensie die men aanneemt kan dus zowel

    het empirisme, rationalisme of het pragmatisme zijn. Bij de analyse kunnen onderzoekers zich

    concentreren op de analyse van de sociale organisatie, verhoudingen, subculturen, maar ze

    kunnen ook focussen op het niveau van het individuele en de persoonlijkheid, identiteit

    analyseren of specifiek voor een criminoloog de deviante carrière. De substantieve dimensie

    van de methode kan dus variëren van microniveau, mesoniveau en macroniveau. Op het

    microniveau kunnen we dan de analyse van het individuele, de persoonlijkheid, de deviante

    carrière enz. stellen. Op het mesoniveau onderscheiden we de (sociale) instituties die

    onderzocht kunnen worden en als we de sociale verhoudingen, subculturen, … gaan

    analyseren, dan spreken we van een analyse op het macroniveau.

    Wetenschappers maken gebruik van allerlei soorten materiaal zoals persoonlijke documenten,

    verhalen, officiële documenten, enz. om bepaalde levenservaringen, life-events of keerpunten

    in het leven van een individu te bestuderen.65

    Eigenlijk mag het elke soort van informatie

    bevatten, dus ook foto‟s, schema‟s, diagrammen,…66

    Zelfs secundaire bronnen kunnen

    bijdragen tot de analyse: etnografisch veldwerk, mediaberichten, semi- en zelfs niet-

    gestructureerde interviews … Maar de neergeschreven of mondelinge biografie blijft de meest

    waardevolle aldus Denzin.67

    Persoonlijke narratieven, uitgegaan van iemands eigen verhaal en/of woorden, net die

    subjectiviteit is heel waardevol. Terwijl veel onderzoekstechnieken uitgaan van objectief

    materiaal, gaat de biografische studie net op zoek naar persoonlijke meningen, houding en/of

    interpretaties. Er moet natuurlijk op gelet worden dat deze subjectieve meningen niet als

    objectieve beschrijvingen gebruikt worden:68

    persoonlijke narratieven beschrijven niet de

    wereld of feiten maar hoe de schrijver die ervaart. Het is net naar die interpretaties dat

    onderzoekers op zoek zijn, want op basis van die interpretaties gaan mensen handelen.

    65

    DENZIN, N.K., Interpretive biography, 13; PRESSER, L., „the narratives of offenders‟, 177-178; 66

    BROMLEY, D.B., The case-study method in psychology and related disciplines,

    Chichester, Wiley, 1986, 44 67

    GERRING, J., o.c., 68-69; KOHLI, M., l.c., 62 68

    SHAW, C., The Jack-Roller: A delinquent Boy‟s Own Story, 2-4

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    20

    Mensen reageren op basis van feiten, hun handelen is niet objectief, maar hangt af van de

    interpretatie die zij aan die feiten geven.69

    Ook moet er bij de analyse rekening gehouden worden met het feit dat levensverhalen en

    biografieën steeds gecreëerd worden in een bepaalde sociale structuur en cultuur. Er moet dus

    altijd voorzichtig gebruik worden gemaakt van de verkregen inzichten.70

    1.3 Gebruik van life histories in de criminologie

    Tegenstanders van de biografische methode durven wel eens het verwijt laten horen dat een

    casestudy-onderzoek louter journalistiek is en aan elke wetenschappelijke waarde ontbreekt.

    De casestudy zou slechts vage resultaten opleveren, die niet gegeneraliseerd zouden kunnen

    worden of bijdragen tot theorievorming. Bovendien zou de methode verspillend, tijdrovend

    en alles behalve efficiënt zijn.71

    Casestudies kunnen nochtans uitgevoerd worden voor vele onderzoeksdoeleinden. De meest

    voorkomende reden om een casestudy uit te voeren is waarschijnlijk dat er een specifiek,

    praktisch probleem opduikt dat om een actie vraagt, bijvoorbeeld een kind dat weigert naar

    school te gaan, een meisje wordt verkracht, een politicus gedraagt zich op schandalige wijze,

    een bedrijf maakt niet genoeg winst en staat tegenover een schadelijke staking. Wanneer er

    genoeg gebeurtenissen van hetzelfde type zijn, kunnen onderzoekers gaan classificeren en

    generaliseren. Ze kunnen bepaalde patronen ontdekken in de omstandigheden en acties die de

    onderzoekers bestuderen. De grote waarde van een casestudy is vooral dat de methode

    bottom-up werkt in plaats van top-down. Een casestudy handelt in eerste instantie rechtstreeks

    met een individueel subject of object in een reële context. Men vertrekt van de case en niet

    van een abstracte theorie, vanuit die ene case kunnen we dan de resultaten van de analyse

    toepassen bij andere vergelijkende cases. Dit sluit natuurlijk niet uit dat ook theorieën kunnen

    getest worden met de biografische methode.

    69

    PRESSER, L., Been a Heavy Life: stories of violent men, 10; MERTON, R.K., „Some thoughts on the

    concept of sociological autobiography‟ in Social change and the life course, RILEY, M.W., (ed.),

    Beverley Hills, Sage Publications, 1988, 18-19 70

    LASLETT, B., MAYENES, M.J., PIERCE, J.L., o.c., 3

    71 FARADAY, A. en PLUMMER K, „Doing life-histories‟, Sociological Review, 1979, 774;

    KLEEMANS, E.R., KORF, D.J. en STARING, R., (eds.), „Mensen van vlees en bloed – kwalitatief

    onderzoek in de criminologie‟, Themanummer Tijdschrift voor Criminologie, 2008, 325

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    21

    Een andere veel voorkomende reden om een casestudy uit te voeren is dan ook om een theorie

    te illustreren, aan te tonen, of zelfs te testen. Vooral psychoanalytische casestudies horen in

    deze laatste categorieën thuis.72

    Eén van de kritieken was dat casestudies problemen met zich

    meebrengen met betrekking tot generaliseerbaarheid, omdat het slechts een klein aantal

    onderzoekseenheden heeft. De case-selectie moet op zorgvuldige wijze gebeuren om dit

    probleem te verhelpen, bijvoorbeeld een typische case of net een compleet afwijkende case.

    Bovendien is de externe validiteit dan niet altijd even groot, de interne validiteit kan heel sterk

    zijn.

    Soms wordt ook omwille van pragmatische redenen voor de casestudy gekozen, wanneer niet

    veel data beschikbaar is, of men nog niet veel weet over het onderwerp kan het nuttig zijn om

    een case in de diepte te onderzoeken. De keuze kan ook afhangen van de beschikbare data, zo

    kan het beter zijn om een kwalitatief hoogstaand onderzoek te gaan uitvoeren dat gebruik

    maakt van de casestudy, dan een kwantitatief onderzoek dat lijdt onder weinige of niet

    volledige data.73

    Over de meerwaarde van een casestudy-onderzoek kunnen we besluiten met de woorden van

    John Gerring in zijn boek “Case study research” :

    “We gain better understanding of the whole by focusing on a key

    part.”74

    Life histories wordt in vele disciplines toegepast en gezien als een waardevol instrument. Zo

    wordt gebruik gemaakt van de techniek in onder andere de criminologie, sociologie,

    psychologie, psychiatrie, antropologie, maar ook in andere vakgebieden zoals industriële

    wetenschappen, management, politieke wetenschappen, … Allen hebben ze eenzelfde

    basisredenering gemeen, een specifieke reeks van gebeurtenissen en/of relaties wordt

    72

    BROMLEY, D.B., o.c., xi-x, 41; RUSTIN, M. „Reflections on the biographical turn in social science‟ in The turn to biographical methods in social science : comparative issues and examples,

    CHAMBERLAYNE, P., (ed.), London, Routledge, 2005, 45 73

    GERRING, J., o.c., 57; PLUMMER, K., Documents of life 2: an invitation to a critical humanism,

    London, Sage Publications, 2001, 160-162; LIEBLICH, A., TUVAL-MASHIACH, R. en ZILBER,

    T., Narrative Research: reading, analysis and interpretation, Thousand Oaks, Sage Publications,

    1998, 2-3 74

    GERRING, J., Ibid., 1

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    22

    geïdentificeerd. Dit vormt de „case‟ die dan beschreven, geanalyseerd, geïnterpreteerd en

    geëvalueerd wordt binnen een bepaald theoretisch kader.75

    Zeker binnen de criminologie is de waarde van de autobiografische methode algemeen

    erkend. Zoals reeds eerder aangetoond streeft de life history-methode ernaar om een individu

    en zijn ervaringen te beschrijven en te analyseren en vervolgens te gaan kaderen in een

    bredere sociaal-historische context. Dit kan in het bijzonder een waardevolle bijdrage

    betekenen voor de studie naar deviantie. Biografisch onderzoek in de criminologie kan

    gebruikt worden om criminaliteit te beschrijven en verklaren. Beschrijvende studies kunnen

    zeer waardevol zijn om inzicht te verkrijgen in het levensverhaal van delinquente personen of

    in delinquente subculturen wat een weinig toegankelijke doelgroep is. Dankzij de studie van

    levensverhalen krijgt deze gemarginaliseerde doelgroep ook een stem om de soms

    misleidende in incorrecte theorieën of universele “waarheden” tegen te spreken. In veel

    wetenschappelijk onderzoek wordt de deviant als het ware losgekoppeld van zijn dagelijkse

    bestaan en zijn sociale wereld. Door het gebruik van een casestudy kan aangetoond worden

    dat een crimineel, meer dan zomaar een crimineel is. Criminaliteit beslaat dikwijls maar een

    klein deel van iemands bestaan. Verhalen van criminelen en vanuit het oogpunt van

    criminelen kan ook helpen om dingen, zoals crimineel gedrag, te verklaren en in een theorie

    vast te leggen. Deze narratieven van criminelen kunnen de oorsprong van het crimineel

    gedrag en het criminaliseringsproces verklaren. Bovendien kunnen ook allerlei andere

    factoren bestudeerd worden, zo kan er ook geanalyseerd worden welke aspecten een persoon

    weerhouden van een criminele levensstijl of er kan een gefundeerd debat over een effectieve

    bestraffing gevoerd worden.76

    Aangezien de biografische methode vaak focust op het procesmatige en de subjectieve

    ervaringen van een persoon, kan het gebruik van life histories ook een essentiële aanvulling

    vormen op bestaande theorieën, zoals reeds eerder gesteld. Vele moderne theorieën, zoals

    bijvoorbeeld theorieën van organisatie, criminaliteit in het algemeen of in kleine groepen,

    benadrukken subjectieve variabelen of bepaalde gedragspatronen en bevatten slechts zelden

    data over de natuur van die subjectieve variabelen of gedragspatronen. De biografische

    75

    BROMLEY D.B., o.c., ix 76

    DECORTE, T., VAN CALSTER, P. en ZAITCH, D., l.c., 23-24; GADD, D. en JEFFERSON, T., o.c.,

    1; LASLETT, B., MAYENES, M.J., PIERCE, J.L., o.c., 1; PRESSER, L., „the narratives of

    offenders‟, 177-178; SHAW, C., The Jack-Roller: A delinquent Boy‟s Own Story, 1, 17

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    23

    methode kan deze variabelen verder uitspitten en zo een aanvulling op de bestaande theorie

    vormen.77

    Bijgevolg kan men stellen dat de biografische studie zowel theoretische als praktische

    relevantie bevat. De theoretische relevantie bestaat er dus in dat algemene theorieën over (de

    etiologie van) criminaliteit kunnen gezocht worden. In de praktijk kunnen

    levensgeschiedenissen de basis vormen voor specifieke hypotheses over criminele

    gedragspatronen of over bestraffing.78

    Biografisch onderzoek kan dus heel waardevol zijn voor veel onderzoek. Toch is het

    wenselijk om het levensverhaal van het onderzoekssubject slechts te bekijken als een deel van

    de totale casestudy en het onderzoeksmateriaal met allerlei documenten aan te vullen. Zo

    kunnen politiedocumenten of medische gegevens helpen om een integraal, veelzijdig beeld te

    vormen van het individu dat onderzocht wordt. Deze zaken kunnen louter een aanvulling

    vormen op de reeds verzamelde gegevens maar zorgen vaak voor een betere en accurate

    interpretatie.79

    1.4 Varianten en benadering

    1.4.1 Realistisch, neo-positivistisch of narratief

    Robert Miller onderscheidt in zijn boek “Researching Life Stories and Family Histories”80

    drie benaderingen voor de biografische methode. De eerste benadering is realistisch. De kern

    van de realistische benadering is inductie. De verzamelde informatie wordt gebruikt om

    algemene principes betreffende sociale fenomenen te vormen. De informatie moet

    waardenvrij verzameld worden en mag nog niet “besmet” zijn door bestaande, voorafgaande

    hypotheses of vooroordelen. Hier is een open manier van data verzamelen aangewezen. De

    realistische benadering houdt in dat de standpunten van de actor of de actoren een objectief

    aspect van de werkelijkheid zijn. Een belangrijk principe bij het inductieve proces is dat van

    saturatie – meerdere cases zouden verzameld moeten worden tot saturatie optreedt. In deze

    77

    Sociological methods: a sourcebook, DENZIN, N.K., (ed.), 285 78

    FARADAY, A. en PLUMMER, K., l.c., 777; SHAW, C., The Jack-Roller: A delinquent Boy‟s Own

    Story, 19 79

    SHAW, C., o.c., 2

    80 MILLER, R.L., o.c., 172 p.

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    24

    verzamelde data zou steeds hetzelfde patroon aan het licht moeten komen en zo kunnen de

    bevindingen gegeneraliseerd worden.81

    De tweede benadering van Miller is neo-positivistisch van aard. Deze benadering heeft het

    meeste verwantschap met de klassieke sociologie. De kern van de neo-positivistische

    benadering is deductie. Bestaande netwerken van concepten en ideeën worden gebruikt om

    theoretische hypotheses op te stellen. Die hypotheses worden vervolgens getest op basis van

    de verzamelde data en de geobserveerde of gerapporteerde fenomenen. Hier is er sprake van

    een doelgerichte en gefocuste dataverzameling.82

    De derde methode is de beschrijvende methode of de narratieve benadering. De narratieve

    benadering baseert zich fundamenteel op de ontwikkeling van het standpunt van de

    respondent gedurende het vertellen van zijn levensverhaal. Het begrijpen van het individu‟s

    unieke en veranderende perspectief, zoals hij het overbrengt binnen de context van het

    dataverzamelen is belangrijker dan de objectieve feiten. Ook de wisselwerking tussen de

    interviewer en geïnterviewde is zeer belangrijk bij deze benadering.

    Overlappingen tussen de drie benaderingen zijn natuurlijk steeds mogelijk.83

    1.4.2 Intrinsieke casestudy, instrumentele of collectieve casestudy

    Een andere mogelijkheid is om een onderscheid te maken naargelang het doel van de

    casestudy. Dit is was Robert Stake doet in “The Art Of Case Study Research”84

    en in zijn

    bijdrage aan het boek “Handbook of qualitative research”85

    van Norman Denzin en Yvonna

    Lincoln. Ook hij onderscheidt drie soorten van casestudy; de intrinsieke casestudy, de

    instrumentele casestudy en de collectieve casestudy.

    Een casestudy is intrinsiek als het doel is beter inzicht te verkrijgen in die ene specifieke case.

    De case werd niet gekozen omdat het voor verschillende andere cases kan model staan of

    81

    MILLER, R.L., ibid., 11 82

    MILLER, R.L., Ibid., 12 83

    MILLER, R.L., Ibid., 12 84

    STAKE, R.E., The Art Of Case Study Research, Thousand Oaks, Sage Publications, 1995, 3-4 85

    STAKE, R.E., „Case Studies‟, l.c., 435

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    25

    omdat het een specifiek probleem voorstelt, maar wel omdat precies die case, in al zijn

    bijzonderheid en/of alledaagsheid ons interesseert. De bedoeling is niet om abstracte

    concepten of fenomenen te begrijpen, zoals bijvoorbeeld de derdewereldproblematiek of het

    immigratievraagstuk, het is ook niet de bedoeling om aan echte theorievorming te doen. De

    studie is ondernomen vanuit pure interesse in die ene deviant, die ene gebeurtenis, …86

    Stake spreekt van een instrumentele studie als een bepaald object of subject onderzocht wordt

    om te kunnen generaliseren en inzicht in een breder probleem te kunnen verkrijgen. De zaak

    zelf is ondergeschikt, het speelt een loutere steunende rol en dient enkel om onze kennis te

    verbreden in iets breder. Het blijft natuurlijk een diepte-onderzoek maar dit alles omdat dit de

    onderzoeker helpt te generaliseren. De case kan een type-voorbeeld zijn van wat men wil

    onderzoeken, en zo wordt de case ook gekozen.

    Als laatste wordt gesproken van de collectieve casestudy, hier is er nog minder intrinsieke

    interesse in de case zelf van de onderzoekers dan bij de instrumentele casestudy. Hier gaat

    men op zoek naar meerdere cases om een fenomeen, populatie of een gegeven te bestuderen.

    Het grote verschil met de instrumentele casestudy is dat het hier om meerdere

    onderzoeksobjecten gaat. Men gaat verschillende cases onderzoeken omdat ze gelijk zijn of

    juist van elkaar verschillen, volledig of slechts in enkele kenmerken.87

    Soms is de case het doel an sich, soms is het een middel.

    1.4.3. De verschillende dimensies van een life history

    Paul Luken en Suzanne Vaughan voerden onderzoek naar het gebruik van life history met

    behulp van een meta-analyse van levensverhalen. Ze evalueren het werkelijke gebruik van de

    life history-methode als een hervormende (transformative) praktijk in de sociologie. Alle

    levensverhalen die gepubliceerd werden in de Verenigde Staten vanaf het verschijnen van de

    Polish Peasant werden betrokken bij de meta-analyse. Het begrip levensverhaal werd daarbij

    86

    STAKE, R.E., „Case Studies‟, l.c., 437 87

    STAKE, R.E., Ibid., 437

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    26

    zeer breed geïnterpreteerd, tijdens het dataverzamelen zochten de onderzoekers met allerlei

    termen zoals: oral history, life histories, life narratives, life story of autobiografie.88

    Het gebruik van levensverhalen werd onderzocht aan de hand van de volgende dimensies89

    :

    - Het niveau van analyse of de substantieve focus van het onderzoek

    - De epistemologische dimensie of de relatie tussen data en onderzoeker

    - De manier waarop de verzamelde data onderzocht wordt

    - De relatie tussen de life history en andere mogelijk verzamelde data

    - Het doel van het wetenschappelijk onderzoek

    - De relatie tussen de onderzochte case en andere fenomenen

    Bij deze studie staan we uitgebreider stil omdat ze heel veel facetten van de own story

    behandelt. In wat volgt wordt elke dimensie kort omschreven en wordt een overzicht gegeven

    van de verschillende benaderingen die er bestaan binnen elke dimensie.

    Een eerste dimensie van de life history die Luken en Vaughan in hun onderzoek bestudeerden

    was het niveau van analyse of de substantieve focus van het onderzoek. Een

    wetenschappelijke studie kan op het individu focussen of op andere micro-sociale processen

    zoals een persoon zelf, persoonlijkheid, identiteit, carrière, aanpassing, weerstand…

    Een andere mogelijkheid is om macro-processen te gaan analyseren zoals een sociale

    organisatie, relaties, instituties, cultuur enz.90

    Een volgende kenmerk van een life history is de epistemologische dimensie die de relatie

    tussen de data en onderzoeker belicht.

    Deze methode kan kaderen in een puur objectieve dimensie: levenservaringen,

    levensgebeurtenissen zijn „echt‟, het zijn objectieve gebeurtenissen die kunnen beschreven

    worden om een levensverhaal te formuleren. De onderzoeker kijkt hier puur objectief naar de

    data. De data vormen het onderzoeksdomein an sich. Daarnaast is er de subjectieve dimensie

    waarbij het verzamelde materiaal de interpretatie van een subjectieve ervaring vormt, het is

    88

    LUKEN, P.C. en VAUGHAN, S., „Life history and the critique of American Sociological Practice‟,

    Social Inquiry, 1999, 405-406 89

    LUKEN, P.C. en VAUGHAN, S., Ibid., 406 90

    LUKEN, P.C. en VAUGHAN, S., Ibid., 408

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    27

    geen op zichzelf staand feit. Deze dimensie wordt vooral gehanteerd bij onderzoek naar de

    waarden, de betekenis van een ervaring, onderzoek naar hoe iemand bepaalde situaties zou

    definiëren en hoe een individu betekenis geeft aan zijn wereld. Data, materiaal worden

    gekaderd, er ontstaat een raamverhaal. De meest populaire methode is een duale dimensie: de

    meeste onderzoekers - Luken en Vaughan noemen in hun studie onder andere de namen van

    Becker, Gerson, Naples, Wallace,…- nemen een duale houding aan tijdens hun onderzoek.

    Hier worden levensverhalen gebruikt om zowel objectieve als subjectieve data te verzamelen

    over hun onderzoekssubject. Verder is er nog de sociale constructie: het levensverhaal wordt

    hier een product van het onderzoek zelf, de situatie of persoon die onderzocht wordt, of van

    beiden. Secundaire bronnen zijn amper van belang hier.91

    Een andere van de dimensies die Luken en Vaughan onderzochten is wat er gebeurt met de

    verzamelde data, m.a.w. de manier waarop de verzamelde data onderzocht wordt. Oplijsten

    van data is natuurlijk maar de start van een onderzoek. Uit de studie “Life history and the

    critique of American Sociological Practice” bleek dat de data vooral gebruikt worden om te

    analyseren. Onderzoekers kunnen ervoor kiezen de gegevens te categoriseren of in

    analytische bestanden plaatsen. Deze categorieën kunnen bestaande concepten uit de

    sociologie zijn of een typologie opgesteld door de onderzoeker. Ook concepten gebruikt door

    het onderzoekssubject zelf kunnen als categorieën gebruikt worden, maar dit komt slecht

    zelden voor.

    Naast de analyse van de levensverhalen, wordt ook vaak geïnterpreteerd. Hier bestaat slechts

    een eenvoudig kader en enkele concepten om een beschrijving te maken van het levensverhaal

    en hoe dat levensverhaal geconstrueerd werd.

    Een andere mogelijkheid is om het standpunt van het subject te behouden, zonder een

    navolgende analyse of interpretatie. Een voorbeeld is het boek van Helen Hughes “The

    fantastic Lodge: the autobiography of a girl drug addict”.92

    Hier wordt gedurende heel het

    boek het standpunt van “Janet” behouden, zonder verdere analyse of interpretatie. Het is de

    91

    LUKEN, P.C. en VAUGHAN, S., Ibid., 408-410 92

    The fantastic Lodge: the autobiography of a girl drug addict, HUGHES, H., (ed.), Boston, Houghton

    Mifflin, 1961,

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    28

    meest pure vorm van een “own story”. De onderzoeker filtert zich helemaal weg in het

    eindproduct.93

    Vervolgens kan men kijken naar de relatie tussen de life history en andere mogelijk

    verzamelde data. Ook hier onderscheiden we verschillende mogelijkheden. Soms is het

    levensverhaal zoals dat verteld of neergeschreven werd door het onderzoekssubject de enige

    bron van data, maar meestal wordt gebruik gemaakt van een heel gamma aan

    materiaal/documenten. Deze aanvullende documenten kunnen om verscheidene doelen

    aangebracht worden. Om historische feiten te verifiëren bijvoorbeeld, of om alle mogelijke

    informatie te trianguleren, of om een verdere context te scheppen die het levensverhaal beter

    doet begrijpen. Een voorbeeld van triangulatie zijn de verschillende werken van Shaw die

    reeds eerder besproken werden. In “The Jack-Roller”, maar ook in “A Natural History of a

    Delinquent Career”, worden de autobiografieën van de delinquenten aangevuld met

    politierapporten, medische dossiers, gerechtelijke documenten, enz. Een onderzoeker kan ook

    uitleggen waarom hij een bepaald onderwerp wil bestuderen en daarmee context scheppen, zo

    kunnen bij een studie naar de verandering van familie- en/of werkpatronen allerlei cijfers of

    demografische gegevens over huwelijken, scheidingen of werkloosheid getoond worden.94

    Het doel van het wetenschappelijk onderzoek is de voorlaatste dimensie die Luken en

    Vaughan in hun studie naar life histories opsomden. Hier onderscheiden de onderzoekers vier

    mogelijkheden: verklaren, verkennen, toepassen of beschrijven. Bij verklaren gaat een

    onderzoeker op zoek naar het antwoord op de vraag: waarom? Wat is de oorzaak? Wat is het

    gevolg? Een voorbeeld is de The Polish Peasant, met hun studie zoeken Thomas en Znaniecki

    een verklaring voor de sociale verandering. Wanneer nog niet veel over een onderwerp

    geweten is gaat men eerst verkennen, men gaat beschrijven hoe sociale processen

    plaatsvinden om er vervolgens een bepaalde hypothese of een theorie uit af te leiden. Vele

    sociologen aan de Chicago School zagen het als de techniek bij uitstek voor verkennend

    onderzoek. Van toepassen is er sprake wanneer onderzoekers met hun studie specifieke

    problemen willen oplossen of willen bijdragen tot het oplossen van een probleem. Ook hier

    kan de Chicago School als voorbeeld aangehaald worden, zo heeft Shaw met zijn studie over

    Stanley als doel een licht te werpen op de fundamentele natuur van gedragsmoeilijkheden

    93

    LUKEN, P.C. en VAUGHAN, S., l.c.., 408-410 94

    LUKEN, P.C. en VAUGHAN, S., Ibid, 414

  • Biografisch onderzoek Freddy Horion H1: Theoretisch kader

    29

    maar ook om een basis te bieden aan een behandelingsplan aangepast aan het gedrag, de

    interesses en de persoonlijkheid van de jonge delinquent. Beschrijven tenslotte legt de nadruk

    op het uitzoeken van de betekenisconstructies in het discours van een subject. De onderzoeker

    gaat hier verder dan de feiten, hij gaat op zoek naar details, context, emoties, gevoelens, …95

    Als laatste dimensie onderscheiden Luken en Vaughan tenslotte de relatie tussen de

    onderzochte case en andere fenomenen.96

    Hieruit kwam naar voor dat gebruikers van de

    casestudy over het algemeen gaan generaliseren, illustreren of hun subject bekijken als een

    deskundige over de sociale fenomenen die onderzocht werden. Met generaliseren wordt dan

    bedoeld dat het subject repre