165
Man müßte einmal, sagte er noch, einen Katalog unserer Bauwerke erstellen, in dem sie ihrer Größe nach verzeichnet wären, dann würde man sogleich begreifen, daß die unter dem Normalmaß der domestischen Architektur rangierenden Bauten es sind – die Feldhütte, die Eremitage, das Häuschen des Schleusenwärters, der Aussichtspavillon, die Kindervilla im Garten – , die wenigstens einen Abglanz des Friedens uns versprechen, wohingegen von einem Riesengebäude wie beispielsweise dem Brüsseler Justizpalast auf dem ehemaligen Galgenberg niemand, der bei rechten Sinne sei, behaupten könne, daß er ihm gefalle. W.G. Sebald: Austerlitz

2004 De Intense Stad | Verdichting en functiemenging in Groningen

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Groningen: weinig hoogbouw, scherpe grenzen tussen rood en groen. In deze platte compacte stad zoekt De Intense Stad met 37 concrete projecten naar mogelijkheden voor intensivering en functiemenging. Zo ontstaat ruimte voor nieuwe stedelijke woningtypen, blijven. Tekst: Michiel Dehaene, Bruno De Meulder, Maureen Heyns, Winy Maas, Tjerk Ruimschotel, Peter Michiel Schaap, Niek Verdonk Onderzoek en analyses: Peter Michiel Schaap, Bram Verhave Fotografie: Peter de Kan, Bram Verhave, Jim Ernst (p. 182), Corné Sparidaens (p. 308), Aerophoto Eelde Redactie: Bregit Jansen, Peter Michiel Schaap, Bram Verhave Uitgever: Platform GRAS, Gemeente Groningen Grafisch ontwerp: Peter de Kan

Citation preview

  • Man mte einmal, sagte er noch, einen Katalog unserer Bauwerke

    erstellen, in dem sie ihrer Gre nach verzeichnet wren, dann wrde

    man sogleich begreifen, da die unter dem Normalma der domestischen

    Architektur rangierenden Bauten es sind die Feldhtte, die Eremitage,

    das Huschen des Schleusenwrters, der Aussichtspavillon, die Kindervilla

    im Garten , die wenigstens einen Abglanz des Friedens uns versprechen,

    wohingegen von einem Riesengebude wie beispielsweise dem Brsseler

    Justizpalast auf dem ehemaligen Galgenberg niemand, der bei rechten

    Sinne sei, behaupten knne, da er ihm gefalle.

    W.G. Sebald: Austerlitz

  • DE INTENSE STADVerdichting en functiemenging in Groningen

    Voorwoord 7 Willem Smink

    De intense stad 13 Niek Verdonk

    De stad, een intense vorm van beschaving 23Tjerk Ruimschotel

    Dichtheid in actie; over werkende dichtheden 33Michiel Dehaene, Bruno De Meulder & Maureen Heyns

    3DG: driedimensionaal Groningen 49Winy Maas

    Referenties 65Voorbeelden Groningen 80Matrix 89

    Locaties en plannen 129Plattegrond 130Register 301

    Colofon 305

  • VOORWOORDOp zoek naar grenzeloosheid van de bestaande stad

    De stad is niet meer wat ze eens was. Van een orde die zowel ruimte-lijk als sociaal-cultureel samenhang vertoonde, is ze geworden tot een brokkelige en geparticulariseerde lappendeken. Zo begint architectuur-historicus Bernard Colenbrander zijn boek De Verstrooide Stad. Het is een zoektocht naar de kenmerken van de hedendaagse stad; een stad die steeds losser van structuur lijkt te worden. Colenbrander constateert dat de stad als d verzamelplaats van functies allang geen gegeven meer is. Bijna alle functies vinden hun plek net zo makkelijk in een suburbane omgeving. Als strooigoed worden ze over het landschap uitgegooid: van keukencentra, woonboulevards, stadions en bowlingbanen tot complete woonwijken. Ze breken door de grenzen van de oude stad heen en creren hele nieuwe vormen van stedelijkheid: verstrooid, gefragmenteerd en grenzeloos.In Nederland heerst al lang het idee dat het losraken van functies uit

    6 7

  • de stad met harde hand bestreden moet worden. Gevreesd wordt voor Amerikaanse toestanden. Ruimtevretende laagbouwmekkas en de Urban Sprawl van Los Angeles zijn voor velen een schrikbeeld. In plaats daarvan zouden rode en groene contouren de stad compact en in bedwang moeten houden. Ze dienen versnippering tegen te gaan en moeten zorgen dat het huidige groen ook echt groen blijft.Tot op heden gebeurt dit echter zonder al te veel succes. Overal in het land illustreren nieuwe uitbreidingen en bedrijvenlocaties dat de roodgroene grens vooral een wensbeeld is. Het aloude ideaal van een compacte stad midden in het groen lijkt voor veel gemeenten ver weg. Dit stimuleert natuurlijk het debat over het eigenlijke nut van de bebouwingscontouren. De pas opgelaaide discussies over het Groene Hart en de nieuwe Nota Ruimte zijn in dat opzicht veelzeggend. Want heeft de stad zich niet altijd al uitgebreid? En waarom zouden we daar nu ineens mee moeten stoppen? Eerst gebeurde dat concentrisch, nu gefragmenteerd. Men zou kunnen zeggen dat die ontwikkeling nu eenmaal hoort bij een tijd waarin mobiliteit en communicatie een hoofdrol spelen. Afstanden zijn relatief geworden met als gevolg dat bereikbaarheid tegenwoordig belangrijker is dan een centrale ligging. Het is de vraag in hoeverre je in zon wereld middels een roodgroene contour weer een nieuwe stadswal op kunt werpen, zeker wanneer deze niet dient voor de verdediging tegen aanvallen van buiten, maar als keurslijf, als een muur die de stad lijkt te verdedigen tegen zichzelf.

    Hoe scherp de discussies over de roodgroene contouren ook zijn, en hoe valide sommige argumenten contra, vrijwel nooit wordt in het huidige debat nog ingegaan op de oorspronkelijke programmatische idealen achter het idee van een compacte stad. Het zou niet alleen moeten gaan om de verkwisting van groene ruimte maar ook, en vooral, om het behoud en de versterking van de openbare en stedelijke kwaliteit van de stad. Juist dat laatste is hard nodig. Zeker in de ringen rond de oude stadscentra is het draagvlak voor voorzieningen en collectieve functies sterk aan het eroderen. Voorzieningen verdwijnen, stedelijke kwaliteiten vervagen, en dat terwijl aan beide veel waarde wordt gehecht, zowel door stedelingen

    als door mensen van buiten. Dat geldt zeker voor een stad als Groningen. Als enige echte stad van het Noorden heeft zij haast de verplichting haar stedelijke kwaliteiten vast te houden of zelfs uit te breiden. De afkalving heeft plaats onder invloed van een dalende woningbezettings-graad en een toegenomen ruimtebehoefte per persoon. Waar voorheen een heel gezin woonde, wonen nu slechts n of twee personen. Bovendien is er in veel voor- en naoorlogse wijken sprake van een eenzijdig woning-aanbod, hetgeen natuurlijk directe gevolgen heeft voor de bevolkingsopbouw. Investeren in nieuwe woningtypen is hier hard nodig. Juist dn kan het trekken van een grens, hoe arbitrair of denkbeeldig deze ook is, een belangrijke impuls zijn om weer op zoek te gaan naar de grenzeloosheid bnnen de bestaande stad. Gekoppeld aan bestaande functies en voor-zieningen kan nagedacht worden over dubbel ruimtegebruik, stapeling, herprogrammering, invulling, de bebouwing van lege plekken en het van kleur laten verschieten van oude industrielocaties. Zo ontstaat ruimte voor nieuwe stedelijke woningtypen en woonmilieus, blijven bestaande voorzieningen op peil en blijft de stad gezond.

    Binnen dit perspectief nam de gemeente Groningen ruim een jaar geleden het initiatief tot de Woningbouwcampagne 2003. De inzet was een concrete zoektocht naar de kansen en mogelijkheden van de bestaande stad, hetgeen uiteindelijk zal moeten leiden tot de bouw van een groot aantal nieuwe woningen in de voor- en naoorlogse ringen rond het centrum. Daarmee zoekt het project aansluiting bij het (oorspronkelijke) ideaal van de Compacte Stad; een ideaal dat al lang een belangrijke rol speelt in het ruimtelijk beleid van de gemeente Groningen. Hoewel de kans daarop gezien het huidige debat over het Groene Hart en de Nota Ruimte groot is, moet campagne evenwel niet begrepen worden als een kritische reactie op de traditionele stadsrandlocaties. Natuurlijk is het jammer als groen moet wijken voor bebouwing. Maar ook Groningen bouwt suburbane woonwijken die weldegelijk een aanvulling zijn op het aanbod. Wel wil de gemeente met de Woningbouwcampagne aantonen dat ook de bestaande stad nog volop kansen biedt. Het nuanceert de discussie over de verkwis-ting van ruimte en kiest in de eerste plaats een programmatische insteek.

    98

  • In nauwe samenwerking met diverse ontwikkelaars en architecten wil de Woningbouwcampagne de stad bewust maken van haar grote mogelijk-heden, zij wil inspirerende alternatieve bieden maar ook complementair zijn. Kortom, de Woningbouwcampagne wil de stad uitdagen om stedelijk te zijn.

    Na ruim een jaar plannen maken presenteert dit boek de uitkomsten van de Woningbouwcampagne 2003. Het is verheugend te constateren dat de nauwe samenwerking tussen ontwikkelaars, architecten en de gemeente heeft geleid tot een zo divers resultaat. De modellen zijn klaar, het onder-zoek is afgerond. Nu moeten we de discussie aan met de gemeenteraad en de stad. De manifestatie De Intense Stad, die met de presentatie van dit boek is afgesloten, was hiertoe de eerste aanzet. Met de opname-capaciteit van de markt en de faseerbaarheid in het achterhoofd zullen we de komende periode moeten besluiten wanneer en op welke manier de projecten uitgevoerd kunnen worden. Het boek presenteert daarmee dus geen definitieve plannen. Wel geeft deze tussenstand een beeld van een gewenste stad, en stimuleert het de creativiteit.

    Willem Smink Wethouder Ruimtelijke Ordening, Volkshuisvesting, Wijkvernieuwing, Grondzaken en Monumenten

    1110

  • DE INTENSE STADEen proeve van laboratoriumkunst

    SuburbiaRuimtelijke ordening en inrichting bewegen zich sinds de late negentiende eeuw tussen verstrooiing in de richting van het buitengebied en concentratie binnen de grenzen van de (historische) stad. In samenhang met de politiek-bestuurlijke en sociaal-maatschappelijke context, en niet in de laatste plaats de lokale condities, heeft dit in Nederland geleid tot een uitgesproken hetero-geen landschap.Toch is sprake van een aantal opvallende aspecten. Zo lijkt bij veel steden een gezonde balans tussen verstrooiing en concentratie te ontbreken, dit ten gunste van een tamelijk eenzijdig anti-stedelijke houding. Die houding is in Nederland weliswaar lange tijd zowel beleidsmatig als cultureel gestuurd, maar resulteert tegenwoordig in monofunctionele enclaves in de vorm van bedrijventerreinen en woonwijken. Voor die laatste categorie geldt steeds meer dat ze - op de overgang van stedelijk en ruraal gebied - als een letter-lijke buffer fungeren tegen migratie in de richting van de omgeving.Zowel stedenbouwkundig als typologisch leidt dit maar al te vaak tot een

    1312

  • ongemakkelijke verzoening van domeinen die in principe onverenigbaar zijn: die van de stad en die van het platteland. Er lijkt onvoldoende aandacht te zijn voor het scherpe onderscheid tussen suburbane en stedelijke ruimtelijke opgaven. De verleidingen van suburbia en haar infectie met typisch stedelijke karakteristieken worden in belangrijke mate bepaald door de vasthoudend-heid waarmee de markt en de gemiddelde woonconsument het ideale huis blijven zien als een vrijstaande woning met tuin. Daardoor - en in directe samenhang met een dreigende migratie naar buiten - wordt de druk op het sub-urbane gebied steeds verder opgevoerd. Gevolg van deze eenzijdige vasthoudendheid is dat er nauwelijks varianten voorhanden zijn die als alternatief voor het scenario van de suburbane woning kunnen fungeren. Fundamenteel onderzoek en beleidsmatige vernieuwing in die richting blijven tot op heden onderbelicht. Hierdoor blijft de woningbouw-opgave te zeer inhaken op traditionele typen en samenlevingsvormen. Er wordt onvoldoende ingespeeld op de uitdagingen en condities die voort-vloeien uit gewijzigde cultureel-maatschappelijke en ruimtelijke structuren waaronder de behoefte aan nabijheid en de vermenging van functies. Ook is er weinig aandacht voor de mogelijkheden die daartoe in de bestaande (historische)stad voorhanden zijn. Juist dit vergroot het belang de illusie enigszins los te laten dat de stad de strijd met het platteland zou kunnen winnen, niet in de laatste plaats omdat zij vanwege haar typisch stedelijke identiteit in principe niet in staat is de suburbane kwaliteit te bieden die de omliggende, meer landelijke gemeenten zo karakteriseert. Omgekeerd zal de stad haar troeven verspelen wanneer ze niet haar eigen intrinsieke krachten blijft hanteren als uitgangspunt bij de ordening van ruimte en functies.

    Stad GroningenAls reactie op het voorgaande en gestimuleerd door haar bijzondere (ruimte-lijke) geschiedenis en eigenzinnige traditie, heeft Groningen recentelijk het voortouw genomen in een onderzoek naar nieuwe stedenbouwkundige concepten, (woon)typologien en alternatieve programmas. Dit heeft geresul-teerd in een ruimtelijke visie, De Intense Stad, die uitdrukkelijk de stad zlf als uitgangspunt en inspiratiebron kiest. Hieruit vloeit onder meer de ambitie voort om de komende tien jaar, parallel aan de ontwikkeling van Meerstad (een uitbreiding met circa tienduizend woningen ten oosten van de stad), en-kele duizenden woningen te realiseren bnnen de contouren van de bestaande

    1514

  • stad. Intensief of meervoudig ruimtegebruik en de creatie van een hoge ruimtelijke kwaliteit zijn daarbij de voornaamste doelstellingen. Omdat niet de suburbane expansie maar de ruimtelijk-programmatische mogelijkheden van de bestaande stad als uitgangspunt dienen, kan deze nieuwe groeigolf begrepen worden als een aanvulling op, en een verdere intensivering van de reeds gerealiseerde stadsuitbreidingen. De operatie loopt daarmee als het ware vertraagd achter die historische stadsuitbreidingen aan. Het brengt verdichting en stedelijkheid op bestaande potentievolle plekken.Hoewel De Intense Stad de bestaande stedelijke ruimte en de daarbinnen aangetroffen condities als leidraad hanteert, richt zij zich niet of nauwelijks op het gebied binnen de diepenring. De oude binnenstad biedt reeds een relatief hoge mate van intensieve stedelijkheid en verdichting. Bovendien is het bij voortduring onderwerp van verdere aanpassing en herschikking waarbij hetideaal van een compacte ruimtelijke kwaliteit reeds lang als uitgangspunt dient.Ook richt het project zich niet op de meest recente uitbreidingen aan de stads-randen. Zij vallen buiten de grenzen die hier als de contouren van de bestaande stad worden bestempeld. De Intense Stad richt zich op het resterende gebied zoals dat vanaf de late negentiende eeuw rondom de historische binnenstad, op basis van een combinatie van stedenbouwkundige scenarios en meer spontane ingrepen is gegroeid. Grofweg gaat het daarbij om bedrijfs-, industrie- en havengebieden en om een min of meer aaneengesloten gordel van woon-wijken.Tot slot is het ten aanzien van de enkele jaren geleden ingezette herstructurering van de naoorlogse wijken van belang dat De Intense Stad als een aanvullend initiatief begrepen wordt. Ook in deze gebieden geldt dat het project zich wil onderscheiden door nadruk te leggen op intensivering. Dit komt neer op het toevoegen van een nieuwe eigentijdse laag over - en niet in plaats van - de stad van de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Hiermee wordt gepoogd nieuw draagvlak te creren voor de diverse (stedelijke) voorzieningen en collectieve functies die daar, vooral de laatste decennia, sterk aan het eroderen zijn.

    Minder ruimte voor meer programmaIn eerste instantie gaat het bij De Intense Stad niet om het volbouwen van lege plekken en ook niet om het van kleur laten verschieten van locaties met een voormalige industrie- of bedrijfsbestemming (ofschoon die wel degelijk ook onderdeel van de campagne zijn). De aandacht zal zich vooreerst richten op

    die plekken waar teveel ruimte aan te weinig programma verloren is gegaan. Ze kenmerken zich meestentijds door opeenvolgende n- of tweelaagse bebouwing en een monofunctioneel programma van scholen, winkels, voor-zieningen of kantoren. De ruimtelijke kwaliteit van de gebieden laat over het algemeen te wensen over. Ook blijken ze - juist door de afwezigheid van func-tiemenging en gebruiksintensiteit - gevoelig voor verrommeling en verloedering. Hier richt de opgave zich daarom op het letterlijk bijeenvegen van de aangetroffen, plat gehuisveste programmas tot een nieuw ensemble, met toevoeging van een bepaald percentage woningen. Daarin ligt een uitdaging voor gedegen ontwerponderzoek ten gunste van nieuwe, gestapelde en typisch stedelijke gebouwen met een grote functionele n typologische rijkdom. Op die manier kunnen ook woningtypen ontstaan waarvoor tot op heden en binnen de gangbare (suburbane) uitlegpraktijk onvoldoende of geen draagvlak bestond, maar die in de toekomst bij kunnen dragen aan een alternatief en gevarieerder woningaanbod. Naast het bijeenvegen en intensiveren van programmas richt De Intense Stad zich ook op de verrijking van bestaande bebouwing met een woningbouw-component, echter zonder dat daarbij eerst sloop van bestaande woningen hoeft plaats te vinden. Ook op die manier zullen nieuwe typologien ontstaan, bijvoorbeeld doordat woningen geclusterd worden en/of parasiteren op be-staande gebouwen. De voornoemde intensivering van zorgvuldig geselecteerde locaties kan volgens De Intense Stad niet bestaan zonder aandacht voor het hogere schaalniveau van structuur en plattegrond van de stad als geheel. Daarom richt het project zich eveneens op de verduidelijking en het (opnieuw) leesbaar maken van (historische) structuren en radialen, onder meer met behulp van verdichting langs in- en uitvalswegen. Ook hiervoor geldt dat steeds wordt uitgegaan en geprofiteerd van aanwezige programmas met als doel een verrijking van de stedelijke kwaliteit.

    Functie en vormIn weerwil van hardnekkige vooroordelen vallen intensief en/of meervoudig ruimtegebruik niet per definitie samen met extreme of avant-gardistische ontwerpoplossingen. Binnen het project De Intense Stad zal op basis van zorgvuldig onderzoek en overwogen besluitvorming in belangrijke mate sprake zijn van subtiele verschuivingen of aanpassingen. Mede bepaald door de locatie en het programma zullen de resultaten divers zijn: van diepgaand

    1716

  • tot heel gewoon en voor de hand liggend. Er kan daarbij gedacht worden aan samenvoeging van bijvoorbeeld winkels en een sporthal tot een nieuw geheel waar boven op nieuwe woningen worden gerealiseerd; aan de verknoping van een bibliotheek en parkeergarage in combinatie met een bepaalde hoeveelheid ouderenwoningen; aan appartementen die gekoppeld worden aan een collectief zwembad en fitness-centrum; of aan het creren van nieuwe stedelijke milieus op relatief perifere locaties zoals (voormalige) industrie- en bedrijfsterreinen.Uiteindelijk ligt de essentie van dit project niet in de extremiteit van vorm of aanpak, maar in het genereren van een andere manier van denken over de stad en haar wijze van uitbreiden. De Intense Stad beschouwt de stad vanuit een (ver)nieuw(d) perspectief waarbij ze architectuur en stedenbouw als vormgevende disciplines in meer dan gebruikelijke zin wil versterken met een programmatische benadering. Dat betekent dat stad en stedelijke ruimte behalve in termen van plattegrond, massa en open(bare) ruimte ook, en vooral, als een geheel van programmas benaderd worden waarbinnen niet alleen aanleiding, maar ook ruime mogelijkheden aanwezig zijn voor herschikking en vermenging.Hoewel De Intense Stad bewust niet streeft naar een elitaire architectonische invuloefening, wil het project zich evenmin vastbijten in een louter program-matisch georinteerde analyse. Precies daartussenin, en met inachtneming van het grotere schaalniveau van de stad als geheel, problematiseert het project de wijze waarop het zorgvuldig in kaart brengen van de potenties binnen de bestaande stad tot een uitdagende combinatie van vormen en functies kan leiden. Bij deze hercartering wordt de stad daarom niet langer vooral tweedimensionaal - dat wil zeggen horizontaal en als plattegrond - bezien, maar nadrukkelijk ook in haar derde dimensie. Zij wordt als verticale ruimte omarmd.

    Het laboratorium van de stadAls alternatief voor de opoffering van onnodig veel ruimte aan uitgestrekte laagbouwtapijten wil De Intense Stad door middel van intensivering en vermenging van functies een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van de stad en aan het behoud daarvan. Die intentie wordt gesterkt door de constatering dat het draagvlak voor (stedelijke) voorzieningen en collectieve functies in een aantal delen van de stad Groningen lijkt te eroderen als het gecombineerde gevolg van een dalende gemiddelde woningbezetting en een toegenomen ruimtebehoefte per persoon. De stedelijke ruimte dreigt steeds

    1918

  • verder uit te dijen, terwijl zij daartegenover, en in haar hoedanigheid van bij uitstek stedelijke en collectief-openbare ruimte, juist sterk onder druk komt te staan. De gangbare focus op traditionele uitbreiding vergroot de afstanden binnen de gemeentegrens nog voortdurend en vormt daarmee een belangrijke basis van congestie, en tegelijkertijd voor het doodbloeden van voorzieningen. Bij dit proces ligt bovendien verstrooiing (urban sprawl) op de loer waardoor niet alleen de resterende ruimte tussen afzonderlijke kernen dreigt dicht te slibben, maar ook de landschappelijke en ecologische waarden onder druk komen te staan: waarden die juist zo bepalend zijn voor het suburbane (leef)milieu. Een alternatief voor deze ontwikkeling kan volgens De Intense Stad gevonden worden in het verhogen van het draagvlak voor voorzieningen in de stad zlf. Dit kan via inbreiding (tegenover uitbreiding) op basis van de verkenning en benutting van tot op heden onvoldoende onderkende mogelijkheden. De stad zlf namelijk blijkt voldoende ruimte en flexibiliteit te bezitten om een aan-zienlijk deel van de (toekomstige) woningbehoefte op te vangen. In die zin kan zij nog steeds, en iedere keer opnieuw als een spannend laboratorium beschouwd worden waarin wij met respect voor haar regels en wetmatig-heden kunnen werken; in dit geval met het oog op meervoudig en intensief ruimtegebruik en met inachtneming van haar verticale dimensie. Gecombi-neerd met de wens tot het creren van een hoge ruimtelijke kwaliteit kunnen potentievolle gebieden in de toekomst uitgroeien tot aantrekkelijke stedelijke woonmilieus die ten volle aanhaken op en profiteren van de reeds aanwezige stedelijke functies en voorzieningen.

    ir Niek Verdonk Stadsbouwmeester gemeente Groningen januari 2004

    Reitdiepzone 2120

  • Reitdiepzone

    DE STAD , een intense vorm van beschaving

    Niet de kaart, maar de legendaNut en noodzaak van een extra krachtsinspanning op het terrein van de volks-huisvesting worden steeds duidelijker. De woningmarkt stagneert en is toe aan nieuwe impulsen. Toch zal het bij het opstuwen van de bouwproductie niet alleen moeten gaan om het aanwijzen van lege plekken op de stadskaart. Om vanuit een intensieve werkwijze te komen tot een intensivering van de woningbouwproductie zal de gevoelde sense of urgency ingezet moeten worden om nog duidelijker aan te geven he er aan en in de stad gebouwd moet worden. Alleen zo kan zij nog beter worden toegerust voor de toekomst. Daarbij hoeft het kaartbeeld van Groningen slechts marginaal te veranderen. Daartegenover staan drastische wijzigingen in de legenda-eenheden: in plaats van n kleur rood ontstaat een schakering van lichtroze naar dieprood. De simpele aanduiding voorzieningen herbergt dan een breed scala aan gebouwde complexen waarin buurt-, wijk- en stedelijke voorzieningen gekoppeld zijn aan allerlei vormen van woningbouw. De openbare ruimte wordt heringericht en het parkeren op maaiveld verdwijnt. Het groen verandert van een restant agrarisch landschap tot stedelijk groen en krijgt daarmee een grotere gebruikswaarde.Toch is in de huidige stagnerende woningmarkt de neiging groot te vervallen in

    2322

  • verouderde rolpatronen. Door overheden wordt vaak geprobeerd de productie te stimuleren door in te leveren op de kwaliteit. Anderzijds vervalt men in het maken van nog meer onhaalbare plannen. In reactie hierop is middels de Woningbouw-campagne 2003 geprobeerd om realiseerbare projecten te genereren. Dit is gebeurd door, over allerlei beperkingen heen, de ontwikkelende partijen uit te dagen om te komen met voorstellen die de stad daadwerkelijk zouden verrijken. Door al deze voorstellen te clusteren in een samenhangende presentatie en beoordeling, wordt de gemeenschappelijkheid ervan benadrukt en wordt voorkomen dat ze als vrijblijvende incidenten worden gezien.

    In plaats van een parasitair uitponden van de stad poogt de Woningbouwcampagne met individuele bouwprojecten bij te dragen aan de collectieve kwaliteiten van de stad. Ondertussen wil het de woningbouwproductie weer op gang te krijgen. In die zin is de Woningbouwcampagne dus niet - en zeker niet uitsluitend - gericht op het wegzetten van woningen. Veeleer houdt zij zich bezig met het bouwen in en aan de stad van straks. Het is de uitdrukking van een stedelijke ambitie om ambitieuze stedelijkheid te creren. Deze radicalisering van de opgave vraagt niet alleen om verleidelijke beelden maar ook om concrete voorstellen, gebaseerd op de onder-kende kwaliteiten van de stad van nu en vroeger. Het gaat om een optimalisering, om een intensivering en extensivering tegelijk. Het is een bewuste keuze voor een radicale differentiatie, van hoogstedelijke, stenige woonmilieus tot idyllische enclaves in het groen, beide genspireerd op de oeroude bewoningsvorm van de wierden (de Groninger terpen): het individueel samenwonen.De Woningbouwcampagne past in een lange, typisch Groninger traditie waarin de stad steeds opnieuw wordt gepositioneerd, zowel in ruimte als tijd. Vooral de recente geschiedenis kent een vrijwel aaneengeschakelde serie van activiteiten om de stad te herdefiniren. Onconventionele wegen worden daarin niet geschuwd. Soms leidt dit tot een geheel nieuwe vorm van denken over en werken aan de stad, soms betekent het dat bestaande plannen moeten worden heroverwogen en soms blijkt de ingeslagen weg de juiste te zijn geweest.Een belangrijke constante in dit proces van stadsontwikkeling is de koestering van het relatieve isolement van de stad Groningen. Als het enig centrum van ste-delijkheid in Noord-Nederland haalt zij bewust impulsen van buiten naar binnen,soms uit de Randstad maar ook uit het echte buitenland: Itali, Duitsland en Japan. Een andere belangrijke constante is de geregelde verslaglegging van plannen en resultaten. Hiermee wordt inhoudelijk verantwoording afgelegd aan de eigen bevolking en de vakwereld. In die zin is de publicatie De Intense Stad, waarmee de Woningbouwcampagne symbolisch wordt bekroond en afgesloten, slechts een stap in een langer lopend proces van productie, reflectie, ontwerpen en bouwen.

    Groninger architectuur en stedenbouwDe stadsontwikkeling van Groningen biedt een breed palet van verschillende veranderingsprocessen. Ze hebben op verschillende schaalniveaus geleid tot zowel verdichting als verdunning van het stedelijk weefsel en tot vermenging en ontmenging van stedelijke functies. Resultaten uit het verleden zijn evenwel geen garantie voor de toekomst. Wel zijn ze een goede indicatie voor de verwachtingen, ook ten aanzien van de Woningbouwcampagne.Zeker in Groningen moet stedenbouw begrepen worden als het permanent verfijnen en verbeteren van de stedelijke structuur. Stedelijke kwaliteit is het doel, bouwkundig financieel ontwerpen het middel en architectuur het resultaat. Stedenbouw is het bieden van kansen, architectuur is het benutten ervan. Architectonische kwaliteit is vaak gebaat bij het overschrijden van de afgesproken grenzen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat architectuur, of we dat nu leuk vinden of niet, het best gedijt in uitdaging en/of competitie. Lokale architectuurtoppers als het Groninger Museum en het Waagstraatcomplex fungeren daar wereldwijd als voorbeeld van. Ze worden geroemd om hun betekenisvolle bijdrage als architectonische interventies in de bestaande stedelijke structuur.Stedenbouw daarentegen is veel meer dan vormgeving. Het is een strategie voor stadsontwikkeling en -beheer. Tegelijkertijd is het de taak van de overheid om via collectieve arrangementen te zorgen dat ook minder esthetische en ethische aspecten van het grotestadsleven aan bod komen, zonder het publieke territoir te privatiseren of anderszins onherbergzaam te maken. Ook in een van de weinige steden van Nederland die zich als een duidelijk herkenbaar stedelijk object in een groene omgeving aftekent, ontstaat als gevolg van al deze zaken een meerkernig patroon van voorzieningen: van meubelpleinen, sportcomplexen en urban enter-tainment centra tot onderwijscomplexen en vervoersknopen.

    OntwikkelingsstrategienOp basis van een morfologische analyse kan de stad beschreven worden als een samenspel van het stedelijk netwerk (de lange lijnen waarlangs de stedelijkheid van de stad gesitueerd is) en de domeinen (de min of meer homogene gebieden). Binnen dit stelsel zijn twee ruimtelijke extremen waar veranderingsprocessen traditioneel het meest voorkomen: het stadscentrum en de stadsrand.Binnen dit kader is de Woningbouwcampagne begonnen met het onderkennen van de transformatiepotenties (c.q. -logica) van de stad. Dit is gebeurd door het schaalgerelateerd systematiseren van de samenstellende bestanddelen. Op het schaalniveau van de regio is elke uitbreiding van de stad Groningen natuur-lijk een verdichting van het agrarisch en natuurlijk landschap. Op het schaalniveau van de stad is het noodzakelijk dat de uitbreiding van de stad niet leidt tot een verdunning van stedelijke functies. Vandaar dat voortdurend gewerkt wordt aan de revitalisering van de stedelijkheid van de bestaande stad.

    2524

  • Allereerst gebeurt dit door het bevorderen van het wonen in de binnenstad: het hoogtepunt van het stedelijk netwerk. Vervolgens is er aandacht voor het wonen langs de infrastructurele lijnen van de stad, in winkelstrips en winkelcentra en nabij onderwijskundige en sociaal-culturele voorzieningen. Daarnaast ontstaan kansen op de breukenlijnen van de stadsgeschiedenis; de momenten waarop functieverlies en/of -verandering van stedelijke fragmenten, gebieden en gebou-wen leidt tot nieuwe mogelijkheden. Het historisch proces in de binnenstad en de omgeving van de voormalige stadswallen is daar een illustratie van. Zo ontstond in het spoor van de verplaatsingen van de veemarkten ruimte voor (ver)nieuw(d)e stedelijke voorzieningen. Voorbeelden zijn de experimentele woningbouw op het Slachthuisterrein aan het Damsterdiep, het Cultureel Centrum Oosterpoort op het veemarktterein en het nieuw Ikea gebouw ter plekke van de gesloopte veehallen. Maar ook de geleidelijke transformatie van de voormalige stadswallen tot wandelpark, woongebied, ziekenhuisterrein en stadswijk met typisch stedelijke voorzieningen (CiBoGa) getuigen van het steeds opnieuw ontstaan van mogelijkheden.Tenslotte ontstaan er kansen voor intensivering als gevolg van veranderende opvattingen over de bestaande ruimtelijke compositie. In de wijkvernieuwing zijn hoopgevende ervaringen opgedaan met de planmatige transformatie van verouderde bebouwings- en verkavelingstypes tot nieuwe (vaak nog mono-functionele) bouwvormen. Hierin worden zowel verdichtings- als verdunnings-strategien uitgeprobeerd. Intensiever bouwen is in dit kader niet per definitie hoger bouwen. Hoogbouw is soms slechts mogelijk door ook open ruimte te handhaven, bijvoorbeeld voor de oplossing van de bijkomende ontsluitings- en parkeerproblematiek. Daarnaast is de intensiteit van het stedelijk leven vaak meer gebaat bij een bredere concentratie dan n enkel hoogtepunt dat zich veelal onttrekt aan de omgeving.In de gemeentelijke beleidsnota Hoogbouw wordt hoger bouwen dan ook niet als doel maar als middel beschouwd om geformuleerde intensiveringsstrategien extra te ondersteunen. Het gaat dan om ontwikkelingszones als het Reitdiep (gelegen binnen de ringwegen), het Oosterhamriktrac, de Eemskanaalzone, de Laan Corpus den Hoorn, nieuwe stedelijke centra als het Europapark en het Stationsgebied en gebieden rond de huidige en toekomstige halteplaatsen van (hoogwaardig) openbaar vervoer. Daarnaast is vastgesteld dat hoogbouw ingezet kan worden om gewenste ontwikkelingen bij stedelijke voorzieningenclusters ruimtelijk en financieel mogelijk te maken.

    Groningen en de marktDe gemeentelijke overheid heeft in de Nederlandse planningspraktijk nog steeds een belangrijke taak en verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke ordening en het bouw- en woningtoezicht. In Groningen is de gemeentelijke Dienst RO/EZ, deels

    als opdrachtgever, nauw betrokken bij de totstandkoming van de architectonische, stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit van het openbare netwerk en de particulier ontwikkelde (en gebouwde) domeinen. In toenemende mate blijkt dat naast deze gebruikelijke gemeentelijke zorg behoefte bestaat aan een sterkere proces- en kwaliteitsbewaking. Dit komt doordat juist de gebouwde omgeving steeds meer in samenwerking met of zelfs geheel door de markt tot stand komt. Ook in Groningen is de gemeentelijke inbreng hierdoor van een producerende tot een regisserende geworden. Om deze veranderde taakuitoefening op lokaal niveau goed te kunnen uitoefenen, zullen nieuwe beleidsinstrumenten ontwikkeld en ingezet moeten worden. In een samenleving waarin steeds meer zaken juridisch uitgevochten worden en waarin burgers zich ook bewust blijken te zijn van de belangen van de stad-als-geheel in relatie tot hun eigen belangen, zal ook gekeken moeten worden naar de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke aspecten.De omslag van een producerende naar een regisserende rol is natuurlijk groot geweest en vergt aanpassing en gewenning. Toch is een - welhaast onmogelijke - terugkeer naar de situatie waarin de stad het exclusieve werkterrein van de overheid was steeds minder wenselijk. Daarvoor, zouden we bijna zeggen, is die ontwikkeling te belangrijk. De overheid zou zich daarbij verplicht moeten voelen de zeggingskracht van haar ambities uit te testen door de realisatie steeds vaker over te laten aan de markt. Dat wil zeggen dat de uiteindelijke toetsing van de plannen voor de stad niet langer uitsluitend op politiek-wenselijk niveau ligt maar vooral op het terrein komt van de concrete beslissingen ten aanzien van bouwen, kopen of huren. Binnen dit kader is het goed te beseffen dat veel oude en geliefde woongebieden ooit zijn gebouwd door ontwikkelaars met een meer of minder idealistische dan wel commercile instelling.In haar nieuwe rol geeft de gemeente de kaders aan waarbinnen het bouwen aan en in de stad kan plaatsvinden. De daaropvolgende overheidsregie betekent niet dat de gemeente zich uitsluitend bemoeit met de hoofdstructuur van het stedelijk netwerk en de overige gebieden overlaat aan anderen. Veeleer betekent het dat de gemeente zich richt op het op verschillende manieren organiseren van de stedelijke kwaliteiten, zowel in het netwerk als in de domeinen. Hierbij zal van plek tot plek en van aspect tot aspect steeds opnieuw gedefinieerd moeten worden op welke wijze we de beperkte middelen en energie inzetten. Het kan zijn dat het voor de stedelijke doelstellingen effectiever is meer energie te steken in de collectieve ruimtelijke kwaliteiten dan in de individuele of parochiale ruimten of objecten. Maar het kan ook nodig zijn een bepaald particulier initiatief zo om te vormen en te kneden dat er een belangrijk collectief signaal van uit gaat.De Woningbouwcampagne is een nieuwe poging om via een op realisatie gerichte samenwerking tussen lokale overheid en (al dan niet lokale) bouwers meer stad te maken. De resultaten van de campagne zullen moeten leiden tot concrete

    2726

  • planvoorstellen voor een substantieel aantal extra woningen in nog ongekende stedelijke arrangementen. Daarbij mag van de overheid verwacht worden dat zij de politiek-culturele dimensie van het bouwen in de stad permanent verkent en uitbouwt. Van de ontwikkelende partijen mag verwacht worden, op straffe van tegenvallende bedrijfsresultaten, dat zij naast projectontwikkeling ook van harte aan productontwikkeling doen. In deze sfeer van Research & Development past het gezamenlijk optrekken van publieke en private creativiteit, zowel op het terrein van procesplanning, financile exploitatie en ruimtelijke kwaliteit. Deze samenwerking heeft in de Groninger stadsontwikkeling van de afgelopen eeuw al eerder tot resultaten geleid. Verschil is dat het experimentele van de Woningbouwcampagne ligt in het bewust loslaten van allerlei gemeentelijke randvoorwaarden om te zien wat in de aldus ontstane ruimte zou kunnen worden ontwikkeld. Er is dus geen sprake van een uitverkoop van de mooiste plekken van de stad. Integendeel. Er is sprake van het binnenhalen van de nieuwste producten van de markt. Zij worden in de etalage te gezet en aldus aangeboden aan de (toekomstige) bewoners van de stad.

    Bouwen in de stad is bouwen aan de stadSinds de Woningwet van 1901 heeft de gemeentelijke overheid een specifieke taak en verantwoordelijkheid voor het ruimtelijke ordeningsproces. Het gaat daarbij meer en meer om het dusdanig organiseren van collectieve arrangementen dat - over de beperking van de individuele mogelijkheden heen - aan alle inwoners van de stad de gelegenheid wordt geboden te participeren in een sociaal en stedelijk samenleven. Dat houdt op het niveau van de regio, de stad, de wijk en de straat een radicale emancipatie van de stedeling in, gericht op insluiten in plaats van uitsluiten en gebaseerd op differentiatie in plaats van nivellering. Deze radicali-sering van het woningvraagstuk houdt in dat de locale overheid een zo gemleerd mogelijk samengestelde bevolking wil herbergen in een even zo gemleerde woningarchitectuur.Het stedenschoon van een stad als Groningen is al eeuwenlang gebaseerd op een creatieve opeenhoping van variaties in hoogte, perceelbreedte, bouwvorm, woningtype, gevelindeling, raamverdeling en detaillering. Dit is zichtbaar in de binnenstad en de vooroorlogse wijken en vormt steeds meer de maatschappelijke opgave in de herstructurering van de naoorlogse wijken en de actuele stadsuitleg. Omdat de stadjers in een volwassen democratie en als de uiteindelijk indirect politiek verantwoordelijken ook een opdrachtgeversrol hebben, is Gronings bouwen per definitie het bouwen voor verschillende doelgroepen tegelijk. Maar pas wanneer veel individuele opdrachtgevers samenwerken, ontstaat er iets wat stad genoemd kan worden. Gronings bouwen is dan ook steeds gebaseerd op het differentiren van de massale opgave. Stedenbouwkundige planvorming en welstandszorg zijn hierop gericht en vormen

    (dus) geen belemmering voor de wensen van de individuele consument. Deze fungeert via de incidentele en institutionele ontwikkelende partijen als producent van stedelijke cultuur. Ook hier is een collectief arrangement de drager van een individuele identiteit. Die stedelijke cultuur kreeg in de jaren 70 vorm in de uitbreidingswijken Lewenborg en Beijum, welke bewust op enige afstand van het bestaande stedelijk gebied werden gesitueerd. In de tussenliggende periode is echter het gebied tussen deze grootschalige uitbreidingswijken en de stad zelf verdicht met enkele woonwijkjes en buurten zoals Oosterhoogebrug, de Hunze en Van Starkenborgh. Ook in de groene sfeer is sprake geweest van verdichting en functiemenging. Het voormalig agrarisch landschap heeft rond de stad plaats-gemaakt voor een veelheid aan stedelijk-recreatieve functies, varirend van gebouwde voorzieningen zoals de kart-, draf en schaatsbaan, sportterreinen op kunstgras, thematisch ontworpen nieuwe parken en ecologisch ingerichte stukken neo-natuur.Aan de andere kant van het stadsecologisch spectrum zijn in de Verbindings-kanaalzone nieuwe stedelijke functies geplaatst zoals het busstation, de KPN-borg, het Cascadekantorencomplex (inclusief de woontoren Regentes), de woontorens van Koolhaas op de Brink en het gemengd woonwerkgebied aan de kop van de Meeuwen. Anders dan in de meeste Europese steden zijn bij de verstedelijking van de randen van de stad perifere functies niet steeds verschoven naar buiten. In plaats daarvan is een bont amalgaam ontstaan waarbij typische stadsrandfuncties als de Ikea op loopafstand van de Grote Markt een stedelijke vorm hebben gekregen, al dan niet gecombineerd met gebouwde parkeervoorzieningen en andere vormen van dubbel grondgebruik.Dichter bij de binnenstad zijn in de drie geplande bronpunten (Westerhaven, Ciboga en Damsterdiep) de expressie van een proces van deconcentratie (waarbij grootschalige functies de binnenstad verlaten) en concentratie(waarbij dicht bij de binnenstad juist ruimte gecreerd wordt voor deze stedelijke functies). Middels stapeling en menging van wonen, werken, detailhandel en (openbaar) parkeren worden zo nieuwe vormen van stedelijkheid uitgeprobeerd. Vooral het Westerhaven-complex is een succes en werkt in de directe omgeving als een generator voor in-tensivering. Maar ook de eerste gebouwde resultaten van het CiBoGa-planproces worden in de internationale vakpers verwelkomd en gewaardeerd als waardevolle experimenten op het terrein van nieuwe stedelijkheid.

    De stad is stedelijkheidDe essentie van een stad is zijn stedelijkheid, ofwel het vermogen steeds nieuwe vormen van stedelijkheid te genereren - zowel in functionele als in ruimtelijke zin. Alleen in de stad speelt het proces van permanente reproductie. Dit gebeurt middels confrontaties, discussies, debatten, meningsvorming en besluitvorming.

    2928

  • Daarom is het belangrijk dat er veel (en verschillende) mensen bij elkaar zijn, dat er allerlei kruisverbanden bestaan tussen wonen, werken en recreren; tussen onderwijs, kunsten en wetenschappen; tussen handel, nijverheid en overheid; tussen oude en nieuwe Groningers en tussen oude en nieuwe vormen van stede-lijke woon- en werkmilieus. De belangrijkste opbrengst van de stad zit in de stedeling zelf, niet in de gebouwde omgeving of de door de industrie of dienstensector geleverde producten. De stad is een machine die stedelingen produceert. Op werkdagen verdubbelt de bevolking van Groningen zich wanneer de 170.000 Groningers aangevuld worden met een even groot aantal personen van buiten, die in de stad komen werken, winkelen en er onderwijs genieten. Ook zij zijn Groningers. Maar ook de bijna driekwart miljoen Groningers die de afgelopen eeuw op enig moment de stad verlieten om elders te gaan wonen en werken vormen geen demografische verliespost. Ze moeten worden beschouwd als de Groningse bijdrage aan het versterken en uitbouwen van de stedelijkheid elders.Voor degenen die zich in de stad willen vestigen of haar trouw blijven zal passende huisvesting geboden moeten worden in een levendige stad. Binnen dit kader is de manifestatie De Intense Stad een poging om via architectonische planvorming een nieuw beeld te schetsen van de vorm van beschaving die stad heet.

    ir Tjerk Ruimschotel Supervisor Stedebouw van de Stad Groningenfebruari 2004

    Corpus den Hoorn 3130

  • DICHTHEID IN ACTIE: over werkende dichtheden

    In weldenkende stedenbouw- en architectuurmiddens kan het streven naar grotere dichtheden op een vrij grote consensus rekenen. In die brede consensus komt een aantal argumenten samen die in meer of mindere mate onderschreven worden door de verschillende pleitbezorgers van een hogere dichtheid. Opmerkelijk is dat die dichtheidspleiters een bondgenoot vinden in de vastgoedontwikkelaar. Vooral in de context van stedelijke herwaardering is verdichting vaak de noodzakelijke voor-waarde om het minimale investeringsrendement te halen. Binnen de publiek private samenwerkingsverbanden is de hoge dichtheid een essentile voorwaarde voor het creren van de noodzakelijke win-win-situatie voor alle partijen. Deze verdich-tingsoperaties, zo heet het, brengen het kapitaal - dat van de tweeverdieners in het bijzonder - terug naar de stad. Verdichting stelt daarmee een omkering van de stadsvlucht in het vooruitzicht.Maar er zijn meer argumenten. Zo is er de ruimgedeelde hypothese dat dichte nederzettingspatronen een meer duurzame stedenbouw opleveren dan de argeloze uitwaaiering van de stad. De compacte stad vereist minder verplaatsingen en

    3332 Oosterhamriktrac

  • minder energie om haar te bouwen. Ook zijn de energieverliezen kleiner in compacte en gesloten configuraties.Tot slot zijn er de argumenten die voortvloeien uit de cultuursociologische gelijk-schakeling van metropolitane stedelijkheid en dichtheid. In de mate waarin stedelijk-heid als een nastrevenswaardige conditie wordt gepropageerd, wordt ook dichtheid als een te huldigen waarde naar voor geschoven. Stedelijkheid en metropolitane stedelijkheid worden vanuit sociologische en cultuurfilosofische hoek frequent beschreven als een belangrijke gangmaker voor een open en pluralistische samen-leving. Daarbij moet de stedelijkheid een dam vormen tegen de toenemende uitsluitingslogica en de privatisering van de ruimte, fenomenen die binnen deze context met suburbaniteit en lage dichtheid worden geassocieerd.

    De voorkeur voor metropolitane stedelijkheid wordt ook door veel architecten gedeeld. Vooral de generatie verkavelingskinderen lijkt resoluut gekozen te hebben vr de stad en tgen de eentonigheid van de buitenwijk. Die keus is deels generatie-bepaald, maar heeft ook temaken met de theorievorming in stedenbouw, architectuur en stadssociologie die, begrijpelijkerwijze, sterk gedomineerd wordt door de problematiek van de metropool: het eeuwige laboratorium van de architectuur en stedenbouw. In de loop der tijd heeft de confrontatie met de metropool diverse tegenmodellen opgeleverd (o.a. de tuinstad). Daartegenover staan modellen die de bruisende congestie, energie en inventiviteit van de metropool proberen te verdis-conteren. Vandaag heeft het verheerlijkend discours de overhand. De waardering van de (problematische) metropool is daarmee omnipresent in het architectuur- en stedenbouwdiscours. Openlijk en verdoken, expliciet en impliciet. De metropool fungeert als model.

    Als we de argumenten bij elkaar leggen, lijkt dichtheid de sleutel tot het grote succes-verhaal van de terugkeer naar de stad, een verhaal waarin ecologen, sociologen, architecten en investeerders elkaar weten te vinden. In de literatuur vinden we deze beleidsformule terug onder de wat generische benaming smart growth. Maar ook in menig beleidsdocument treffen we elementen van de slimme groeiformule. Bij zoveel weldenkendheid en overtuigingskracht past wellicht enig voorbehoud.

    ReductieOndanks de stelligheid waarmee dichtheid wordt gepropageerd, dreigt een eenzijdig debat over dichtheid de termen van het debat over de stad en haar toekomstige (her)ontwikkeling te reduceren tot een moeilijk te bepalen parameter. Het zit in de genen van de stedenbouw de stad te herleiden tot een aantal beheersbare termen. Daarbij lijkt de fascinatie voor de stad nooit ver af te liggen van een moeilijk te onder-drukken angst voor haar onbeheersbare kanten.

    Dichtheidsdiscussies zijn dan ook zo oud als de stedenbouwkundige discipline. Zo geeft Unwins klassieker uit de vroege Angelsaksische stedenbouw, Nothing Gained by Overcrowding de toon weer van het vroeg twintigste-eeuwse debat.1 Unwin presenteert hier een rationele benadering van de stedelijke lay-out als een dam voor speculatie en overontwikkeling. Suburbane dichtheden en een rendabele ontwikkeling hoeven daarin niet tegengesteld te zijn. Deze paradox galmt, met een lichte verglijding, nog wat na in wat door velen als de hedendaagse opgave wordt gezien: dichte bebouwing die de kwaliteiten van het suburbane wonen incorporeert (zoals bijvoorbeeld door grondgebonden wonen te koppelen aan inpandig parkeren, een private buitenruimte, etc.).Unwins intelligente rekenoefening heeft met een groot deel van de (actuele) dicht-heidsdiscussies gemeen dat deze het hele verstedelijkingsvraagstuk reduceert tot een aantal begrootbare eenheden: van wooneenheden per hectare en maximale hoogtes tot minimale straatbreedtes en de minimale omvang van de woning. Tot op vandaag lijkt het moeilijk om het dichtheidsverhaal los te maken van dergelijke richtdichtheden en minimum standaarden. Dit betekent overigens niet dat er iets mis is met de begrootbare eenheden. Problematisch is wel dat zij een meer genu-anceerde discussie over de invulling ervan, alsook de ruimtelijke draagkracht van de plek, in de weg lijken te staan. Vooral in de context van herontwikkeling vormen dichtheidscijfers een erg povere beschrijving van de rele en wenselijke ontwikke-lingsmogelijkheden. Ze scheppen maar al te vaak foute verwachtingen.

    Massimo Cacciari stelde in dit verband ooit voor om het begrip densiteit in te ruilen voor porositeit.2 Porositeit zou dan gelden als aanduiding voor de ontwikkelings-mogelijkheden die we aan de binnenzijde(s) van de stad terugvinden. Deze mogelijk-heden worden enkel zichtbaar bij een doorgedreven onderzoek van de microstructuur. Wel staan vaak kleine obstakels of tussenschotten in de weg die vooralsnog het aansnijden van de kansen onmogelijk maakt. De term porositeit suggereert dat een intelligent verdichtingsbeleid eerder gaat over het herverdelen van de ruimte binnen een bestaand systeem dan om een verdichtingsvraagstuk per se. Dat kan door het doorschuiven van ruimtes, het samenvoegen of opdelen van gestaande gehelen en via uitkernen en gedeeltelijk herinvullen. In een intelligent verdichtingsbeleid gaat het met andere woorden om de schrandere ontsluiting van concrete ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden, gekoppeld aan een discussie over kwaliteit. Kortom, als begrip doet porositeit de dichtheidsdiscussie, waarbij doorgaans abstracte - dikwijls nietszeggende - cijfers worden gehanteerd verschuiven naar een discussie over ontwikkelingsmogelijk-

    3534

    1. Raymond Unwin, Nothing Gained by Overcrowding (London 1912).2. Huber Lionnez en Roberto Zancan, Dispersion versus densit: la porosit NeTHCA In: Inside Density. International Colloquiumon Architecture and Cities #1, Brussels: La lettre vole, 2003, pp. 133-140.

  • heden, waarin zowel volumes - uiteindelijk cijfers dus - als concrete ruimtelijke situaties worden betrokken: problemen, aanknopingspunten, benoembare kwaliteiten, alsook capaciteiten en mogelijkheden tot (her)ontwikkeling. In het verlengde daarvan introduceerde Frits Palmboom, weliswaar in een heel andere context, het begrip laadvermogen. Maar we zouden het ook over draagkracht of ontwikkelings-potentieel kunnen hebben.

    Het is misschien wat kort door de bocht, desalniettemin zou dichtheid wellicht een parameter kunnen zijn in een tegensprekelijke discussie over kwaliteit en ontwikkeling. Bij nader inzien was dit de inzet van Unwins Nothing Gained by Overcrowding. In Unwins diagram gaan cijfers hand in hand met een concreet benoembare kwaliteit: een type van straatuitleg, woningen, gemeenschappelijke groene ruimten, etc. Met een beetje slechte wil zou overigens gesteld kunnen worden dat de dichtheids-cijfers van Unwin enkel dienen om te bewijzen dat kwaliteit niet per definitie niet marktconform is. Neutraler gesteld: bij een figuur als Unwin, staand op het scharnier-moment van traditie en moderniteit, en van ambachtelijke en rationele stedenbouw, gaat rationaliserend gecijfer met dichtheden hand in hand met concreet benoem-bare kwaliteitscriteria.

    Over fascinatie en dichtheden die werkenIn een recent interview pleit Ren Boomkens ervoor stedelijkheid niet gelijk te schakelen aan haar gekoesterde historische manifestatie in de Metropool.3 Niet elk verstedelijkingsproces culmineert in de metropool. De moderne metropool is het resultaat van bijzondere omstandigheden, van een moeilijk herhaalbaar recept gebaseerd op een cocktail van industrile ontwikkeling, stedelijke inwijking, emancipatiemogelijkheden en technologische vooruitgang - een onwaarschijnlijk toeval. Metropolitane stedelijkheid is de uitzondering, niet de regel. Werkende dichtheden en positief ervaren stedelijke intensiteit zijn als een te koesteren even-wicht dat slechts langzaam en onder bijzondere omstandigheden ontstaat. Het beantwoordt niet aan een eenvoudig reproduceerbare formule. De dichtheden die werken, die we koesteren en waardoor we gefascineerd raken zijn daarmee maar half het product van intelligente stedenbouw. Voor de rest zijn ze het resultaat van de verstedelijkingsevolutie die er over een lange periode in is uitgekristal-liseerd; als een op de duur aangemaakte duurzaamheid. De intelligentie van de stedenbouw garandeert er een (desnoods minimale) coherentie en orde, maar even-zeer een vermogen tot aanpassing, groei en vooral ontwikkeling. De intelligentie van de stedenbouw laat met andere woorden toe n verdraagt dat het leven bezit neemt van de stad en zich er ontplooit.

    De dichte bouwblokken van onze historische steden zijn inderdaad meer dan intelligente ruimtelijke configuraties. Ze bestaan bij de gratie van een soort dynamisch evenwicht dat zich doorheen de tijd heeft ingesteld en dat wordt bewaakt door alle betrokken partijen: een complex van expliciete en impliciete regels, onderlinge afspraken maar ook van harde interventies. Historisch geaccepteerde ongemakken worden gecounterd met inventieve strategien die de omgang ermee moeten vergemakkelijken. Deze werkende dichtheden laveren tussen de klippen van overontwikkeling en leegstand. Ze staan onder een zekere ruimtelijke spanning maar bevatten ondertussen de minimale speelruimte om in evolutie te blijven, om zichzelf te kunnen vernieuwen. De vernieuwing is incremen-teel en laat steeds een herorintatie toe. In hun ontwikkeling is een werkende verhouding ontstaan tussen de typologische maat van de samenstellende delen ende schaal van de globale figuur waarbinnen deze typologische elementen functioneren. Die versnijding is anders voor de Georgian terraces van South Kensington of de brown stone town houses van Lower Manhattan. Maar telkens ligt die verhouding tussen de architectuur en de stad in en is er een minimale duidelijkheid over wat binnen die verdeling valt en wat niet. Overigens is het niet zelden zo dat de werkendedichtheid die ons vandaag fascineert een dynamisch evenwicht inhoudt tussen orde en wanorde, coherentie en rommeligheid. Zelfs in the city of darkness, Kowloon Walled City, is dat zo. Werkende dichtheid veronderstelt vertrouwen in het leven zoals het is.

    Al met al komt de als model gekoesterde werkende dichtheid voort uit een langdurig ontwikkelingsproces. Werkende dichtheid wordt bij nadere beschouwing zelden instant geproduceerd en valt uiteindelijk ook maar moeilijk te programmeren. Denk daarbij aan de dynamische mix van stedelijke functies waar vandaag de dag op wordt gekickt en die met slogans als meervoudig ruimtegebruik wordt gepromoot. De programmation urbaine mag dan een gesofisticeerde en geavanceerde discipline zijn, het is nog steeds iets anders om de stedelijke ambiance te ervaren van dicht gegroeide steden als pakweg Caro of Dakar (prijsgegeven als ze zijn aan een autonome, vooral door speculatie voortgedreven stedelijke dynamiek) dan rond te lopen in het centrum van een of andere ville nouvelle of een flard van de Kop van Zuid in Rotterdam.

    Waar we hier naar toe willen is dat dichtheid en de ermee geassocieerde begrippen multifunctionaliteit en meervoudig ruimtegebruik vandaag de dag dikwijls worden gehanteerd als norm - in het slechtste geval als een cijfer - of iets anders /scherper: als model. Daarmee is niet gezegd dat werkende dichtheid niet zijn eigen dynamische wetmatigheden en ontwikkelingslogicas heeft. Het werken met een stedelijk model of een stad ontwikkelen door de bemeestering van regels die eigen zijn aan de productievan de stad, zijn twee tegengestelde werkwijzen.

    3736

    3. Joachim Declerck en Dieter Delbaere, Field, Places, Urbanity: A Quest for Field Urbanism! Conversation with Ren Boomkens In: A+U, No. 393, June (2003) pp. 27-31.

  • Het project dat MVRDV enkele jaren geleden maakte voor het de omgeving van het Centraal Station te Antwerpen illustreert overduidelijk deze problematiek, alsook de verwarring omtrent de regels in de stedenbouw. Genspireerd op de bestaande dichte en dynamische Diamantwijk ten westen van de spoorlijn ontwierp MVRDV een nieuw stadsdeel, gelegen ten oosten van de spoorweg (het Kievitplein), alwaar de nieuwe toegang tot het HST-station komt. Niet verwonderlijk wordt hier een groot ontwikkelingspotentieel verondersteld. Het is bij wijze van spreken een hybride project dat een (mini-) Manhattan combineert met het flexibele bouwblokkensysteemvan de Diamantwijk. Beide ruimtelijke modellen (Manhattan en Diamantwijk) combi-neren de minimale orde (het bouwblok) met een maximale variatie. De bouwblokken van de Diamantwijk werken met de ongeschreven Belgische regels van de nevenschikking. Deze is nooit een eindpunt maar hooguit een dynamische, altijd tijdelijke toestand van evenwicht. Ze is nooit af en altijd aanpasbaar. Ze ont-staat uit toevoeging na toevoeging, mutatie na mutatie en vanuit het ene initiatief (dat net zover gaat als gepermitteerd) na het andere. In die zin is de nevenschikking een organisme, waar het leven van de stad uit afleesbaar is: laag na laag. Het is het kabbelen van het dagdagelijkse leven, de grote momenten en de pijnlijke stiltes, de uitschuivers, en ondanks alles, de vooruitgang. De nevenschikking vertrekt steeds vanuit het bestaande. Het koppelt de continuteit van het bouwblok en de bestaande bebouwing aan de verandering van de (ver)nieuw(d)e bebouwing. In die dubbele beweging van continuteit en verandering laat het een even gesofisticeerde als van-zelfsprekend wordende ecologie ontstaan (de stedelijke ecologie van de Diamant-wijk, of elders, de Chinese wijk, het kunstenaarsnest, etc.).MVRDV vangt dit model in haar ontwerp voor het Kievitplein en omgeving middels een gesofisticeerd eindbeeld dat bestaat uit een even complexe als gevarieerde nevenschikking van open ruimtes, kantoor- en woonblokken en commercile en publieke voorzieningen. De willekeurig lijkende maar zorgvuldige gensceneerde variatie levert uiteindelijk voor elke kavel heel dwingende condities op die slechts geringe vrijheid en flexibiliteit laten. De instant reproductie van werkende dicht-heid is met andere woorden niet zo eenvoudig. Het retorische ontwerp is, spijts zijn variatiebranie, een formalistische simulatie.

    3938

    Max

    . env

    elop

    e

    Deu

    rne

    Setb

    ack

    45 g

    r

    kave

    ls

    braa

    kzijd

    e V.

    I. st

    raat

  • Kortom, een beeld valt instant te reproduceren, stedelijkheid niet. Dat blijkt in de praktijk maar al te vaak. Zo lijkt op de Kop van Zuid de geprogrammeerde functionelemix, die hand in hand ging met een verdichtingsoperatie, maar moeilijk te overleven. Winkels uit het gewenste segment verdwijnen als sneeuw voor de zon wanneer de subsidiestroom die ze aan moest trekken wegvalt. In Maastricht nam men op het Sphinx Cramique terrein van lieverlede, en onder de alles behalve zachte druk van de markt, vrede met de Blokkers, Hemas, Albert Heijns en de matrassenboeren van deze wereld, en dat op een plek die bestemd was als een prestigieuze stedelijke knoop. Volgens plan zou de grootstedelijke atmosfeer hier gemaakt moeten worden door de wat exclusievere en betere zaken. Het kosmopolitische publiek van twee-verdieners, aangetrokken door de woonblokken op het Sphinx Cramique-terrein, zouden de basisclientle vormen, zich vermengend met bezoekers en toeristen. Aldus zou al snel de gewenste metropolitane chemie tot stand komen. De realiteit van de ordinaire provinciestad heeft deze spannende hersenschim al snel ingehaald. Wat op Cramique overheerst, ondanks fors architectonisch geweld, is de door-deweekse atmosfeer van een provinciestad. Heineken inslaan bij Hein. Gewone banale dingen. Spanning van de grootstad? Tot nader order is er niets van te merken. Zoals eerder gesteld: grootstedelijkheid is niet zomaar maakbaar. Het is geen formule. Het is in geen model te gieten. Dichtheid is wellicht de noodzakelijke voorwaarde voor de grootstedelijkheid die we allemaal blijken te koesteren, maar het is allesbehalve een voorwaarde.

    KleinstedelijkheidDe stedelijke conditie in de lage landen kenmerkt zich door kleinstedelijkheid - Rotterdam, Brussel en wellicht ook een flard van Amsterdam, Antwerpen, Gent en Luik daargelaten. Alle luchtkastelen en retoriek betreffende globalisatie en netwerkstedelijkheid ten spijt vormen de lage landen een landschap van provincie-steden. We schreven haast provincienesten. De kleinstad, met zijn onontkoombare connotatie van bekrompenheid is hier de dominante speler. Dat heel wat van die kleinsteden (waaronder ook Leuven) flirten met zelfbeelden als provinciaal metropolitanisme, doet daar niet zo veel aan af.Jammer genoeg valt tot nader order over kleinstedelijkheid - buiten het feit dat het ons ongemakkelijk maakt en onplezierige bekrompen associaties oproept - niet veel zinnigs te vertellen. De kleinstad is doodnormaal. En wie staat er stil bij het gewone? Is het normale en het ordinaire niet doodsaai, net zoals de provincienestjes waar we het over hebben? De interessante en spannende stadssociologie focust inderdaad - en begrijpelijkerwijze - op grootsteden, om niet te zeggen dat ze enkel de wereldsteden (of global cities zoals ze tegenwoordig heten) in het vizier heeft.4 We merkten hetzelfde al eerder op met betrekking tot de theorievorming in de architectuur en stedenbouw. Ook voor deze disciplines geldt dat ze als verlamd van

    fascinatie naar de lichtbak van de metropool staren.Er wordt vaak vanuit gegaan dat stedelijkheid gelijkstaat aan moderniteit en groot-stedelijkheid - zoals Rudi Laermans het ergens stelde - aan grote moderniteit. Dit leidt veelal tot de conclusie dat wat in de grote metropool gebeurt de voorafbeelding is van wat er in de kleinstad in verdunde vorm op komst is. Dergelijke premissen zijn tot op vandaag nog steeds het uitgangspunt van heel wat stedenbouwkundige en architectonische discours. Ze staan feitelijk haaks op de dagdagelijkse ervaring met de ordinaire kleinstad, waar zaken als normovertreding (vernieuwingsagent in de metropool) nog steeds niet vanzelfsprekend zijn. Wat bewaken al die met geen stok-ken uit elkaar te spelen welstandscommissies in godsnaam anders zo hardnekkig dan een conformistische normaliteit, de banaliteit van het gewone, het vertrouwde?

    De werkende dichtheden waar we zo door zijn gefascineerd - de broeierige atmosfeer van de Brusselse Brabantwijk5, de Noord Afrikaanse souk, de Chinatowns in London, New York of San Francisco en de speculatieve buitenwijken van Caro - stralen een stedelijkheid uit die in de kleinstad niet wordt gesmaakt. De migranten-populatie die onderhand ook tot de provinciestad is doorgedrongen is er geacht zich te conformeren aan de burgerlijke conformiteit. De aantrekkingskracht die een wijk zoals de Brusselse Brabantwijk op de migrantengemeenschap uitoefent, lijkt inder-daad heel veel met densiteit te maken te hebben. Het netwerk van tapijtverkopers, pita bars, kappers en kruideniers dat zich in de voorstad heeft genesteld lijkt het door historische speculatie overbebouwde weefsel probleemloos in te nemen, terwijl de gegeerde tweeverdieners er net uit wegtrekken. Het lijkt in die beweging om meer dan verdringing te gaan. Hier speelt een culturele predispositie die dit soort dichte stedelijkheid opzoekt en nodig heeft, omwille van de synergie, omwille van de ambiance en omwille van de verknoping van netwerken. Het gaat dan overigenswel om een stedelijke broeierigheid waar de provinciale wooncultuur maar moeilijk in gedijt. Het dichte weefsel van de Brabantwijk vormt een makkelijk te claimen biotoop voor deze etnisch gekleurde stedelijkheid. Een stedelijkheid die werkt, maar niet voor de figuranten uit de slimme groei formule. De werkzaamheid van dit proces doet beroep op een heel ander soort vernuft en noodzaak.

    Maar sijpelt de moderniteit en de vernieuwing niet door tot in de kleinstad? Ongetwijfeld. Ze wordt wellicht geabsorbeerd, misschien zelfs geneutraliseerd in het oersterke kleinstedelijke idioom. Ondanks het feit dat kleinstedelijkheid de

    4140

    4. Rudi Laermans, Stad en cultuur in de veralgemeende moderniteit In: De eeuw van de stad. Over stadsrepublieken en rastersteden. Voorstudies Witboek Stedenbeleid Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (2003) p. 209-231. 5. Bruno De Meulder en Maureen Heyns, Gebroken Spiegelpaleis. Stedelijke cultuur en cultureel activisme in Brussel In: de Architect, 2003 (34), 11, p.22-29.

  • dominante modus van stedelijkheid is, is het - zoveel is ondertussen duidelijk - moeilijk om van de kleinstad te houden. Het dichtheidsbombardement dat de klein-steden de laatste tijd te verwerken krijgen, zou kunnen worden voorgesteld als een metropolitaans Paard van Troje dat de kleinstad tegen wil en dank grootstedelijk - uiteindelijk het ideaaltypisch milieu van de stadstheorie - maakt. Het dichtheidsoffensief is daarmee een soort bevrijdingsoorlog. Maar het is maar zeer de vraag of die oorlog berhaupt gewonnen kan worden en of het een gerechtvaardigde oorlog is. Het is immers het geigend ontwikkelingsconcept voor de kleinstad waar de dichtheids-apostelen allengs aan voorbijgaan, een ontwikkelingsconcept dat het eigene van het gewone respecteert. Zoals eerder gesteld: een dichtheidsbombardement op zich gaat hier niet veel aan verhelpen. Noodzakelijk, maar verre van voldoende.

    De politieke dichtheidsdynamica en de marktDe slimme groeiformule waarnaar we hierboven verwezen, is eerst en vooral een pleidooi voor een gentegreerd beleid dat een meer evenwichtige ontwikkeling moet bewerkstelligen: een gestuurd grondbeleid van selectieve herzonering - zowel in functie van dichtere ontwikkeling als in functie van het vrijwaren van open ruimte, maar ook ten opzichte van de publiek private samenwerking en het ontwikkelen van

    4342

  • groeicoalities. In de feiten wordt echter snel op slechts een deel van deze maatregelen ingezet. Verdichtingsoperaties, vermits ze binnen een dergelijke strategie passen, worden zondermeer wenselijk geacht maar niet binnen een ruimer beleid geplaatst. Bovendien lijkt in steden waar een verdichtingspolitiek wordt gevoerd het beleid ertoe geneigd die dichtheid naar de herontwikkeling van reeds dichte gebieden te draineren.6 Puur stedenbouwkundig gesproken is dit niet meteen logisch en beant-woordt het zeker niet aan het objectief van een meer evenwichtige stedenbouw-kundige ontwikkeling.Als het over dichtheid gaat veronderstelt een evenwichtige stedenbouwkundige ontwikkeling wellicht een gelijktijdig bespelen van twee registers: verdichten n verdunnen. Laat ons even vervelend doen. De situatie in de doorsnee Vlaamse stad indachtig lijkt ons radicale verdunning van de speculatieve negentiende-eeuwse gordels een vanzelfsprekender strategie dan een herstel van de leefbaarheid middels verdichting.7 De destijds speculatief ontwikkelde (marktconform zou dat vandaag heten) en oververdichte negentiende-eeuwse gordels bieden namelijk noch de kwaliteit van de binnenstad (voor zover deze aan thematisering en gentrificatie prijsgegeven binnenstad berhaupt kwaliteiten heeft) noch de vrijheid en blijheid van de nevelstad. Ze verworden daardoor in ijltempo tot een stedelijk niemandsland, een dense opeenhoping van niets dan miserabele huisvestingsomstandigheden. Dit laatste geldt overigens niet enkel voor de Vlaamse steden maar ook voor de chte metropolen. De onder zwaar speculatief geweld tot stand gekomen slaapvoor-steden van Barcelona - jawel, de zone net buiten de Ensanche waar we als kosmo-politisch toerist of architectuurmagazines verslindende intellectueel nooit komen - smeken bijvoorbeeld maar om n ding: verdunning. Verdunning die toelaat publieke ruimte te maken, voorzieningen te integreren en bovenal gewoon adem-ruimte; ruimte die niet is prijsgegeven aan de logica van de markt, consumptie en productie. Het gaat dan om compensatie- en decompressieruimten, onttrokken aan de commodificatie, alwaar vrijheid en experiment kunnen ontluiken, waar nieuw-soortige stedelijkheid kan worden aangemaakt. Met wat duurdere woorden: ruimte die bevrijdt en ruimte voor emancipatie.De speculatieve stad - of het nu in de metropool is of in de archetypische kleinstad van de Lage Landen - heeft heel wat evidente lessen in petto voor hen die onder de golven van de neoliberale vloedgolf proberen uit te komen: onder meer de evidente

    les dat de marktlogica een dwangmatige neiging tot overontwikkeling vertoont. De smart growth coalitie waar we het in de inleiding over hadden is immers geen club van enkel onschuldige kinderen. Zowel softe als keiharde spelers maken deel uit van dit weldenkende gezelschap. De architectuur moet er zich wellicht voor behoeden het onnozele kind, de nar of de prostituee te zijn in deze club. Het kan immers niet de bedoeling zijn om, in het teken van een obligate weldenkendheid, zomaar de oververdichting van een architectonische verpakking te voorzien. Daarbij roept het nuchter aanschouwen van de recente dichte woningbouwproductie in de Lage Landen jammer genoeg meermaals de vraag op waar de kwaliteit van het dichte wonen nu wel in gelegen zou kunnen zijn. Staat het euforisch dichtheidscredoniet haaks op het verlangen in de doorsnee Nederlandse stad om van de vermale-dijde (destijds marktconforme) portiekflats uit de naoorlogse tijd af te geraken?

    Dit alles betekent overigens niet dat we verdichting als stedelijkheidsstrategie van de kaart willen vegen. Integendeel. Het is de lichtzinnige voortvarendheid waar-mee een euforisch dichtheidsideaal wordt bezongen dat ons niet bekoort. Maar dat neemt niet weg dat verdichting een register is dat moet worden bespeeld, naast een pakket andere registers, waaronder niet in het minst verdunning. Beide gaan overigens dikwijls samen. Verdichten om te verdunnen, verdunnen (uitkernen b.v.) om te verdichten. Dergelijke meersporige strategien, die zich van het oxymoron als stijlfiguur bedienen werden bijvoorbeeld ontwikkeld in Kortrijk, een West-Vlaamse provinciestad die sinds de rake klappen van de desindustrialisatie kampt met een massa aan vacante sites, voids, leegstand en een verlies aan centraliteit.8 Naar aanleiding van een stadsproject voor het Buda-eiland werd hier een dubbelvoudige strategie ontplooid: verdunning n selectieve verdichting. Door een groot deel van de vacante sites (voorlopig) te herbestemmen als open ruimte (ongeacht of het publiek of privaat is), krimpt het aanbod van vacante sites aanzienlijk. Deze inperking van potentieel ontwikkelbare sites creert een schaarste die het mogelijk maakt selectief te verdichten. Voor de enkele sites die weldegelijk herontwikkeld worden kunnen dan de allerzwaarste criteria worden gehanteerd: kwaliteitseisen; het stra-tegisch belang; de bijdrage aan de centraliteit van de stad, etc. De markt wordt hier met andere woorden in een positie gedwongen waar de obligate allesvergoelijkende marktconformiteit mat wordt gezet. De kunstmatige schaarste dwingt haar kwaliteit aan te maken. Het bijproduct van de schaarste, een overvloed aan open ruimte, wordt daarbij ingezet om de kwaliteit van het bestaande weefsel op te krikken. De dichte speculatieve stad krijgt tegelijkertijd de haar ontbrekende ademruimte. Het is geen geheim dat de doorsnee Vlaamse stad snakt naar publieke ruimte. Deze dubbele strategie - selectieve verdichting n massale verdunning - lijkt op het eerste zicht, voor Kortrijk, een geschikte manier om met haar ontwikkelingsproble-matiek om te gaan, en wellicht bij nader beschouwing om de opgave van de Vlaamse

    4544

    6. Deze stelling wordt eveneens verdedigd door Martin Laplante in een recent Op-Ed op de site PLANETIZEN: http://www.planetizen.com/oped/item.php?id=115&rf=pa. In de concrete implementatie van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen lijkt dezelfde politieke dynamiek door te wegen.7. Andr Loeckx en Bruno De Meulder, Wonen op zoek naar stedelijkheid, dichtheid en duurzaamheid In: De eeuw van de stad. Over stadsrepublieken en rastersteden. Voorstudies Witboek Stedenbeleid, Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2003, p. 273-304.8. Bruno De Meulder, Oswald Devisch, Rudi Laermans en Tania Vandenbroucke, Buda-eiland Kortrijk. Atlas Zuidelijk West-Vlaanderen. Fascikel 4, Kortrijk (in voorbereiding).

  • 4746

    steden in het algemeen te benaderen. Deze opgave lijkt ons niet dichtheid op zich, maar het op een wervende manier verzoenen van dichtheid en betaalbare woon-kwaliteit. Het gaat er dan om de weefselcapaciteit (dichtheid dus, incluis de capaciteit om tendensen en schommelingen op te vangen) te verhogen n om het verhogen van de weefselkwaliteit zelf, van (paradoxale) weefselkenmerken als samenhang en diversiteit, herkenbaarheid en aanpasbaarheid tot de dosering van bebouwde en on-bebouwde ruimte, van community en privacy, en van toegankelijkheid en afsluiting. Beide criteria, weefselcapaciteit en -kwaliteit zijn verzoenbaar en vloeien in elkaar over.

    Architecturale inventieDe zoektocht naar dichtere ontwikkelingsmodellen heeft aanleiding gegeven tot nieuwe architectonische experimenten in stapelen en schakelen; oefeningen die vaak uitdraaien op een herhaling van de geherinterpreteerde kashbamodellen uit de zeventiger jaren. Het succes van die modellen is niet onverdeeld en laat de eindige rekbaarheid van de typologische zoektocht zien. Wat bovendien opvalt in deze modellen is de mate waarin ze, ondanks de ruimtelijke compressie, vast-houden aan een defensieve en suburbane opvatting over de onderlinge verhoudingen tussen woningen.

    Als we over de werkende dichtheden - de chte stedelijke dichtheden uit de grote Europese en Amerikaanse steden - nadenken zien we dat ook deze geschraagd zijn op een gesofisticeerd spectrum van typologien. Anderzijds valt in vergelijking tot

  • 48

    de hedendaagse architectuurexperimenten de complexiteit van deze typologien heel erg mee. De complexiteit van deze voorbeelden lijkt eerder op een stedelijk niveau, in de relatie tussen stad en woning, dan in de eigenlijke typologie te liggen. Het gaat immers veelal over varianten op een appartementstypologie, vaak binnen een speculatief opgetrokken al dan niet historisch karkas, of om varianten op de rijwoning.

    De stedelijke inbedding en de globale attractiviteit van de plek bepalen in sterke mate welke densiteiten door de stad worden omarmd. De context, zowel ruimtelijk maar ook de heersende culturele perceptie, bepalen de grenzen waarbinnen de dichtheid van een project kan worden opgetrokken. Een experimentele invulling van wat spannende kleinstedelijkheid zou kunnen zijn, lijkt dan ook een grotereuitdaging dan de formele introductie van een type stedelijkheid die aan een ideaal-typische grootstedelijkheid appelleert en doorgaans ver buiten de culturele rekbaarheid dreigt uit te komen. Dit veronderstelt een moeilijke zoektocht naar stedelijke figuren die aan de defensieve logica van de suburbane conditie ontsnappen, een stedelijkheid waarin de provinciestad haar rol van onvolprezen centrum voor de regio kan blijft opnemen, en zich spiegelt aan het ideaal van de complete stad: open en onvoltooid maar compleet in haar woningmarkt en voorzieningen. Het is een hele uitdaging het cultuursociologisch vertoog over kleinstedelijkheid los te maken van een reactionair antistedelijk vertoog over de kleine stad. Een genuanceerde beschrijving van de stedelijkheid die we in het gros van de steden in de lage landen terugvinden biedt, wanneer deze beschrijvingsarbeid eenmaal ter hand zou worden genomen, hiertoe genoeg stof en aanknopingspunten. Een dergelijk onderzoek kan de inhoudelijke ammunitie bieden voor een verdichtings-offensief dat zichzelf niet voorbijloopt en zich aanpast aan de eigen wetmatigheden van de steden waar dit offensief wordt ingezet.

    Michiel Dehaene, Bruno De Meulder en Maureen Heyns9

    9. Michiel Dehaene, Bruno De Meulder en Maureen Heyns zijn verbonden aan het departement Architectuur, Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening (ASRO) van de Katholieke Universiteit Leuven (K.U.Leuven).

    3DG.2Driedimensionaal Groningen

    Winy Maas MVRDV

    49

  • Een verdichtende wereldSinds de zeventiger jaren van de twintigste eeuw is er in de gehele wereld sprake van een groter appel op de intensivering van de stedelijke ruimte. Het is nodig om blijvend voldoende mogelijkheden te scheppen voor de huisvesting van een al groeiende wereldbevolking en om daarnaast ruimte te houden voor landbouw, natuur, recreatie en de productie van de benodigde consumptiegoederen. Uit recente demografische modellen blijkt dat vooral de stedelijke bevolking toeneemt. Er komen meer mensen met een steeds groeiende ruimtebehoefte. Ook laten de modellen zien dat de grote economische verschillen tussen de verschillende bevolkingsgroepen leidt tot meer migratie. Een grotere druk op de rijkere gebieden van de aardbol is het gevolg. Klimaatveranderingen kunnen deze migraties zelfs nog meer lokaliseren en intensiveren. Gebieden voor landbouw en bosproductie zullen zich meer en meer moeten clusteren als de tegenhangers van de dichtere steden en kalere woestijnen. Zodoende is er op mondiale schaal ook ruimte nodig voor een goede ecologische balans.

    5150

  • Bevolkingsdichtheid per km2bron: 2002 World Population Data Sheet

    Wereld 45

    Macao 22150Monaco 17503Singapore 6852Hong Kong 6339Malta 1187Baghrein 971Malediven 937Bangladesh 928Kanaaleilanden 777Barbados 625Taiwan 621Mauritius 595Palestijns territorium 554Nauru 545Zuid Korea 487Mayotte 464San Marino 450Puerto Rico 431Libanon 418Nederland 395

    5352

  • 5554

  • GroningenHoe kan een stad als Groningen inhoud geven aan deze ontwikkelingen? Kan de stad een exemplarische invulling geven aan een nieuwe stedelijke dynamiek? Kan het de vraag naar programma in de provincie gebruiken om de stad te verdichten en het ommeland leeg te laten? Kan de verdichting ook een economische impuls geven aan de stad?Als er n stad in Nederland is die geschikt is voor een dergelijke operatie, dan is dat Groningen. De stad kent historisch gezien een sterk contrast met het ommeland. De stad Groningen is geen provincie zoals het Ruhrgebied, de Randstad of Brabant. Zij is geen netwerk van stadjes en steden. Stad en provincie Groningen kennen een bijna Parijs-achtig model: een dichte stad in een leeg ommeland.Met behulp van intensivering hoeft het niet nodig te zijn om nog verder uit te breiden. Een volgend Beijum of Lewenborg kan voorkomen worden. Het Groninger ommeland blijft leeg en kan in gebruikt blijven voor landbouw, natuur en recreatie. De voorzieningen in de stad kunnen zo hun bestaans-recht behouden, verbeteren en wellicht zelfs uitbreiden. Er ontstaat in de stad een levendige en noodzakelijke mix van stedelijkheid.

    5756

  • Waar in Groningen?Maar welke plekken komen in aanmerking? Er zijn natuurlijk veel resthoeken te vinden in de stad. Zij komen normaal gesproken als eerste in aanmerking voor een verdere benutting. Daarnaast zijn economisch (bijna) afgeschreven gebieden interessant. Maar ook gronden die momenteel niet zo intensief gebruikt worden hebben potentie en kunnen benut en aangepast worden aan de tijd. Oude scholen, kantoren en sportzalen, die eigenlijk aan een opknapbeurt toe zijn, kunnen gefinancierd door en in combinatie met woningbouw herbouwd worden. Zo kan een interessante mix ontstaan met een zeker dubbelgebruik; een zekere meerwaarde. Het betekent niet alleen meer programma voor de stad, ook leidt het tot een groter samenhorigheidsgevoel. Tot slot kunnen dergelijke projecten een katalytisch effect hebben op de rest van stad.

    5958

  • DO R

    LA

    AN

    RA A T

    O V E R LO OP

    GA RS T HUI Z E RMA A R

    DO R

    LA

    AN

    RA A T

    O V E R LO OP

    GA RS T HUI Z E RMA A R

    7.01

    6160

    uitbreiding aan de Noordzijde intensivering van de bestaande stad

  • Manifest(atie)Verdichting zorgt voor intrigerende architectonische uitdagingen. Met een reeks van onderzoeken en realisaties kan het project uitgroeien tot een voorbeeld voor heel Nederland. Het experiment levert nieuwe kennis op. Hoeveel licht is nodig voor een sportveld op het dak? Hoeveel licht moet er natuurlijk geleverd worden en hoeveel kan er artificieel geleverd worden? Hoe kunnen we de wind keren? Hoeveel extra infrastructuur is nodig: liften, parkeerplaatsen, hellingen? Hoeveel kan daarvan benut worden door andere programma-onderdelen? Hoeveel extra constructie is er nodig? Hoeveel van die constructie kan tevens gebruikt worden door andere programma-onderdelen? Hoeveel kosten die extras? Kan het medegefinancierd worden? Hoeveel en wat voor woningen kunnen dit meefinancieren? Wie gaat het sportveld beheren? Op welke tijdstippen mag de buurt het sportveld gebruiken? En wat voor meerwaarde heeft dit voor de grondprijs of huurprijs van de woningen? Dergelijke onderzoeken kunnen met hun uitkomsten vastgelegd worden in een onderzoeksdocument en vervolgens in een breed palet van realisaties. Manifest wordt daarmee manifestatie. Het project krijgt een belang en uitstraling die de stad overstijgt.

    ESA/NLR

    6362

  • Referenties

    ESA/NLR

    6564

  • 6766

    huizen

  • 6968

    gebouwen

  • 7170

    gebouwen

  • 7372

    gebouwen urbanisme

  • 7574

    urbanisme

  • 7776

    urbanisme: Haarlemmermeer studie experimentele woonwijk (MVRDV)

  • 7978

    urbanisme: KM3 - Manyfacts dichtheidstudie (MVRDV)

  • Voorbeelden Groningen 8180

  • 8382

  • 8584

  • 8786

  • Matrix 8988

  • NIGHTCLUB

    PRIV

    SEMI PRIV

    WERK

    COMMERCIEEL

    PUBLIEK

    PUBLIEK-BUITEN

    APARTEMENTEN ZWEMBADTUIN GARAGE

    NIGHTCLUB

    GEVANGENIS

    OUDEREN

    FABRIEKHAL

    BIOSCOOP SHOPPING MALL

    PARK SPORTVELDEN

    TAXI CENTRALE

    ZWEMBAD

    ZWEMBADCRCHE PARKEREN

    BIBLIOTHEEK

    THEATER

    ZIEKENHUIS

    KANTOOR

    PARKEREN

    ZWEMBAD

    WINKEL BILLBOARD CAF RESTAURANT

    BEGRAAFPLAATS SPEELPLAATS HONDENUITLAAT FIETSENSTALLING

    ENERGIEPARK

    WINDMOLEN

    VISVIJVER CAF RESTAURANT

    MUSEUM KERK INDOORSPORT

    WINKEL

    GEMEENSCH. TUIN FIETSENSTALLING

    BILLBOARD

    9190

  • Inzet van de manifestatie is intensivering en functiemenging.Door toegevoegd programma naast, op, onder of tussen het standaard-programma ontstaat een rauwe expressie van de programmas.Door twee programmas werkelijk te vermengen ontstaat een nieuwe typologie.

    TOEGEVOEGD

    TOEGEVOEGD

    TOEGEVOEGD

    TOEGEVOEGD

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    9392

  • NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    9594

  • NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    96

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    97

  • NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB

    NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB

    NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUBNIGHTCLUB NIGHTCLUB

    NIGHTCLUBNIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUBNIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARDNIGHTCLUB NIGHTCLUB CAF BARNIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB

    NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB

    NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUBNIGHTCLUB NIGHTCLUB

    NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB

    SHOP SHOP SHOP SHOP SHOP

    SHOP SHOP SHOP SHOP SHOP

    9998

  • SHOP SHOP SHOPSHOP SHOP

    SHOPSHOP NIGHTCLUBSHOP SHOP SHOP

    SHOP BILLBOARD CAFSHOP SHOP SHOP SHOP BARSHOP

    SHOP SHOP SHOP SHOP SHOP

    SHOP SHOP SHOP SHOPSHOP

    SHOP SHOP SHOP SHOP SHOP

    BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD

    BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD

    BILLBOARDBILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD

    BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARDBILLBOARD NIGHTCLUBBILLBOARD

    SHOP BILLBOARD CAF BARBILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD

    BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD

    BILLBOARDBILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD

    BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    CAF CAF CAF CAF CAF

    CAF CAF CAF CAF CAF

    CAF CAF CAFCAF CAF

    CAF NIGHTCLUBCAF CAF CAF CAF

    SHOP BILLBOARDCAF CAF CAF CAF BARCAF CAF

    CAF CAF CAF CAF CAF

    101100

  • CAF CAF CAFCAF CAF

    CAF CAF CAF CAF CAF

    BAR BAR BAR BAR BAR

    BAR BAR BAR BAR BAR

    BAR BAR BAR BAR BAR

    BAR BARBAR NIGHTCLUBBAR BAR

    SHOP BILLBOARD CAF BARBAR BAR BAR BAR BAR

    BAR BAR BAR BAR BAR

    BAR BAR BAR BAR BAR

    BAR BAR BAR BAR BAR

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    103102

  • NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    105104

  • NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    107106

  • NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB SHOP BILLBOARD CAF

    BAR

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    109108

  • NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    111110

  • NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB

    NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB

    NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB

    NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB

    NIGHTCLUB

    NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB

    NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB

    NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB NIGHTCLUB

    SHOP SHOP SHOP SHOP SHOP

    SHOP SHOP SHOP SHOP SHOP

    SHOP SHOP SHOP SHOP SHOP

    SHOP SHOP SHOP SHOP SHOP

    NIGHTCLUB

    SHOP

    SHOP

    SHOP SHOP SHOP SHOP

    BILLBOARD CAF BAR

    SHOP SHOP SHOP SHOP SHOP

    SHOP SHOP SHOP SHOP SHOP

    SHOP SHOP SHOP SHOP SHOP

    BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD

    BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD

    BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD

    BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD

    NIGHTCLUB

    BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD

    SHOP BILLBOARD

    BILLBOARD BILLBOARD

    CAF BAR

    BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD

    113112

  • BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD

    BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD BILLBOARD

    NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    CAF CAF CAF CAF CAF

    CAF CAF CAF CAF CAF

    CAF CAF CAF CAF CAF

    CAF CAF CAF CAF CAF

    NIGHTCLUB

    CAF CAF CAF CAF CAF

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    CAF CAF CAF CAF CAF

    CAF CAF CAF CAF CAF

    CAF CAF CAF CAF CAF

    BAR BAR BAR BAR BAR

    BAR BAR BAR BAR BAR

    BAR BAR BAR BAR BAR

    BAR BAR BAR BAR BAR

    NIGHTCLUB

    BAR BAR

    SHOP BILLBOARD

    BAR BAR BAR

    CAF BAR

    BAR BAR BAR BAR BAR

    BAR BAR BAR BAR BAR

    BAR BAR BAR BAR BAR

    115114

  • NIGHTCLUB

    SHOP BILLBOARD CAF BAR

    NIGHTCLUB SHOP BILLBOARD

    CAF BAR

    NIGHTCLUB SHOP BILLBOARD

    CAF BAR

    NIGHTCLUB SHOP BILLBOARD

    117116

  • CAF BAR

    NIGHTCLUB SHOP BILLBOARD

    CAF BAR

    NIGHTCLUB SHOP BILLBOARD

    CAF BAR

    NIGHTCLUB SHOP BILLBOARD

    CAF BAR

    119118

  • NIGHTCLUB SHOP BILLBOARD

    CAF BAR

    NIGHTCLUB SHOP BILLBOARD

    NIGHTCLUB SHOP BILLBOARD

    CAF

    CAF

    BAR

    BAR

    121120

  • 123122

  • 125124

  • 127126

  • 128

  • Locatiesen plannen

    129

  • Plattegrond

    NWvanaf pagina

    132

    NOvanaf pagina

    189

    ZWvanaf pagina

    233

    ZOvanaf pagina

    269

    131130

  • NW132 133Reitdiepzone

  • NW4.06a

    3.07

    4.01

    3.01

    1.02

    6.03

    6.146.29

    6.13

    6.34

    6.36b

    6.17a/b6.19

    6.216.18a/b

    6.36a

    6.356.09

    3.03a

    3.03b

    3.03c

    3.03d

    3.03e 3.03f

    7.04

    6.25b

    3.03j

    4.06b/c

    4.06d

    4.04

    4.11

    4.09a/b/c

    4.06e

    135134

    locatie 4.11 Vinkhuizen, De Siersteen 137Kappler Architekten ontwikkelaar: Christelijke Woningstichting Patrimonium locatie 4.09a Sportpark Vinkhuizen 141Holvast en Van Woerden ontwikkelaar: Nijestee

    locatie 4.09b Sportpark Vinkhuizen 145A. Ritsema (stedenbouwkundige) ontwikkelaar: Gemeente Groningen

    locatie 4.09c Sportpark Vinkhuizen 149INBO Architecten Drachten ontwikkelaar: KUUB centrum particuliere bouw

    locatie 4.09c Sportpark Vinkhuizen 153SKETS Architectuurstudio ontwikkelaar: B. Timmer projectontwikkeling

    locatie 4.06a Reitdiepsplein, Tuincentrum 157INBO Architecten Drachten ontwikkelaar: Strukton Vastgoedontwikkeling

    locatie 4.06b Reitdiepsplein, Oving 161SANAA (Sejima & Nishizawa) ontwikkelaar: Ontwikkelcombinatie OCR

    locatie 4.06c Reitdiep, Oving 165Sacon, Zwolle ontwikkelaars: De Boer projectontwikkeling, Vestia projectontwikkeling

    locatie 4.06d Reitdiep, Citron/Alfa-garage 169AAS Architecten ontwikkelaar: BAM Woningbouw i.s.m. Rabo Vastgoed

    locatie 4.06e Reitdiep, ACM terrein 173Kappler Architekten ontwikkelaar: SIG

    locatie 4.04 Reitdiep, Spicastraat 177Onix ontwikkelaar: Nijestee

    locatie 4.01 Tuinbouwdwarsstraat 181Oving Architekten ontwikkelaar: Walsma Ontwikkeling

    locatie 3.07 Sportpark De Hoogte 185Diederen Dirrix Van Wylick architecten, Architecten | en | en ontwikkelaar: De Huismeesters

  • 136

    locatie 4.11 Vinkhuizen, De Siersteen

    Kappler Architekten ontwikkelaar: Christelijke Woningstichting Patrimonium

    137

    Marco Polo beschrijft een brug, steen voor steen. Maar welke is de steen waar de brug op rust? vraagt Kublai Kan. De