25
4C/ID-model Hoort bij competentiegericht opleiden, ze baseren zich op dit model voor de basiscomponenten van competentiegericht opleiden -Four components instructional design model: leertaken, ondersteunende informatie, just-in-time informatie, deeltaakoefeningen Accomodatie Bij piaget: de aanwezige structuur zelf transformeert in functie van de nieuwe ervaring, omdat die nieuwe ervaring onmogelijk in de bestaande structuur kan worden ingepast Affectieve regulatiestrategieën Algoritmen Bij procedures: sommige procedures die leerlingen routinematig dienen te beheersen worden in het onderwijs aangebracht als algoritmen. Dit zijn voorschriften voor het oplossen van specifieke soort opgave. ze bepalen nauwkeurig de aard en de opeenvolging van de uit te voeren handelingen. Articulatie De tussenkomsten van de onderwjsgevende die de lerenden ertoe stimuleren om hun eigen strategieën en oplossingsprocessen te confronteren met ideeën en werkwijzen van experts en van medeleerlingen. Assessment (p .123) Legt een grotere nadruk op de relevantie van 'levensechte' authentieke toetssituaties, op het belang van feedback, nadruk op competenties, het gebruik maken van simulaties, de inbreng van de lerende zelf, etc. Het is te beschouwen als een specifieke ontwikkeling binnen het bredere kader van evaluatie Assessment/developcenter Bestaat uit een gestandaardiseerde evaluatie van gedrag, gebaseerd over 1

WordPress.com · Web viewOverall-toets Soms ook wel ‘casustoets’ genoemd. Een openboek toets die meet in welke mate studenten realistische problemen kunnen oplossen. Overtuiging/belief

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: WordPress.com · Web viewOverall-toets Soms ook wel ‘casustoets’ genoemd. Een openboek toets die meet in welke mate studenten realistische problemen kunnen oplossen. Overtuiging/belief

4C/ID-model Hoort bij competentiegericht opleiden, ze baseren zich op dit model voor de basiscomponenten van competentiegericht opleiden-Four components instructional design model: leertaken, ondersteunende informatie, just-in-time informatie, deeltaakoefeningen

Accomodatie Bij piaget: de aanwezige structuur zelf transformeert in functie van de nieuwe ervaring, omdat die nieuwe ervaring onmogelijk in de bestaande structuur kan worden ingepast

Affectieve regulatiestrategieën

Algoritmen Bij procedures: sommige procedures die leerlingen routinematig dienen te beheersen worden in het onderwijs aangebracht als algoritmen. Dit zijn voorschriften voor het oplossen van specifieke soort opgave. ze bepalen nauwkeurig de aard en de opeenvolging van de uit te voeren handelingen.

Articulatie De tussenkomsten van de onderwjsgevende die de lerenden ertoe stimuleren om hun eigen strategieën en oplossingsprocessen te confronteren met ideeën en werkwijzen van experts en van medeleerlingen.

Assessment (p .123) Legt een grotere nadruk op de relevantie van 'levensechte' authentieke toetssituaties, op het belang van feedback, nadruk op competenties, het gebruik maken van simulaties, de inbreng van de lerende zelf, etc. Het is te beschouwen als een specifieke ontwikkeling binnen het bredere kader van evaluatie

Assessment/developcenter Bestaat uit een gestandaardiseerde evaluatie van gedrag, gebaseerd over verschillende praktijkproeven. Dmv praktijksimulaties wordt relevant gedrag opgeroepen dat vervolgens beoordeeld wordt door observatoren

Assessment for learning Informatie verzamelen om het leren van leerlingen bij te sturen en te bevorderen. (formatieve evaluatie)

Assesment of learning Beoordeling van de leerprestaties aan het einde van het onderwijsleerproces, gaat na of en in welke mate de leerling de gestelde leerdoelen bereikt heeft

Assimilatie Bij PiagetEen nieuwe ervaring wordt geïncorporeerd in een reeds bestaande structuur, zonder dat deze structuur zelf betekenisvolle wijzigingen ondergaat

Attitude Drukken de houding uit die lerende tegenover leerdomeinen innemen (bv: filosofie vind ik puur tijdsverlies, ik studeer dit omdat ik er iets mee ben)

1

Page 2: WordPress.com · Web viewOverall-toets Soms ook wel ‘casustoets’ genoemd. Een openboek toets die meet in welke mate studenten realistische problemen kunnen oplossen. Overtuiging/belief

Authentiek leren (p. 66) Authentieke leeromgevingen: ze hebben de essentiële kenmerken van de setting waarin men het geleerde later zal moeten kunnen toepassen

Authentieke taak

Begrippen Uiteenlopende objecten onderbrengen in klassen en er vervolgens op reageert op grond van hun lidmaatschap van een bepaalde klasse in plaats van op hun unieke kenmerken, begrippen kunnen niet los van elkaar staan (cfr de verschillende theorieën over de vorming van theorieën)

Begrips- of inzichtsvragen

Begripsvaliditeit/relevantie Een kenmerk van de afzonderlijke vragen en opdrachten die deel uitmaken van een evaluatie-instrument, het komt erop aan die vraag of opdracht te kiezen die het meest relevant is, dwz degene die het best de kennis toetst die men wil onderzoeken

Behaviorisme (p.13) Beschouwen leren als een blijvende verandering in gedrag als gevolg van een reactie van de lerende op gebeurtenissen in zijn of haar omgeving.De klemtoon ligt er op het uitwendig waarnembare of registreerbare gedrag als enige geldige onderzoeksobject voor psychologische theorievorming

Beoordelingsschaal Dit hanteert de observator het best als hij aan de geobserveerde gedragingen een waardeoordeel wil koppelen. De kwaliteit van de gedragingen kan op verschillende manieren uitgedrukt worden. dmv een grafische , numerieke of beschrijvende schaal

Beschrijvende schaal De onderscheiden schaalniveaus worden getypeerd door een verbale omschrijving van het gedrag dat met het bedoelde niveau overeenstemt. De observator beoordeelt het geobserveerde gedrag in functie van deze omschrijvingen.

Betekenisloos leren/rote learning Wanneer men iets in het geheugen opslaat zonder dat men dat nieuwe element relateert aan andere kennis

Dit onderscheid: Ausubel

Beteknisvol leren/meaningful learning

Een situatie waarin het geleerde begrepen wordt door de lerende, het geleerde koppelt aan de voorkennis van de lerende, in verband gebracht wordt met andere verwante kenniselementen

Betrouwbaarheid Heeft betrekking op de vraag of de resultaten niet vertekend zijn, er moet consistentie in de evaluatieresultaten zijn. De leerling zal telkens een vergelijkbare uitslag behalen, ongeacht wie de toets afneemt

2

Page 3: WordPress.com · Web viewOverall-toets Soms ook wel ‘casustoets’ genoemd. Een openboek toets die meet in welke mate studenten realistische problemen kunnen oplossen. Overtuiging/belief

Black box Zo wordt de lerende bij behaviorisme opgevat, een systeem waarvan de interne opbouw en de interne mechanismen principieel buiten beschouwing blijven. Het leerproces verloopt zonder bewuste denkactiviteit van het individu.

Buggy procedure (p. 48) Er kunnen misconcepties ontstaan bij het leren van begrippen, zo ook kunnen algoritme niet steeds verworven worden zoals dit bedoeld werd, deze noemen we zo

Chunking Zonder speciale inspanning kunnen we 7 losse items onthouden in het werkgeheugen. Ze zijn wel uit te breiden door het het materiaal dat tijdelijk opgeslagen moet worden, te bewerken, groeperen, structureren. Dat noemen we chunking

Coaching Onderwijsbenaderingen - cognitive apprenticeship/krachtige leeromgeving- onderwijsactiviteiten - scaffolding en coaching

De onderwijsgevende helpt en begeleidt de lerenden bij het verwerven van de gedemonstreerde kennis en vaardigheden. Coaching: geven van aanwijzingen en terugkoppeling over de probleemoplossingaanpak

Co-assessment De lerende hebben samen met de leraar een rol in het beoordelingsproces, in overleg wordt een selectie van beoordelingscriteria gemaakt. De leerlingen hebben de gelegenheid elkaar te beoordelen, maar het uiteindelijke oordeel wordt uigesproken door de leraar. Het heeft de volgende bedoelingen:-biedt lerende de gelegenheid de rol van de leraar op zich te nemen (rolwisselend onderwijs)-zorgt voor dialoog tussen leraar en leerlingen

Cognitieve strategieën Is een overkoepelende term, voor 1. betrekking op het opnemen, verwerken en opslaan van nieuwe informatie met het oog op later gebruik (leerstrategieën) en 2. als ze te maken hebben met oplossen van een probleem (heuristieken)

Cognitive apprenticeship De benadering die het ontwerpen van krachtige leeromgevingen is een belangrijke taak van de onderwijsgevende onderstreept, stelt het leren probleem oplossen centraal. Het gaat uit van het succes van meester-leerjongen model. Gesteld wordt dat cognitieve taken de kern van het beroepsleven vormen.

Coöperatief leren Leerlingen krijgen problemen op te lossen in kleine groepjes.

Community of practice Bij situated cognition: leren komt neer op deelgenoot worden van een 'community of practice',

3

S R

Page 4: WordPress.com · Web viewOverall-toets Soms ook wel ‘casustoets’ genoemd. Een openboek toets die meet in welke mate studenten realistische problemen kunnen oplossen. Overtuiging/belief

Ingewijd worden in de gewoonten, normen, waarden, omgangsvormen, concepten, technieken, instrumenten, enz. van die leef/werkgemeenschap en deze gedeelde sociale werkelijkheid tegelijk zelf ook mee vorm geven

Competentiegericht opleiden OnderwijsbenaderingDit beoogt voornamelijk het kunnen oplossen van complexe problemen. Het gaat er van uit dat om vaardig problemen te kunnen oplossen er nood is aan het ontwikkelen van een geïntegreerd geheel van kennis vaardigheden en attitudes. Er is in de onderwijsaanpak aandacht voor de ontwikkeling van kennis, vaardigheden en attitudes en op de onderlinge afstemming van deze elementen

Consequentiële validiteit Hier wordt de vraag gesteld of de gevolgen van de evaluatie overeen stemmen met de bedoelde gevolgen. Evalueren heeft een invloed op het onderwijs en het leerproces van leerlingen en de vraag is of de vastgestelde gevolgen ook de bedoelde effecten zijn. Wordt als belangrijk kwaliteitskenmerk erkend

Constructieve controverse Verschillende teams of leden van een team worden aangezet om t.a.v. een belangrijk vraagstuk een expliciet standpunt te verdedigen.

Constructivisme Een Europese benadering die invloed had van Piaget op theorievorming en praktijk van leren en onderwijzenDe grondgedachten is dat de leerling beschouwd wordt als iemand die actief kennis en inzicht construeert in interactie met zijn of haar omgeving. Tijdens het leerproces wordt nieuwe informatie bewerkt op grond van al aanwezige cognitieve schema's en vervolgens vindt een koppeling plaats tussen nieuwe informatie en reeds aanwezige kennisRadicaal: klemtoon op individuele kennisconstructieSocio: de socio-culturele dimensie van het proces van kennisconstructie beklemtoont

Criterium gericht interview = competentiegericht interviewEen ondervraging met het doel inlichtingen en informatie te krijgen over de competentieontwikkeling van de student. Geoperationeerde competentie worden als criterium voor beoordeling gehanteerd. Vooral geschikt om na te gaan of leerling over voldoende plannings- en reflectieve vaardigheden beschikt. Het kan functioneren als een zelfstandig beoordelingsinstrument of aanvulling.

Criteriumgerichte beoordeling =absolute beoordelingDe beoordeler gaat uit van de doelstellingen van het onderwijs. Er wordt van tevoren vastgelegd wat de leerling moet kunnen. Er wordt vooraf een censuur

4

Page 5: WordPress.com · Web viewOverall-toets Soms ook wel ‘casustoets’ genoemd. Een openboek toets die meet in welke mate studenten realistische problemen kunnen oplossen. Overtuiging/belief

vastgelegd. Declaratief geheugen =expliciet geheugen

Kennis die hierin opgeslagen is, is expliciet aanwezig. We kunnen deze kennis oproepen in ons bewustzijn en ook expliciteren. Het heeft twee subvormen: semantisch en episodisch geheugen

Declaratieve kennis Is expliciet, semantisch: begrippen, relaties, principes worden opgeslagen, episodisch: persoonlijke kennis en gebeurtenissen

Descriptieve feedback Bij rapporteren van resultatenIs gericht op wat de leerling bereikt heeft of op de vooruitgang die hij gemaakt heeft. De leerkracht verduidelijkt hoe de juiste oplossing voor een probleem gevonden had kunnen worden, of hij geeft uitleg over inhoudelijke criteria die gebruikt werden bij de correctie en de beoordeling van de antwoordenZo krijgt de feedback een sterker leerbevorderend karakter. De bereikte inzichten bij de leerling worden bevestigd of misverstanden worden aangegeven en gecorrigeerd.

Doelstelling (Doelgericht leren: leren dat gericht is op het realiseren van meer of minder geëxpliceerde doelen

Domeinspecifieke kennis Kennis van aspecten die de manifeste inhoud van een bepaald vakgebied uitmaken, zoals verschijnselen, begrippen, symbolen,...

Drill-and-practice De lerende krijgt steeds weer dezelfde soorten van oefeningen aangeboden om deze te automatiseren. De belangrijkste leeractiviteiten zijn hier oefenen en memoriseren.

Eloboratieve ordening van leerinhoudenEpisodisch geheugen =autiobigrafisch geheugen

persoonlijke kennis en gebeurtenissenEquilibratie Als accomodatie en assimilatie in evenwicht zijn

Evaluatie Waardebepaling, een balans opmaken van wat werd ondernomen, er wordt gekeken naar het resultaat van de geëvalueerde activiteiten, maar vaak worden ook vragen gesteld naar de manier waarop tot dat resultaat gekomen is. In het onderwijs, waardebepaling van verschillende aspecten: doelstellingen, werkvorm, leerkracht, ...

Evaluatieve feedback Het tonen van verbale en niet-verbale appreciatie (door te glimlachen bv)

Evaluatiesysteem Een doordacht gekozen combinatie van verschillende evaluatie-instrumenten en -procedures.

5

Page 6: WordPress.com · Web viewOverall-toets Soms ook wel ‘casustoets’ genoemd. Een openboek toets die meet in welke mate studenten realistische problemen kunnen oplossen. Overtuiging/belief

Exploratie Bij krachtige leeromgeving, onderwijsactiviteitenHet tot doel de autonomie van de lerende te vrehogen in het leren en probleem oplossen door hen zelf nieuwe problemen te laten ontdekken en definiëren. De lerende worden aangezet om zelf op zoek te gaan naar een probleem en zo zelf hypothese of verklaringen te genereren en argumenten pro en contra te identificeren

Extrinsieke motivatie Motivatie die mensen hebben voor het leveren van een prestatie op basis van een beloning die hen wordt voorgehouden: een diploma, een geldbedrag of enige andere materiële of immateriële tegemoetkoming.

Gesitueerde denkprocessen (gedeelde activiteiten = distributed activity)

Gesitueerde denkprocessen zijn vaak verrassend succesvol in vgl. met de op school aangeleerde formele werkwijzen en hoe deze processen zich vaak niet puur in het hoofd van de mensen voltrekken, doch onlosmakelijk verbonden zijn met de omringende materiële en sociale realiteit. Men spreekt in dit verband dan ook van gedeelde activiteiten waarbij men wil beklemtonen dat de denkactiviteit als het ware verdeeld wordt over het individu, allerlei specifieke culturele hulpmiddelen (=tools) en andere personen die daarbij eveneens aanwezig zijn.

Fading Het geleidelijk aan afbouwen van ondersteuning wanneer de lerende geleidelijk aan steeds meer verantwoordelijkheden krijgt en de interventies door de onderwijsgevende verminderen.

Feedback Feedback gaat over het terugkoppelen van informatie. Het krijgen van feedback is een extra leerkans voor de leerlingen. De effectiviteit en de efficiëntie van de feedback zijn afhankelijk van de inhoud ervan. Er zijn 2 soorten: een evaluatieve en beschrijvende vorm.

Feiten Een feit is een gebeurtenis of omstandigheid waarvan de werkelijkheid vaststaat, ofwel zintuiglijk kan worden waargenomen of instrumenteel gemeten. In het dagelijkse leven gebruiken we voortdurend cultureel-maatschappelijke, historische en aardrijkskundige feiten. Het leren van feiten gebeurt vaak incidenteel maar toch worden ze ook regelmatig intentioneel verworven. Voor het intentioneel leren van feiten is het onderscheid tussen betekenisloos en betekenisvol leren belangrijk.

Formatieve evaluatie Formatieve evaluatie is een tussentijdse vorm van evaluatie die de basis vormt voor de optimalisering van het onderwijsproces. Bijvoorbeeld het ‘geven van feedback’. ‘Assessement for learning’ = informatie verzamelen om het leren van leerlingen bij te sturen en te bevorderen.

Generaliseren (generalisatie = transfer)

Generaliseren is er op gericht de transfer van kennis en vaardigheden naar andere domeinen te bevorderen.

Geprogrammeerde instructie Geprogrammeerde instructie is een geheel aan werkvormen die er op gericht zijn om op zeer systematische wijze onderwijs te geven. Bijvoorbeeld de ‘teaching machines’ of onderwijsmachines van

6

Page 7: WordPress.com · Web viewOverall-toets Soms ook wel ‘casustoets’ genoemd. Een openboek toets die meet in welke mate studenten realistische problemen kunnen oplossen. Overtuiging/belief

Skinner. Het programma dat hiervoor gebruikt wordt is strikt lineair. In vertakte geprogrammeerde instructie kunnen lerenden met verschillende voorkennis een andere leerroute volgen doordat kan worden vooruit- of teruggesprongen en doordat ‘remedial loops’ zijn ingebouwd.

Gestaltpsychologie (In 1930 in Duitsland) Psychologie waarin complexe gedragsmatig fenomenen niet louter beschouwd werden als de som van elementaire gedragingen maar altijd als het geheel. Gestaltpsychologen hanteren patronen en structuren (= gestalten). Bekend omwille van hun visuele perceptie en gestaltwetten.

Grafische schaal Weergave van de schaal door middel van een grafische voorstelling. Deze schaal kan een beoordelingsschaal zijn wanneer de onderwijsgevende zijn beoordeling op een continuüm aankruist. Aan de uiteinden van het continuüm worden de meest negatieve en de meest positieve graad van de gedragingen aangeduid.

Groepsnormgerichte beoordeling = relatieve beoordeling

Bij een groepsnormgerichte of relatieve beoordeling worden de minimumeisen waaraan worden voldaan , pas gesteld als de gegevens van een specifieke groep van studenten bekend zijn. Meestal gaat men uit van de gemiddelde prestatie van de groep leerlingen.

Halo-effect Het halo-effect is de uitstraling van het ene kenmerk op een ander kenmerk wanneer we verzamelde informatie beoordelen.

Heuristiek = probleemoplossingsstrategie

Probleemoplossingstrategieën of heuristische methoden zijn systematische zoekstrategieën die kunnen helpen bij het ontwarren van het probleemkarakter van een opgave en zo de kans op het vinden van de oplossing verhogen. Heuristieken bieden geen 100 procent garantie op het vinden van de correcte oplossing, daarin verschillen ze met de algoritmen.

Ill-structured problems Problemen waarop geen eenduidig antwoord te geven valt.

Impliciet leren Impliciet leren is het leren van complexe informatie op een incidentele wijze, zonder besef van wat er is geleerd. Deze kennis wordt in het procedureel geheugen opgeslagen en kunnen we dan ook niet makkelijk verbaal uitdrukken.

Incidenteel leren Leren zonder dat het de bedoeling is iets te leren, leren zonder dat er een duidelijke leerintentie aanwezig is.

Inerte kennis Kennis die onder specifieke omstandigheden wel kan worden gereproduceerd maar die niet spontaan wordt toegepast bij nieuwe leertaken of bij het oplossen van problemen.

Informatieverwerkingsbenadering De mens wordt door deze stroming niet langer beschouwd als een bundel responsen op prikkels uit de omgeving, maar als een verwerker van symbolische informatie. Deze nieuwe stroming is ontsproten uit de samensmelting van ideeën uit de logica en cybernetica enerzijds en de gestaltpsychologie anderzijds. In het informatie-verwerkend model speelt het geheugen een centrale rol.

7

Page 8: WordPress.com · Web viewOverall-toets Soms ook wel ‘casustoets’ genoemd. Een openboek toets die meet in welke mate studenten realistische problemen kunnen oplossen. Overtuiging/belief

Inhoudsvaliditeit = evenwichtigheid

Inhoudsvaliditeit is een kenmerk van een hele toets. Het gaat erom dat de verschillende onderdelen of aspecten van de kennis, vaardigheden of competentie die men wil toetsen, op een evenwichtige manier vertegenwoordigd zijn in de toets. Er moet gezorgd worden dat het evalutie-instrument alle beoogde doelstellingen representeert.

Intentioneel leren = doelgericht leren

Leren dat gericht is op het realiseren van meer of minder geëxpliciteerde doelen. Bijvoorbeeld leren op school verloopt vaak bewust en doelgericht.

Interiorisatiehypothese Volgens Vygotsky’s interiorisatiehypothese doet elke vorm van ontwikkeling zich bij kinderen 2 maal voor: eerst op het sociale niveau tussen mensen (interpsychisch) en vervolgens binnenin de mens (intrapsychisch). Uitwendige, sociale processen worden dus geleidelijk aan omgezet in verinnerlijk, individuele processen.

Intrinsieke motivatie Motivatie die mensen vanuit zichzelf hebben. Hun ambitie, hun interesse of de voldoening die ze beleven aan het leveren van een prestatie. Tegenover intrinsieke motivatie staat extrinsieke motivatie. Er wordt iets gedaan vanwege inherente interesse of inherent plezier in de uitvoering van de taak of in het zich bekwamen in het vakgebied zelf.

Just-in-time info Informatie die alleen betekenisvol is tijdens de taakuitvoering en op dat moment zelf wordt geleverd.

Klassieke conditionering = pavloviaanse conditionering

Een eerste vorm van conditionering waarin we leren van voorwaardelijke reacties of responses. Klassiek conditioneren gebeurt door een neutrale of conditionele stimulus/voorwaardelijke prikkel te laten volgen door een ongeconditioneerde stimulus/onvoorwaardelijke prikkel. Na enige tijd zal de reactie (of reflex) die oorspronkelijk alleen na UCS optrad, ook na de CS optreden (hierbij wordt dus de UCS weggelaten). Dit noemt men dan de conditionele of geconditioneerde reactie: CR. De CR zal ook optreden na stimuli die lijken op de CS (bijvoorbeeld een toon van een iets hogere frequentie). Dit verschijnsel heet generalisatie.

Krachtige leeromgeving (cognitive apprenticeship)

De cognitive apprenticeship benadering is een benadering die het ontwerpen van krachtige leeromgevingen als een belangrijke taak van de onderwijsgevende onderstreept en stelt het leren probleemoplossen centraal. Het gaat uit van een cognitieve meester-gezel model.

Learner control De lerende zelf houdt de touwtjes over sequentering in handen. Men gaat ervan uit dat de leerling zelf het beste weet wat hij aankan en nodig heeft.

Leerlinggerichte beoordeling = zelfgerichte norm

Bij de leerlinggerichte beoordeling of zelfgerichte norm worden de prestaties van de individuele leerling/student vergeleken met eigen vroegere prestaties.

Leeromgeving De situatie waarbinnen het leren van de lerende plaatsvindt. Leren

8

Page 9: WordPress.com · Web viewOverall-toets Soms ook wel ‘casustoets’ genoemd. Een openboek toets die meet in welke mate studenten realistische problemen kunnen oplossen. Overtuiging/belief

kan namelijk overal plaatsvinden.

Leerprocessen Leerprocessen zijn processen waarin we leren door interactie met de omgeving. Leren volstrekt zich bovendien altijd uit in een bepaalde materiële, sociale en culturele context.

Leerresultaten Leerresultaten hebben betrekking op competenties die maatschappelijk als nastrevenswaardig en haalbaar worden beschouwd.

Leerstrategieën = studeerstrategieën

Leerstrategieën zijn strategieën die door de student op het leermateriaal worden uitgevoerd tijdens het opnemen, verwerken en opslaan van nieuwe informatie om een bepaald doel te bereiken.

Leren Leren vatten we op als een actief/constructief/cumulatief proces (= leerproces) dat leidt tot een resultaat( = leerresultaat). Een proces waarin - in wisselwerking met de omgeving - duurzame veranderingen in de gedagsmogelijkheden van lerenden kunnen ontstaan.

Leren leren = Leren probleemoplossen = Leren studeren

Geleidelijk aan zullen lerenden zelf metacognitieve vaardigheden en waardevolle leerstrategieën gaan verwerven en deze efficiënt leren inzetten/ gebruiken voor een bepaald probleem of een bepaalde leertaak.

Lineaire ordening van leerinhouden

Men gaat ervan uit dat het ordenen van inhouden en/of leertaken de taak is van de onderwijsgevende. Lineaire ordening is het volgen van het ene onderwerp op het andere onderwerp. Posner en Strike identificeren 5 principes op basis waarvan een dergelijke lineaire ordening kan plaatsvinden: (1) een realiteitsgebonden sequentering, (2) een begripsgebonden sequentering, (3) een onderzoeksgebonden sequentering, (4) een leergebonden sequentering, (5) een gebruiksgebonden sequentering.

Media Een breed gamma van hulpmiddelen die worden ingezet om het leren te richten en/of te ondersteunen. Elke werkvorm kan via verschillende onderwijsmedia worden toegeleverd en elk medium kan verscheidene werkvormen dragen of toeleveren.

Metacognitie Onder metacognitie verstaan we zowel de kennis, opvattingen en overtuigingen die men heeft over het cognitief functioneren van mensen in het algemeen en van zichzelf in het bijzonder, als zelfregulatiestrategieën die betrekking hebben op het plannen, op-de-voet-volgen, bijsturen en controleren van de eigen cognitieve processen.

Metacognitieve kennis Metacognitieve kennis omvat vooral kennis over het eigen vermogen tot onthouden, leren, redeneren, probleemoplossen, enz. Metacognitieve kennis slaat ook op hoe men denkt over verschillende soorten leertaken en over de omgeving waarin men die leertaken dien uit te voeren. Tot metacognitieve kennis behoren ten slotte ook opvattingen over de effectiviteit van bepaalde probleemoplossings- of leerstrategieën. Volgens Veenman en van der Stel kan het ook beschouwd worden als een

9

Page 10: WordPress.com · Web viewOverall-toets Soms ook wel ‘casustoets’ genoemd. Een openboek toets die meet in welke mate studenten realistische problemen kunnen oplossen. Overtuiging/belief

noodzakelijke, maar geen voldoende, voorwaarde voor het kunnen leveren van goede leerprestaties, aangezien ze de studieaanpak sterk kan beïnvloeden.

Metacognitieve vaardigheid Metacognitieve vaardigheden zijn vaardigheden waarmee mensen het verloop van hun eigen leer- en denkprocessen reguleren, leerdoelen kiezen, controle uitoefenen, over hun denk- en leerprocessen en het verloop en de resultaten van hun eigen denk- en leerprocessen sturen. Er zijn verschillende categorieën te onderscheiden: oriënteren, plannen, proces bewaken, toetsen, diagnosticeren, bijsturen.

Misconceptie = misvatting Een misconceptie is het verwerven van foutieve procedurele kennis. Bijvoorbeeld ‘Buggy procedures.’ Misvattingen ontstaan dus in geval van verkeerde begripsvorming.

Mobiel leren Verwijst naar een aanpak die moet toelaten op eender welke plaats, op eender welk moment te leren. Het onderwijsleerproces gebeurt veelal aan de hand van moderne ICT-middelen.

Modelleren Modelleren is er op gericht de lerende te helpen bij het verwerven en integreren van kennis en van cognitieve en metacognitieve vaardigheden. Bij ‘modelleren’ demonstreert de leraar de cognitieve en metacognitieve vaardigheden in een taakgeoriënteerde situatie.

Motorische vaardigheid De mogelijkheid om voldoende precieze, snelle, vloeiende, geautomatiseerde en doelgerichte lichaamsbewegingen uit te voeren. De lichaamsbewegingen vereisen het gebruik, coördinatie en de controle van diverse spiergroepen.

Numerieke schaal Een numerieke schaal is een beoordelingsschaal waarbij de observator een waardecijfer geeft aan het geobserveerde gedrag.

Observaties Observaties zijn systematische beschrijvingen van het gedrag. Vooral gebruikt om kwalitatieve informatie over iemand in te winnen. Nadeel ervan is dat het zeer tijdrovend is waardoor het eerder zal gebruikt worden voor specifieke problematische situaties.

Onderwijscontext Leren doen we in een specifieke onderwijscontext. In deze context worden specifieke inspanningen geleverd om het leren van de lerenden te ondersteunen.

Onderwijsleergesprek Een werkvorm waarbij een docent via een sterk aangestuurd gesprek de lerenden geleidelijk tot inzichten tracht te voeren; Het stellen van gerichte vragen staat hierbij centraal.

Onderwijsleeromgeving Situaties die bij de leerlingen of studenten de vereiste leerprocessen kunnen uitlokken en op gang brengen om de beoogde leerresultaten te bereiken.

Onderwijzen Het geheel aan maatregelen en interventies die in een leeromgeving worden genomen om het leerproces van lerenden te ondersteunen ongeacht de context waar dit gebeurt.. Het is een

10

Page 11: WordPress.com · Web viewOverall-toets Soms ook wel ‘casustoets’ genoemd. Een openboek toets die meet in welke mate studenten realistische problemen kunnen oplossen. Overtuiging/belief

functie die kan worden opgenomen door personen en/of media.Ontwerpproblemen Problemen waarbij een oplossing dient ontworpen te worden

binnen een context van veel vrijheidsgraden.

Ontwikkelingstheorie van Piaget De centrale gedachten van Piaget’s cognitieve ontwikkelingstheorie is dat het potentieel om te denken en te leren zicht ontwikkelt met de leeftijd. Belangrijke begrippen in zijn theorie zijn persoons- of objectpermanentie, conservatie, assimilatie en accommodatie. Hij onderscheidde 4 verschillende fasen waartussen er belangrijke kwalitatieve verschillen bestaan in het denken van kinderen: (1) sensori-motorische fase, (2) pre-operationele fase, (3) concreet-operationele fase, (4) formeel-operationele fase.

Operante conditionering Een tweede vorm van conditionering waarbij nieuwe S-R connecties gevormd worden doordat het gedrag dat door het organisme in de gegeven situatie wordt gesteld, wordt gevolgd door een bevrediging/bekrachtiging of straf

Overall-toets Soms ook wel ‘casustoets’ genoemd. Een openboek toets die meet in welke mate studenten realistische problemen kunnen oplossen.

Overtuiging/beliefPeer-assessment Wanneer leerlingen elkaar beoordelen. Het

gaat vooral om de wijze waarop de peers een bijdrage leveren aan de kwaliteit van het leerproces van de individuen en de groep.

Performance assessment/vaardigheidstaak Een manier op systematisch na te gaan of de lerende in staat is om kennis te gebruiken bij het oplossen van nieuwe problemen of bij het vervolledigen van een deeloplossing.

Permanent geheugen/langetermijngeheugen

Heeft een onbeperkte capaciteit en is op te delen in twee onderdelen naargelang het soort kennis (declaratief of procedureel- dat daarin opgeslagen ligt: het declaratief en procedureel geheugen.

Portfolio Verzameling van materialen en documenten die het bewijs vormen van de beheersing van bepaalde competenties door de student.

Post-assessment effecten Studenten krijgen door een evaluatietaak informatie over het eigen leerproces en prestatieniveau.

Pre-assessment effecten De perceptie die de studenten hebben over de examenvorm beïnvloedt de studie-aanpak die ze gebruiken om zich op deze evaluatie voor te bereiden.

Probleemgestuurd onderwijs Om volwaardig aan de zich ontwikkelende

11

Page 12: WordPress.com · Web viewOverall-toets Soms ook wel ‘casustoets’ genoemd. Een openboek toets die meet in welke mate studenten realistische problemen kunnen oplossen. Overtuiging/belief

kennismaatschappij te kunnen participeren, zijn probleemoplossingsvaardigheden en zelfstandig leervermogen essentieel. Het gaat hier steeds om concrete en authentieke problemen waar de lerende zelf informatie over opzoeken en geleidelijk wordt er ontdekt door de lerenden.

Procedureel geheugen Kennis opgeslagen in dit geheugen betref ons “weten hoe”. Dit is kennis die in principe impliciet aanwezig is d.w.z. dat we ons niet bewust zijn van de kennis die in het procedureel geheugen is opgeslagen en dat we die dan ook niet (makkelijk) verbaal kunnen uitdrukken.

Procedurele kennis Kennis van domein-specifieke vaardigheden, technieken en methoden en van criteria voor het bepalen van gebruik van een bepaalde procedure.

Procedures De lerende dient zich meestal ook een reeks achtereenvolgens uit te voeren handelingen eigen te maken.

Procesevaluatie Deelhandelingen van het leerproces. Zo krijg je info over de manier waarop gewerkt wordt aan het bereiken van de leerdoelen. Zo is bijsturing mogelijk en kan men een verklaring vinden voor eventuele slechte resultaten.

Productevaluatie Resultaat van het leerproces, zijn de leerdoelen bereikt?

Production (rule) system Soort van computerprogramma's bestaande uit een werkgeheugen en een verzameling van productieregels. Als de inhoud van het werkgeheugen overeenkomt met het conditiegedeelte, dan wordt de productie geactiveerd, hetgeen betekent dat de actie wordt uitgevoerd

Profielen Geven gedetailleerde informatie over wat de leerling al bereikt heeft en wat nog niet.

Positive interdependence De leden van een groep zijn positief van elkaar afhankelijk, ze kunnen het doel enkel bereiken als ze samenwerken en elk hun eigen expertise inbrengen.

Primers Het aanbieden van specifieke stimuli moet de lerende aanzetten tot het stellen van een gedragsreactie

12

Page 13: WordPress.com · Web viewOverall-toets Soms ook wel ‘casustoets’ genoemd. Een openboek toets die meet in welke mate studenten realistische problemen kunnen oplossen. Overtuiging/belief

Reflectie Metacognitieve activiteit. Lerende ertoe aanzetten om hun eigen strategieën en oplossingsprocessen te confronteren met ideeën en werkwijzen van experts en van medeleerlingen.

Reflectievragen Toetsen of een leerling productief en creatief kan denken over de geleerde inhouden. In nieuwe situaties oplossingen voor een probleem of vraagstuk vinden, waarbij de leerling niet de precieze regels bezit die tot de oplossing leiden. Meestal zijn verschillende oplossingen acceptabel.

Relational learning Kenniselementen die zijn opgeslagen in grotere relationele netwerken.

Remedial loops Programmafragmenten waar de lerende naartoe wordt gestuurd als duidelijk is geworden dat hij iets niet begrepen heeft of essentiële voorkennis mist.

Retrieval Het proces van informatie en kennis terug oproepen.

Rolwisselend onderwijs Co-assessment biedt de lerende de gelegenheid om de rol van de leraar op zich te nemen, waardoor zij gaandeweg inzicht verwerven in het beoordelingsproces.

Samenwerkend leren De lerende voert de taken samen met anderen uit.

Scaffolding (scaffolds) Het bieden van precies zoveel hulp aan de leerling of student als hij nodig heeft om de taak met succes te kunnen uitvoeren.

Self-assessment De leerlingen hebben een organisatorische, sturende en inhoudelijke rol. Ze bepalen (mede) hoe, wanneer en op basis waarvan wordt beoordeeld.

Semantisch geheugen In dit geheugen worden begrippen, relaties, principes etc. opgeslagen.

Sensorisch geheugen/zintuiglijk geheugen Heeft een grote opslagcapaciteit maar kan binnenkomende informatie slechts gedurende een uiterst korte tijd bewaren. Wordt de informatie niet doorgestuurd dan gaat ze verloren.

Sequentiële ordening van leerinhouden De volgorde waarin leertaken en –activiteiten worden aangeboden.

Shaping Modelleren van het beoogde gedragShared space Met dit hulpmiddel kunnen leerlingen zien in

13

Page 14: WordPress.com · Web viewOverall-toets Soms ook wel ‘casustoets’ genoemd. Een openboek toets die meet in welke mate studenten realistische problemen kunnen oplossen. Overtuiging/belief

welke mate door de verschillende groepsleden wordt samengewerkt doordat hun bijdrage tot het groepswerk visueel wordt weergegeven.

Situated cognition Mensen gebruiken in dagelijkse activiteiten en professionele bezigheden allerlei kennis en vaardigheden die verschillen van deze die in het formele onderwijs verworven worden. Denkprocessen zijn gesitueerd. Denken als een “distributed activity”: de denkactiviteit wordt verdeeld over het individu, allerlei specifieke culturele hulpmiddelen die bij deze werkzaamheden worden gebruikt en andere personen die daarbij eveneens aanwezig zijn.

Spiraalvormige ordening van leerinhouden Dezelfde onderwerpen komen steeds weer aan de orde maar telkens op een meer diepgaand niveau of telkens belicht vanuit een andere invalshoek.

Summatieve evaluatie Beoordeling van de leerprestaties, leeruitkomsten of leerproducten aan het einde van het leerproces. Dit wordt ook ‘assessment of learning’ genoemd. De summatieve evaluatie gaat na in welke mate de leerling de leerdoelen heeft bereikt en legt dat vast (score), aanleiding geven tot beslissingen over de studieloopbaan van de leerling.

Tacit knowledge Dit is het geheugen waarin onze vaardigheden maar ook allerhande strategieën die aan de basis liggen van algemene vaardigheden, opgeslagen liggen.

Taxonomie van Bloom Een poging om onderwijsdoelen te onderscheiden. De verschillende doelen staan in hiërarchisch verband en vormen daardoor een taxonomie.

Teaching machine Prototypische vorm van behavioristische leerprincipes. Leerlingen kunnen beetje voor beetje nieuwe dingen leren door het te leren gedrag in kleine delen op te splitsen, het gewenste gedrag uit te lokken en wanneer het beoogde gedrag wordt gesteld, dit te bekrachtigen.

Teaching to the test Traditionele examens en overhoringen: het risico van te veel summatieve toetsen is sturen van het onderwijs.

14

Page 15: WordPress.com · Web viewOverall-toets Soms ook wel ‘casustoets’ genoemd. Een openboek toets die meet in welke mate studenten realistische problemen kunnen oplossen. Overtuiging/belief

Tip of the tongue fenomeen We kunnen gemakkelijker info herkennen dan herinneren. Een fenomeen waarbij men bijvoorbeeld de naam van een persoon niet kan opnoemen, terwijl men zeker weet dat men die naam kent, soms meerdere woorden kan genereren die erg gelijken op het te zoeken woord, en het gevoel heeft dat men op het punt staat het te zoeken woord te vinden.

Toepassingsvragen Toetsen of de leerling in staat is om geleerde inhouden aan nieuwe situaties te koppelen. In feite gaat de leerling om met de beschikbare kennis in relatie tot de buitenwereld. Geleerde regels en procedures gebruiken.

Toetsmatrijs Bij het opstellen van een evaluatie wordt een selectie gemaakt van kennisonderdelen, vaardigheden en attitudes dewelke representatief is voor het “geheel van de te leren kennis, vaardigheden en attitudes”. Een hulpmiddel hierbij is de toetsmatrijs waarbijcategorieën van kennis en vaardigheden worden afgezet tegen niveaus van beheersing. Bij het opstellen van een toetsmatrijs worden 5 stappen doorlopen.

Transfer Gebruik van kennis buiten de context waarin het werd geleerd.

Transparantie Duidelijkheid voor lerenden wat er wordt geëvalueerd, hoe en welke criteria zullen worden gebruikt.

Triangulatie Het met elkaar confronteren van via verschillende wegen bekomen gegevens betreffende eenzelfde (denk)proces.

True (ware) assessment effecten Studenten verwerven tijdens en door de evaluatietaken zelf inzichten in de leerstof die ze voordien nog niet hadden.

Unieke-leerproces theorieënValiditeit Mate waarin de methode meet wat het

beoogt te maten.Verborgen leerplan Leerlingen leren nog heel wat andere zaken

naast of los van wat er in de lessen zelf aan de orde komt. Vb. Ze leren hoe ze zich op de speelplaats moeten gedragenSoms is het verborgen leerplan in tegenspraak met het leerplan zelf. Vb.

15

Page 16: WordPress.com · Web viewOverall-toets Soms ook wel ‘casustoets’ genoemd. Een openboek toets die meet in welke mate studenten realistische problemen kunnen oplossen. Overtuiging/belief

Samen werkend leren (leerplan) maar bij een evaluatie mag dit niet.

Vorm van het onderwijs De vormgeving van het onderwijs betreft verscheidene elementen: inhoud en/of leertaken, werkvormen, media en de wijze waarop het leren zal worden opgevolgd en beoordeeld.

Webquest Een leeropdracht waarbij leerlingen informatie op het internet dienen te zoeken en met elkaar in verband brengen. Leerlingen krijgen een uitdagende opdracht en een lijst met aanbevolen internetsites.

Weetvragen Deze vragen toetsen in hoeverre de leerling de feiten, theorieën en definities kan reproduceren, herkennen en/of de strekking ervan kan aangeven.

Werkgeheugen/kortetermijngeheugen Tijdelijke opslagplaats van taakrelevantie informatie in de hersenen. Het gaat dus om het vasthouden van recente informatie of gebeurtenissen.

Werkvorm Patronen van elkaar beïnvloedende onderwijs-en leeractiviteiten.

Zelfregulatie/zelfgestuurd leren Het leerproces voltrekt zich spontaan en zelfstandig bij de lerenden.

ZevensprongZone van naaste ontwikkeling Prestaties en activiteiten die de lerenden

weliswaar nog niet autonoom kan uitvoeren, maar waarin hij/zij wel slaagt mits de nodige ondersteuning van en interactieve met een meer bekwame person.

16