101
1 Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen The lived experience of the Ghent Participation Scale of people with spinal cord injury and their treating physical therapists at the To Walk Again vzw REVAlution Center: a phenomenological-hermeneutical method Eva PIETERS Masterproef ingediend tot het verkrijgen van de graad van Master of science in de ergotherapeutische wetenschap Promotor: Prof. Dr. Dominique Van de Velde Co-promotor: Mevr. Tessa Delien Academiejaar 2018-2019 MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP Interuniversitaire master in samenwerking met: UGent, KU Leuven, UHasselt, UAntwerpen, Vives, HoGent, Arteveldehogeschool, AP Hogeschool Antwerpen, HoWest, Odisee, PXL, Thomas More

MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

1

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

The lived experience of the Ghent Participation Scale of people with spinal cord injury and their treating physical therapists at the To Walk Again vzw REVAlution Center:

a phenomenological-hermeneutical method

Eva PIETERS

Masterproef ingediend tot het verkrijgen van de graad van

Master of science in de ergotherapeutische wetenschap

Promotor: Prof. Dr. Dominique Van de Velde Co-promotor: Mevr. Tessa Delien

Academiejaar 2018-2019

MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP

Interuniversitaire master in samenwerking met:

UGent, KU Leuven, UHasselt, UAntwerpen, Vives, HoGent, Arteveldehogeschool, AP Hogeschool Antwerpen,

HoWest, Odisee, PXL, Thomas More

Page 2: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the
Page 3: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

1

Page 4: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the
Page 5: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

1

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

The lived experience of the Ghent Participation Scale of people with spinal cord injury and their treating physical therapists at the To Walk Again vzw REVAlution Center:

a phenomenological-hermeneutical method

Eva PIETERS

Masterproef ingediend tot het verkrijgen van de graad van

Master of science in de ergotherapeutische wetenschap

Promotor: Prof. Dr. Dominique Van de Velde Co-promotor: Mevr. Tessa Delien

Academiejaar 2018-2019

MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP

Interuniversitaire master in samenwerking met:

UGent, KU Leuven, UHasselt, UAntwerpen, Vives, HoGent, Arteveldehogeschool, AP Hogeschool Antwerpen,

HoWest, Odisee, PXL, Thomas More

Page 6: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

2

Page 7: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

3

ENGLISH ABSTRACT

The lived experience of the Ghent Participation Scale of people with spinal cord injury and their treating physical therapists at the To Walk Again vzw REVAlution Center: a phenomenological-hermeneutical method

Promotion year: 2019

Student: Eva Pieters

Promotor: Prof. Dr. Dominique Van de Velde

Co-promotor: Mevr. Tessa Delien

Keywords: Ghent Participation Scale, participation, spinal cord injury

Introduction: Spinal cord injury (SCI) is a disease with significant impact on

the entire human life. The person with SCI is confronted with a changed

participation in the environment. Participation is an important aspect for well-

being and can be measured by the Ghent Participation Scale (GPS).

Aim: Collecting experiences of the GPS of people with SCI and their treating

physical therapist.

Method: a phenomenological-hermeneutical method

Results: Different themes were generated out of the collected data. The GPS

can be seen as an instrument which holds up a mirror for people with SCI to

reflect on their own functioning, the choices they make and what the achieved

scores mean to them. Besides that, the administration of the GPS is a

snapshot and depends on a few factor, but it enables measuring evolution over

time. To be able to work with the results and therefore to give effect to the

GPS, the physical therapists need to invest a lot of time in the people with SCI.

Conclusion: The GPS is a valid instrument and seems auspicious to apply in

practice. The instrument needs some additions. Besides that, time is required

to maximize the ease of use and the added value of the scale. The GPS

appears to facilitate client-centred therapy, goal-oriented care and shared

decision making, but this requires further research.

Number of words master thesis: 12147 (excluding appendix and bibliography)

Page 8: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

4

Page 9: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

5

NEDERLANDS ABSTRACT

De ervaring van mensen met een dwarslaesie en hun behandelende kinesitherapeuten met de Gentse Participatieschaal in het To Walk Again vzw REVAlution Center: een fenomenologische hermeneutische studie

Promotiejaar: 2019

Student: Eva Pieters

Promotor: Prof. Dr. Dominique Van de Velde

Co-promotor: Mevr. Tessa Delien

Trefwoorden: Dwarslaesie, Gentse Participatieschaal, participatie

Introductie: Een dwarslaesie heeft een niet te onderschatten impact op het

volledig menselijk leven. De persoon met een dwarslaesie wordt

geconfronteerd met een gewijzigde participatie in zijn omgeving. Participatie is

belangrijk voor het menselijk welzijn en kan gemeten worden door onder

andere de Gentse Participatieschaal (GPS).

Doel: In dit onderzoek worden de ervaringen nagegaan van personen met een

dwarslaesie en hun behandelende kinesitherapeuten met de GPS.

Methode: een fenomenologische hermeneutische studie

Resultaten: Vanuit de verzamelde data konden verschillende thema’s

gegenereerd worden. De GPS wordt gezien als een instrument dat de

personen met een dwarslaesie enerzijds een spiegel voorhoudt om te

reflecteren over hun eigen functioneren, de keuzes die ze maken en wat de

behaalde score over hen zegt. Daarnaast is de afname van de GPS een

momentopname dat afhankelijk is van enkele factoren, maar het meten van

evoluties doorheen de tijd mogelijk maakt. Om actief aan de slag te gaan met

de resultaten en zo gevolg te geven aan de GPS moet door de

kinesitherapeuten veel tijd geïnvesteerd worden in de persoon met een

dwarslaesie.

Conclusie: De GPS is een valide instrument dat veelbelovend lijkt om in

praktijk toe te passen. De GPS moet voorzien worden van enkele

toevoegingen en in de praktijk moet vooral tijd gecreëerd worden om het

gebruiksgemak en de meerwaarde van de schaal zo groot mogelijk te maken.

Deze schaal lijkt cliëntgerichte therapie, shared decision making en

doelgerichte zorg te faciliteren, maar dit is iets wat verder onderzoek vereist.

Aantal woorden masterproef: 12147 (exclusief bijlagen en bibliografie)

Page 10: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

6

Page 11: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

Deze pagina is niet beschikbaar omdat ze persoonsgegevens bevat.Universiteitsbibliotheek Gent, 2021.

This page is not available because it contains personal information.Ghent University, Library, 2021.

Page 12: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

8

Page 13: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

9

INDEX

LIST OF FIGURES AND TABLES ................................................................... 11

ACKNOWLEDGEMENTS ................................................................................ 13

LIST OF ABBREVIATIONS ............................................................................. 15

1 INTRODUCTION ....................................................................................... 17

1.1 Background ........................................................................................... 17

1.1.1 Spinal cord injury ............................................................................ 17

1.1.2 Participation .................................................................................... 20

1.1.3 The Ghent Participation Scale ........................................................ 24

1.2 Research objective ................................................................................ 26

2 METHODS ................................................................................................ 27

2.1 Study design and theoretical basis ........................................................ 27

2.2 Sampling ................................................................................................ 28

2.2.1 Sampling method ............................................................................ 28

2.2.2 Sample size .................................................................................... 29

2.2.3 Participants ..................................................................................... 29

2.2.4 Ethics .............................................................................................. 29

2.3 Data collection ....................................................................................... 29

2.3.1 The administration of the Ghent Participation Scale ....................... 29

2.3.2 Interviews with people with SCI ...................................................... 30

2.3.3 Interviews with the physical therapists ............................................ 31

2.4 Data analysis ......................................................................................... 31

3 RESULTS ................................................................................................. 33

3.1 Elaboration of research .......................................................................... 33

3.1.1 Participants ..................................................................................... 33

3.2 Processing of data ................................................................................. 35

3.2.1 Phase 1: Naïve understanding ....................................................... 35

3.2.2 Phase 2: Structural analysis ........................................................... 35

3.2.3 Phase 3: Comprehensive understanding ........................................ 46

Page 14: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

10

4 DISCUSSION ............................................................................................ 51

4.1 Findings ................................................................................................. 51

4.1.1 The GPS as a snapshot ................................................................. 52

4.1.2 The GPS as a mirror ....................................................................... 52

4.1.3 The GPS as an added value in practice ......................................... 53

4.2 Recommendations for practice .............................................................. 54

4.3 Limitations and strengths of the study ................................................... 55

4.4 Implications for further research ............................................................ 57

5 CONCLUSION .......................................................................................... 59

6 REFERENCES .......................................................................................... 61

7 APPENDICES ........................................................................................... 71

7.1 Appendix 1: Approval Ethics Committee ................................................ 71

7.2 Appendix 2: Output of the Ghent Participation Scale ............................. 75

7.2.1 Participant 1 ................................................................................... 75

7.2.2 Participant 2 ................................................................................... 79

7.2.3 Participant 3 ................................................................................... 83

7.2.4 Participant 4 ................................................................................... 87

7.2.5 Participant 5 ................................................................................... 91

7.2.6 Participant 6 ................................................................................... 95

Page 15: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

11

LIST OF FIGURES AND TABLES

Figure 1: The staged organization of rehabilitation (Nolis et al., 2016)........... 22

Figure 2: The embedding of the Ghent Participation Scale in practice..……. 47

Table 1: An overview of instruments for assessing participation................... 23

Table 2: Characteristics of the people with SCI............................................. 33

Table 3: An overview of the interviews with the physical therapists.............. 35

Page 16: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

12

Page 17: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

13

ACKNOWLEDGEMENTS

It always seems impossible until it’s done. - Nelson Mandela

Een volledig academiejaar werd gespendeerd aan de uitwerking en realisatie van deze

masterproef. Ondanks dat het onderwerp mij enorm boeit, was het een periode van

hard werken en vereiste het doorzetting en volharding. Gelukkig kon ik rekenen op de

nodige ondersteuning en bijstand van mensen die steeds in mij bleven geloven. Ik wil

dan ook mijn oprechte erkentelijkheid uiten ten opzichte van deze personen.

Mijn eerste woord van dank gaat uit naar mijn promotor prof. dr. Dominique Van de

Velde en co-promotor Tessa Delien. Hun begeleiding en ondersteuning gedurende de

hele periode zorgden ervoor dat wanneer ik stilstond, ik opnieuw het nodige perspectief

kreeg om verder te kunnen gaan. Ik apprecieer erg de vrijheid en het vertrouwen die ik

kreeg om er mijn eigen werk van te maken, alsook het krediet dat ze me gaven.

Vervolgens wil ik het To Walk Again vzw REVAlution Center Herentals, zijn

kinesitherapeuten, maar bovenal de participanten welgemeend bedanken om te willen

deelnemen en zichzelf open te stellen. Die openheid en eerlijkheid hebben me niet

alleen geholpen om perspectieven te creëren voor mijn onderzoek, maar hebben me

ook als mens rijker gemaakt. Ze doen me stilstaan bij de vergankelijkheid van het

leven. Ik heb van hen geleerd dat ik meer moet relativeren en ook klein geluk van groot

belang is. Ik bewonder hen ten volste voor hun doorzettingsvermogen en positivisme.

Ook wil ik mijn ouders bedanken. Zij gaven mij de kans om nog verder te studeren en

het behalen van dat extra diploma Master in de Ergotherapeutische Wetenschap

mogelijk te maken. Door de onvoorwaardelijke steun van mijn ouders en mijn zus Ine in

het bijzonder, naar wie ik bovendien ontzettend opkijk en die me ook taalkundig

ondersteunde, had ik het doorzettingsvermogen, het geloof en vertrouwen om dit alles

tot een goed einde te brengen. Zij bleven in mij geloven en waren er om mij af en toe

dat nodige duwtje in de rug te geven.

Tot slot wil ik mijn vrienden bedanken om er gewoon te zijn voor mij. Als ik nood had

aan een babbel, gezelschap, afleiding of ontspanning… Ik kon altijd op hen rekenen.

Griet en mijn nicht Flore in het bijzonder, voor het nalezen van mijn werk, maar ook

Floris, voor de vele momenten samen in de bibliotheek. Met plezier blik ik hierop terug.

Zonder de steun van alle bovengenoemde mensen stond ik niet waar ik nu sta.

Eva Pieters

Oostduinkerke, mei 2019

Page 18: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

14

Page 19: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

15

LIST OF ABBREVIATIONS

ABBREVIATION MEANING

AIS The ASIA Impairment Scale

GPS Ghent Participation Scale

ICF The International Classification of Functioning, Disability and Health

IMPACT-S The ICF measure of Participation and Activities Screener

IPA The Impact on Participation and Autonomy Questionnaire

ISCSCI The International Standards of Neurological Classification of Spinal Cord Injury

KAP The Keel Assessment of Participation

PAR-PRO The Measure of Home and Community Participation

PARTS/M The Participation Survey/Mobility

PM-PAC The Participation Measure for Post-Acute Care

POPS The Participation Objective–Participation Subjective

P-Scale The Participation Scale

SCI Spinal cord injury

USER-participation

The Utrecht Scale for Evaluation of Rehabilitation – Participation

WHO World Health Organization

Page 20: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

16

Page 21: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

17

1 INTRODUCTION

1.1 Background

1.1.1 Spinal cord injury

1.1.1.1 A description

A spinal cord injury (SCI) is, as it suggests, a damage to the spinal cord, which

extends from the foramen magnum to the cauda equina. A bruise or

interruption, often as result of a fall, a car or sports accident, knife stab or

gunshot wound, is regularly the cause of this lesion. In addition to these most

common traumatic causes, a non-traumatic occasions such as a vascular

disorder, inflammation, tumor or congenital anomaly can also be the cause of

the injury. As a result of that contusion or interruption, all functions connected

from that level and all underlying functions fall away (Nas, Yazmalar, Sah,

Aydin, & Önes, 2015; Spek, 2013)

1.1.1.2 Health outcomes

A SCI is a lesion which results in a primary disturbance of normal sensory,

motor and/or autonomous functioning (Singh, Tetreault, Kalsi-Ryan, Nouri, &

Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the

spinal cord that lead from the central nervous system to the periphery, results in

motor failure below the affected level. This means that random and active motor

skills are no longer possible. Depending on whether the reflex arc is damaged

or not, the disorder will be characterized by spastic or weak paralysis (Beckers,

Buck, & Pons, 1997; Nas et al., 2015; Spek, 2013). In addition to this motor

failure, there can also be sensory failure. This happens when the ascending,

afferent nerve tracts that bring impulses to the central nervous system are also

disturbed. Below this level, all sensory stimuli, including touches, pain stimuli

(phantom pain disregarded) and temperature will not be perceptible (Beckers et

al., 1997; Spek, 2013). A disruption of hand function and upper limbs, pressure

Page 22: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

18

sores and formation of contractures, increased risk of pneumonia, spasticity and

pain, urological, gastrointestinal and genital disorders are the best known

outcomes associated with the incurring of a SCI (Middleton, Lim, Taylor, Soden,

& Rutkowski, 2004; Van Asbeck & Van Nes, 2016).

1.1.1.3 The classification

The impact and extent of the SCI are determined on the basis of the level at

which the damage and/or the lesion takes place, and whether or not it is a

complete spinal cord injury (Van Asbeck & Van Nes, 2016). The neurological

level of the lesion is named after the most caudal segment where both motor

and sensory functions are still presented. This level can be determined on the

basis of The International Standards of Neurological Classification of Spinal

Cord Injury (ISCSCI) (Kalsi-Ryan & Verrier, 2011). The sensory level is

recorded on the most caudal intact dermatome. The motor level is that at which

the most caudal innervated myotome has a key muscle with a minimum muscle

value of three and the key muscle above achieves a score of five (Van Asbeck

& Van Nes, 2016).

A tetraplegia is characterized as being a damage to the cervical nerve tracts

(C1 to C8). With tetraplegia there is paralysis of all limbs. The loss of motor and

sensory functions is situated in the arms, the trunk, the organs and the legs. A

paraplegia is defined as when there is damage from the thoracic segments (T1

to T12), from the lumbar spine (L1 to L5) or from the sacral segments (S1 to

S5). There is loss of functions in the trunk, lower limbs and organs in the pelvis

(Nas et al., 2015). .

The ASIA Impairment Scale (AIS) is used to measure the completeness of the

lesion (Spek, 2013). A complete lesion is defined when neither motor, nor

sensory functions has remained intact below the level of the lesion. Functional

recovery, in sense of the possibility of acquiring skills or applying adaptation of

method change, is possible. In case of an incomplete lesion, motor and sensory

functions may still have been preserved if the score of the key muscles is at

Page 23: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

19

least three. A functional and neurological recovery is possible in this situation. A

neurological recovery means that the functions can still change and optimize

(Kalsi-Ryan & Verrier, 2011).

1.1.1.4 The impact Worldwide around 239 to 1009 people per million suffer from spinal cord injuries

(Singh et al., 2014). As what can be deduced from all the data above, a spinal

cord injury is a trauma with a significant impact on the person’s entire life. A

large part of the person’s current life undergoes a significant change when

faced with a SCI. Not just physically, but also on socio-economical and

psychological level, among others. It entails a lot of adjustments which have a

major impact on the person’s subjective well-being (Adriaansen et al., 2013;

Aman & Aslam, 2013; Derret et al., 2012; Dudley-Javoroski & Shields, 2006;

Singh et al., 2014; Teo et al., 2011; Ullrich et al., 2013). People with SCI have a

high risk of medical complications (like pneumonia, urinary tract infections,

pressure ulcers, pain and spasticity, gastrointestinal problems) for the rest of

their live. This can impede the social, mental and physical well-being.

Unfortunately, all this implications control the functioning and participation of the

patient. In addition, it can regularly lead to multiple use of the health care

services and re-hospitalizations (Middleton et al., 2004).

Research describes that the quality of life of adults with SCI can rise again

when one regains a positive, yet realistic view of life when one rehabilitates.

Despite the care needs, still being able to maintain a certain independence, is

an important condition when it comes to the well-being of people with SCI.

Among other things, this is based on rehabilitation and the form of therapy

(Chappel & Wirz, 2003). As everyone else, people with an impairment as a

spinal cord injury have the same needs as, for example, social interaction,

housing, employment and healthcare. Nevertheless, that is not always possible

without support or assistance. Still, they want social independence consisting of

control and autonomy of their own life (Shakespeare, 2000). When people are

not able to select preferred activities they are prohibited from experiencing

Page 24: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

20

feelings of participation (Milner & Kelly, 2009; Van de Velde, Bracke, Van Hove,

Josephsson, & Vanderstraeten, 2010). An increasing quality of life is

inextricably linked with the facilitation of social participation and participation in

their environment in general (Brandt, Samuelsson, Töytäri, & Salminen, 2011;

Petterson, 2006). To have a better view of what participation exactly means and

what it consists of, it is further separately discussed.

1.1.2 Participation

1.1.2.1 A description Participation is a term delimited and defined in a number of ways (Brandt et al.,

2011). In function of this study, the definition of participation used by the

International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) is adopted

(World Health Organization, 2001). This choice is made because of its broad

understanding and the gradual paradigm shift it brought with it in current

healthcare (Brandt et al., 2011; Van de Velde, Eijkelkamp, Peersman, & De

Vriendt, 2016b). Healthcare and rehabilitation medicine essentially used a

biomedical framework before the ICF (Le Granse, van Hartingsveldt, &

Kinébanian, 2012), but the excessively narrow focus of illness used until then

had been criticized by different authors. The prevailing social and biomedical

models were replaced by a more holistic alternative (Nirje, 1985; Engel, 1977,

1980). Psychological, social and biological as incidental dimensions of illness

were emphasized and this created a new model: the ICF with a bio-psycho-

social approach (Borrell-Carrio, Suchman, & Epstein, 2004; Wade, 2016).

In the ICF, participation is defined as “involvement in a life situation”. The World

Health Organization (WHO) also describes that participation may be executed

(in)dependently, with or without assistance or personal support. The ICF

describes even more, it gives also a definition for restriction in participation. It

defines it as “problems an individual may experience in involvement in life

situations” (World Health Organization, 2001). This description applies with the

life of people with SCI and the impact it has on their functioning, as expounded

above.

Page 25: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

21

During the past decade, professionals in outpatient clinics showed an

increasing interest in and emphasis on the measurement of participation (Post

et al., 2012). This because participation gains importance as an international

ultimate health outcome, since the focus of the bio-psycho-social ICF is client-

centred and goal-oriented healthcare concerning meaningful activities and

participation. Before, the biomedical approach focused on working with

dysfunction and disability (Imms et al., 2016; Van de Velde et al., 2017).

Notwithstanding the emerging unanimity about the importance of participation, it

remains a vague concept and issues with its appliance persist (Silva et al.,

2016; Van de Velde, 2017). However in literature participation has been

described as the goal of rehabilitation (Gandek, Sinclair, Jette, & Ware, 2007).

Meantime, the concept of participation is broadly used and various instruments

have been developed for assessing participation, but they vary greatly based on

the purpose for which they were developed and what they genuinely measure in

rating the level of participation (Van de Velde et al., 2016a, 2017).

1.1.2.2 Long-term rehabilitation and participation Because of the advances in medical technology, there is a strong increase of

people suffering from chronic diseases, like SCI. This also means that the

number of people with complex care needs is rising (Anderson, 2010). Besides

that, people want to invest in their quality of live. They constantly strive to

participate in meaningful activities and they are more aware of their own role

they want to play (Glass, de Leon, Marottoli, & Berkman, 1999).

Participation is often a lifelong process. Current rehabilitation responds strongly

to this (Barnett et al., 2012). Nowadays, rehabilitation medicine strains not only

to enable its patient, after being affected by an injury, to perform daily activities,

but also to make it possible resuming participation in life-roles. Participation is

nowadays often the ultimate goal in a program of rehabilitation (Stucki, Ewert, &

Cieza, 2002). Also for people with SCI there is a shifted focus to the importance

of the long-term consequences of their injury, such as restriction in participation

Page 26: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

22

(Spreyerman et al., 2011), just because of the achieved progress in medical

treatment with large impact on the survival rate and continued increasing life

expectancy of people with SCI (Strauss, Devivo, Paculdo, & Shavelle, 2006).

Long-term rehabilitation is for certain people, depending on their health situation

and needs the best option. There is need of an organizational model with a

graduated system, like proposed below, in figure 1 (Nolis, Vanhaute, & De

Nutte, 2016).

Figure 1: The staged organization of rehabilitation (Nolis et al., 2016)

The staged organization of rehabilitation consisting of a acute, post-acute and

chronic phase, can better respond to the care needs. This way of organization

can ensure that healthcare and more specifically rehabilitation medicine is

available in such a way that every patient with his or her current health and

rehabilitation needs can go to the most efficient health care provider (Nolis et

al., 2016). The more complex the need of rehabilitation, the more specialized

the rehabilitation (Nolis, 2015).

Page 27: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

23

1.1.2.3 Assessing participation There are several instruments which rate the level of participation that already

exist. They differ in the way the instruments have been operationalized. An

overview of the best known instruments can be found in table 1. They are

divided into four different types, based on what they exactly measure. Some of

them operationalized participation in terms of objective variables like duration

and/or frequency (1), others apply next to this also a normative variable which

consists of the limitations of activities (2). Other instruments operationalized

participation as a combination of objective and subjective variables and include

asset of variables to capture perceived satisfaction with each performed activity

and the restrictions affecting those activities (3). The last type of instrument

measuring participation include variables of choice and control (4) (Van de

Velde et al., 2016a, 2017).

Table 1: An overview of instruments for assessing participation

Page 28: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

24

Despite the existence of various instruments and the broadly concept of

participation in rehabilitation, several authors believe it to be insufficiently

operationalized (Hammel et al., 2008; Hemmingsson & Jonsson, 2005; Ueda &

Okawa, 2003). Demonstrated by qualitative research, there are still other

subjective components, than captured in the existing instruments, in addition

which are also decisive to experiencing participation (Van de Velde et al.,

2016a, 2017). These are meaningful engagement, being part of, having

responsibilities, having an impact on others (Hammel et al., 2008), exerting

influence, doing things for others, belonging (Haggstrom & Lund, 2008), making

challenges, asking for and accepting help, dealing with others (Van de Ven,

Post, de Witte, & van den Heuvel, 2008) and being in hands of others (Haak,

Ivanoff, Fange, Sixsmith, & Iwarsson, 2007). Scientific research states these

‘missing’ components as an important mark to query the content validity of the

extant instruments. As reply on these deficits, the Ghent Participation Scale

(GPS) was elaborated as a new measurement of participation (Van de Velde et

al., 2016a, 2017).

1.1.3 The Ghent Participation Scale

1.1.3.1 The content The Ghent Participation Scale is a unique instrument measuring participation

and covering all domains of the ICF. The scale operationalizes the concept of

participation by the application of fifteen subjective and two objective variables

(Van de Velde et al., 2016a). There are three subscales used to organize these

variables of the GPS. Subscale 1 is ‘self-performed activities in accordance with

personal choices and wishes’ and can be closely linked to the concept of

‘autonomy’. The second subscale includes ‘self-performed activities leading to

appreciation and social acceptance’ and can be strongly related to the concept

of ‘satisfaction’. The third subscale consists of ‘delegated activities’ and can be

strongly connected to ‘restrictions in performing activities’. These three

subscales can be linked with the underlying constructs of the previous existing

instruments which are mentioned before (Van de Velde et al., 2017).

Page 29: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

25

1.1.3.2 Psychometric characteristics Van de Velde et al. (2017) did research to confirm the structure of the GPS and

to investigate the psychometric characteristics of the scale. The GPS was

tested on factorial validity and internal consistency (Cronbach’s = 0,75-0,83;

item-total correlation = 0,67-0,86), test-retest reliability (weighted kappa (Kw) =

0,57-0,88 with no change in activity set on retest; Kw = 0,47-0,72 with separately

chosen activity sets for test and retest), construct validity and discriminant

validity and responsiveness (standardized response mean = 0.68). The study

declared that the Ghent Participation Scale can be considered as a valid

method to measure perceived participation and it is irrespective of the pathology

and health status of the person. The GPS is a reliable and valid instrument with

a good internal consistency and a good to excellent test-retest reliability (Van de

Velde et al., 2017).

1.1.3.3 In practice Research states the GPS is able to detect potential changes or improvements

in the perceived participation over time and it can be used in outpatient

rehabilitation (Van de Velde et al., 2017). The purpose of many rehabilitation

centres is not only to focus on the restorative approach of individuals from a

medical point of view, but also on the long-term consequences and the level of

participation perceived by the patient. This is only possible when a reliable and

valid measure of participation is available, like the GPS is. Besides the fact it

includes both objective and subjective factors in the area of the individuals

environmental and social context, it also creates the possibility to enhance the

ability to providers of healthcare, regarding the patient’s participation, to

evaluate the effectiveness of their therapy and interventions (Van de Velde,

2016a).

Page 30: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

26

1.2 Research objective

This study will investigate the experiences of the GPS of people with SCI and

their treating physical therapists in the phase of continuing long-term

rehabilitation. This, in function of the usability and the potential influence of the

scale in practice.

It will be gauged what they think about the test, its administration and their

concerns about the instrument. Besides that, there will be investigated if the

outputs of the GPS are recognizable for both people with SCI and therapists or

even enriching in the way of learning about their own functioning for people with

SCI and about their therapy approach for the psychical therapists.

Furthermore it will be checked what is needed for the Ghent Participation Scale

to be an added value in practice as well for the people with SCI as for the

therapists, in terms of participation and functioning in the environment.

Page 31: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

27

2 METHODS

2.1 Study design and theoretical basis The present study uses a qualitative research design with a phenomenological-

hermeneutical method, inspired on Lindseth and Norberg (2004).

Phenomenological-hermeneutical research is a frequently used design in

qualitative research. As researcher you want to get insight into the ‘lived

experience’ of the human being and his personal involvement. This is possible

through first-hand interviews (Creswell, 2013; Holloway, 1997; Kielhofner, 2006;

Robinson & Reed, 1998).

Furthermore the hermeneutic aspect starts from the idea that people are living

narrative lives. They are all ‘expressive agents’ (Taylor, Carnevale, &

Weinstock, 2011). By the use of this design the researcher tries to make a deep

underlying interpretation of the experiences, framed in a context of the human

experience and personal meaning (Gadamer, 1975; Widdershoven, 2001). The

phenomenon is described as accurate as possible, how it actually happened

and to stay true to the facts (Groenewald, 2004; Kielhofner, 2006; Stones,

1988).

The phenomenological-hermeneutical method is an interpretative approach

which contains three phases. It starts with a naïve interpretation. The second

phase consists of a structural analysis and this is followed by the final phase,

the formulation of a comprehensive understanding (Lindseth & Norberg, 2004).

This will be further clarified in the elaboration of the results, which can be found

in part 3.

Page 32: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

28

2.2 Sampling When the phenomenological-hermeneutical method is used, the sampling

contains of selecting informants. This method only selects people, it does not

make use of literature or written or written texts (Cohen, Kahn, & Steeves, 2000;

Gentles, Charles, Ploeg, & McKibbon, 2015).

2.2.1 Sampling method In this study the purposive sampling method is used to select the participating

cases. Multiple sources confirm that purposeful or purposive sampling is an

ideal method to relate with the chosen study design (Gentles et al., 2015;

Kielhofner, 2006; van Manen, 2014). The participants are selected, with the

condition that they meet the proposed inclusion criteria. Based on their

knowledge and empowerment, they share their story in an interview.

Participants, who describe their experiences, are seen as representatives for

the group where they belong to (Gentles et al., 2015; Koerber & McMichael,

2008).

Different authors describe this as the power of purposive sampling. Within this

kind of sampling, the information is extracted from ‘rich cases’. Those who can

and will talk a lot about their experiences with the subject, their story will be an

added value to answer the purpose of the study and the research question

(Cohen et al., 2000; Patton, 2015; van Manen, 2014; Yin, 2011).

Patton (2015) makes the consideration that there must be paid attention to the

diversity of the purposive sample. To come to a representation of a

phenomenon, the sample must contain sufficient heterogeneity. Koerber and

McMichael (2008) appointed this as a pursuit of ‘maximum variation’.

Page 33: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

29

2.2.2 Sample size The number of participants is not fixed in advance. The process of recruitment

continues until saturation of information is achieved. In phenomenological

research no large samples are needed to obtain rich data. Typical for this type

of research is that a number between one and ten participants is indicated to

achieve saturation (Starks & Brown Trinidad, 2007).

2.2.3 Participants All participants will be recruited at the REVAlution Center of To Walk Again vzw

in Herentals (Belgium), a centre where continuing long-term rehabilitation is

offered. A sample as heterogeneous as possible will be selected by

approaching the treating physical therapists. Besides the inclusion criteria of

suffering from spinal cord injury and continuing long-term rehabilitation at the

REVAlution Center, the only exclusion criteria is not being able to express

themselves in an interview.

2.2.4 Ethics This study is approved by The Ethical Committee of the Ghent University

Hospital. Every participant has to give a written informed consent before starting

the data collection. The approval can be found in appendix 1.

2.3 Data collection Different methods of data collection will be used in this study. They are further

explained just below.

2.3.1 The administration of the Ghent Participation Scale First of all, the GPS will be administered with all participating people with SCI.

The GPS is an assessment that focuses on participation in its two aspects,

namely the objective and the subjective determinants, including all domains of

ICF (Van de Velde, 2016a, 2017)

Page 34: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

30

After the whole administration, which deliberately focuses in its questions on the

positive aspects of functioning, the GPS will calculate a general score for

experienced rate of participation and different scores for each category. The two

general categories are ‘experienced rate of participation for self-conducted

activities’ (with a subscore for ‘activities according to predefined choices and

wishes’ and a subscore for ‘activities that lead to appreciation and social

acceptance’) and ‘experienced participation rate for delegated activities’. Each

item in the scale is scored using a five-point Likert scale (from 1 ‘I totally

disagree’ to 5 ‘I totally agree’). Based on the mean scores from the three

subscales, a global score is calculated and represented in a percentage. A

higher percentage indicates a higher perceived participation level (Van de

Velde, 2016a, 2017).

Next to the general output of the GPS, the researcher will make a written

interpretation of these results. This interpretation will be based on the results in

combination with the answers that will be acquired during administration. This in

order to provide a more clear result of the test. The advantage is that by dint of

this interpretation of the results, the therapists get a handle and the ability to

work with the results and therefore to give effect to the GPS.

2.3.2 Interviews with people with SCI Interviews will be held with the people with SCI after the administration of the

GPS. At that moment the people will see their results and interpretation on the

GPS. During the interview they have the chance to give feedback on these

results and interpretation. They also will be queried about their experience with

the GPS and if it made some differences in their therapy or if the psychical

therapists did something with the information.

The persons with SCI will be asked to narrate their opinion about their results

through open-ended initial questions: ‘What do you think about this score?’,

‘How can you match this serious participation problem with your busy social

life?’, ‘What do you think about the way the GPS was administered?’, ‘In which

Page 35: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

31

way do you think the therapists did something with these results?’, and so forth.

The probes will be altered based on the persons’ responses. It will be a semi

structured interview, so the researcher can supervise the subject and the

consecution of questions, but not every question has to be asked exactly the

same way within every interview (Lysack, Luborsky, & Dillaway, 2006).

2.3.3 Interviews with the physical therapists After the administration of the GPS the results and interpretations will be

delivered to the two physical therapists working at the To Walk Again vzw

REVAlution Center. After the interviews with the people with SCI, the therapists

will be interrogated about their opinion. By using open-ended initial questions,

the researcher want to learn more about which information is new to them, what

did they already know, if and how they already obtained this information, if they

did something with these data, what they think about the reaction of the persons

with SCI on the results, if they saw some added value in the obtained data from

the GPS, and so forth. Further questions will be based on their answers. It will

be a semi structured interview, so the researcher can supervise the subject and

the consecution of questions, but not every question has to be asked exactly

the same way during each interview (Lysack et al., 2006).

2.4 Data analysis In phenomenological research the analytical procedure starts with the first

interview and ends when all interviews of all the participants has been

conducted. Typical for phenomenological research is that the meaning of the

data is hidden after the data. It is, as it were, processed in the obtained data.

For this reason each interview has to be transcribed and must be read

thoroughly several times to capture the first understanding of this specific

interview of one participant. The purpose of this analysis technique is to provide

a theoretical story that gives an answer on the research question. The story is

validated by including examples about the subject out of the collected data

(Kielhofner, 2006; Lindseth & Norberg, 2004).

Page 36: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

32

For the reliability of the data analysis, a well described and consistent structure

must be established in advance (Nowell, Norris, White, & Moules, 2017). The

researchers act as an instrument for analysing the obtained data. They will

make decisions in terms of coding, making themes, removing data from the

context and putting it back into the context (Braun & Clarke, 2006; Starks &

Brown Trinidad, 2007).

The collected data will be processed using the NVivo Software. In order to

maintain the reliability of the data analysis, the following steps must be followed

sequentially for thematic analysis (Lindseth & Norberg, 2004).

After the interview with the first participant is done, the administration, results

and interpretation of the GPS and following interview will be clustered one after

the other and read as a whole. This cluster of one participant was termed as ‘a

narrative’ (Nowell et al., 2017).

The data material has to be first read through several times to grasp its

meaning as a whole, achieving a naïve understanding. This to be made familiar

as researcher with the obtained data. The naïve understanding of the data is a

very precursory interpretation of the meaning of the whole data collected during

the research. It is more a circular than a static process. Next to that, initial

codes will be developed and then themes will be searched under which the data

can be divided. The themes will be revised and reconsidered. Afterwards, a

name and definition will be given to the different themes. All this to finally come

to a comprehensive understanding, an interpreted whole, which will describe

the entire phenomenon (Lindseth & Norberg, 2004).

A technique to ensure trustworthiness of the analytical procedure includes a

debriefing of the analysis and the preliminary results and discussing this within

the research team. Subsequently, a member check could be performed to

triangulate the findings and to verify the authenticity of the ongoing analysis

process . Furthermore, the inter-rater reliability and intra-rater reliability can map

the trustworthiness of the analysis of the data (Lincoln & Guba, 1985).

Page 37: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

33

3 RESULTS

3.1 Elaboration of research

3.1.1 Participants Eight people participated in this study: Six persons with SCI and two physical

therapists who treat this people at the REVAlution Center of To Walk Again vzw

in Herentals (Belgium), a centre for continuing long-term rehabilitation.

3.1.1.1 People with SCI Six persons with SCI of the REVAlution Center, more specifically two women

and four men, volunteered to participate in this study. An attempt was made to

compile such a heterogeneous sample as possible. This in terms of age, sex

and level of nerve damage. The people with SCI were aged between 22 and 66

years old. They all suffer from a complete or incomplete spinal cord injury with

different levels of nerve damage and are able to express themselves in an

interview. The table below (table 2) shows an overview of the characteristics of

the six persons with SCI who participated in this study.

Table 2: Characteristics of the people with SCI

Page 38: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

34

In a first phase, the Ghent Participation Scale was administered with all people

with SCI. The GPS calculated some scores and an interpretation based on this

scores in combination with the information out of the interviews was made. An

overview of the results and interpretations of the GPS for every person with SCI

can be found in appendix 2.

A second phase took place at the REVAlution Center, after the administration of

the GPS and consisted of an interview with each person with a SCI. They were

shown their results and interpretations of the GPS and were asked about their

results in an interview with open-ended initial questions. The interviews were

recorded and transcribed verbatim, by using NVivo Software. Six interviews

were performed and resulted in 128 minutes of recorded data.

3.1.1.2 Physical therapists In addition to the people with SCI, two physical therapists working at the

REVAlution Center and treating these six persons, volunteered in this study too.

Short after the administration of the GPS, the results and interpretations were

delivered to the two physical therapists working at the REVAlution Center. After

the interviews with the people with SCI, the therapists were asked some open-

ended initial questions. Because of time shortage of the physical therapists,

they both were interviewed at the same time and the results of the six persons

with a SCI were discussed in two interviews.

The table below (table 3) shows an overview of the two treating physical

therapists who participated in this study and in which interview they discussed

about which person with SCI.

Page 39: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

35

Table 3: An overview of the interviews with the physical therapists

The interviews took place at the To Walk Again vzw REVAlution Center in

Herentals. The interviews were recorded and transcribed verbatim, by using

NVivo Software. Two interviews were performed and resulted in 25 minutes of

recorded data.

3.2 Processing of data

3.2.1 Phase 1: Naïve understanding The narratives showed that participants see possibilities in the use of the GPS,

but only if the administration of it is followed by a consequence from which they

can benefit. There are often a lot of questionnaires and tests that persons with

SCI have to administer, but people with SCI see this as overflowing and

unnecessary if nothing is done with it by the professionals. Besides that, the

administration as well as the results raise some confusion by the participants.

The GPS needs more embedding in practice to be seen as added value, both

by people with SCI and professionals.

3.2.2 Phase 2: Structural analysis The structural analysis resulted in four themes about the experiences with the

GPS of people with spinal cord injury and their treating physical therapists. The

different themes are described separately below and are supported with

quotations from the interview. The abbreviation ‘P’ after each quote stands for a

person with a SCI, the abbreviation ‘T’ refers to a physical therapist. The

following number indicates from which precise participant the quote had been

derived. For the readability of the manuscript, only ‘he and his’ and not ‘she and

her’ were used when referring to a general description of the participant. This

does not mean that the voice of women is not represented in this study.

Page 40: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

36

3.2.2.1 Theme 1: The administration is a snapshot A first returning remark on the experience with the GPS is that the

administration of the GPS and consequently the subsequent results depend on

a few factors. Some variables can influence the given answers and scores,

which ensures that administration is a snapshot and relative to certain facts.

The experienced variables are listed below, followed by an extensive

explanation and accompanying quote.

a) The sex of the person with SCI In this study it emerged that the sex of the person with SCI can be an indicator

for the answers and the results of the GPS. As a woman with spinal cord injury,

you have to deal with other participation problems than men with spinal cord

injury. First of all, women handle differently than men do, when they have to

deal with some restrictions of their friends. According to some people with SCI,

it sometimes happens that friends take decisions in their place. One of the

people with SCI expressed this as followed: “At one point they will make the

choice for you: ‘Oh well, let’s not ask P4 along, because it’s difficult for her too.

She won’t get there anyway.’… I really don’t like that kind of reasoning and I

notice it with a lot of my female friends. Men are more easy going in that kind of

situations. They bring along someone in a wheelchair without any thought and

‘hop’ they’ll carry that person.” (P4).

Another participation issue which is different between men and women has to

do with the toilet visit. If you go out, you need a wheelchair-accessible toilet

anyway, but this is a little easier for men than women. A male person with SCI

described this as followed: “I also go to the toilet already in the morning. Then I

don’t have to think about that for the rest of the day, except for the probing. I

have to probe a couple of times a day. But at least I’m released of the “number

two”, so to say, if I take care of it in the morning.” (P5).

Page 41: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

37

Due to the anatomical differences of the female and male urinary system, it is

slightly more complex for women to go to the toilet in public. As a man you can

pee as soon as a normal toilet is wheelchair-accessible or fairly discreet in

public, like men without spinal cord injury do. As a woman, your participation

such as spontaneous outings is much more restricted. You are really dependent

on an adapted toilet if you want to urinate discreetly without having a bladder

infection. A female person with SCI expressed this as followed: “ ’Will you go

out with us, drink something?’ It used to be like: ‘Oh yes, that’s a wonderful

idea!’. Now it’s like ‘Uh no, because there is nowhere I can use the restroom’. In

that area you miss out a little on the spontaneous things. … For me it is,

because I’m a women, even more difficult. Therefore my participation in society

sometimes is less than it used to be. … A man can pull out his member in a

men toilet, but as female… You really are seated with your legs wide open.

Women have to do everything very sterile not to get a bladder infection. So yes,

it’s not like ‘Oh, let’s do it real quick behind the car’, as a man can do.” (P4)

The examples above show that the difference in sex has an influence on the

participation and therefore also on the results of the GPS and the opinion on

this.

b) The moment of administration The moment at which the GPS is administered plays a significant role in the

given answers and the results of the test. The moment as such can therefore be

interpreted in different ways.

This can refer to the season in which the scale is queried, because the weather

and time of the year can have an impact on the mind and soul of the person

with SCI. In consequence he will have a diverse view on his activities and he

will evaluate his activities differently in the test. Not only the view on his

activities can be different, but also the activities that are performed can be

influenced by the season: “If, in that moment, I was a bit down, I would say the

results will definitely tend that way. Maybe because it was winter at the time, but

Page 42: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

38

now the sun is shining. … Definitely when you go outside and see the sunrays.

It gives me a boost. ... When the weather is nice I go to the physiotherapist by

bike and sometimes I’ll go have a chat with my brother or go to the store by

bike.” (P6)

Another interpretation of the importance of the moment at which the GPS is

administrated is the specified week in which this falls. The GPS is based on the

question of what the five most important activities were you performed last

week. Not every week is the same, and like people without spinal cord injury,

people with spinal cord injury also have boring weeks in which hardly anything

special or fun has happened. If the administration of the GPS takes place after

such a week, the results of experienced participation rate will not be particularly

high. Despite the fact that you generally do a lot and you are active and happy

with how most things work. This can also be reversed. That you generally do

not much and that you are not that satisfied with your participation, but that the

administration took place just after a nice and active week.

The influence of the moment at which the administration falls was frequently

stressed by the people with SCI:

“That winter barbecue and diner accidently took place exactly in that week.”

(P1)

“… it changes from week to week anyway. I also have weeks where I stay at

home the whole week so to say. That’s a bit exaggerated, but I mean there are

weeks with hardly anything on my agenda, I hardly did anything, just because in

that moment, well… there are not many opportunities. For example if the

weather is really bad, well, I’ll barely go outside.” (P2)

Page 43: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

39

c) The character of the person with SCI The answers the people with SCI give during the administration of the GPS and

the resulting percentages and interpretations depends on the character and

attitude of the person with SCI. The GPS checks your experienced participation

rate on the basis of the acceptance of the way you perform activities these days

and how you deal with delegated activities. If you are a more independent

person who believes autonomy is important, you will not get a high score on the

experienced participation rate of delegated activities and maybe you are not

even satisfied with the activities that you carry out yourself or the way you have

to implement them due to your disability.

Those two quotes below prove the different attitudes between people with SCI:

“Sometimes not doing something is easier than doing them, right?” (P5)

“Ooh, but it is accepted [the obligation of outsourcing some activities because of

his limitation]. I rather do the things myself. If there is something I can’t handle

myself I’ll ask or have it done by someone else, but if you don’t have to… I

rather try it myself than have it done by somebody else. … In contrary to when

you say things like ‘okay, go ahead, do this with me’, ‘do that’, ‘I want you to do

this’ … Yes, it’s very easy that way and okay, it is accepted. They’re allowed to

do anything from me. But on the other hand you’ll never learn something that

way. So I can let someone else open the door for me every time. That’s …

Well…A change … with me anyway.” (P2)

The Ghent Participation Scale queries three activities you definitely want to do

in the future. Also in this area you can experience a big difference between the

dissimilar characters. You have the cautious people who take realistic and

achievable goals, which also should be reachable in short term. This refers to

examples like wheelchair racing, horse riding, sit-skiing, start studying again...

Page 44: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

40

In opposite there are people who have despite their disability wild, unfeasible,

challenging and maybe even unrealistic dreams which can probably never

become reality. The therapists confirmed this: “What struck me was that the

goals for the future differed enormously, especially among walkers [referring to

the people who walk with an exoskeleton (walking by full support of external

robotics) during therapy]. Like with this person, horse riding and a wheelchair…

But some they already do. And other goaled activities will never be possible and

will last as a dream.” (T1)

d) The life situation of the participant When determining the answers and results, it is clear that the general life

situation of the person with SCI plays an important role too. This does not only

mean age, but also living and work situation. If you are young, still being student

and living at home, a reaction like this is conceivably :”When I did the intake

interview, I still went to school fulltime etc., I did a lot more then. So yes… the

scores probably were a lot higher at the time … I think everyone my age would

rather not prepare food themselves etc. It all adds up on top of everything else,

right? The more you can hand over to someone else the better of course. … In

ten years everything would be different. If I still live with my parents by then and

they always have to cook for me… Well, I won’t feel comfortable in that situation

and my parents wouldn’t like it either. But with my age I guess it’s normal to feel

okay about it.” (P1)

This compared to someone who is already older, works fulltime, has her own

house and wants to manage her own household. This experience is completely

different, because she wants to be responsible for her household herself as her

peers do it too : “Well of course it’s not as I desired, I wish I could do it by

myself. … For example if you ask me if I would like some help cleaning, I’d

rather say no. I have the idea, you’re still young, you have to be able to maintain

your house yourself, I guess.” (P4)

These two examples show that the results also depend on the life situation and

that it can evolve over time.

Page 45: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

41

e) The phase of the rehabilitation trajectory The next evolving variable that affects the results after the administration of the

GPS, is the phase of the rehabilitation trajectory. At the REVAlution Center,

people follow continuing rehabilitation (long-term rehabilitation). This means that

they are supported to regain their lives as good as possible. Not only the

physical aspect can be refined, but also the appropriate help and suitable tools

can be fine-tuned. This all is of considerable importance in terms of perceived

degree of participation. One of the people with SCI, expressed this as followed:

“This to see how far I will get in my rehabilitation first. Should I not rather wait to

buy another type of car? Maybe I’ll still get some progress rehabilitating, for

example maybe a little function in my legs? But in the meantime I am getting

there more or less, as what kind of car I am looking for. … I think I still have

capacity to grow, yes I do think so. For example speaking of a car, it is going to

happen, so uuhm … In anyway, I estimate that within the next year it should be

in order.” (P5)

3.2.2.2 Theme 2: The confrontation with the results is like holding up a

mirror The results of the GPS force the people with SCI and the treating physical

therapists to look into the mirror, to reflect what they know about their

participation and to be conscious of their current capabilities and possibilities.

From the reactions of the people with SCI to the results, there are three different

subthemes highlighted, which they experienced as confronting.

a) About the scores When the people with SCI saw their results and read their interpretation on the

GPS, only a few of them immediately agreed with these scores. It was not that

simple for everyone to recognize themselves in the marks, like: “In my opinion

all scores look quite low? I have a big social life and a program pretty filled with

Page 46: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

42

activities. So, to me, these scores don’t seem very representative of my life

situation. Therefore I am actually surprised by the grades.” (P2)

The treating therapists could not always explain the resulting scores of the

people with SCI based on how they experience the participation of the people

with SCI either: “I don’t know. I could not tell you whether these results are true

or false. I have no idea how he is at home, how he’s assisted... or even how he

feels he can be helped, simply because I can’t check this.” (T1)

b) About the functioning For some of them seeing the results and reading the interpretation was

confronting or just clarifying for their awareness on their own functioning. One of

the persons with SCI described this accurately : “If I have to include what I

would like to do, the low scores definitely accord. There’s just a difference

between wishes and things you would like to do and you’re not able to do and

the things you can do by yourself eventually. Because…now, if I go to a

concert, well, in itself going to a concert just is standing up. But I can tag along

to a concert, so I can fully participate therein, but well… if I could. You know,

what I actually want to do is exercising with friends. But, that I can’t. So if that

get’s included, yes, you will become a totally different score.” (P3)

c) About making choices

In the interview, it was remarkable that reading the results and the interpretation

made most of the persons with SCI reflect on several aspects . They were

thinking about the own choices they make and what other people decide for

them and in which way their limitation makes a difference here, like: “…I have

peace with it, though. That’s what’s so difficult about the survey. I do have

peace with it, it’s not like it is keeping me awake at night, but if I have to

choose… I just feel it’s… annoying. Yes, annoying, because I rather do it

myself. But it just is that way now. It’s a fact, so I’ll have to live with it. Not that it

makes me unhappy. But if they leave me the choice I’d rather do it myself, if I

could. But the problem is I just can’t.” (P4)

Page 47: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

43

In another perception, the people with SCI make their own choices in which

information they share in therapy at the REVAlution Center, with the physical

therapists. They chose to tell these things they want their physical therapist to

know and how strong and independent they seem in their own private life. The

people with a SCI and the therapists talk during therapy, but you can always

send the conversation in such a way, that your biggest problems will not be

illuminated. A more introvert person expressed this as followed: “Perhaps there

was some new information therein for T1 and T2, because they don’t work here

that long. I don’t talk a lot during therapy or during the walking itself, because

I’m not such a chatterbox.” (P6)

The therapists confirmed that they were not aware of much aspects of

information. Another participant mentioned this just as an advantage of the GPS

that it enables therapists to learn more about the persons, like: “Yes, in my

opinion it’s an advantage. The therapist’s awareness about the real functioning

increases and he get a better insight in what I, as a patient, really want. Now he

can challenge or encourage me in an appropriate way.” (P4)

3.2.2.3 Theme 3: In practice The results are also enriching for the physical therapists. It makes them think

about what they know about the general functioning in terms of participation of

the persons with a SCI.

a) Known information Some of the results were not surprising to the therapists, because they already

knew it. The two physical therapists working at the REVAlution Center are

working there since only a few months. They cannot have a very close bond or

a strong trust relationship with the persons with SCI yet. Nevertheless it should

not be underestimated how much information is shared informally in therapy or

during the full hour walking in the exoskeleton. The therapists confirmed this:

“Mainly, like with P2, during walks [referring to the exoskeleton: walking by full

support of external robotics]. This means one hour with almost nothing else to

do, than to concentrate on the walking and to talk a little bit.” (T1)

Page 48: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

44

b) Unknown information To continue on what is discussed above it also shows that therapy is still in a

kind of artificial environment where people with SCI sometimes show their best

sides and less positive elements can be concealed if they want. In this way, the

person with a SCI can make the choice to show and tell the aspects they want

to in therapy. In fact, they can hide the information the professional needs in a

certain extent. This can be proved with the next citation: “In that case we didn’t

really know, since we mainly have the positive things here, like walking.

Sometimes, well, we talk about the private stuff anyway, but yes, we have less

an idea about how their daily activities look like and what role the partner plays

therein.” (T1)

c) Time Like in several organizations, time is a precious commodity. Because of the

workload and extensive range of tasks, the therapists confess they do not have

much time to invest in non physically related aspects of rehabilitation or issues

which are not part of the therapy. Not the administration of the GPS is the

biggest time intensive problem, but to be able to work with the results and

spending time to give effect to the GPS

“…honestly I just think we don’t have time for that. I guess that’s the biggest

problem. If we would include it in the intake. … Yes, you just have to spend

more time to it … I suppose that is our biggest problem ‘time’. … I think it also

particularly is a problem, not to have it filled in, but spending enough time with

it.” (T1)

Unfortunately, to create support to use the Ghent Participation Scale in practice,

time is needed. It is not only the administration which will take time, but also

succession and effectively working with it will be required to manage in

implementing the GPS. If time would be disposable, the test could be an added

value in practice. Also the persons with a SCI affirm that they see it as

unnecessary and a waste of time and energy if it is simply put aside after the

Page 49: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

45

administration, but that however it can be an added value when working with it.

One person expressed this as followed: “I suppose it could be an added value,

if you actively work with it. But if you just say ‘well, okay, so be it’, then it won’t

be an added value. … There are so many things that are done but afterwards

nothing happens with them. In that case it’s just lost time, but… If something

gets actually done with it, that’s a good thing. But it works that way with

everything in life of course.” (P1)

3.2.2.4 Theme 4: There is room for interpretation The interviews showed that the Ghent Participation Scale contains several

elements that are open for interpretation. Not every person found everything

unambiguous, both in the administration and in the perception on the results.

a) The administration In the administration several people with SCI had trouble with the questions.

Multiple questions were not clear about how and what to answer. For example:

The questionnaire starts with the question to give the five most important

activities you did last week, performed by yourself or in which you have

participated. Some people with SCI were already doubting when hearing this

first question, because a self-executed activity can be very relative in terms of

magnitude and importance. In that way, people with SCI hesitate about what to

answer and even in the following questions they often repeated that these

activities are relative and some even are ridiculous to discuss. With regard to

this ambiguity, one person said: “I thought it was difficult. Especially because it’s

really vague. For example a performed activity, well, what is an activity? Is it

getting up in the morning, dressing yourself? Is that an activity? Because those

are very small things, something ridiculously small you do daily. But okay, some

people do need some help doing these things… It’s a bit vague how big the

activity has to be.” (P1)

Page 50: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

46

b) The results In the interviews afterwards, it became clear that likewise the results can be

interpreted freely too. To understand what the results mean, explanation is

needed. For example: it’s not transparent that a low score on ‘experienced

participation rate for delegated activities’ is not that positive. A

misunderstanding about the score system can be found in next citation: “But

isn’t it just positive the scores are that low? Because in principle, it is since I

don’t allow it...I preferably do everything myself.” (P2)

3.2.3 Phase 3: Comprehensive understanding A lot of information can be taken out of this study consisting of the use of the

GPS and subsequent interviews. Experiences about the test, the administration,

the results and what has to be done with it were obtained by the participants

who were both people with SCI and therapists. A number of important points of

attention can be derived from this interviews.

On the one hand the remarks deal about the GPS and its administration. What

is important to keep in mind while the test is queried, which factors plays a role

or influence the answers and results? Furthermore, what the results and the

interpretation of the test do entail and how participants reflect on this. On the

other hand information on how the test can be embedded in practice can be

derived from of this study. What is required and which points need attention to

create an environment in which the Ghent Participation Scale can have an

added value in practice?

In the figure below (figure 2) the results derived from this research are

represented in a visual overview. This figure, which is two-fold, shows on the

one hand the administration of the Ghent Participation Scale and associated

determining factors, according to the people with SCI. On the other hand it

shows how it can be embedded in practice and what is needed therefore.

Page 51: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

47

Figure 2: The embedding of the GPS in practice

The Ghent Participation Scale is proposed as a cloud, because of the

ambiguous elements in the administration and in the perception of the results.

There is room for interpretation both on the administration and on the results.

In the cloud, you can see a camera and a mirror. The camera represents the

dependence of the GPS on a few factors. Previously it was described as the

administration of the GPS is like taking a snapshot. Variables as the sex of the

person with SCI, his character, his life situation, the phase of his rehabilitation

trajectory and the moment when the administration took place have an influence

on the administration of the GPS. In addition, The mirror in the figure above

depicts the confrontation with the results of the GPS that the people may

experience. Hence the picture of a mirror, to reflect on your scores, on your own

functioning and about the choices you make in your life, in rehabilitation and

during the administration of the GPS.

Page 52: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

48

In figure 2, you also can see the cloud floating above a table. The table

represents the situation in practice. To embed the GPS in practice, the cloud

must symbolical be sustained by the table. The biggest element of the table, of

practice, on which the GPS is based, is time. Time is needed to create an

added value with the GPS in therapy. Time means having the occasion to

collect information and to work with the results of the GPS and to collaborate

with the people with SCI to bring their results to a higher level. The table, based

on time and supported on information is balanced by two pillars: known and

unknown information. Between these two pillars there is a gap and therapists

working with the GPS have to pay attention to have an open mind in collecting

information. You have to look further than the known information. There must be

searched for the unknown information which might be hided, but which is at

least equally important as the information which is already known.

Despite the GPS is a representation of objective numeral data, without a proper

interpretation of the scores by the therapist, the scores remain superficial and

static. Moreover the opinion of the person with a SCI on the scores has a big

influence, while he can interpret best and frame the scores. This explanation is

insurmountable if they want to find out more about the person with a SCI and

his actual participation and functioning in his environment. Otherwise, the output

of the GPS, still remain hard to interpreting numbers.

3.2.3.1 Conclusion: comprehensive understanding Participants, both people with SCI and their treating physical therapists, confirm

that the Ghent Participation Scale is an interesting tool for the persons with SCI

as well as the therapists to open their eyes about participation and general

functioning in their environment and society. The test shows percentages and

scores about this, however these results remain static data.

An interpretation of the scores in form of a verbal description, as now was made

by the researcher and given to the physical therapists, is needed to handle the

scores and to get the chance to tackle them in therapy or to work with it.

Page 53: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

49

Furthermore, a conversation with the people with SCI about the scores after the

administration is recommended, to get better insights in the scores and to be

able to frame them. Instructions or a kind of guidelines with an appropriate

interview technique to question the persons would be useful to make the GPS a

useful instrument with an added value.

Nevertheless they have to keep in mind that the administration and the results

of the test depend on several various factors who can influence the score or

even how people with SCI will deal with the results and interpretations of the

GPS. Furthermore, to embed the GPS in practice and to increase the usability,

participants agree that some aspects are needed if the GPS wants to be used

as an added value for therapy. As most importantly time has not to be

underestimated to be able as therapists to really do something with the test and

a little extension of the instrument would be appropriate.

Page 54: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

50

Page 55: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

51

4 DISCUSSION As described in the introduction, the administration of the GPS, the results and

the linked interview proved that people suffering from SCI experience an impact

on all possible surfaces of their whole life because of their trauma (Adriaansen

et al., 2013; Aman & Aslam, 2013; Derret et al., 2012; Dudley-Javoroski &

Shields, 2006; Singh et al., 2014; Teo et al., 2011; Ullrich et al., 2013). Still,

people with SCI have the same needs and the same dreams like all the other

people and they need and want social independence to rule their own live and

choices (Shakespeare, 2000). During administration of the GPS, they became

aware that their identity did not change over time and they did not become

someone else despite their accident. In terms of acceptance, all of the people

with SCI said that they have accepted their limitation, but most of them add to

this that in their fantasy, in their ideal dream, they still can do everything by

themselves.

As already presented in the introduction the Ghent Participation scale can

detect changes over time in terms of participation and it can be used in

outpatient rehabilitation. The aim of the study was to investigate this issue by

the experiences of people with SCI and their therapists and to understand what

is needed to add value to this test so it is useful in a rehabilitation centre.

4.1 Findings

Based on the comprehensive understanding and its formulated conclusion, it

can be stated there can be a lot of relevant and interesting information extracted

from this research. The results reveals first and foremost that the administration

of the GPS is a snapshot. Secondly it shows that a confrontation with the results

is like holding up a mirror. As third, there is time needed in practice to collect

relevant information and to give effect to the results of the GPS. The last finding

is that both administration and the results leave room for interpretation, which

creates opportunities. All these results will be discussed separately, except the

last finding about room for interpretation. This one is contained in ‘4.4

Implications for further research’, because of its substantive character.

Page 56: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

52

4.1.1 The GPS as a snapshot The results of this research show that some factors can influence the

administration of the GPS and the subsequent results. This factors are besides

the sex, the character, life situation and rehabilitation of the person with SCI,

also the moment when the scale is administrated.

The experience the administration of the GPS is like taking a snapshot affirms a

benefit of the GPS, namely this instrument has the ability to detect

improvements in terms of participation over time (Van de Velde et al., 2017).

Changes of scores are possible or rather natural because literature proves this

is influenced by the kind of pathology and the condition of the impairment. Also

the age and situation of work or education has an influence on the score (Van

de Velde et al., 2017).

Another research states that the choices people make about activities,

performing and delegating them, is determined by who they are, by the self. It is

also triggered by the influences of the sudden SCI event where the person can

search for a new identity to disclaim his own self or experiences the impact on

the identity and having the anxiety it cannot be restored (Van de Velde et al.,

2012). A large part of all the subthemes of theme 1 can be connected to this

information.

4.1.2 The GPS as a mirror This study showed that the results and scores of the GPS incite to reflect both

for people with SCI and therapist. It creates a moment to look in the mirror and

evaluate the own functioning. Most of the persons with a SCI did not instantly

agree with their achieved scores of the GPS. They said that they thought the

overall score of perceived participation was too low in comparison to how they

perceived to participate in their environment, what they do and which activities

they delegated to others because of their impairment.

Page 57: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

53

This contrast between idea and reality is something that can be confirmed by

literature. Lawrence (2002) states that it is a common misunderstanding to see

autonomy as a synonym to self-sufficiency or independency. It is not because of

one independent person seems autonomous, he or she also experience this

autonomy or the other way around. Equating autonomy and independency

seems to be something typically Western. This goes back to Immanuel Kant

and the Enlightenment who pointed to step out from not thinking for ourselves.

So perhaps it can be stated that the people with SCI reflect to their own

functioning in another way than they actually function.

4.1.3 The GPS as an added value in practice Scientific research states an increasing quality of life must automatically be

linked with the facilitation of social participation and more general participation

in the environment (Brandt et al., 2011; Petterson, 2006). Österaker and Levi

(2005) confirm this idea by stating that performing a psychological assessment

of people suffering from SCI is an important care component for successful

rehabilitation and making maximum use of participation. Van de Velde et al.

(2018) states when the reasoning in clinical rehabilitation incorporate

participation as a concept, this offers possibilities to consider patient’s needs,

preferences and goals in therapy.

This research proves that the GPS examine deeper facts of the own

participation, functioning and handling with the situation. Therefore it can be an

added value to expose these gaps. In this way it also responds to the

recommendation of Noreau, Noonan, Cobb, Leblond and Dumont (2014) that

there is a requirement of better assessment which investigates the expressed

and unexpressed, met or unmet needs of people with SCI. The administration of

the GPS, including associated interview, seems to be an ideal instrument to

make this negotiable because of the made confrontation.

Page 58: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

54

4.2 Recommendations for practice Only physical therapists were working at the moment of this study in the To

Walk Again vzw REVAlution Center. There are no occupational therapists,

psychologist, social workers or other caregivers at the centre to create a

multidisciplinary team. This can be a reason why the aspects of the GPS are

not fully addresses in this centre and it can be seen as a missed opportunity.

Specifically, because behaviour changes or taking hold of old activities as go

back to work or school needs also an occupational, social and psychological

input for people with SCI (Bergmark, Westgren, & Asaba, 2011). Another study

emphasizes that even after twenty years post injury and longer, there still is a

common psychological distress and consequently the need of still using follow-

up services by people with SCI (Jakimovska, Kostovski, Biering-Sorensen, &

Lidal, 2017).

The GPS is a valuable and valid instrument, but it must be used correctly to be

able to use in practice. The physical aspect in all it different ways is very

important for people with SCI and their self-reliance in long-term rehabilitation,

but it is not the only factor which deserves attention for the well-being of this

individuals (Nas et al., 2015).

The GPS is based on the ICF and covers the nine domains of participation.

Consequently, this ensures the GPS follows the bio-psycho-social approach

(Turpin & Iwama, 2011; Van de Velde, 2017). This research states that to get

the benefits out of this instrument, the approach whereupon it is based must be

used in practice. Nowadays the REVAlution Center responds to the biological

factor because of its physical focus. Nevertheless, also the psychological and

social aspects must be supported by the long-term rehabilitation centre if it

wants to reply on the effective needs of their people with SCI. Flemish research

confirmed this advice to invest in a multidisciplinary healthcare team, because

injuries with such a big impact as SCI deserve and need a multidisciplinary

approach, even after the acute phase of rehabilitation (Nolis et al., 2016).

Page 59: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

55

Multidimensional instruments enables not only client-centred care, because it

offers more detailed information about the person, but it gives also the

opportunity to use shared-decision making (Van de Velde et al., 2018).

The first recommendation is to invest in a multidisciplinary team to make a bio-

psycho-social approach possible to respond to all needs of the people with SCI.

The second recommendation is about time. Caregivers have to create more

time in long-term rehabilitation to take care of the persons with SCI in all their

facets. Extracted from this study, time is needed to create an added value of the

GPS. There must be created time for the administration of the GPS, to query

the person with a SCI about the results of the scale, to work with this results

and to administrated it several times. This repeated measurement is

recommended if they want to utilize two advantages of the GPS. A first

advantage is that the GPS can detect improvements on participation over time,

which immediately indicate the second advantage, namely that this suggests

the possibility of evaluating the effectiveness of the offered interventions

regarding participation (Van de Velde et al., 2016a, 2017). Unfortunately, time

or even better a lack of time is one of the greatest challenges in healthcare,

more specifically in care for chronic care patients (Pennic, 2015; Quest

Diagnostics, 2018).

4.3 Limitations and strengths of the study As for limitations, there must be paid attention on a few aspects. A first point

deals about the eight included participants, consisting of six people with SCI.

One person (P4) has an incomplete SCI. Maybe the exclusion of received data

from P4 could have influenced the results. It appears subjectively P4 has a

more active life and a distinct point of vision about functioning. A heterogeneous

sample was strived, but equality in terms of complete or incomplete SCI could

bring more clarity about the influence of the fact whether a complete or

incomplete SCI affords other results.

Page 60: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

56

The second pointed note is the data analysis was conducted with peer

debriefings with a second researcher. It can be questioned if other themes

would be reached when analysing with two researchers.

Furthermore, the physical therapists working at the REVAlution Center work

only there since a few months. The question can be made if longer seniority of

the therapists would influence their reactions about, for instance, known and

unknown information of the people with SCI. But above all, perhaps there is a

difference in added value of the GPS depending on the time that therapists

have already spent with the people with SCI.

A strength of this study is that the collection of data started from scratch. While

using the phenomenological-hermeneutical method, does not use any literature,

so the participants in this study and the information they supplied were

unprejudiced heard. This without being influenced by any theoretical concept.

A next positive topic is that the data collection kept on until saturation was

achieved, which was the case after a relatively small number of participants for

this one centre. This fast saturation shows that most of the participants had the

same thoughts and experienced the same things about the GPS. Perhaps a

study in different settings, with more participants with various background could

be an added value for research about the GPS.

As a third strength, To guarantee a certain level of quality, different methods are

adopted in this study. First of all, to keep the credibility in this study high,

different methods of data collection were used. In this way, triangulation of data

wanted to be assured (Lysack et al., 2006; Nowell et al., 2017). There was the

administration of the Ghent Participation Scale to start with. After that, there

were interviews with the participants, both with the people with SCI and with the

treating physical therapists of the REVAlution Center. In these interviews

references were made to the given answers on the GPS, so their vision on this

answers and results were checked again. A second quality characteristic is that

Page 61: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

57

the Ghent Participation Scale and all interviews were questioned by one

research student (EP) of the second Master in Occupational Therapy from the

Ghent University. During the entire process the student has got different peer

debriefings with the promoter (Prof. Dr. DV). This happened to ensure that the

student kept a clear view on the information and to affirm that the right

interpretations on the collected data were made. Moreover, any biases are

avoided in this way. As a third guarantee of quality in this study, a member

check was held after the drafting the naïve understanding and the whole

structural analysis with the four themes. All this was sent by mail to each of the

eight participants. They were asked about what they thought about the results

and whether they could find themselves and their own vision in it. Despite all the

efforts, only four out of eight participants reacted. They could agree with what

was described and no additional comments were made.

4.4 Implications for further research Considering the results of this study, the construction of the GPS can be

improved. To increase the usability of the scale for caregivers, a guideline must

be developed with advice for questions to make the results negotiable and to

dig deeper in what actually matters to the person with a SCI in his participation

and functioning. Furthermore, the test should generate, next to an overview of

the results, a standardized list to fill in the interpretations of it.

If this two elements are added to the GPS, the scale should be implemented in

practice to link (therapy) goals based on shared decision making and

interventions. The added value of the GPS in practice, in terms of realizing

goals to increase the perceived participation and the impact of the influence of

the test to client-centred and goal-oriented therapy must be investigated.

Page 62: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

58

Page 63: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

59

5 CONCLUSION The Ghent Participation Scale is a reliable, valid and promising instrument to be

used in the context of participation in practice. Experiences of the participants in

this study shows that a few things must be added to increase the ease of use of

this instrument. Above all, time must be created to get started with the GPS.

The results show there are to interesting topics in this instrument connected to

measuring participation. Namely the results of GPS acts as a mirror to reflect on

the own functioning and the administration of the GPS is a snapshot, which

ensures it can be administrated several times through time. These unique

feature can expose unknown elements between the person with spinal cord

injury and his therapist and make them negotiable. Further research must prove

if the implementation of the GPS in practice support client-centred and goal-

oriented care or even shared decision making.

Page 64: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

60

Page 65: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

61

6 REFERENCES Adriaansen, J. J., Post, M. W., de Groot, S., van Asbeck, F. W., Stolwijk-

Swüste, J. M., Tepper, M., & Lindeman, E. (2013). Secondary health

conditions in persons with spinal cord injury: a longitudinal study from

one to five years post-discharge. Journal of Rehabilitation Medicine,

45(10), pp. 1016-1022.

Aman, H., & Aslam, A. (2013). A meaning of well-being: from the experience of

paraplegic. Asian Spine Journal, 1, 20-24.

Anderson, G. (2010). Chronic care: making the case for ongoing care.

Princeton, New Jersey: Robert Wood Johnson Foundation.

Barnett, K., Mercer, S. W., Norbury, M., Watt, G., Wyke, S., & Guthrie, B.

(2012). Epidemiology of multimorbidity and implications for health care,

research, and medical education: a cross-sectional study. The Lancet,

380(9836), 37-43.

Beckers, D. M., Buck, M. J., & Pons, C. (1997). De revalidatie van

dwarslaesiepatiënten: een multidisciplinaire benadering. Utrecht: De

Tijdstroom BV.

Bergmark, L., Westgren, N., & Asaba, E. (2011). Returning to work after spinal

cord injury: exploring young adults' early expectations and experience.

Disability and Rehabilitation, 33(25-26), 2553-2558.

Borrell-Carrio, F., Suchman, A. L., & Epstein, R. M. (2004). The biopsychosocial

model 25 years later: principles, practice, and scientific inquiry. The

Annals of Family Medicine, 2(6), 576-582.

Brandt, A., Samuelsson, K., Töytäri, O., & Salminen, A.-L. (2011). Activity and

participation, quality of life and user satisfaction outcomes of

enironmental control systems and smart home technology: a systematic

review. Disability and Rehabilitation: Assistive Technology, 6(3), 189-

206.

Page 66: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

62

Braun, V., & Clarke, V. (2006). Using thematic analysis in psychology.

Qualitative Research in Psychology, 3, 77-101.

Brown, M., Dijkers, M. P., Gordon, W. A., Ashman, T., Charatz, H., & Cheng, Z.

(2004). Participation objective, participation subjective: A measure of

participation combining outsider and insider perspectives. The Journal of

Head Trauma Rehabilitation, 19(6), 459-481.

Cardol, M., de Haan, R. J., de Jong, B. A., van den Bos, G. A., & de Groot, I. J.

(2001). Psychometric properties of the Impact on Participation and

Autonomy Questionnaire. Archives of Physical Medicine and

Rehabilitation, 82(2), 210-216.

Cardol, M., de Haan, R. J., van den Bos, G. A., de Jong, B. A., & de Groot, I. J.

(1999). The development of a handicap assessment questionnaire: the

Impact on Participation and Autonomy (IPA). Clinical Rehabilitation,

13(5), 411-419.

Chappel, P., & Wirz, S. (2003). Quality of life following spinal cord injury for 20-

40 year old males living in Sri Lanka. Asia Pacific Disability Rehabilitation

Journal, 14, 162-178.

Cohen, M. Z., Kahn, D. L., & Steeves, R. H. (2000). Hermeneutic

phenomenological research: A practical guide for nurse researchers.

Thousand Oaks, California: Sage Publications.

Creswell, J. W. (2013). Qualitative inquiry and research design: Choosing

among five approaches (3rd ed.). Thousand Oaks, California: Sage

Publications.

Derret, S., Beaver, C., Sullivan, M. J., Heribson, G. P., Acland, R., & Paul, C.

(2012). Traumatic and non-traumatic spinal cord impairment in New

Zealand: Incidence and characteristics of people admitted to spinal units.

Injury Prevention, 18(5), pp. 343-346.

Page 67: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

63

Dudley-Javoroski, S., & Shields, R. K. (2006). Assessment of physical function

and secondary complications after complete spinal cord injury. Disability

and Rehabilitation, 28(2), 103-110.

Engel, G. L. (1977). The need for a new medical model: A challenge for

biomedicine. Science, 196(4286), 129-136.

Engel, G. L. (1980). The clinical application of the biopsychosocial model.

American Journal of Psychiatry, 137(5), 535-544.

Gadamer, H. G. (1975). Truth and method. New York: Seabury Press.

Gandek, B., Sinclair, S. J., Jette, A. M., & Ware, J. E. (2007). Development and

initial psychometric evaluation of the Participation Measure for Post-

Acute Care. American Journal of Physical Medicine and Rehabilitation,

86(1), 57-71.

Gentles, S. J., Charles, C., Ploeg, J., & McKibbon, K. A. (2015). Sampling in

qualitative research: insights from an overview of the methods literature.

The Qualitative Report, 20(11), 1772-1789.

Glass, T. A., de Leon, C. M., Marottoli, R. A., & Berkman, L. F. (1999).

Population based study of social and productive activities as predictors of

survival among elderly Americans. British Medical Journal, 319(7208),

478-483.

Gray, D. B., Hollingsworth, H. H., Stark, S. L., & Morgan, K. A. (2006).

Participation survey/mobility: Psychometric properties of a measure of

participation for people with mobility impairments and limitations.

Archives of Physical Medicine and Rehabilitation, 87(2), 189-197.

Groenewald, T. (2004). Phenomenological research design illustrated.

International Journal of Qualitative Methods, 3(1).

Haak, M., Ivanoff, S. D., Fange, A., Sixsmith, J., & Iwarsson, S. (2007). Home

as the locus and origin for participation: Experiences among very old

Swedish people. OTJR: Occupation, Participation and Health, 27(3), 95-

103.

Page 68: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

64

Haggstrom, A., & Lund, M. L. (2008). The complexity of participation in daily life:

A qualitative study of the experiences of persons with acquired brain

injury. Journal of Rehabilitation Medicine, 40(2), 89-95.

Hammel, J., Magasi, S., Heinemann, A., Whiteneck, G., Bogner, J., &

Rodriguez, E. (2008). What does participation mean? An insider

perspective from people with disabilities. Disability and Rehabilitation,

30(19), 1445-1460.

Hemmingsson, H., & Jonsson, H. (2005). An occupational perspective on the

concept of participation in the International Classification of Functioning,

Disability and Health-some critical remarks. American Journal of

Occupational Therapy, 59(5), 596-576.

Holloway, I. (1997). Basic concepts for qualitative research. Oxford: Blackwell

Science.

Imms, C., Adair, B., Keen, D., Ullenhag, A., Rosenbaum, P., & Granlund, M.

(2016). 'Participation': a systematic review of language, definitions, and

constructs used in intervention research with children with disabilities.

Developmental Medicine & Child Neurology, 58(1), 29-38.

Jakimovska, V. M., Kostovski, E., Biering-Sorensen, F., & Lidal, I. B. (2017).

Psychological distress and user experiences with health care provision in

persons living with spinal cord injury for more than 20 years. Spinal Cord,

55(9), 864-869.

Kalsi-Ryan, S., & Verrier, C. M. (2011). A synthesis of best evidence for the

restoration of upper-extremity function in people with tetraplegia.

Physiotherapy Canada, 63(4), 474-489.

Kielhofner, G. (2006). Research in occupational therapy: Methods of inquiry for

enhancing practice. Philadelphia: FA Davis Company.

Koerber, A., & McMichael, L. (2008). Qualitative sampling methods: A primer for

technival communicators. Journal of Business and Technical

Communication, 22, 454.

Page 69: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

65

Lawrence, J. P. (2002). Radical evil and Kant’s turn to religion. The Journal of

Value Inquiry, 36, 319-335.

Le Granse, M., van Hartingsveldt, M., & Kinébanian, A. (2012). Grondslagen

van de ergotherapie (3rd ed.). Amsterdam: Reed Business.

Lincoln, S., & Guba, E. (1985). Naturalistic inquiry. Beverly Hills, California:

Sage Publications.

Lindseth, A., & Norberg, A. (2004). A phenomenological hermeneutical method

for researching lived experience. Scandinavian Journal of Caring

Science, 2, 145-153.

Lysack, C., Luborsky, M. R., & Dillaway, H. (2006). Gathering qualitative data.

In G. Kielhofner, Research in Occupational Therapy: Methods of inquiry

for enhancing practice (pp. 341-357). Philadelphia: F.A. Davis Company.

Middleton, J. W., Lim, K., Taylor, L., Soden, R., & Rutkowski, S. (2004).

Patterns of morbidity and rehospitalisation following spinal cord injury.

Spinal Cord, 42(6), 359-367.

Milner, P., & Kelly, B. (2009). Community participation and inclusion: People

with disabilities defining their place. Disability and Society, 24(1), 47-62.

Nas, K., Yazmalar, L., Sah, V., Aydin, A., & Önes, K. (2015). Rehabilitation of

spinal cord injuries. World Journal of Orthopedics, 6(1), 8-16.

Nirje, B. (1985). The basis and logic of the normalization principle. Australia and

New Zealand Journal of Developmental Disabilities, 11(2), 65-68.

Nolis, I. (2015). Vlaamse revalidatieziekenhuizen. Brussel: Zorgnet-Icuro.

Nolis, I., Vanhaute, O., & De Nutte, H. (2016). Musculoskeletale en

neurologische revalidatiegeneeskunde in Vlaanderen: Ontwerp van

normen voor de functie, het zorgprogramma en het gespecialiseerde

zorgprogramma. Brussel: Zorgnet-Icuro.

Page 70: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

66

Noreau, L., Noonan, V., Cobb, J., Leblond, J., & Dumont, F. (2014). Spinal cord

injury community survey: Understanding the needs of Canadians with

SCI. Topics in Spinal Cord Injury Rehabilitation, 20(4), 265-276.

Nowell, L. S., Norris, J. M., White, D. E., & Moules, N. J. (2017). Thematic

Analysis: Striving to meet the trustworthiness criteria. International

Journal of Qualitative Methods, 16, 1-13.

Österaker, A. L., & Levi, R. (2005). Indicatiors of psychological distress in

postacute spinal cord injured individuals. Spinal Cord, 43(4), 223-229.

Ostir, G. V., Granger, C. V., Black, T., Roberts, P., Burgos, L., Martinkewiz, P.,

& Ottenbacher, K. J. (2007). Preliminary results for the PAR-PRO: A

measure of home and community participation. Archives of Physical

Medicine and Rehabilitation, 87(8), 1043-1051.

Patton, M. Q. (2015). Qualitative research & evaluation methods: Integrating

theory and practice. (4th ed.). Thousand Oaks, California: Sage

Publications.

Pennic, J. (2015). Physicians reveal lack of time as greatest challenge in caring

for chronic care patients. Accessed May 17th, 2019, van HIT consultant:

https://hitconsultant.net/2015/09/28/challenge-caring-chronic-care-

patients/#.XN36yhQzbIU

Petterson, I. (2006). Significance of assistive devices in the daily life of persons

with stroke and their spouses [Doctoral dissertation]. Sweden: Örebro

University.

Post, M. W., de Witte, L. P., Reichrath, E., Verdonschot, M. M., Wijlhuizen, G.

J., & Perenboom, R. J. (2008). Development and validation of IMPACT-

S, an ICF-based questionnaire to measure activities and participation.

Journal of Rehabilitation Medicine, 40, 620-627.

Post, M. W., van der Zee, C. H., Hennink, J., Schafrat, C. G., Visser-Meily, J.

M., & van Berlekom, S. B. (2012). Validity of the Utrecht Scale for

Page 71: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

67

evaluation scale for evaluation of rehabilitation-participation. Disability

and Rehabilitation, 34(6), 478-485.

Quest Diagnostics. (2018). Hidden Hazards: Closing the care gap between

physicians and patients with multiple chronic conditions. New Jersey,

United States: Quest Diagnostics.

Robinson, D., & Reed, V. (1998). The A-Z of social research jargon. Aldershot:

Ashgate.

Shakespeare, T. (2000). The social relations of care. In G. Lewis, S. Gewirtz, &

J. Clarke, Rethinking social policy (pp. 52-65). London: Open University

and Sage Publications.

Silva, S. M., Correa, F. I., Faria, C. D., Pereira, G. S., Attie, E. A., & Correa, J.

C. (2016). Reproducibility of the items on the Stroke Specific Quality of

Life Questionnaire that evaluate the participation component of the

International Classification of Functioning, Disability and Health.

Disability and Rehabilitation, 38(24), 2413-2418.

Singh, A., Tetreault, L., Kalsi-Ryan, S., Nouri, A., & Fehlings, M. G. (2014).

Global prevalence and incidence of traumatic spinal cord injury. Clinical

Epidemiology, 6, 309-331.

Spek, J. (2013, februari). Zorgstandaard dwarslaesie. Accessed March 30th,

2019, van Zorgstandaard dwarslaesie:http://www.zorgstandaarden.net/zz

a/media/zorgstandaard/20130226-001/files/assets/basic-html/index.html#

page2

Spreyerman, R., Lüthi, H., Michel, F., Baumberger, M., Wirz, M., & Mäder, M.

(2011). Long-term follow-up of patients with spinal cord injury with a new

ICF based tool. Spinal Cord, 49(2), 230-235.

Starks, H., & Brown Trinidad, S. (2007). Choose your method: A comparison of

phenomenology, discourse analysis, and grounded theory. Qualitative

health research, 17(10), 1372-1380.

Page 72: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

68

Stones, C. R. (1988). Research: Toward a phenomenological praxis. In D.

Kruger, An introduction to phenomenological psychology (2nd ed., pp.

141-156). Cape Town, South Africa: Juta.

Strauss, D. J., Devivo, M. J., Paculdo, D. R., & Shavelle, R. M. (2006). Trends

in life expectancy after spinal cord injury. Archives of Physical and

Medical Rehabilitation., 87(8), 1079-1085.

Stucki, G., Ewert, T., & Cieza, A. (2002). Value and application of the ICF in

rehabilitation medicine. Disability and Rehabilitation, 24(17), 932-938.

Taylor, C., Carnevale, F. A., & Weinstock, D. M. (2011). Toward a

hermeneutical conception of medecine: a conversation with Charles

Taylor. Journal of Medicine and Philosophy, 36, 436-445.

Teo, S. H., Sew, S., Backman, C., Forwell, S., Lee, W. K., Chan, P. L., & Dean,

E. (2011). Health of people with spinal cord injury in Singapore:

implications for rehabilitation planning and implementation. Disability and

Rehabilitation, 33(15-16), 1460-1474.

Turpin, M., & Iwama, M. K. (2011). Using occupational therapy models in

practice: A fieldguide. China: Elsevier.

Ueda, S., & Okawa, Y. (2003). The subjective dimension of functioning and

disability: what is it and what is it for? Disability and Rehabilitation, 25(11-

12), 596-601.

Ullrich, P. M., Lincoln, R. K., Tackett, M. J., Miskevics, S., Smith, B. M., &

Weaver, F. M. (2013). Pain, depression, and health care utilization over

time after spinal cord injury. Rehabilitation Psychology, 58(2), 158-165.

Van Asbeck, F. W., & Van Nes, I. J. (2016). Handboek dwarslaesierevalidatie:

de basis (3rd ed.). Assen: Koninklijke Van Gorcum.

van Brakel, W. H., Anderson, A. M., Mutatkar, R. K., Bakirtzief, Z., Nicholls, P.

G., Raju, M. S., & Das-Pattanayak, R. K. (2006). The Participation Scale:

Measuring a key concept in public health. Disability and Rehabilitation,

28(4), 193-203.

Page 73: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

69

Van de Velde, D., Bracke, P., Van Hove, G., Josephsson, S., & Vanderstraeten,

G. (2010). Perceived participation, experiences from persons with spinal

cord injury in their transition period from hospital to home. International

Journal of Rehabilitation Research, 33(4), 346-355.

Van de Velde, D., Bracke, P., Van Hove, G., Josephsson, S., Devisch, I., &

Vanderstraeten, G. (2012). The illusion and the paradox of being

autonomous, experiences from persons with spinal cord injury in their

transition period from hospital to home. Disability and Rehabilitation,

34(6), 491-602.

Van de Velde, D., Bracke, P., Van Hove, G., Josephsson, S., Viaene, A., De

Boever, E., ... Vanderstraeten, G. (2016a). Measuring participation when

combining subjective and objective variables: the development of the

Ghent Participation Scale (GPS). European Journal of Physical and

Rehabilitation Medecine, 52(4), 527-540.

Van de Velde, D., Coorevits, P., Sabbe, L., De Baets, S., Bracke, P., Van Hove,

G., ... Vanderstraeten, G. (2017). Measuring participation as defined by

the World Health Organization in the International Classification of

Functioning, Disability and Health. Psychometric properties of the Ghent

Participation Scale. Clinical Rehabilitation, 31(3), 379-393.

Van de Velde, D., Coussens, M., De Baets, S., Sabbe, L., Vanderstraeten, G.,

Vlerick, P., ... De Vriendt, P. (2018). Application of participation in clinical

practice: Key issues. Journal of Rehabilitation Medicine, 50, 00-00.

Van de Velde, D., Eijkelkamp, A., Peersman, W., & De Vriendt, P. (2016b). How

competent are healthcare professionals in working according to a bio-

psycho-social model in healthcare? The current status and validation of a

scale. PLoS One, 11(10), e0164018.

Van de Ven, L., Post, M., de Witte, L., & van den Heuvel, W. (2008). Strategies

for autonomy used by people with cervical spinal cord injury. Disability

and Rehabilitation, 30(4), 249-260.

Page 74: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

70

van Manen, M. (2014). Phenomenology of practice: meaning-giving methods in

phenomenological research and writing. New York: Routledge.

Wade, D. (2016). Rehabilitation - a new approach. Part four: A new paradigm,

and its implications. Clinical Rehabilitation, 30(2), 109-118.

Widdershoven, G. A. (2001). Dialogue in evaluation: a hermeneutic perspective.

Evaluation, 7(2), 253-263.

Wilkie, R., Peat, G., Thomas, E., Hooper, H., & Croft, P. R. (2005). The Keele

Assessment of Participation: A new instrument to measure participation

restriction in population studies. Combined qualitative and quantitative

examination of its psychometric properties. Quality of Life Research,

14(8), 1889-1899.

World Health Organization. (2001). International classification of functioning,

disability and health: ICF. Geneva: WHO.

Yin, R. K. (2011). Qualitative research from start to finish. New York: Guilford

Press.

Page 75: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

71

7 APPENDICES

7.1 Appendix 1: Approval Ethics Committee

Page 76: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

72

Page 77: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

73

Page 78: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

74

Page 79: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

75

7.2 Appendix 2: Output of the Ghent Participation Scale

7.2.1 Participant 1

Alg

em

en

e g

ege

ven

s:R

esu

ltat

en

: par

tici

pat

ie f

oto

Naa

mEr

vare

n p

arti

cip

atie

graa

d6

1,0

7%

geb

oo

rte

dat

um

:

Erva

ren

par

tici

pat

iegr

aad

vo

or

zelf

uit

gevo

erd

e a

ctiv

ite

ite

n:

54,6

7%

Dat

um

afn

ame

:-

Act

ivit

eit

en

vo

lge

ns

voo

rop

gest

eld

e k

eu

zes

en

we

nse

n

52,8

0%

-A

ctiv

ite

ite

n d

ie le

ide

n t

ot

waa

rde

rin

g e

n s

oci

ale

aan

vaar

din

g57

,00

%

Naa

m a

anvr

age

r:Er

vare

n p

arti

cip

atie

graa

d v

oo

r ge

de

lege

erd

e a

ctiv

ite

ite

n:

62,0

0%

ICF-

cod

e Q

ual

ifie

r

Fift

h d

igit

De

ze

lf u

itge

voe

rde

act

ivit

eit

en

: d

920

2

d71

02

D57

02

D57

02

d64

04

Ge

de

lege

erd

e a

ctiv

ite

ite

n:

d23

01

d64

02

d64

02

d45

53

d64

02

Sco

re v

olg

en

s IC

F:

ne

gm

atig

par

tici

pat

iep

rob

lee

m2

po

sp

arti

cip

ee

rt m

atig

2

Do

me

ine

n v

an p

arti

cip

atie

: x x x x x x

P1

°199

6

18/1

2/20

18

E.P

.

Hu

ish

ou

de

n

Inte

rpe

rso

on

lijk

e in

tera

ctie

s e

n r

ela

tie

s

Be

lan

grij

ke le

ven

sge

bie

de

n

Maa

tsch

app

eli

jk, s

oci

aal e

n b

urg

erl

ijk

leve

n

Lere

n e

n t

oe

pas

sen

van

ke

nn

is

Alg

em

en

e t

ake

n e

n e

ise

n

Co

mm

un

icat

ie

Mo

bil

ite

it

Zelf

verz

org

ing

naa

r d

e w

inke

l gaa

n (

apo

the

ker

+ b

oo

dsc

hap

pe

n)

Ke

rsti

nko

pe

n d

oe

n

Bad

kam

er

kuis

en

+ d

roge

n

REV

Alu

tio

n (

the

rap

ie: s

tap

pe

n, f

itn

ess

,,,)

Kin

esi

st

Naa

r h

et

gro

otw

are

nh

uis

gaa

n

ete

n k

laar

mak

en

hu

ish

ou

de

n (

was

en

de

pla

s)

GP

S -

De

Gen

tse

Par

tici

pat

iesc

haa

lEe

n g

eïn

div

idu

alis

ee

rd m

ee

tin

stru

me

nt

on

twik

keld

om

de

ze

lf e

rvar

en

par

tici

pat

ie in

kaa

rt t

e b

ren

gen

.

Au

teu

rs: D

om

iniq

ue

Van

de

Ve

lde

, Pie

t B

rack

e, G

ee

rt V

an H

ove

, Sta

ffan

Jo

sep

hss

on

, Pas

cal C

oo

revi

ts, G

uy

Van

de

rstr

aete

n ©

Win

terb

arb

ecu

e

Ete

ntj

e v

oo

r fe

est

dag

en

Keuz

e

Wil

Zich

zelf

zijn

Zelf

ontp

looi

ing

Cont

role

Vei

lighe

id

Waa

rder

ing

Bel

angr

ijk

Er b

ij ho

ren

Keuz

e

Cont

role

Vei

lighe

id

Gra

ag

Zorg

en

Ver

trou

wen

0

0,51

1,52

2,53

3,54

4,55

Page 80: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

76

Page 81: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

77

Inte

rpre

tati

e G

PS:

Toek

omst

doel

en:

Vo

lge

nd

e d

oe

len

zo

ud

en

in d

e t

oe

kom

st b

ere

ikt

wil

len

wo

rde

n:

Gaa

n z

itsk

iën

(re

ed

s e

erd

er

uit

gevo

erd

e a

ctiv

ite

it)

Ein

dd

oe

l: Vo

lge

nd

ein

dd

oe

l wo

rdt

voo

r o

gen

ge

ho

ud

en

bin

ne

n d

e t

he

rap

ie:

Fysi

ek

ste

rke

r w

ord

en

en

go

ed

eve

nw

ich

t h

eb

be

n.

Ru

gsp

iere

n o

nd

erh

ou

de

n e

n ie

ts v

ers

terk

en

vo

or

o.a

. eve

nw

ich

t e

n b

alan

s.

Arm

en

ve

rste

rke

n o

m f

ysie

k st

erk

ge

no

eg

te z

ijn

om

op

nie

uw

act

ivit

eit

en

uit

te

vo

ere

n.

On

de

rho

ud

van

o.a

. bo

tde

nsi

teit

om

nie

t m

ete

en

iets

te

bre

ken

.

Ro

bo

t ge

bru

ike

n a

ls m

anie

r o

m s

pij

sve

rte

rin

g b

ete

r te

do

en

we

rke

n e

.d.

Par

tici

pat

ie:

P1

sco

ort

61%

op

vla

k va

n p

arti

cip

atie

.

Par

tici

pat

ie in

he

t m

aats

chap

pe

lijk

e le

ven

wo

rdt

hie

r ge

me

ten

aan

de

han

d v

an t

we

e f

acto

ren

: act

ivit

eit

en

die

je z

elf

do

et

en

act

ivit

eit

en

die

do

or

and

ere

n u

itge

voe

rd w

ord

en

.

Dit

wo

rdt

be

reik

t o

p b

asis

van

62%

erv

are

n p

arti

cip

atie

graa

d m

et

be

tre

kkin

g to

t ge

de

lige

erd

e a

ctiv

ite

ite

n (

zie

gro

en

e g

ed

ee

lte

in d

e r

oo

s)

en

ee

n e

rvar

en

par

tici

pat

iegr

aad

van

54,

7% m

et

be

tre

kkin

g to

t ze

lf u

itge

voe

rde

act

ivit

eit

en

, wat

ee

n e

erd

er

zwak

ke s

core

is.

Vo

or

waa

rde

rin

g e

n s

oci

ale

aan

vaar

din

g va

n z

elf

uit

gevo

erd

e a

ctiv

ite

ite

n s

coo

rt P

1 57

% (

zie

bla

uw

e g

ed

ee

lte

in d

e r

oo

s),

maa

r d

eze

act

ivit

eit

en

ve

rlo

pe

n s

lech

ts v

oo

r 52

,8%

vo

lge

ns

zijn

vo

oro

pge

ste

lde

ke

uze

s e

n w

en

sen

(zi

e r

oze

ge

de

elt

e in

de

ro

os)

.

On

dan

ks z

ijn

aan

do

en

ing

he

eft

P1

volg

en

s h

et

ICF

ove

r h

et

alge

me

en

sle

chts

ee

n m

atig

par

tici

pat

iep

rob

lee

m.

Dit

vo

rmt

ee

n d

iscr

ep

anti

e m

et

de

sco

re '4

' of

voll

ed

ig p

arti

cip

atie

pro

ble

em

tij

de

ns

de

ze

lf u

itge

voe

rde

act

ivit

eit

'naa

r h

et

gro

otw

are

nh

uis

gaa

n'.

Bij

de

ge

de

lege

erd

e a

ctiv

ite

it 'k

ers

tin

kop

en

do

en

' ko

mt

ee

n s

core

'3' o

fwe

l ern

stig

par

tici

pat

iep

rob

lee

m n

aar

voo

r.

Op

vall

en

d b

ij z

elf

uit

gevo

erd

e a

ctiv

ite

ite

n (

54,7

% t

evr

ed

en

he

id)

is d

at P

1 o

nd

er

2,5/

5 sc

oo

rt o

p v

lak

van

ze

lfo

ntp

loo

iin

g e

n c

on

tro

le a

ctiv

ite

ite

n.

Hij

vo

elt

zic

h h

ele

maa

l nie

t b

ela

ngr

ijk

tijd

en

s h

et

uit

voe

ren

van

act

ivit

eit

en

.

He

t is

op

vall

en

d d

at P

1 m

ind

er

pro

ble

me

n h

ee

ft e

n z

ich

be

ter

voe

lt b

ij h

et

de

lege

ren

van

act

ivit

eit

en

dan

bij

he

t ze

lf u

itvo

ere

n e

rvan

.

Do

or

zijn

glo

baa

l lag

e s

core

s o

p z

elf

uit

gevo

erd

e a

ctiv

ite

ite

n is

dit

iets

waa

rin

hij

zo

u m

oe

ten

ku

nn

en

gro

eie

n.

Toch

is h

et

oo

k p

osi

tie

f te

no

em

en

dat

hij

ho

ger

sco

ort

(62

%)

op

ge

de

lege

erd

e a

ctiv

ite

ite

n, w

at w

ee

rge

eft

dat

hij

he

t vr

ij g

oe

d a

anva

ard

wan

ne

er

and

ere

n v

oo

r h

em

iets

(m

oe

ten

) d

oe

n.

Dit

zij

n b

ela

ngr

ijke

be

vin

din

gen

in f

un

ctie

van

he

t ve

rwe

zen

lijk

en

van

zij

n t

oe

kom

std

oe

len

.

Ge

zie

n z

ijn

lee

ftij

d e

n t

oe

kom

stp

ers

pe

ctie

f, z

ijn

he

t h

ee

l waa

rde

voll

e e

n p

asse

nd

e d

oe

len

die

hij

vo

or

zich

zelf

op

ste

lde

.

Zijn

ein

dd

oe

len

, die

ze

er

fysi

sch

ge

rich

t zi

jn, w

ee

rsp

iege

len

dat

hij

zic

h h

ier

lich

ame

lijk

wil

vo

or

inze

tte

n.

Toch

zal

ee

n s

tijg

ing

van

he

t p

sych

isch

e, m

ee

rbe

paa

ld d

e z

elf

waa

rde

en

ze

lfo

ntp

loo

iin

g, n

od

ig z

ijn

om

he

t b

ere

ike

n v

an z

ijn

do

ele

n m

oge

lijk

te

mak

en

.

De

par

tici

pat

iegr

aad

(61

%)

van

P1

vert

oo

nt

no

g ve

el g

roe

imo

geli

jkh

ed

en

.

Op

nie

uw

gaa

n s

tud

ere

n

Op

nie

uw

fys

iek

ste

rke

r w

ord

en

(h

ou

din

g, f

itn

ess

, sta

pp

en

.. -

> li

chaa

m in

he

t al

gem

ee

n)

GP

S -

De

Gen

tse

Par

tici

pat

iesc

haa

lEe

n g

eïn

div

idu

alis

ee

rd m

ee

tin

stru

me

nt

on

twik

keld

om

de

ze

lf e

rvar

en

par

tici

pat

ie in

kaa

rt t

e b

ren

gen

.

Au

teu

rs: D

om

iniq

ue

Van

de

Ve

lde

, Pie

t B

rack

e, G

ee

rt V

an H

ove

, Sta

ffan

Jo

sep

hss

on

, Pas

cal C

oo

revi

ts, G

uy

Van

de

rstr

aete

n ©

Page 82: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

78

Page 83: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

79

7.2.2 Participant 2

Alg

em

en

e g

ege

ven

s:R

esu

ltat

en

: par

tici

pat

ie f

oto

Naa

mEr

vare

n p

arti

cip

atie

graa

d4

8,0

0%

geb

oo

rte

dat

um

:

Erva

ren

par

tici

pat

iegr

aad

vo

or

zelf

uit

gevo

erd

e a

ctiv

ite

ite

n:

56,6

7%

Dat

um

afn

ame

:-

Act

ivit

eit

en

vo

lge

ns

voo

rop

gest

eld

e k

eu

zes

en

we

nse

n

58,5

0%

-A

ctiv

ite

ite

n d

ie le

ide

n t

ot

waa

rde

rin

g e

n s

oci

ale

aan

vaar

din

g54

,38

%

Naa

m a

anvr

age

r:Er

vare

n p

arti

cip

atie

graa

d v

oo

r ge

de

lege

erd

e a

ctiv

ite

ite

n:

29,3

3%

ICF-

cod

e Q

ual

ifie

r

Fift

h d

igit

De

ze

lf u

itge

voe

rde

act

ivit

eit

en

: d

850

2

d92

04

d15

53

d77

01

d77

00

Ge

de

lege

erd

e a

ctiv

ite

ite

n:

d55

03

d64

03

d15

53

d45

53

d15

53

Sco

re v

olg

en

s IC

F:

ne

ge

rnst

ig p

arti

cip

atie

pro

ble

em

3

po

sp

arti

cip

ee

rt w

ein

ig3

Do

me

ine

n v

an p

arti

cip

atie

: x x x x x x x

P2

°199

2

19/1

2/20

18

E.P

.

Hu

ish

ou

de

n

Inte

rpe

rso

on

lijk

e in

tera

ctie

s e

n r

ela

tie

s

Be

lan

grij

ke le

ven

sge

bie

de

n

Maa

tsch

app

eli

jk, s

oci

aal e

n b

urg

erl

ijk

leve

n

Lere

n e

n t

oe

pas

sen

van

ke

nn

is

Alg

em

en

e t

ake

n e

n e

ise

n

Co

mm

un

icat

ie

Mo

bil

ite

it

Zelf

verz

org

ing

Iets

uit

de

kas

t h

ale

n (

te h

oo

g)

tan

ken

Ban

de

n o

pp

om

pe

n

Co

nta

ct m

et

Vig

o

Ke

rsti

nko

pe

n g

ed

aan

Re

is g

eb

oe

kt

ete

n m

ake

n

hu

ish

ou

de

n (

stri

jke

n, p

oe

tse

n,,

,)

GP

S -

De

Gen

tse

Par

tici

pat

iesc

haa

lEe

n g

eïn

div

idu

alis

ee

rd m

ee

tin

stru

me

nt

on

twik

keld

om

de

ze

lf e

rvar

en

par

tici

pat

ie in

kaa

rt t

e b

ren

gen

.

Au

teu

rs: D

om

iniq

ue

Van

de

Ve

lde

, Pie

t B

rack

e, G

ee

rt V

an H

ove

, Sta

ffan

Jo

sep

hss

on

, Pas

cal C

oo

revi

ts, G

uy

Van

de

rstr

aete

n ©

Po

liti

eke

ve

rgad

eri

ng

Fitn

ess

en

Keuz

e

Wil

Zich

zelf

zijn

Zelf

ontp

looi

ing

Cont

role

Vei

lighe

id

Waa

rder

ing

Bel

angr

ijk

Er b

ij ho

ren

Keuz

e

Cont

role

Vei

lighe

id

Gra

ag

Zorg

en

Ver

trou

wen

0

0,51

1,52

2,53

3,54

4,55

Page 84: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

80

Page 85: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

81

Inte

rpre

tati

e G

PS:

Toek

omst

doel

en:

Vo

lge

nd

e d

oe

len

zo

ud

en

in d

e t

oe

kom

st b

ere

ikt

wil

len

wo

rde

n:

Een

ve

rre

re

is m

ake

n

Ein

dd

oe

l: Vo

lge

nd

ein

dd

oe

l wo

rdt

voo

r o

gen

ge

ho

ud

en

bin

ne

n d

e t

he

rap

ie:

Nie

t re

leva

nt.

He

eft

nie

t h

et

ide

e d

at w

at h

ij d

oe

t o

f zo

u k

un

ne

n d

oe

n in

he

t ce

ntr

um

ech

t va

n t

oe

pas

sin

g is

op

wat

hij

in d

e t

oe

kom

st w

en

st t

e b

ere

ike

n.

Par

tici

pat

ie:

P2

sco

ort

48%

op

vla

k va

n p

arti

cip

atie

.

Par

tici

pat

ie in

he

t m

aats

chap

pe

lijk

e le

ven

wo

rdt

hie

r ge

me

ten

aan

de

han

d v

an t

we

e f

acto

ren

: act

ivit

eit

en

die

je z

elf

do

et

en

act

ivit

eit

en

die

do

or

and

ere

n u

itge

voe

rd w

ord

en

.

Dit

wo

rdt

be

reik

t o

p b

asis

van

56,

7% e

rvar

en

par

tici

pat

ie m

et

be

tre

kkin

g to

t ze

lf u

itge

voe

rde

act

ivit

eit

en

en

ee

n z

ee

r zw

akke

erv

are

n p

arti

cip

atie

graa

d v

an 2

9,3%

me

t b

etr

ekk

ing

tot

ged

eli

gee

rde

act

ivit

eit

en

(zi

e g

roe

ne

ge

de

elt

e in

de

ro

os)

.

Vo

or

waa

rde

rin

g e

n s

oci

ale

aan

vaar

din

g va

n z

elf

uit

gevo

erd

e a

ctiv

ite

ite

n s

coo

rt P

2 54

,4%

(zi

e b

lau

we

ge

de

elt

e in

de

ro

os)

en

de

ze a

ctiv

ite

ite

n v

erl

op

en

vo

or

58,5

% v

olg

en

s zi

jn v

oo

rop

gest

eld

e k

eu

zes

en

we

nse

n (

zie

ro

ze g

ed

ee

lte

in d

e r

oo

s).

Do

or

zijn

aan

do

en

ing

he

eft

P2

volg

en

s h

et

ICF

ove

r h

et

alge

me

en

ee

n e

rnst

ig p

arti

cip

atie

pro

ble

em

.

Dit

vo

rmt

ee

n d

iscr

ep

anti

e m

et

de

sle

chts

mat

ige

par

tcip

atie

pro

ble

me

n d

ie h

ij s

coo

rt a

ls h

et

gaat

ove

r h

et

zelf

uit

voe

ren

van

act

ivit

eit

en

(ke

uze

&w

en

s -

waa

rde

rin

g&aa

nva

ard

ing)

.

We

l wo

rdt

dit

we

ers

pie

geld

in d

e e

rnst

ige

par

tici

pat

iep

rob

lem

en

bij

ge

de

lige

erd

e a

ctiv

ite

ite

n, h

oe

we

l he

t w

egv

alle

n v

an z

org

en

hie

rdo

or

en

he

t ve

rtro

uw

en

sle

chts

ee

n m

atig

pro

ble

em

vo

rme

n.

De

ro

os

is v

rij g

eva

rie

erd

bij

P2

en

hij

sco

ort

vo

or

zelf

uit

gevo

erd

e a

ctiv

ite

ite

n o

p g

ee

n e

nke

l on

de

rde

el o

nd

er

de

he

lft.

Dit

zo

we

l in

he

t ge

de

elt

e v

an k

eu

ze&

we

ns

(ro

ze)

als

in h

et

ged

ee

lte

van

waa

rde

rin

g&aa

nva

ard

ing

(bla

uw

e).

Bij

he

t d

eli

gere

n v

an a

ctiv

ite

ite

n li

gt d

it a

nd

ers

, wan

t d

aar

sco

or

P2

op

ge

en

en

kel o

nd

erd

ee

l ho

ger

dan

de

he

lft.

Ee

n b

eve

stig

ing

dat

de

gro

ots

te p

rob

lem

en

zic

h h

ieri

n s

itu

ere

n.

Uit

he

t ge

spre

k ko

mt

naa

r vo

or

dat

P2

ee

n z

elf

stan

dig

en

au

ton

oo

m p

ers

oo

n is

, die

oo

k o

p d

ie m

anie

r w

il h

and

ele

n.

Hij

he

eft

inzi

cht

in z

ijn

eig

en

sit

uat

ie e

n h

ee

ft e

en

ge

vuld

so

ciaa

l en

maa

tsch

app

eli

jk le

ven

, wat

de

ind

ruk

he

eft

zij

n s

itu

atie

min

of

me

er

te a

anva

ard

en

.

Dit

wo

rdt

oo

k ge

refl

ect

ee

rd in

de

to

eko

mst

do

ele

n d

ie h

ij v

oo

rop

ste

lt. H

et

zijn

act

ivit

eit

en

die

, eve

ntu

ee

l mit

s e

nke

le a

anp

assi

nge

n, r

ols

toe

lge

bo

nd

en

haa

lbaa

r zo

ud

en

mo

ete

n z

ijn

.

Toch

is h

et

erg

en

s ja

mm

er

dat

hij

zij

n t

he

rap

ie b

inn

en

he

t R

EVA

luti

on

Ce

nte

r u

it z

ijn

eig

en

vis

ie n

iet

aan

de

ze d

oe

len

kan

ko

pp

ele

n.

Vo

ora

l ee

n g

roe

i in

aan

vaar

din

g va

n a

ctiv

ite

ite

n d

ie h

ij m

oe

t d

eli

gere

n z

al z

ijn

alg

em

en

e p

arti

cip

atie

graa

d (

48%

) d

oe

n s

tijg

en

,

maa

r e

r zi

jn z

eke

r o

ok

no

g gr

oe

imo

geli

jkh

ed

en

bij

P2

op

vla

k va

n z

elf

uit

gevo

erd

e a

ctiv

ite

ite

n.

Een

ge

ïnd

ivid

ual

ise

erd

me

eti

nst

rum

en

t o

ntw

ikke

ld o

m d

e z

elf

erv

are

n p

arti

cip

atie

in k

aart

te

bre

nge

n.

Au

teu

rs: D

om

iniq

ue

Van

de

Ve

lde

, Pie

t B

rack

e, G

ee

rt V

an H

ove

, Sta

ffan

Jo

sep

hss

on

, Pas

cal C

oo

revi

ts, G

uy

Van

de

rstr

aete

n ©

paa

rdri

jde

n

wh

ee

lch

air

race

n (

wh

ee

len

)

GPS

- D

e G

ents

e Pa

rtic

ipat

iesc

haal

Page 86: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

82

Page 87: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

83

7.2.3 Participant 3

Alg

em

en

e g

ege

ven

s:R

esu

ltat

en

: par

tici

pat

ie f

oto

Naa

mEr

vare

n p

arti

cip

atie

graa

d5

5,8

0%

geb

oo

rte

dat

um

:

Erva

ren

par

tici

pat

iegr

aad

vo

or

zelf

uit

gevo

erd

e a

ctiv

ite

ite

n:

68,3

3%

Dat

um

afn

ame

:-

Act

ivit

eit

en

vo

lge

ns

voo

rop

gest

eld

e k

eu

zes

en

we

nse

n

72,0

0%

-A

ctiv

ite

ite

n d

ie le

ide

n t

ot

waa

rde

rin

g e

n s

oci

ale

aan

vaar

din

g63

,75

%

Naa

m a

anvr

age

r:Er

vare

n p

arti

cip

atie

graa

d v

oo

r ge

de

lege

erd

e a

ctiv

ite

ite

n:

33,0

0%

ICF-

cod

e Q

ual

ifie

r

Fift

h d

igit

De

ze

lf u

itge

voe

rde

act

ivit

eit

en

: d

450

2

d85

01

d71

02

d92

02

d71

02

Ge

de

lege

erd

e a

ctiv

ite

ite

n:

d46

53

d55

03

d64

03

d64

03

d15

53

Sco

re v

olg

en

s IC

F:

ne

gm

atig

par

tici

pat

iep

rob

lee

m2

po

sp

arti

cip

ee

rt m

atig

2

Do

me

ine

n v

an p

arti

cip

atie

: x x x x x x x

GP

S -

De

Gen

tse

Par

tici

pat

iesc

haa

lEe

n g

eïn

div

idu

alis

ee

rd m

ee

tin

stru

me

nt

on

twik

keld

om

de

ze

lf e

rvar

en

par

tici

pat

ie in

kaa

rt t

e b

ren

gen

.

Au

teu

rs: D

om

iniq

ue

Van

de

Ve

lde

, Pie

t B

rack

e, G

ee

rt V

an H

ove

, Sta

ffan

Jo

sep

hss

on

, Pas

cal C

oo

revi

ts, G

uy

Van

de

rstr

aete

n ©

stap

rob

ot

sch

oo

l

mam

a ga

at m

ee

nr

naa

iste

r

tro

uw

fee

st

kaas

en

wij

n a

von

d

ete

ntj

e m

et

vrie

nd

inn

en

hu

lp b

ij h

et

stap

pe

n

ete

n m

ake

n

P3

°198

8

19/1

2/20

18

E.P

.

Hu

ish

ou

de

n

Inte

rpe

rso

on

lijk

e in

tera

ctie

s e

n r

ela

tie

s

Be

lan

grij

ke le

ven

sge

bie

de

n

Maa

tsch

app

eli

jk, s

oci

aal e

n b

urg

erl

ijk

leve

n

Lere

n e

n t

oe

pas

sen

van

ke

nn

is

Alg

em

en

e t

ake

n e

n e

ise

n

Co

mm

un

icat

ie

Mo

bil

ite

it

Zelf

verz

org

ing

was

do

en

vuil

nis

bu

ite

nze

tte

n

Keuz

e

Wil

Zich

zelf

zijn

Zelf

ontp

looi

ing

Cont

role

Vei

lighe

id

Waa

rder

ing

Bel

angr

ijk

Er b

ij ho

ren

Keuz

e

Cont

role

Vei

lighe

id

Gra

ag

Zorg

en

Ver

trou

wen

0

0,51

1,52

2,53

3,54

4,55

Page 88: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

84

Page 89: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

85

Inte

rpre

tati

e G

PS:

To

eko

mst

do

ele

n:

Vo

lge

nd

e d

oe

len

zo

ud

en

in d

e t

oe

kom

st b

ere

ikt

wil

len

wo

rde

n:

skyd

ive

n in

du

o

Ein

dd

oe

l: Vo

lge

nd

ein

dd

oe

l wo

rdt

voo

r o

gen

ge

ho

ud

en

bin

ne

n d

e t

he

rap

ie:

Go

ed

e a

rmtr

ain

ing.

Par

tici

pat

ie:

P3

sco

ort

55,

8% o

p v

lak

van

par

tici

pat

ie.

Par

tici

pat

ie in

he

t m

aats

chap

pe

lijk

e le

ven

wo

rdt

hie

r ge

me

ten

aan

de

han

d v

an t

we

e f

acto

ren

: act

ivit

eit

en

die

je z

elf

do

et

en

act

ivit

eit

en

die

do

or

and

ere

n u

itge

voe

rd w

ord

en

.

Dit

wo

rdt

be

reik

t o

p b

asis

van

ee

n v

rij h

oge

sco

re v

an 6

8,33

% e

rvar

en

par

tici

pat

ie m

et

be

tre

kkin

g to

t ze

lf u

itge

voe

rde

act

ivit

eit

en

en

ee

n z

ee

r zw

akke

erv

are

n p

arti

cip

atie

graa

d v

an 3

3% m

et

be

tre

kkin

g to

t ge

de

lige

erd

e a

ctiv

ite

ite

n (

zie

gro

en

e g

ed

ee

lte

in d

e r

oo

s).

Vo

or

waa

rde

rin

g e

n s

oci

ale

aan

vaar

din

g va

n z

elf

uit

gevo

erd

e a

ctiv

ite

ite

n s

coo

rt P

3 e

en

par

tici

pat

iegr

aad

van

63,

75%

(zi

e b

lau

we

ge

de

elt

e in

de

ro

os)

.

De

ze a

ctiv

ite

ite

n v

erl

op

en

vo

or

72%

vo

lge

ns

haa

r vo

oro

pge

ste

lde

ke

uze

s e

n w

en

sen

(zi

e r

oze

ge

de

elt

e in

de

ro

os)

.

On

dan

ks h

aar

aan

do

en

ing

he

eft

P3

volg

en

s h

et

ICF

ove

r h

et

alge

me

en

sle

chts

ee

n m

atig

par

tici

pat

iep

rob

lee

m.

Dit

ste

mt

ove

ree

n m

et

de

sco

res

van

lich

te t

ot

mat

ige

par

tici

pat

iep

rob

lem

en

die

hij

zic

hze

lf g

ee

ft v

oo

r ze

lfu

itge

voe

rde

act

ivit

eit

en

.

Dit

zo

we

l als

he

t ga

at o

ver

he

t u

itvo

ere

n v

an a

ctiv

ite

ite

n v

olg

en

s vo

oro

pge

ste

lde

ke

uze

s e

n w

en

sen

, of

als

he

t ga

at o

ver

de

so

cial

e w

aard

eri

ng

waa

rto

e d

eze

act

ivit

eit

en

leid

en

.

Er v

orm

t zi

ch e

nke

l ee

n e

rnst

ig p

arti

cip

atie

pro

ble

em

bij

he

t zi

ch b

ela

ngr

ijk

voe

len

tij

de

ns

zelf

uit

gevo

erd

e a

ctiv

ite

ite

n.

Dit

wo

rdt

oo

k w

ee

rsp

iege

ld in

de

ro

os,

waa

rbij

hij

zo

we

l in

he

t ro

ze a

ls b

lau

we

ge

de

elt

e b

ijn

a n

erg

en

s o

nd

er

de

3,2

5/5

haa

lt, w

at e

en

ho

ge s

core

is,

uit

gezo

nd

erd

de

te

rm 'b

ela

ngr

ijk'

waa

rbij

P3

de

he

lft

nie

t h

aalt

.

Dit

sta

at in

ste

rk c

on

tras

t m

et

de

erv

arin

g va

n p

arti

cip

atie

graa

d (

33%

) b

ij g

ed

ele

gee

rde

act

ivit

eit

en

, me

t p

rakt

isch

ove

r d

e g

anse

lijn

hie

rbij

ern

stig

e e

rvar

en

par

tici

pat

iep

rob

lem

en

.

Enke

l he

t ve

rtro

uw

en

in d

e a

nd

ere

aan

wie

ze

de

act

ivit

eit

de

lige

ert

vo

rmt

sle

chts

ee

n m

atig

par

tici

pat

iep

rob

lee

m.

Oo

k in

de

ro

os

we

ers

pie

gelt

zic

h d

it, w

ant

op

ge

en

en

kele

fac

tor

in h

et

gro

en

e g

ed

ee

lte

be

haa

lt P

3 e

en

sco

re h

oge

r d

an 2

,5/5

.

P3

is e

en

ze

lfst

and

ig p

ers

oo

n d

ie g

raag

au

ton

oo

m h

and

elt

en

die

we

et

wat

ze

wil

.

He

t fe

it d

at z

e d

an o

ok

nie

t al

les

zelf

kan

do

en

en

din

gen

uit

han

de

n m

oe

t ge

ven

die

dan

vaa

k an

de

rs v

erl

op

en

dan

ze

ze

lf z

ou

do

en

, vo

rmt

he

t p

rob

lee

m.

Haa

r to

eko

mst

do

ele

n z

ijn

uit

dag

en

d, w

at w

il z

egg

en

dat

P3

no

g d

rom

en

he

eft

, lo

s va

n d

e b

ep

erk

inge

n d

ie z

e h

ee

ft o

mw

ille

van

haa

r aa

nd

oe

nin

g.

Een

lich

te s

tijg

ing

van

haa

r p

arti

cip

atie

graa

d v

an z

elf

uit

gevo

erd

e a

ctiv

ite

ite

n d

ie le

ide

n t

ot

waa

rde

rin

g e

n s

oci

ale

aan

vaar

din

g in

co

mb

inat

ie m

et

ee

n g

rote

re s

tijg

ing

die

no

dig

is o

p v

lak

van

erv

are

n p

arti

cip

atie

graa

d o

p v

lak

van

ge

de

lege

erd

e a

ctiv

ite

ite

n

zou

erv

oo

r zo

rge

n d

at h

aar

alge

me

ne

par

ticp

atie

graa

d (

55,8

0%)

no

g st

erk

zo

u k

un

ne

n g

roe

ien

.

Een

ge

ïnd

ivid

ual

ise

erd

me

eti

nst

rum

en

t o

ntw

ikke

ld o

m d

e z

elf

erv

are

n p

arti

cip

atie

in k

aart

te

bre

nge

n.

Au

teu

rs: D

om

iniq

ue

Van

de

Ve

lde

, Pie

t B

rack

e, G

ee

rt V

an H

ove

, Sta

ffan

Jo

sep

hss

on

, Pas

cal C

oo

revi

ts, G

uy

Van

de

rstr

aete

n ©

du

ike

n

skië

n

GP

S -

De

Ge

nts

e P

arti

cip

atie

sch

aal

Page 90: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

86

Page 91: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

87

7.2.4 Participant 4

Alg

em

en

e g

ege

ven

s:R

esu

ltat

en

: par

tici

pat

ie f

oto

Naa

mEr

vare

n p

arti

cip

atie

graa

d5

5,6

0%

geb

oo

rte

dat

um

:

Erva

ren

par

tici

pat

iegr

aad

vo

or

zelf

uit

gevo

erd

e a

ctiv

ite

ite

n:

64,6

7%

Dat

um

afn

ame

:-

Act

ivit

eit

en

vo

lge

ns

voo

rop

gest

eld

e k

eu

zes

en

we

nse

n

62,4

0%

-A

ctiv

ite

ite

n d

ie le

ide

n t

ot

waa

rde

rin

g e

n s

oci

ale

aan

vaar

din

g67

,50

%

Naa

m a

anvr

age

r:Er

vare

n p

arti

cip

atie

graa

d v

oo

r ge

de

lege

erd

e a

ctiv

ite

ite

n:

33,6

7%

ICF-

cod

e Q

ual

ifie

r

Fift

h d

igit

De

ze

lf u

itge

voe

rde

act

ivit

eit

en

: d

920

2

d71

01

d77

01

d92

02

D57

01

Ge

de

lege

erd

e a

ctiv

ite

ite

n:

d15

53

d64

03

d64

03

d15

51

d47

03

Sco

re v

olg

en

s IC

F:

ne

gm

atig

par

tici

pat

iep

rob

lee

m2

po

sp

arti

cip

ee

rt m

atig

2

Do

me

ine

n v

an p

arti

cip

atie

: x x x x x x

GP

S -

De

Gen

tse

Par

tici

pat

iesc

haa

lEe

n g

eïn

div

idu

alis

ee

rd m

ee

tin

stru

me

nt

on

twik

keld

om

de

ze

lf e

rvar

en

par

tici

pat

ie in

kaa

rt t

e b

ren

gen

.

Au

teu

rs: D

om

iniq

ue

Van

de

Ve

lde

, Pie

t B

rack

e, G

ee

rt V

an H

ove

, Sta

ffan

Jo

sep

hss

on

, Pas

cal C

oo

revi

ts, G

uy

Van

de

rstr

aete

n ©

Bas

ketb

al t

rain

ing

Tro

uw

fee

st

Gaa

n t

anke

n

Uit

ete

n m

et

vrie

nd

Naa

r R

EVA

Nij

me

gen

gaa

n k

ijke

n (

ho

e r

eva

daa

r lo

op

t)

Stap

pe

n

Ke

rstb

oo

m b

inn

en

ge

zet

Vu

iln

is o

p s

traa

t ze

tte

n

P4

°198

0

19/1

2/20

18

E.P

.

Hu

ish

ou

de

n

Inte

rpe

rso

on

lijk

e in

tera

ctie

s e

n r

ela

tie

s

Be

lan

grij

ke le

ven

sge

bie

de

n

Maa

tsch

app

eli

jk, s

oci

aal e

n b

urg

erl

ijk

leve

n

Lere

n e

n t

oe

pas

sen

van

ke

nn

is

Alg

em

en

e t

ake

n e

n e

ise

n

Co

mm

un

icat

ie

Mo

bil

ite

it

Zelf

verz

org

ing

Naa

r d

e w

inke

l gaa

n

Naa

r d

e a

uto

keu

rin

g ga

an

Keuz

e

Wil

Zich

zelf

zijn

Zelf

ontp

looi

ing

Cont

role

Vei

lighe

id

Waa

rder

ing

Bel

angr

ijk

Er b

ij ho

ren

Keuz

e

Cont

role

Vei

lighe

id

Gra

ag

Zorg

en

Ver

trou

wen

0

0,51

1,52

2,53

3,54

4,55

Page 92: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

88

Page 93: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

89

Inte

rpre

tati

e G

PS:

Toek

omst

doel

en:

Vol

gend

e do

elen

zou

den

in d

e to

ekom

st b

erei

kt w

illen

wor

den:

Dan

sen

Eind

doel

: Vol

gend

ein

ddoe

l wor

dt v

oor o

gen

geho

uden

bin

nen

de th

erap

ie:

Keih

ard

blijv

en tr

aine

n: s

tapt

hera

pie,

spi

er v

erst

erke

n…

Zou

graa

g ee

n ev

olut

ie in

de

wet

ensc

hap

zien

, waa

rdoo

r haa

r eig

en to

ekom

st ro

lsto

elon

afha

nkel

ijk z

ou k

unne

n zi

jn.

Wan

dele

n m

et e

en e

igen

sta

prob

ot is

haa

r wen

s.

Part

icip

atie

:

P4 s

coor

t 55

,6%

op

vlak

van

par

tici

pati

e.

Part

icip

atie

in h

et m

aats

chap

pelij

ke le

ven

wor

dt h

ier g

emet

en a

an d

e ha

nd v

an tw

ee fa

ctor

en: a

ctiv

itei

ten

die

je z

elf d

oet e

n ac

tivi

teit

en d

ie d

oor a

nder

en u

itge

voer

d w

orde

n.

Dit

wor

dt b

erei

kt o

p ba

sis

van

64,7

% e

rvar

en p

arti

cipa

tie

met

bet

rekk

ing

tot z

elf u

itge

voer

de a

ctiv

itei

ten

en e

en z

eer z

wak

ke e

rvar

en p

arti

cipa

tieg

raad

van

33,

7% m

et b

etre

kkin

g to

t ged

elig

eerd

e ac

tivi

teit

en (z

ie g

roen

e ge

deel

te in

de

roos

).

Voo

r waa

rder

ing

en s

ocia

le a

anva

ardi

ng v

an z

elfu

itge

voer

de a

ctiv

itei

ten

scoo

rt P

4 67

,5%

(zie

bla

uwe

gede

elte

in d

e ro

os),

maa

r dez

e ac

tivi

teit

en v

erlo

pen

slec

hts

voor

62,

4% v

olge

ns z

ijn v

ooro

pges

teld

e ke

uzes

en

wen

sen

(zie

roze

ged

eelt

e in

de

roos

).

Ond

anks

haa

r aan

doen

ing

heef

t P4

volg

ens

het I

CF o

ver h

et a

lgem

een

slec

hts

een

mat

ig p

arti

cipa

tiep

robl

eem

.

Dit

ste

mt o

vere

en m

et d

e sc

ores

van

lich

te to

t mat

ige

part

icip

atie

prob

lem

en d

ie z

e zi

chze

lf g

eeft

voo

r zel

fuit

gevo

erde

act

ivit

eite

n.

Dit

zow

el a

ls h

et g

aat o

ver h

et u

itvo

eren

van

act

ivit

eite

n vo

lgen

s vo

orop

gest

elde

keu

zes

en w

ense

n, o

f als

het

gaa

t ove

r de

soci

ale

waa

rder

ing

waa

rtoe

dez

e ac

tivi

teit

en le

iden

.

Dit

wor

dt o

ok w

eers

pieg

eld

in d

e ro

os, w

aarb

ij ze

zow

el in

het

roze

als

bla

uwe

gede

elte

ner

gens

ond

er d

e 2,

75/5

sco

ort.

Dit

sta

at in

ste

rk c

ontr

ast m

et d

e sc

ores

die

ze

beha

alt b

ij de

ged

eleg

eerd

e ac

tivi

teit

en.

P4 v

erto

ont o

p al

le v

lakk

en e

rnst

ige

part

icip

atie

prob

lem

en h

ierb

ij, e

nkel

zel

f de

keuz

e m

aken

om

de

acti

vite

it te

del

iger

en v

orm

t sle

chts

een

mat

ig p

robl

eem

.

Dit

wee

rspi

egel

t zic

h in

het

gro

ene

gede

elte

in d

e ro

os, w

aarb

ij 'k

euze

' 2,5

/5 h

aalt

, maa

r alle

and

ere

onde

rver

delin

gen

lage

r sco

ren.

De

grot

e w

ens

naar

aut

onom

ie e

n zo

veel

mog

elijk

zel

f will

en d

oen

kom

t hie

rin

naar

vor

en, m

aar o

ok h

et z

elfi

nzic

ht v

an w

at z

e ka

n en

wat

ze

effe

ctie

f die

nt u

it te

bes

tede

n aa

n ac

tivi

teit

en.

Haa

r toe

kom

stdo

elen

zijn

act

ivit

eite

n di

e ze

ook

voo

r de

aand

oeni

ng u

itvo

erde

en

haar

ein

ddoe

len

voor

de

ther

apie

zijn

alle

maa

l ger

icht

op

het a

uton

oom

han

dele

n.

De

part

icip

atie

graa

d (5

5,6%

) van

P4

zou

nog

veel

kun

nen

stijg

en in

dien

er m

eer a

anva

ardi

ng is

bij

het d

eleg

eren

van

act

ivit

eite

n,

wan

t met

een

sco

re v

an 6

4,7%

erv

aren

par

tici

pati

e op

zel

fuit

gevo

erde

act

ivit

eite

n sc

oort

ze

niet

sle

cht.

Een

geïn

divi

dual

isee

rd m

eeti

nstr

umen

t ont

wik

keld

om

de

zelf

erv

aren

par

tici

pati

e in

kaa

rt te

bre

ngen

.

Aut

eurs

: Dom

iniq

ue V

an d

e V

elde

, Pie

t Bra

cke,

Gee

rt V

an H

ove,

Sta

ffan

Jose

phss

on, P

asca

l Coo

revi

ts, G

uy V

ande

rstr

aete

n ©

Wan

dele

n

Vol

leyb

alle

n

GPS

- D

e G

ents

e Pa

rtic

ipat

iesc

haal

Page 94: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

90

Page 95: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

91

7.2.5 Participant 5

Alg

em

en

e g

ege

ven

s:R

esu

ltat

en

: par

tici

pat

ie f

oto

Naa

mEr

vare

n p

arti

cip

atie

graa

d6

2,3

0%

geb

oo

rte

dat

um

:

Erva

ren

par

tici

pat

iegr

aad

vo

or

zelf

uit

gevo

erd

e a

ctiv

ite

ite

n:

75,8

3%

Dat

um

afn

ame

:-

Act

ivit

eit

en

vo

lge

ns

voo

rop

gest

eld

e k

eu

zes

en

we

nse

n

74,9

0%

-A

ctiv

ite

ite

n d

ie le

ide

n t

ot

waa

rde

rin

g e

n s

oci

ale

aan

vaar

din

g77

,00

%

Naa

m a

anvr

age

r:Er

vare

n p

arti

cip

atie

graa

d v

oo

r ge

de

lege

erd

e a

ctiv

ite

ite

n:

34,0

0%

ICF-

cod

e Q

ual

ifie

r

Fift

h d

igit

De

ze

lf u

itge

voe

rde

act

ivit

eit

en

: D

570

1

d71

00

d71

02

d55

02

d71

00

Ge

de

lege

erd

e a

ctiv

ite

ite

n:

d47

03

D51

03

d85

03

d85

03

d85

03

Sco

re v

olg

en

s IC

F:

ne

gm

atig

par

tici

pat

iep

rob

lee

m2

po

sp

arti

cip

ee

rt m

atig

2

Do

me

ine

n v

an p

arti

cip

atie

: x x x x

P5

°196

3

19/1

2/20

18

E.P

.

Hu

ish

ou

de

n

Inte

rpe

rso

on

lijk

e in

tera

ctie

s e

n r

ela

tie

s

Be

lan

grij

ke le

ven

sge

bie

de

n

Maa

tsch

app

eli

jk, s

oci

aal e

n b

urg

erl

ijk

leve

n

Lere

n e

n t

oe

pas

sen

van

ke

nn

is

Alg

em

en

e t

ake

n e

n e

ise

n

Co

mm

un

icat

ie

Mo

bil

ite

it

Zelf

verz

org

ing

On

de

rho

ud

en

van

de

tu

in

Klu

sje

s aa

n e

n r

on

d h

et

hu

is

Hu

is b

ou

we

n

Du

ath

lon

gaa

n k

ijke

n

He

lpe

n b

ij h

et

koke

n (

voo

rbe

reid

ing)

Ve

rjaa

rdag

do

chte

r vi

ere

n

Pe

rso

on

lijk

ve

rvo

er

do

or

vad

er

Ve

rple

gin

g (w

asse

n, a

ankl

ed

en

…)

GP

S -

De

Gen

tse

Par

tici

pat

iesc

haa

lEe

n g

eïn

div

idu

alis

ee

rd m

ee

tin

stru

me

nt

on

twik

keld

om

de

ze

lf e

rvar

en

par

tici

pat

ie in

kaa

rt t

e b

ren

gen

.

Au

teu

rs: D

om

iniq

ue

Van

de

Ve

lde

, Pie

t B

rack

e, G

ee

rt V

an H

ove

, Sta

ffan

Jo

sep

hss

on

, Pas

cal C

oo

revi

ts, G

uy

Van

de

rstr

aete

n ©

Re

vali

dat

ie (

4x/w

ee

k)

Uit

ete

n b

ij v

rie

nd

en

Keuz

e

Wil

Zich

zelf

zijn

Zelf

ontp

looi

ing

Cont

role

Vei

lighe

id

Waa

rder

ing

Bel

angr

ijk

Er b

ij ho

ren

Keuz

e

Cont

role

Vei

lighe

id

Gra

ag

Zorg

en

Ver

trou

wen

0

0,51

1,52

2,53

3,54

4,55

Page 96: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

92

Page 97: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

93

Inte

rpre

tati

e G

PS:

Toek

omst

doel

en:

Vol

gend

e do

elen

zou

den

in d

e to

ekom

st b

erei

kt w

illen

wor

den:

Ver

re re

is m

aken

Eind

doel

: Vol

gend

ein

ddoe

l wor

dt v

oor o

gen

geho

uden

bin

nen

de th

erap

ie:

Ver

der o

efen

en o

p ze

lfst

andi

g op

staa

n en

sta

ppen

, zod

anig

dat

hij

dit o

ok th

uis

kan.

Oef

enen

op

het m

aken

van

tran

sfer

s.

Zelf

stan

dig

kunn

en s

taan

.

Part

icip

atie

:

P5 s

coor

t 62

,3%

op

vlak

van

par

tici

pati

e.

Part

icip

atie

in h

et m

aats

chap

pelij

ke le

ven

wor

dt h

ier g

emet

en a

an d

e ha

nd v

an tw

ee fa

ctor

en: a

ctiv

itei

ten

die

je z

elf d

oet e

n ac

tivi

teit

en d

ie d

oor a

nder

en u

itge

voer

d w

orde

n.

Dit

wor

dt b

erei

kt o

p ba

sis

van

een

hoge

sco

re v

an 7

5,83

% e

rvar

en p

arti

cipa

tie

met

bet

rekk

ing

tot z

elf u

itge

voer

de a

ctiv

itei

ten

en e

en z

eer z

wak

ke e

rvar

en p

arti

cipa

tieg

raad

van

34%

met

bet

rekk

ing

tot g

edel

igee

rde

acti

vite

iten

(zie

gro

ene

gede

elte

in d

e ro

os).

Voo

r waa

rder

ing

en s

ocia

le a

anva

ardi

ng v

an z

elfu

itge

voer

de a

ctiv

itei

ten

scoo

rt P

5 ho

og m

et e

en 7

7% (z

ie b

lauw

e ge

deel

te in

de

roos

).

Bove

ndie

n ve

rlop

en d

eze

acti

vite

iten

voo

r 74

,9%

vol

gens

zijn

voo

ropg

este

lde

keuz

es e

n w

ense

n (z

ie ro

ze g

edee

lte

in d

e ro

os).

Ond

anks

zijn

aan

doen

ing

heef

t P5

volg

ens

het I

CF o

ver h

et a

lgem

een

slec

hts

een

mat

ig p

arti

cipa

tiep

robl

eem

.

Dit

ste

mt o

vere

en m

et d

e sc

ores

van

lich

te to

t mat

ige

part

icip

atie

prob

lem

en d

ie h

ij zi

chze

lf g

eeft

voo

r zel

fuit

gevo

erde

act

ivit

eite

n.

Dit

zow

el a

ls h

et g

aat o

ver h

et u

itvo

eren

van

act

ivit

eite

n vo

lgen

s vo

orop

gest

elde

keu

zes

en w

ense

n, o

f als

het

gaa

t ove

r de

soci

ale

waa

rder

ing

waa

rtoe

dez

e ac

tivi

teit

en le

iden

.

Afg

elop

en w

eek

voer

de P

5 ze

lfs

twee

act

ivit

eite

n ze

lf u

it w

aarb

ij hi

j gee

n pr

oble

men

op

vlak

van

par

tici

pati

e on

derv

ond.

Dit

wor

dt o

ok w

eers

pieg

eld

in d

e ro

os, w

aarb

ij hi

j zow

el in

het

roze

als

bla

uwe

gede

elte

ner

gens

ond

er d

e 3,

5/5

haal

t, w

at e

en h

oge

scor

e is

.

Dit

sta

at in

ste

rk c

ontr

ast m

et d

e er

vari

ng v

an p

arti

cipa

tieg

raad

(34%

) bij

gede

lege

erde

act

ivit

eite

n, m

et o

ver d

e ga

nse

lijn

hier

bij e

rnst

ige

erva

ren

part

icip

atie

prob

lem

en.

Ook

in d

e ro

os w

eers

pieg

elt z

ich

dit,

wan

t op

zelf

s ge

en e

nkel

e fa

ctor

in h

et g

roen

e ge

deel

te b

ehaa

lt P

5 de

sco

re v

an 2

,5/5

.

P5 is

een

zel

fsta

ndig

per

soon

die

gra

ag a

uton

oom

han

delt

, maa

r aan

vaar

ding

lijk

t te

hebb

en b

ij de

act

ivit

eite

n di

e hi

j zel

fsta

ndig

uit

voer

t, m

its

aang

epas

sing

en.

Zijn

doe

len

vert

onen

ook

die

wen

s va

n ze

lfst

andi

ghei

d en

aut

onom

ie, w

ant d

eze

doel

en b

ehal

en z

ou b

etek

enen

dat

een

gro

ot s

tuk

gede

lege

erde

act

ivit

eite

n ku

nnen

weg

valle

n.

Voo

ral e

en g

roei

in a

anva

ardi

ng v

an w

at a

nder

en v

oor h

em d

oen

zulle

n zi

jn a

lgem

ene

part

icip

atie

graa

d (6

2,3%

) doe

n st

ijgen

,

wan

t P5

scoo

rt m

et e

en 7

5,8%

erv

aren

par

tici

pati

egra

ad w

el z

eer h

oog

op v

lak

van

zelf

uit

gevo

erde

act

ivit

eite

n.

Een

geïn

divi

dual

isee

rd m

eeti

nstr

umen

t ont

wik

keld

om

de

zelf

erv

aren

par

tici

pati

e in

kaa

rt te

bre

ngen

.

Aut

eurs

: Dom

iniq

ue V

an d

e V

elde

, Pie

t Bra

cke,

Gee

rt V

an H

ove,

Sta

ffan

Jose

phss

on, P

asca

l Coo

revi

ts, G

uy V

ande

rstr

aete

n ©

Aut

orijd

en

Zelf

stan

dig

rech

tops

taan

d ve

rpla

atse

n

GPS

- D

e G

ents

e Pa

rtic

ipat

iesc

haal

Page 98: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

94

Page 99: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

95

7.2.6 Participant 6

Alg

em

en

e g

ege

ven

s:R

esu

ltat

en

: par

tici

pat

ie f

oto

Naa

mEr

vare

n p

arti

cip

atie

graa

d4

3,7

0%

geb

oo

rte

dat

um

:

Erva

ren

par

tici

pat

iegr

aad

vo

or

zelf

uit

gevo

erd

e a

ctiv

ite

ite

n:

49,7

2%

Dat

um

afn

ame

:-

Act

ivit

eit

en

vo

lge

ns

voo

rop

gest

eld

e k

eu

zes

en

we

nse

n

50,0

0%

-A

ctiv

ite

ite

n d

ie le

ide

n t

ot

waa

rde

rin

g e

n s

oci

ale

aan

vaar

din

g49

,38

%

Naa

m a

anvr

age

r:Er

vare

n p

arti

cip

atie

graa

d v

oo

r ge

de

lege

erd

e a

ctiv

ite

ite

n:

30,3

3%

ICF-

cod

e Q

ual

ifie

r

Fift

h d

igit

De

ze

lf u

itge

voe

rde

act

ivit

eit

en

: d

640

3

d92

03

d64

04

d52

01

D57

02

Ge

de

lege

erd

e a

ctiv

ite

ite

n:

d64

01

d64

03

d64

03

d55

03

d55

02

Sco

re v

olg

en

s IC

F:

ne

ge

rnst

ig p

arti

cip

atie

pro

ble

em

3

po

sp

arti

cip

ee

rt w

ein

ig3

Do

me

ine

n v

an p

arti

cip

atie

: x x x

P6

°195

2

19/1

2/20

18

E.P

.

Hu

ish

ou

de

n

Inte

rpe

rso

on

lijk

e in

tera

ctie

s e

n r

ela

tie

s

Be

lan

grij

ke le

ven

sge

bie

de

n

Maa

tsch

app

eli

jk, s

oci

aal e

n b

urg

erl

ijk

leve

n

Lere

n e

n t

oe

pas

sen

van

ke

nn

is

Alg

em

en

e t

ake

n e

n e

ise

n

Co

mm

un

icat

ie

Mo

bil

ite

it

Zelf

verz

org

ing

vuin

lis

bu

ite

nze

tte

n

naa

r d

e w

inke

l gaa

n

ete

n m

ake

n

Gro

en

ten

ku

ise

n +

sch

ille

n

MO

TOm

ed

(e

lekt

risc

h v

oe

ten

be

we

gen

) e

n s

taan

tafe

l

stap

rob

ot

Was

sen

en

str

ijke

n

Afw

as d

oe

nGP

S -

De

Gen

tse

Par

tici

pat

iesc

haa

lEe

n g

eïn

div

idu

alis

ee

rd m

ee

tin

stru

me

nt

on

twik

keld

om

de

ze

lf e

rvar

en

par

tici

pat

ie in

kaa

rt t

e b

ren

gen

.

Au

teu

rs: D

om

iniq

ue

Van

de

Ve

lde

, Pie

t B

rack

e, G

ee

rt V

an H

ove

, Sta

ffan

Jo

sep

hss

on

, Pas

cal C

oo

revi

ts, G

uy

Van

de

rstr

aete

n ©

sto

fzu

ige

n

Do

chte

r as

sist

ere

n v

oo

r le

sge

ven

Keuz

e

Wil

Zich

zelf

zijn

Zelf

ontp

looi

ing

Cont

role

Vei

lighe

id

Waa

rder

ing

Bel

angr

ijk

Er b

ij ho

ren

Keuz

e

Cont

role

Vei

lighe

id

Gra

ag

Zorg

en

Ver

trou

wen

0

0,51

1,52

2,53

3,54

4,55

Page 100: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

96

Page 101: MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP...Fehlings, 2014). An interruption of descending, efferent nerve tracts in the spinal cord that lead from the central nervous system to the

97

Inte

rpre

tati

e G

PS:

To

eko

mst

do

ele

n:

Vo

lge

nd

e d

oe

len

zo

ud

en

in d

e t

oe

kom

st b

ere

ikt

wil

len

wo

rde

n:

Vo

lle

dig

au

ton

oo

m k

lusj

es

uit

voe

ren

Ein

dd

oe

l: Vo

lge

nd

ein

dd

oe

l wo

rdt

voo

r o

gen

ge

ho

ud

en

bin

ne

n d

e t

he

rap

ie:

Me

er

on

afh

anke

lijk

he

id b

eh

ale

n in

all

erh

and

e a

ctiv

ite

ite

n

Me

er

fun

ctio

nal

ite

it b

ere

ike

n (

bij

voo

rbe

eld

din

gen

ku

nn

en

op

rap

en

)

Ho

gere

gra

ad v

an a

uto

no

mie

be

reik

en

Par

tici

pat

ie:

P6

sco

ort

43,

70%

op

vla

k va

n p

arti

cip

atie

.

Par

tici

pat

ie in

he

t m

aats

chap

pe

lijk

e le

ven

wo

rdt

hie

r ge

me

ten

aan

de

han

d v

an t

we

e f

acto

ren

: act

ivit

eit

en

die

je z

elf

do

et

en

act

ivit

eit

en

die

do

or

and

ere

n u

itge

voe

rd w

ord

en

.

Dit

wo

rdt

be

reik

t o

p b

asis

van

ee

n z

ee

r zw

akke

erv

are

n p

arti

cip

atie

graa

d v

an 3

0,3%

me

t b

etr

ekk

ing

tot

ged

eli

gee

rde

act

ivit

eit

en

(zi

e g

roe

ne

ge

de

elt

e in

de

ro

os)

en

ee

n e

rvar

en

par

tici

pat

iegr

aad

van

43,

7% m

et

be

tre

kkin

g to

t ze

lf u

itge

voe

rde

act

ivit

eit

en

, wat

ee

n e

erd

er

zwak

ke s

core

is.

Vo

or

waa

rde

rin

g e

n s

oci

ale

aan

vaar

din

g va

n z

elf

uit

gevo

erd

e a

ctiv

ite

ite

n s

coo

rt P

6 49

,4%

(zi

e b

lau

we

ge

de

elt

e in

de

ro

os)

,

maa

r d

eze

act

ivit

eit

en

ve

rlo

pe

n s

lech

ts v

oo

r 50

% v

olg

en

s zi

jn v

oo

rop

gest

eld

e k

eu

zes

en

we

nse

n (

zie

ro

ze g

ed

ee

lte

in d

e r

oo

s).

Do

or

zijn

aan

do

en

ing

he

eft

P6

volg

en

s h

et

ICF

ove

r h

et

alge

me

en

ee

n e

rnst

ig p

arti

cip

atie

pro

ble

em

.

Dit

wo

rdt

we

ers

pie

geld

do

or

de

vij

f ac

tivi

teit

en

die

hij

aan

gaf

afge

lop

en

we

ek

zelf

uit

gevo

erd

te

he

bb

en

.

Enke

l in

act

ivit

eit

en

me

t b

etr

ekk

ing

tot

zijn

re

vali

dat

ie v

ert

oo

nt

hij

vo

lge

ns

zich

zelf

lich

te t

ot

mat

ige

par

tici

pat

iep

rob

lem

en

.

De

lage

gra

ad v

an p

arti

cip

atie

wo

rdt

du

ide

lijk

we

ers

pie

geld

in d

e r

oo

s.

Op

ge

en

en

kel v

lak,

no

ch b

ij z

elf

uit

gevo

erd

e a

ctiv

ite

ite

n (

keu

ze e

n w

en

s -

waa

rde

rin

g) n

och

bij

ge

de

lige

erd

e a

ctiv

ite

ite

n s

coo

rt h

ij o

p e

en

par

amte

r h

oge

r d

an 2

,75/

5.

Dit

ve

rdie

nt

de

no

dig

e a

and

ach

t, a

ange

zie

n h

et

du

ide

lijk

is d

at d

e a

and

oe

nin

g P

6 st

erk

be

lem

me

rt b

ij h

et

par

tici

pe

ren

in h

et

dag

eli

jks

leve

n.

He

t is

op

vall

en

d d

at P

6 m

ind

er

pro

ble

me

n h

ee

ft e

n z

ich

be

ter

voe

lt b

ij h

et

zelf

uit

voe

ren

van

act

ivit

eit

en

(49

,7%

) d

an b

ij h

et

de

lige

ren

erv

an (

30,3

%).

Vo

or

zelf

uit

gevo

erd

e a

ctiv

ite

ite

n v

orm

t zi

ch e

en

ern

stig

par

tici

pat

iep

rob

lee

m o

p v

lak

van

ke

uze

vrij

he

id b

ij d

ee

lnam

e o

f u

itvo

eri

ng

van

act

ivit

eit

en

.

Oo

k is

er

ee

n e

rnst

ig g

eb

rek

aan

ve

ilig

he

idsg

evo

el e

n g

evo

el v

an b

ela

ngr

ijkh

eid

bij

de

ze a

ctiv

ite

ite

n.

He

t is

du

ide

lijk

dat

P6

sle

chts

ze

er

be

pe

rkte

aan

vaar

din

g h

ee

ft b

ij h

et

de

lege

ren

van

act

ivit

eit

en

.

He

t e

nig

e d

at s

lech

ts m

atig

ve

rsto

ord

is b

ij g

ed

ele

gee

rde

act

ivit

eit

en

is d

at h

ij w

el v

ert

rou

we

n h

ee

ft in

de

pe

rso

ne

n d

ie d

e a

ctiv

ite

ite

n v

oo

r h

em

uit

voe

ren

.

Dit

zij

n b

ela

ngr

ijke

be

vin

din

gen

me

t b

etr

ekk

ing

tot

de

mat

e w

aari

n P

6 zi

chze

lf is

in h

et

par

tici

pe

ren

aan

he

t d

age

lijk

s le

ven

.

Zijn

do

ele

n z

ijn

dan

oo

k ze

er

fysi

sch

op

gest

eld

en

me

er

auto

no

mie

be

reik

en

ko

mt

hie

r d

uid

eli

jk in

naa

r vo

ren

.

De

par

tici

pat

iegr

aad

(43

,7%

) va

n P

6 zo

u o

p a

lle

vla

kke

n n

og

ste

rk o

pge

tro

kke

n k

un

ne

n w

ord

en

.

Een

ge

ïnd

ivid

ual

ise

erd

me

eti

nst

rum

en

t o

ntw

ikke

ld o

m d

e z

elf

erv

are

n p

arti

cip

atie

in k

aart

te

bre

nge

n.

Au

teu

rs: D

om

iniq

ue

Van

de

Ve

lde

, Pie

t B

rack

e, G

ee

rt V

an H

ove

, Sta

ffan

Jo

sep

hss

on

, Pas

cal C

oo

revi

ts, G

uy

Van

de

rstr

aete

n ©

Zelf

stan

dig

sta

pp

en

(zo

nd

er

rob

ot)

Spe

len

me

t d

e k

lein

kin

de

ren

(vo

ete

n g

eb

ruik

en

)

GP

S -

De

Ge

nts

e P

arti

cip

atie

sch

aal