225
Wat is de hel? (derde druk) K. Schilder bron K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk). J.H. Kok, Kampen 1932 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/schi008wati04_01/colofon.htm © 2009 dbnl / erven K. Schilder

K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

Wat is de hel? (derde druk)

K. Schilder

bronK. Schilder, Wat is de hel? (derde druk). J.H. Kok, Kampen 1932

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/schi008wati04_01/colofon.htm

© 2009 dbnl / erven K. Schilder

Page 2: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

4

So neigt bereits das liebe ErdenrundTrotz Kreuzen, Kirchen, frommen Seelen,

Mit voller Wucht zu unsrem Schwefelschlund:Der letzte Sturz kann nicht mehr fehlen!

Schon trägt der Grund, ein schwanker lock'rer Moor,Kaum noch der Throne morsche Stützen,

Die Menschlein spotten, höhnen laut im ChorDen alten Gott mit frechen Witzen.

So schieszt in Aehren, was Ihr rings gesätIn schwachen Köpfen, halben Herzen.

Jetzt gilt es, eh' der Fieberrausch vergeht,Die letzten Skrupel auszumerzen.

Rundschreiben Mephisto's, Ministers des Auswärtigen Sr. M. des Höllenfürsten, andie geheimen Agenten der Oberwelt. 31. Dezember 1860. Uit: ‘DiplomatischeActenstücke aus der Hölle’ (anoniem, Mainz, Kirchheim 1861) S. 4, 5.

In der Hölle erschöpft sich die Natur nicht sowie auf Erden....

Doch ein Ende hat der Paroxysmus -

So weit gleichen sich alle Paroxysmen -

Aber das Kreuz, das Kreuz, an dem er hing,das bleibt, das sehe ich so deutlich vor mir, wienur irgend etwas auf Erden gesehen werden mag!

M. Rowel, ‘Briefe aus der Hölle’, Frei nach dem Dänischen, 1919, S. 305. 306.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 3: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

5

Woord vooraf bij den eersten druk.

De uitgave van dit geschrift vindt haar oorzaak alleen in de vriendelijke uitnoodiging,die van verschillende zijden tot den schrijver kwam, om, door publicatie van wat op1 Mei 1919 door hem in een lezing te Vlaardingen gezegd was, gelegenheid tebieden tot rustige herlezing en overweging. Niemand zoeke in het ter perse leggenvan dit geschrift de pretentie òf van de belangrijkheid van het gebodene, òf van denschijn ook maar van volledigheid in de behandeling. Wat hier volgt is anders nietdan een ongeveer zakelijk-gelijke weergave van een zonder eenige nadere bedoelinguitgesproken woord. Had het plan van uitgave aanstonds voorgezeten, dan zouongetwijfeld het onderwerp anders behandeld zijn; thans volgt alleen wat in bedoeldelezing gegeven is, slechts hier en daar met een enkele aanvulling in den tekst of ineen noot vermeerderd. Hiermede is de verschijning van deze brochure genoegzaamverklaard en de begrenzing van haar inhoud, naar verwacht mag worden, welverontschuldigd.DE SCHRIJVER.Vlaardingen, Mei 1919.

Bij den tweeden druk.

In de tweede uitgave is hier en daar een soms breede aanvulling gegeven, dochzakelijk bleef het geschrift in bouw en

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 4: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

6

inhoud zichzelf gelijk. De noten, bij de eerste uitgave aan den voet der pagina'sgeplaatst, zijn thans bijeenverzameld aan het slot.K.S.Gorinchem, Juli 1920.

Bij den derden druk.

Reeds gedurende enkele jaren was het boekje niet meer te verkrijgen. Een derdedruk werd overwogen, doch de verschijning werd tegengehouden, doordat ikoverwoog het geheel om te werken, en dan daarbij een andere methode vanbehandeling te kiezen. Tenslotte is evenwel dit plan losgelaten; de telkenswederkeerende aanvraag om het boekje weer verkrijgbaar te stellen, schijnt eropte wijzen, dat een uitgave in den stijl van de voorafgaande drukken, nog wel haarweg zou vinden. En misschien heeft een populaire, niet-methodisch-opgezette,uitgave nog wel iets vóór.De tijd heeft mij ontbroken, om voor dezen derden druk de inmiddels verschenen

litteratuur in te zien, en in dit geschrift systematisch te verwerken. Trouwens, ookin den eersten druk was er geen sprake van systematische bearbeiding der stof.Was de opzet van het werkje van den aanvang af wetenschappelijk bedoeld geweest,dan zou de onmogelijkheid van raadpleging althans van de nieuwste litteratuur,tenminste voor mij zelf, mijn tot nu toe overwegend bezwaar tegen het bezorgenvan den derden druk zeker hebben bestendigd. Nu evenwel de wetenschappelijkeopzet van den

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 5: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

7

aanvang af geheel en al heeft ontbroken, kan deze leemte, die de schrijver zelfwaarschijnlijk sterker voelt dan de door hem allereerst gezochte kring van lezers,geen onoverkomelijk bezwaar zijn.In dezen derden druk is gepoogd, het geheel even door te loopen met corrigeerendehand, en voorts op onderscheiden punten een soms vrij breede aanvulling te geven.Wat de methode van bewerking betreft is dus deze derde druk aan de beide

voorafgaande gelijk gebleven; maar de zooeven genoemde correcties enaanvullingen hebben toch het geheel een vrijwel nieuw aspect gegeven.K.S.

Rotterdam, 20 Febr. 1932.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 6: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

9

O terreur! une voix qu'il reconnut lui dit:‘...........Voici le châtiment!’

Et lui cria: ‘Démon aux visions funèbres,Toi qui me suis partout, que jamais je ne vois,Qui donc es-tu?’ - ‘Je suis ton crime’, dit la voix.

V i c t o r H u g o , Les Châtiments, V, 13.

Hoofdstuk I. Inleiding.

§ 1. ‘De hel’; maar niet die der orthodoxie.

WAT IS DEHEL?Wanneer ge die vraag voorlegt aan denmodernen wereldmensch,den mensch, die zijn onzekeren gang volbrengt tusschen ‘ja’ en ‘neen’, tusschen‘affirmatie’ en ‘negatie’, dan zal zijn antwoord ongetwijfeld minder vlug gereed zijn,dan in vroeger tijden wel eens gebleken is. Hij zal vermoedelijk één van zijn jongsteintellectueelen-kunstjes te hulp roepen, om u te verzekeren: ge moet degelijkonderscheiden, vriend, tusschen ‘de hel’ èn een bepaalde ‘beschouwing over dehel’. ‘De hel’, zoo zal hij zeggen, daar durf ik niet zoo dadelijk afwijzend over spreken,want niet voor niets heb ik - om een voorbeeld te noemen - Dostojewski gelezen.Dostojewski, in ‘De Gebroeders Karamazow’ o.a. En daar1), die passage: ‘Van deHel en het Helsche Vuur. Een verhande-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 7: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

10

ling over de mystiek’! Mystiek - dat is een diepzinnige term; ge kunt er alles meeaffirmeeren en negeeren, tegelijk. In ieder geval - de hel, dat is een ernstig woord,want het is aan het eschatologische woordenboek ontleend, en brengt ons dus inde spanning van het uiterste. En dit ‘nu en onmiddellijk’. De hel - maar dat is eendiepe klank; - heb ik (zoo zal de spreker vervolgen) niet van OscarWilde die bekendegelijkenis gelezen, volgens welke God eens een zondaar niet naar de hel konzènden,.... omdat hij daarin heel zijn leven reeds had verkeerd?2) Neen, niet tegen‘de hel’, doch tegen de antieke helle-beschouwing verzet zich het edelste in ons.Niet de hel, maar alleen uw hel is een hersenschim!En hier begint dan de strijd. In naam van het vernieuwde geloof in ‘de’ hel, wordt

de ‘hel der antieke orthodoxie’ verworpen. Ze heet een sjibboleth der dwazen.3)Want, wat die laatste aangaat, wat zou zij nu anders kunnen zijn dan een product

van de meest armelijke fantasie, die zich vergaapt aan een droombeeld vanegocentrisch, egoistisch dualisme? De ‘orthodoxe’ hel? Wel, de schimmigeverschrikking, die in dàt woord besloten ligt, zoo zegt men, kan niet anders zijn daneen grof bedenksel van al te vermetele godsdienst-stichters, van priesters enleugenprofeten; een infaam bedenksel, waarmede zij het volk, de wereld, die immersbedrogen wezen wil, bang kondenmaken. Bangemenschen zijn immers afhankelijkemenschen? Hoe heeft in Tibet niet de geestelijkheid met haar verdoemenisleer degrootstemachthebbers bedwongen en tot gewillige slachtoffers van haar ‘Blendwerk’4)gemaakt? En hoe was het in de Middeleeuwen? Maar het is nu eens en voor al ge-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 8: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

11

daan met zulke hierarchische schrik-aanjaging: de helleleer beklemt niet meer. Dehel.... als concrete werkelijkheid buiten ons verstaan, ze kàn er niet zijn! Want indienhet waar is, wat Lucretius5) zeide of Petronius,6) dat n.l. de angst der menschheidde godheid ‘schiep’, dan kan toch immers de godheid den angst, den gróóten angstder menschenkinderen niet hebben geschapen? En nog veel minder gelegitimeerd?Ronduit zegt men het u, dat onze wereld niet meer gelooft aan de hel. Een

louteringsproces, een modernistische omwerking van het antieke vagevuur, - datgaat nog. Daar kan men zelfs romans over schrijven. Maar de hel - die niet.

Want elk geslacht heeft eigen wijs,Het ònze vreest niet meer de hel.Verdoemenis is bakerpraat; -Het hoofdgebod is: wees humaan.7)

Het ‘humane’ moge al weersproken worden, het humanisme zelfs de deur zich ziengewezen, het komt tenslotte, wat zijn denkmethode betreft, aan de achterdeur weerbinnen.

***

Nu zou men zich vergissen, indien men geloofde, dat zulk een robuste afwijzingvan het antieke dogma der helsche straf alleen kwam van de zijde dergenen, dieslechts oog hebben voor den uitwendigen schijn der dingen, en die dan voortsnergens meer naar vragen. Neen, in niet minder beslisten toon klinkt ze u tegen uitdenmond van zeer velen, die gemeend hebben, een brug te kunnen slaan tusschenwat

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 9: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

12

zij dan noemen de ‘uitwendig-grof-zinnelijk-waarneembare wereld’ ter eener, en dez.g. ‘occulte’ wereld, de ‘wereld’ der ‘geestelijke’ machten ter anderer zijde. Wedenken hier aan het breede veld van spiritisme, occultisme, en wat zich meer ondersoortgelijke namen laat saamvatten. Zij meenen, die ‘andere’, die ‘occulte’ wereldte kunnen waarneembaar maken, hier beneden. Maar ook zij concludeeren, nàgedane ‘waarneming’, dat de hel der antieke orthodoxie niet bestaan kan. Er zijnzoo van die menschen, en ze worden nog wel beroemd ook, die plechtig de verklaringafleggen: ik heb het gansche heelal doorzocht, en nergens God gevonden. Zoo zijner ook lieden, die met de hand op het hart verklaren: ik heb de gansche occultewereld doorzocht en nergens de hel der orthodoxie gevonden.Nu, dat laatste is heusch geen wonder.Zoolang toch de mensch alles, wat hij rangschikt onder ‘het occulte’, wezenlijk

verborgen laat, zóó lang kan hij in het bestaan ervan gelooven; maar niet zoodratracht hij met zijn toch altijd aan het zintuigelijk leven gebonden waarneming tedoorvorschen óók het terrein van ‘het occulte’, niet ‘gewoon-zinnelijk-waarneembare’leven en bestaan, of hij komt in den naam van ‘het occulte’ tot de loochening vanalles, wat de Heilige Schrift noemt: Gods verborgenheden, of: openbaringsmysteriën.De occultist vergeet, dat er dieper duisterheden zijn, dan die hij met zijn zwakkelicht grillig meende te kunnen verlichten. Een verschijnsel, dat te meer onvermijdelijkis, naarmate het occultisme van onze dagen wèl speurt naar die verborgenheden,die grenzen aan het gebied van het aanschouwelijke, doch niet vraagt naar demysteriën, die buiten het exploratieveld staan van wat gezien en ervaren wordt.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 10: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

13

En zóó staat het toch immers, als men de feiten rustig laat spreken. Reeds de naamgrens-wetenschap (xenologie), voorzooverre deze wisselt met den anderen naam:geheimwetenschap, spreekt hier duidelijk: men wil onderzoeken, wat aan deze,zintuigelijk-waarneembare, wereld grenst, wat er indringt; maar dat alles raakt nietaan wat God geopenbaard heeft. Experimenteeren wil deze geheimwetenschap;‘mystiek’ en ‘theosophie’ moeten dan het experiment ondersteunen. Maar deopenbaringsinhouden der H. Schrift laten zich door geen van deze drie veroveren.Ze blijven voor alle drie ‘dwaasheid en ergernis’. Het valt dan ook niet te loochenen,dat het moderne occultisme zijn eenzijdigheid en armoedigheid bedekt achter denal te breeden naam, dien het draagt. Hetgeen nog juist den horizont van zijnkleinwereldje raakt, dat onderzoekt tegenwoordig de mensch; maar hij ráákt nietaan wat van boven af, van buiten af, van God af, hem moet geopenbaard worden,d.w.z. met dwingend gezag medegedeeld moet worden als werkelijkheid, die Godalleen bekend is. Het occultisme bemoeit zich wel met de geheimzinnigheden, diein schemerduister gehuld zijn, maar de volslagen duisternis kan zijn zoeklichtevenmin breken, als dat het ooit parallel kon loopen met het licht, dat van den Logosis gezonden in deze wereld: licht der bizondere openbaring.Alles nu, wat openbaar maakt, is licht.Ook alles, wat de hel openbaar maakt als plaats van buitenste duisternis, is licht.Maar dat is dan ook altijd theologie, geen xenologie. Leer van God, geen leer van

vreemde dingen, in den zin van: ‘interessante dingen’, ‘grensgevallen’.Hierom zal de occultist nooit de hel van den bijbel willen

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 11: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

14

gelooven. Want hij houdt niet van het licht, dat van ‘boven’ komt; liever is hem deschemering, die hier ‘beneden’ - al is 't dan aan de ‘grenzen’ - valt. Het schemerendeis hem immers altijd interessanter dan 't licht; ook waar dat licht zijn stralen zendtover plaatsen van.... diepe duisternis. Het blijft hier tenslotte in de worsteling vantheologie tegen xenologie weer de oude strijd tusschen ‘geloof’ en niet-geloovende,natuurlijke ‘wetenschap’. Want wie dingt naar den prijs van den occultist, dat istenslotte altijd weer de man, die, al raakt hij de grens van ‘gelooven’ en ‘weten’, tochblijft staan met beide voeten op het terrein van ‘zijn’ (!) wetenschap, niet van hetgeloof.8) Over de al-of-niet-geldigheid van het woord ‘wetenschap’ in dit verbandzullen we nu maar niet twisten.Zoo wordt het begrijpelijk, dat de occultist van de 20e eeuw geen ànderen ‘hemel’

ziet en geen àndere ‘hel’, dan die voor zijn onvasten blik met draden vangeheimzinnigheid zich samenweven met de wereld, die hij waarneemt; dat hij vangeen andere ‘goden’ èn van geen andere ‘duivelen’ weet, dan die, half licht, halfduister, hun door zijn fantasie of filosofie geschapen - ‘erzeugte’ - gestalte nog evendoen ‘zien’ of vermoeden; dat Götterdämm'rung, godenschemering, zijn mooistedroom is, en duivelenschemering de laatste concessie zal zijn, die zijn hoofd doetaan zijn onrustig hart. Zoo ook laat zich verklaren, dat zelfs ònze tijd, waarin hetmaterialisme met zijn platte denkresultaten teruggedrongen is, om weer plaats temaken voor de verkenningstochten, die spiritisme, occultisme, parapsychologie, enparapsychophysiek op het z.g. ‘grensgebied’ van ‘hier’ en ‘ginds’ ondernamen, tenslotte daar geëindigd is, waar 't materialisme reeds eerder uitkwam: de ontkenningvan

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 12: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

15

het bestaan der hel. Want ‘de ziel overwint’,9) dat is waar; maar ze laat zich nietoverwinnen; daarom schudt ze heftig van zich af alle gedachte aan toekomstigenondergang. Haar ‘overwinning’ is trouwens niet meer dan dit, dat ze weer opgemerktwordt onder de machten, die door haar ongeloof tot de groote nederlaag veroordeeldzijn.... Overwinning? Nu ja: Pyrrhus-overwinning. -Het is dan ook deze nederlaag voor den God, die Zijn Woord spreekt in deze

wereld, als ook het spiritisme, die reeds inzinkende hysterie van onzen tijd, hoewelhet met zijn experimenten op het gebied van het occulte leven de droevewerkelijkheid van veel ellende na den dood ons zegt te kunnen b ew i j z e n , niettemingeëindigd is in de meest volslagen afwijzing van het bijbelsche dreigement der hel.‘Wij hebben geen Hemel en evenmin een Hel te verwachten, die we geen van beideverdiend zouden hebben’; met dit woord van den beroemden Dr C a r l d u P r e l 10)

neemt het spiritisme genoegen. En wanneer zèlfs van die zijde11) de toon zoo beslistis, dan krijgt de klacht van een bekend hoogleeraar wel een zeer diepen grondtoon:‘Geen algemeener dogma dan dat eener ongespierde godsdienstigheid: alles komtterecht; wanneer men zoo iets met het noodige pathos predikt, noemt men het:heilig optimisme....’12).De hel is.... fantasie; en daarmee uit. Gelukkig, de taal, die er geen woord voor

heeft, snerpt iemand.13)

§ 2. Toch laat de orthodoxie niet los.

Wat zullen we tot wie zoo spreken, nu zeggen?Dit is voorloopig genoeg: dat die oude gedachte der

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 13: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

16

orthodoxie, hoezeer bestreden, toch niet geheel en al de geesten loslaten kan.Laat ons, op zoek naar een illustratie, nu maar niet vragen, hoe ons geslacht zou

reageeren op een eventueele nieuwe uitgave van ‘De donderslag der Godloozenwegens het schrikkelijk oordeel ende de pijne der helle’.14) Want de reactie op zúlkeen boekje teekent niet den toestand: ook streng-orthodoxen zijn er, die zich vandergelijke oratorie dadelijk afkeeren. Neen, beter kunnen we een passage kiezenuit een stuk litteratuur van modern gehalte.Ik heb het oog op een dialoog uit het drama van A u g u s t S t r i n d b e r g , dat

onder den titel T o t e n t a n z in Duitsche vertaling verschenen is en de ronde gedaanheeft in alle beschavingscentra van Europa, en dat in die vertaling reeds zijnzestienden druk beleefd heeft.15) In dit drama treft ons het volgende gesprek tusschenzekeren kapitein, een wrange figuur, zelf een ‘kind der hel’,16) eenerzijds, en zijnvriend Kurt anderzijds:‘D e K a p i t e i n . Geloof je, dat ik ga sterven?K u r t . Jij even goed als iedereen. Voor jou wordt geen uitzondering gemaakt.D e K a p i t e i n . Ben je soms bitter?K u r t . Ja!.... Ben je bang voor den dood? - - -D e K a p i t e i n . Denk eens aan: als het dan eens niet uit was?K u r t . Meer dan één denkt er zoo over.D e K a p i t e i n . En dan vervolgens?K u r t . Ik vermoed, altemaal verrassingen.D e K a p i t e i n . Maar men weet niets bepaalds?K u r t . Neen, dat is het nu juist! Daarom moet men op alles voorbereid zijn.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 14: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

17

D e K a p i t e i n . Je bent toch niet zoo kinderlijk, te gelooven aan.... de hel?K u r t . Geloof jij niet daaraan, waar je midden in zit?D e K a p i t e i n . Dat is maar zoo bij manier van spreken!K u r t . Je hebt de jouwe zóó werkelijk geschilderd, dat elke gedachte aan

beeldspraak uitgesloten is, poëtische of andere.’Zie, hier is nu eens niet de logica van een of anderen in traditioneele opvattingen

vastgeroesten theoloog aan het woord, maar hier vindt ge een citaat van eenmodernen geest, een man, die in zijn schrijftrant zelf weer school maakte, enongetwijfeld in zijn gezelschap den tijdgeest duidelijk vertegenwoordigt. Geloof jijniet aan de hel, waar je toch eigenlijk midden in zit?.... Die vraag zou ik willenovernemen, want ze dringt aanstonds door tot in het hart der kwestie.Mits men n.l. niet met woorden spele.Want ook dit laatste gebeurt.Er zijn er, die juist op citaten, als we zooeven uit Strindberg er een gaven, gretig

de hand leggen, om te zeggen: dat is het nu juist: onze ‘hel’ is niets anders dan‘onze zonde’. ‘Zonde’, zoo zegt een hedendaagsch schrijver dan, ‘is afval,gescheidenheid van God, en buiten God is Hel.’17)Zóó, gelijk hier het woord ‘hel’ gehandhaafd wordt, maar dan alleen als

kenschetsing van het (hier) verkeeren ‘buiten God’, zóó bedoelen wij het niet. Zóópàkt Strindberg's probleemstelling ook niet. Want zonde is overal; ‘hel’ in den zooevenaangeduiden zin, is dus óók overal. Wat ‘overal’ is, dat pàkt niet, dat geeft geen‘krisis’, geen absolute ‘beslissing’ te kennen.18) Als de ‘hel’ toch overal is, dan is ‘dehemel’ het tenslotte ook; men heeft

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 15: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

18

dan alleen al aan de ‘gemeene gratie’ voldoende, om overal ‘den hemel’ te zienlichten. Het is trouwens volmaakt consequent, als de zooeven bedoelde schrijver,die de zonde ‘hel’ noemt, een paar bladzijden verder beweert, dat ‘elke echte straf’‘plaatsvervangend lijden’ is.19) Wie dit beweert, heft eenvoudig hemel, hel, en straf,en tenslotte de groote beslissing, de schifting, de antithese, de vergelding op. ‘Ja’en ‘neen’ laat hij versmelten in den waan eener alle openbaring ver-dringendeevolutie. En hij maakt zich van Christus, dien hij toch nog als leermeester poogt tebehouden, eenvoudig af, als hij Christus' geweldige woord over ‘den worm, die nietsterft’ en het ‘vuur, dat niet uitgebluscht wordt’, van alle objectiviteits-verkondigingontbloot, door de o.i. Hemmiskennende verpsychologiseering van Christus' woorden:‘Hij’ (Jezus) - zoo heet het dan - ‘is een geweldig psychologisch realist, die hetmenschenhart heeft gepeild als weinigen. Daarom kent hij den worm, die knaagten het vuur, dat niet wil ophouden’20).Neen - op zulke wijze willen wij Strindberg's dialoog niet zien overgenomen; want

dàn zou dit ons nog verder van huis brengen. Zijn eigen zelfbeschrijving bewijstdat.21)Trouwens, in het gesprek tusschen Kurt en den kapitein worden nadrukkelijk ‘hier’

èn ‘hiernamaals’ aan elkaar verbonden; worden ‘zonde’ èn vergelding eveneensmet elkander in verband gezet.En onder dit voorbehoud - waarover natuurlijk later nog zal te spreken zijn -

herhalen wij: de vraag van Kurt uit Strindberg's Totentanz raakt werkelijk het hartder kwestie. En, als ze ooit de menschen pàkken kon, dan is het nu, in onzen tijd.Aangenomen, dàt er vergelding is, nu reeds,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 16: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

19

dàt er rechtshandhaving van God, zelf-handhaving van God, midden in deze krommewereld is, dàt de zonde der wereld van heden in al haar reëele operaties enco-operaties straf is, althans bij een deel, stràf voor de zonde van alle voorgaandegeslachten; aangenomen dus, dat dwars door onze grillen heen de WIL van Godzich streng en hoog en vinditatief voltrekt, - ademen ook wij dan niet midden in eensoort van hel, duizendmaal schrikkelijker dan die van den kapitein uit Strindbergsdrama? Wordt het dàn voor ons besef geen stortvloed van helsche machten, diezich werpt op onze opgebroken wereld? Hebben ook wij dan niet onzen‘doodendans’, maar dien dan geëngageerd aan een duivelendans? Oorlog, revolutie,bolsjewisme, pogroms, moord en roof, onteering en verkrachting, verwording enverwonding van den geest en van het vleesch overal!Houd op, zegt iemand, dat zijn tenslotte maar speculaties: ik wil liever spreken

over de wèrkelijkheid, die ik voor oogen heb; aan het taxeeren zijn we nog niet toe.Goed, beperk het gesprek dan alleen tot wat de menschelijke samenleving

zichtbaar oplevert: hebt gij bewijs, (zoo vraagt men tegenwoordig althans weer, niethet minst nu het occultisme althans vagevuur-berichten meent te kunnen en temogen verspreiden), - hebt gij bewijs voor uw geloof, dat die schrikkelijke cultuurvan zonde en bestialiteit zoo maar ineens geannuleerd wordt, als de dood met zijnknokige vingers de kroonpretendenten van de ‘hel’ dezer aarde bij de haren pakten wegsmakt in de donkere diepten van - het hiernamaals? Is het veilig, zoo maaraan te nemen, dat al die afschuwelijkheid wel vanzelf zich verteren en verdwijnenzou, als het gelukken kon, alle

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 17: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

20

menschen ineens te doen verstijven in den dood, of te laten stikken in 'n reusachtigegolving van giftige gassen uit het leger van den onbekenden Vijand, die onze grootstevriend zou zijn, als hij aan ons allen een eind maar maakte?Alweer speculatie?Dat staat nog te bezien; er is een bijbelboek, de Openbaring van Johannes, dat

ons verbaast door het vreemdklinkend woord, dat in de uiterste dagen, als het hierbeneden recht een hèl wezen zal, de menschen den dood zullen zóeken, maar hemniet zullen vinden.22) Hij is anders gemakkelijk genoeg te inviteeren, zou men zoozeggen; vooral de euthanasie behoort volgens sommige eschatologen tot de techniekder laatste dagen.23) Maar diepen zin krijgt dit bijbelwoord voor ons, als wij het zóólezen: demenschen zullen toegeven, dat de wereld onder hun handen geen kosmos,maar een chaos, geen hemel, doch een hel geworden is. Zij zullen er met een rùkuit willen; maar zij zullen niet kunnen. Want er is - en ineens ontdekken ze dat - eris vergèlding in de wereld, er is een strak rècht, dat zijn sterken arm dadelijk paraatheeft, om te verhinderen, dat de menschen hun feestzaal verlaten, als ze onooglijkgeworden is. De hèl op aarde zal dat zijn: er gebeurt niets bizonders, er komt nietskatastrofaals; alleen maar: het leven smaakt niet meer, alles doet zeer, en er ligteen zware druk op zinnen en zintuigen: men kan er niet uit, alle poorten zijn dichtin het doodenhuis.Een mooi thema voor Dostojewski, die tekst uit Openbaring. Maar ons legt hij

vooralsnog de vraag voor: wie nu toch wel de woestijn, waar de duivelen of hunknechten hun wilden dans opvoeren, zóómaar, zònder rechtsdaad van

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 18: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

21

vertéring, d.i. vergelding, tot een paradijs durft òmvormen, een paradijs, waar deengelen zich reien ten dans? Men ziet toch maar al te duidelijk de wreedewerkelijkheid van ‘het radicaal booze’ in den mensch. Daar blijft een strijd overtusschen deugd en ondeugd, een strijd, die zich almeer verscherpen gaat. En ‘metdeze werkelijkheid voor oogen, kan’ ook zelfs het meest luchthartige ‘Evangelie nietin eenemonistische formule eindigen; daar blijft verschil, daar blijft eene tegenstellingtot aan en dus ook na de parousie’24). Want deze voegt niets nieuws aan hetbestaande toe. ‘Hemel en hel zijn, wat hun kern aangaat, geen producten derphantasie, maar bestanddeelen van alle godsdienstig geloof, en tevens postulatenvan het denken’,25) zegt Bavinck. En ook zonder dat men over dat laatste twistenwil, blijft deze uitspraak een klankbodem ontmoeten in onze verscheurde wereld,die Strindberg leest, en Dostojewski, Werfel en Ibsen, Kierkegaard en Poe, ommaarniet meer te noemen.En zoo willen wij, mits onder het gemaakte voorbehoud, mits dus het straf-element

niet weggeredeneerd, en de objectieve hel niet in subjectieve ‘ervaringen’ van ‘angst’òpgelost wordt, wel weer luisteren naar een schuchtere stem, die tusschenhumanistisch verzet tegen bijgeloof èn reformatorische theologie des geloofs heentracht te komen, en nu volgenden dialoog opzet, half waar, half onwaar:

Lazarus.

Nv vander hellen, wat sal ic daer af segghen? Men seyt ghemeynlic, het waer goette steruen, die wiste waer hy varen solde, dat moet emmers mede wt eenongheloouich hert comen, dat wi voor ons verschricken.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 19: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

22

Tobias.

Dat is waer, het coemt wt groot ongelooue dat wy voor die helle verducht zijn.Verstaet ghy wel wat die helle is? Die helle is anders niet, dan die vreese endeverscrickinge des doots, ende een grouwel voor Gods gherechticheyt, Die godlooseende verdoemdemenschen, enmoghen dees doot ende helle nemmermeer ontgaennocht ontloopen, want si gheenen lust noch liefte tot God en hebben, dien si alseenen onghenadighen rechter aensien, ende grouwelen voor zijn rechtueerdicheyt,die heet dan inder hellen te zijn, die in zijn zeluen onderuint hoe boos ende catiuichdat hy is, waer wt hem ingebeelt ende ingedruct wort die vreese des doots ende diescroeminghe des verdoemenisse. Also dat die meeste verdoemenisse ende pijnder hellen is, die verachtinghe ende blasphemie Gods.... Wt dese voors. woordenis v kenlick, hoe dat der godloser helle hier inder aerden aen beghint, midts dat haerwormken der booser conscientie niet en sterft, ende het vier haers nijdicheyts nietwt en gaet. Ghelyc dan het rijcke Gods in een rechtuerdichmakinghe, vrede, rustende onbeureestheyt is, so is die helle, die zonde, onrust ende alle grouwel. In desehelle was Cain, doe hi hier ende daer liep, daer hem niemant en volchde. In dieselfde helle was die verrader Judas, ende bleef daer inne tot zijn verdoemenissetoe.26)

§ 3. Handhaving van het orthodoxe dogma.

Te begrijpen is het zoo wel, dat óók in kringen, die met het kerkelijk-rechtzinnigdogma als zoodanig gebroken

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 20: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

23

hebben, langzamerhand hier en daar de erkenning van den diepen ernst van decentraalgedachte in het leerstuk der hel weer bovenkomt. In het‘onafhankelijk-godsdienstig tijdschrift’ Omh o o g 27) schrijft Dr G.H. v a n S e n d e n ,dat het waar is, ‘dat in de orde der wereld eene onontkoombare - gingen wijpersonifieeren, dan zoudenwe kunnen zeggen eenemeedoogenlooze - gestrengheidis te zien, die ons wel eens mag doen huiveren; in die wereld, waar alle oorzakenonverbiddelijk hare gevolgen hebben, ten goede doch ook ten kwade’. Hij ziet ‘eenehuiveringwekkende mogelijkheid: zielsbederf, levensverdorring....’ En als hij spreektover die zielsverminking, dan gaat hij verder: ‘Maar, zal men allicht zeggen, diezielsverminking is toch maar voor een tijd, terwijl van de populaire verdoemenis-leerdit het kenmerkende is, dat aan die verschrikkingen geen einde komt. Ik zou hierop....willen antwoorden.... dat ik er volstrekt zoo zeker niet van ben, dat die zielsverminkingslechts voor een tijd is.... Wel heeft het mij meermalen verbaasd, hoe gemakkelijken op hoe zwakken grond in vrijzinnige kringen als vanzelf sprekend het tijdelijkkarakter van zonde en zielsellende wordt aangenomen.... Het is indertijd reedsopgemerkt door D. Chantepie de la Saussaye tegenover Prof. Scholten, dat niethet voortbestaan, doch het bestaan van het kwade hèt vraagstuk is, waar het omgaat. En volkomen terecht.... Waar zonde en zielsellende bestaan, daar is niet inte zien, waarom zij niet steeds zullen bestaan; waarom haar voortbestaan meer instrijd zou wezen met ons Godsbesef, dan haar onloochenbaar bestaan’.Zoo spreekt eenman, dien niemand van gereformeerde of calvinistische tendenzen

zal ‘verdenken’. Mocht iemand

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 21: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

24

om de al te doordringende reuk van orthodoxie, die nog in deze woorden zijn kon,liever bij waschecht vrijzinnigen terecht willen, hij leze maar eens wat J ame sMa r t i n e a u schrijft28) over de zedelijke kern van het verdoemenisgeloof. Of hijrichte zijn blik naar Duitschland en hoore stemmen als van K a f t a n 29) en vanS e e b e r g 30) en andere duitsche theologen. Eerlijk spreekt zich onder hen ookG i r g e n s o h n 31) uit. En om bij ons land te blijven, hoe terecht heeft het de aandachtgetrokken, dat dezelfde H. B a k e l s , die in 1909 nog smaalde op de leer derorthodoxen: ‘achthonderd miljoen ongelukkigen, kermende voor eeuwig, die deur(der hel) binnengedonderd.... en alleen om ze te verbranden’; die met te weinigkennis-van-zaken beweren durfde, dat ‘de Calvinisten zeggen, dat God zijnemensch-lammetjes niet in een veevoederketel zal doen koken (zeiden ze dat maar!maar) dat God ze eeuwigdurend koken zal’; die de calvinistische predikers, ‘dieCalvijn-nabouwers, de kerken uitsteenigen’ wou, omdat ze met die helsche helle-leer‘de evangelie-leer bedekken, gelijk 'n botte plank de geurige grasspruitjes platdrukt’,32)dat diezelfde man, een ‘vol-bloed-linkermensch’ in 1919 drukken liet: ‘God wordtveel te lief voorgesteld.... Een van de foutieve denkbeelden, die het Godsbeeldverduisteren is dit, dat God steeds wordt voorgesteld als vergevend.... Dewetenschap leert: oorzaken hebben onafwendbaar hare gevolgen. Allewetenschappelijke menschen vinden het dan ook zonderling, dat er met 's menschenzieleleven eene uitzondering op deze heelal-wet zou worden gemaakt.... De gevolgenvan je daden blijven bestaan. Wie zich brandt, moet op blaren zitten. En niet alleenhier, maar ook Ginds. Goethe zeide terecht: We zullen in het Hiernamaals nog

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 22: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

25

menige harde noot moeten kraken. En dat optimistische versje in denProtestantenbondbundel, no. 26:

Hij voert m' op Zijn vleugelen naar heilige sfeerEn 'k voel dan de boeien der zonde niet meer

is een van de grootste en gevaarlijkste onwaarheden, die je maar bedenken kunt.... Laat je niet paaien! Menschen, 't zal je niet meevallen. Die eeuwigheid. Langniet zoo lief als je denkt’. Tot zoover Bakels.33)Voor ons doel ligt in dit alles een welkome bevestiging van de stelling, dat

langzamerhand het vraagstuk van de hel weer belangstelling ontmoet ook van dezijde van vele niet in engeren zin orthodoxen. Naar enkele grondgedachten althansvan de aloude helle-voorzegging wordt opnieuw geluisterd; ze vinden een zekerenweerklank in de conscientie van velen, die er eerst zich van afkeerden, - al is deecho dan ook zwak. Al heeft men geruimen tijd zich tevreden gesteld met een al tegemakkelijke bestrijding van voorbarige en ondoordachte conclusies, die het somsal te fantastisch brein van verwrongen orthodoxie, helaas niet altijd zonder eenigenwellust van grofheid en domheid, trekken durfde, eindelijk wordt de realiteit van hethéden den onderzoeker, ook aan de overzijde, toch te machtig; in het heden ligt 'tverleden; maar dan ook in het nu wat worden zal! Zelfs de zoo voornaam-koeleopmerking, dat de helle-prediking van de kerk eigenlijk haar sterkste motiveeringzou vinden in de angst-voorstellingen, die de kerk er mee kon opwekken, en diehaar zoo tot heerscheres over de wereld en haar goederen maakte,34) moet welwijken b.v. voor de nuchtere ontleding, die b.v. M a r t i n H e i d e g g e r geeft van

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 23: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

26

‘den angst voor den dood’: wat daar van aan is, dat is algemeen, heeft met de helals zoodanig niet van doen, en eigenlijk is er in 't geheel niet veel van waar.35) Letwel - hier spreken wij niet onze eigen gedachten uit; de bedoeling is slechts, te doenzien, dat de oppervlakkige theorieën van wie de documenten der reëelehel-verkondiging opbergen willen in het museum van de antieke priesterheerschappij,door de filosofen der laatste jaren zelf verteerd worden. Op dit punt wordt het terreinweer eenigszins vrij, de discussie weer mogelijk.Omdat nu voor ons voorts de vraag naar de hel tegelijkertijd een onderzoek is

naar den hemel, omdat de geschiedenis der zonde nooit afzonderlijk naast dehistorie der genade kan staan, omdat ten slotte de blijde droom van ‘den schenker’uit het bekende verhaal van Genesis niet anders kan worden uitgelegd dan volgensdezelfde wet als het schrikbeeld in den droom van den bakker,36) dààrom begint hetgewèldige vraagstuk der hel allengs weer beslag te leggen op de geesten. Dat iseen weldaad.Want de rechtzinnigheid kan nu haar stem ook weer buiten eigenmuren hoorbaar

maken.

§ 4. Noodzaak van verdere bearbeiding van het leerstuk.

Intusschen moet erkend worden, dat de orthodoxie zelf ten aanzien van vroegereverslapping van de aandacht niet zonder schuld is.Twee fouten meenen we hier vooral te moeten constateeren.De eerste is deze: over het vraagstuk van den eeuwigen ondergang, van den

tweeden dood, heeft de kerk, b.v. in

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 24: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

27

haar belijdenisschriften, zich officieel nooit erg rondborstig uitgesproken. Natuurlijkis toen officieus met des te meer vrijmoedigheid over de hel geredekaveld en vooral- gefantaseerd, in kringen, die de bedachtzaamheid volgaarne offeren aan zekerevermetelheid. Zeker, er ligt schromelijke overdrijving in de klacht van iemand, dater ‘bespottelijkongerijmde voorstellingen over het Hiernamaals onder hetProtestantsche volk heerschende zijn’, en vooral in de andere klacht, of aanklacht,dat ‘de Protestantsche theologen, als 't ware huiverig voor de materie, op dit gebiedtot heden volkomen in gebreke gebleven zijn’.37) Maar geheel onverdiend is hetverwijt niet. Vergelijkt men wat de theologie over àndere hoofdstukken der leerschreef mèt hetgeen over dit ‘stuk’ der leer is geschreven, dan valt een grooteincongruentie niet te loochenen. En nu verstaan wij die ‘huivering’ wel, ja, we zoudenzelfs niet gaarne iets anders verwachten van menschen, die begrepen hebben, datde ‘zoon des donders’, Johannes, de apostel, als hij de sprake van zevendonderslagen wil opteekenen, juist daarvoor en daarvoor alleen een uitzonderingmaken moet in de vervulling van het gebod om op te teekenen, al wat hij gezienheeft en gehoord.38) De bijbel zelf is uiterst sober in de beschrijving van de helschepijn; en ook is het Christendom nooit Boeddhisme geweest, want Boeddha wordtbekeerd door een gezicht op den dood,39)maar Christus trekt zijn menschen tot zich,niet met de bedreiging van den tweeden dood, doch met het evangelie van hetonverderfelijke leven. Toch eischt het respect voor de waarheid, dat men tracht, deopenbaringswoorden, die, ook over deze zaak, in den bijbel ons geboden worden,zich systematisch in te denken, en ze uit te leggen.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 25: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

28

En hierbij zal dan de tweede fout, die boven bedoeld werd, te vermijden zijn: hetspreken over de hel, los van den hemel. Of, om het anders te zeggen: het uit-lichtenvan het thema der verdoemenis uit het groote geheel van àl wat God gesprokenheeft, óók over zijn genade, zijn liefde, zijn barmhartigheid, zijn gerechtigheid, denChristus, de heilsgeschiedenis en haar consummatie.Ook op dit punt is er veel bedorven.Men moet dit niet al te zwaar aan de kerk aanrekenen, want dit

uit-hun-verband-rukken der dingen is een algemeen-menschelijke zwakheid. Wijmenschen, immers, wij denken, om het zoo eens uit te drukken, liefst, in onzekazematjes. Bepaalde ‘onderwerpen’ en ‘motieven’ stellen wij aan de orde in eenvoor elk ‘onderwerp’, en elk ‘motief’ afzonderlijk ingerichte onder-afdeeling van ons‘Huis’ van Levensen Wereldbeschouwing. Gelijk wij dit láátste althans plegen aante dienen. Over den dood, de duisternis, den rouw, denken, doet men pas ‘behoorlijk’,als er een rouwkamer is; niemand verkondigt hier iemands ‘uitgang’ (zijn dood) ineen feestzaal, waarin men elkander ziet in ‘heerlijkheid’. En niemand preekt overde hel in onmiddellijke eenheid, en in direct verband met den hemel. Wij vinden datheelemaal niet passend. En - om even naar den anderen kant te zien - niemandverkondigt een geboorte in een kamer, die zóó dadelijk als rouwkamer zou kunnengebezigd worden. ‘Uitgang’ verkondigen doet men in het kazematje van den dood,‘ingang’ verkondigen doet men in het kazematje van het leven. Zoo spreekt menover den hemel alleen, als men ‘opgewekt’ is, ‘op de hoogte’ staat; als ‘het’ jubelt‘in de ziel’. Dat is ‘stijl’, dunkt ons zoo.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 26: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

29

Zoo wordt dit kazematjes-denken synoniem met denken-zonder-tegenstelling.Denken over de eene ‘pool’, zonder dat bewust de andere ‘pool’ mee in rekeningwordt gebracht. Denken over den dood, los van het leven; over de vaalheid, los vande heerlijkheid; over den uitgang, los van den in- of ook òp-gang. Over de hel zonderdirecte eenheid met den hemel. Over straf, los van genade. Overonheilsgeschiedenis, los van heilsgeschiedenis. Een kazematje is trouwens bijzonderdaarvoor geschikt; want het is verscholen onder den grond: men ziet den openhemel - zóóveel sterren, en zóó groote afstanden - niet meer. En er vallen geenbommen; die worden dan ook geabstraheerd; ‘abstracte’ bommen nu storen deveiligheidsillusie niet. In het algemeen is ‘het abstracte’ daarom ook zoo welkom inde kazematjeskerk b.v. En kan de grofste hellepreek dáár geen slaper wakkerschudden.Toch kan in het kazematje niemand léven; daardoor ook niemand gezònd dénken.

Het is waar, dat het geloof de antinomieën in het denken haat; maar het is evenzeerwaar, dat het tot deze erkenning, of tot een andere, die goed is, niet komen kàn,zonder bewust de tegen-stelling onder de oogen te zien. Tegenstelling is hiernatuurlijk volstrekt iets anders dan antinomie; noord- en zuidpool, dood en leven,licht en donker, hemelglans en doodsche dofheid, hemel en hel, vertoon vantoekomstig erfgoed (b.v. hemel-heerlijkheid) en betoog van de wijze om tot daterfgoed in rechten te komen, maar tevens van het critisch karakter van hetevangelisch aanbod van dat erfgoed, zijn dan ook volmaakt vrij van elke antinomie;ze zijn allen maar tegen-stellingen, of een vertoog daarover, of een vertoon daarvan.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 27: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

30

Die in tegen-stellingen uitgedrukte dingen nu, gelijk ze in de werkelijkheid bestaan,zijn met heel de levende werkelijkheid verbonden door de eenheid van Godswereldplan.Slechts hij kan nu zijnerzijds in Gods ééne wereld aan dat ééne wereldplan van

God concreet en passend beantwoorden, die, in de open ruimte, de tegen-stellingenconcreet voor oogen zich houdende, staande op zijn eigen plaats, stelling neemttusschen de tegen-stellingen, stelling in het geopenbaarde Woord, waaraan hijgehoorzaam is en blijft. Zijn beantwoording aan Gods ééne wereldplan ligt dan ineen concrete, onder de open zon aanvaarde en bewustgeworden, eenheid vanlevensplan. En van denk-plan.Wie eenmaal hier een oog voor kreeg, begrijpt, hoe machteloos de kerkelijke

verdoemenis-preeken toch wel moesten zijn, en blijven, hoe irriteerend ze werkenmóesten, hoe begrijpelijk, en ten deele zelfs gezond, het verzèt er tegen was, zoolangde kerkelijke prediking de ‘hel’ afzonderlijk behandelde, in een alleen-gesprek metde onbekeerden, alsof die laatsten eerst dàn over ‘zoete’ hemelweelde mochteningelicht worden, als ze maar éérst goed verschrikt geworden waren voor de hèl.En zich daardoor bekeerd hadden, tot den hemel, en den God van den hemel. Maarhun bekeering werd op die manier verhinderd, alhans binnen het raam van zulk eengehavende kerk-boodschap.Want bij het vraagstuk der hel komen niet alleen precies dezelfde kwesties te

pas, als bij den hemel, doch telt ook heel de heilsgeschiedenis mee. Let op denclimax in Hebreeën 12: indien reeds diegenen niet vrij uitgingen, die hèm van zichaf-baden, die op aarde goddelijke orakel-boodschappen hooren deed (Mozes),hoeveel temeer zullen wij dan niet kunnen

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 28: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

31

ontkomen, als wij Hèm verwerpen, die uit den hemel orakels geeft (de verhoogdeChristus)? Wij komen later hierop terug, als wij erop wijzen, dat men, om de hel tezien, het verbond van God met den mensch moet hebben gekend, dat verbond,hetwelk alleen aan de religie wezen en inhoud geeft. Thans moge volstaan wordenmet de herinnering, dat God één is, en dat men de plaats der buitenste duisternisniet scheiden mag van de plaats der hoogste heerlijkheid. Want God is één en Zijnwerk is één; en Christus zelf heeft van Zijn hellevaart de concrete werkelijkheid danook mòeten zien in een oogenblik, toen Hij overgoten werd met hemelsch licht: deberg der verheerlijking.Zóó zal de kerk met Jesaja (66:23, 24) den lichtberg der evangelische glanzen

moeten bestijgen, om eerst dáár te spreken van den afgrond, den put der buitensteduisternis.Gebeurt dit niet, worden deze beide fouten niet vermeden, dan is ‘de kerk’ zelf

mee verantwoordelijk, niet slechts voor de tallooze dwaalbegrippen, die onder demenschen leven omtrent dit geding, maar niet minder ook voor de onverschilligeschouderophaling, waarmee vaak overigens ernstige naturen zich afwenden vande caricatuurvoorstelling, die grillige fantasie, in naam van een zoogenaamdeorthodoxie, van de eeuwige strafplaats geven durft.Ieder kan weten, dat hier niet tegen windmolens gestreden wordt. Wanneer zelfs

de vroegere predikant H. Bakels zich de orthodoxen voorstelt als rustigekoffie-slurpers bij een genoeglijke prediking op hun ‘gezelschappen’ van een geweldigroosterend vuur, of een reusachtige braadmachine voor de menschen, die niet van‘hun’ kerk zijn, dan behoeft ge niet eensmeer een of anderen hoogere-burger-school-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 29: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

32

ganger als getuige op te roepen om hem soortgelijk antwoord te laten geven op devraag, wat de orthodoxie van de ‘fijnen’ nu wel gelooft van de hel. Men zal zichtrouwens misschien nog herinneren, hoe indertijd uit zeker kerkblad de NieuweRotterdamsche Courant enkele artikelen overnam, waarin met begrijpelijke ergernisde wonderlijkste en grofste hellespeculaties van zekeren geestelijken kwakzalver,Stam genaamd, werden gereproduceerd, maar.... tegelijkertijd met evenònbegrijpelijke lichtvaardigheid geconstateerd werd, dat de ‘gereformeerde’ predikers't eigenlijk grossomodo met deze chimaerische hellespokerij roerend eens waren.40)Om te bewijzen, dat niets onbillijker kan zijn dan deze vereenzelviging van de

wilde fantasieën uit de kringen van den ‘geestelijken zelfkant’ met de soberebeschouwing der gereformeerden, die liefst niet den superlatief gebruiken als hetgaat over de hel, doch anderzijds óók, om op bescheiden wijze weer ertoe mee tewerken, dat al de superlatieven van den hemel weer worden vernomen in en achterhet ‘zuchten’ van het schepsel, in en achter elk individueel ‘geval’ van ‘weening enknersing der tanden’, ja, achter héél het vraagstuk der ‘buitenste duisternis’, tenslotteook, om het verschrikkelijke woord hel weer te helpen uitlichten uit de beroepstaalvan romanciers, avonturiers, amusements-lectuurschrijvers en detectives,40*) zullenwe eerst een zeer beknopt onderzoek instellen naar de gegevens, die de bijbel onsaan de hand doet, en met behulp waarvan een beeld der hel, in groote omtrekkenalthans, kan worden geconstrueerd.Met nadruk worde hier vooropgesteld, dat wij geheel onbetreden laten het terrein

van den z.g. tusschentoestand, d.w.z. de bestaanswijze van den mensch, die hettijdelijke

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 30: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

33

leven verliet in den tijdelijken dood, vàn dat oogenblik af aan tòt op den dag vanChristus' wederkomst, wanneer Hij, naar kerkelijke belijdenis, ziel en lichaam weervereenigen zal. Niet dus de begrippen sjeool of hades zijn het, die ons hierbezighouden, noch, wat daartoe behoort, maar alleen de hel, zooals die door denbijbel gedacht wordt als bestaande na den dag van het wereldgericht.

Eindnoten:

1) D o s t o j e w s k i , De Gebr. Karamazow, ed. Van Holkema en Warendorf, Amsterdam (vert.A.v. G o g h -K a u l b a c h , Deel I, blz. 273).

2) ‘De Stroom’, gelijkenissen van O s c a r W i l d e , XI, no. 8. Verwante gekunsteldheden bijK o h n s t a mm , Schepper en Schepping, III. De Heilige. Haarlem, 1931, bl. 398. Hierover laternog.

3) Aldus een anonymus in ‘P a l i n g e n e s i e d e r H ö l l e ’. In vier Gesangen. Altona, 1865 (A.M e n t z e l ), bl. 5.

4) E r s c h -G r u b e r -H o f f m a n n , Allg. Enc. d. Wissensch. u. Künste, 2e Section, 10er Theil,Leipzig, 1883, S. 59, 2.

5) L u c r e t i u s was een Romeinsch dichter (omstr. 98-55 v. Ch.).6) P e t r o n i u s , tijdgenoot van keizer Nero (54-68 n. Ch.) aan wiens hof hij verbonden was. Van

hem is bekend het woord, dat de vrees de idée van het bestaan der godheid ingegeven heeft:‘primus in orbe deos fecit timor’. Vgl. Dr H. B a v i n c k , Geref. Dogmatiek I3, 280.

7) I b s e n , Brand, ed. Meulenhoff.8) O. Z ö c k l e r zegt: ‘Die Geheimwissenschaft, wie sie von den Anhängern des modernen

Occultismus aufgefasst und gepflegt wird, soll den übrigen Wissenschaften ebenbürtig sein’.H e r z o g -H a u c k , P.R.E.3, 12, 68. De naam ‘Grenzwissenschaft’, voorgeslagen door K.A.H a g e r , R. W e d e l , J.A. M o r d t m a n n en W. V o r m a n n was nog zoo dwaas niet; in zijnbeide leden is die naam althans subjectief eerlijk en nog duidelijker dan die van F. M a a c k :xenologie.

9) ‘Na de oppermachtige heerschappij van het materialisme in de vorige eeuw heeft allerwege hetbevrijdingswoord weerklonken, dat Dr V a n G i n n e k e n in zijn Handboek der NederlandscheTaal als banier vooropdraagt: Psychè nikai, de ziel overwint’. Dr H. B a v i n c k , De overwinningder ziel, Kampen 1916, bl. 5.

10) Dr C a r l d u P r e l , De Dood, Aan Gene zijde, Het leven aan gene zijde. Uit het Duitsch doorH.B. Kennedy van Dam, Middelburg, G.A.W. v. Straaten, 1907, bl. 41.

11) ‘DuPrel war der bedeutendsteKopf des deutschenSpiritismus’ - U e b e r w e g -O e s t e r r e i c h ,Grundriss Gesch. Phil. 12e Aufl., Die deutsche Phil. des XIX. Jahrh. u.d. Ggw., Berlin, 1923, S.620.

12) Dr P.D. C h a n t e p i e d e l a S a u s s a y e , Geestelijke stroomingen, Haarlem, Bohn, 1907,bl. 321.

13) H. S t . C h a m b e r l a i n , Die Grundlagen des 19. Jahrhunderts, München, Bruckmann, 1922,II, 978 noot, vgl. 976 v.

14) Het 1e deel, met Hemelsche vreugde voor de geloovige zielen. Het Tweede deel, beschrevendoor C o r n . v. N i e l , 3e druk, Nijkerk, I.J. Malga, 1871.

15) Ikmaak gebruik van de vertaling van E m i l S c h e r i n g , verschenen bij GeorgMüller, Münchenund Leipzig, 1917, bl. 45.

16) In den zin van b.v. Mattheus 23:15.17) P h . K o h n s t a mm , Schepper en Schepping, Deel III. De Heilige, Haarlem, Tjeenk Willink,

1931, 221, vgl. C h a m b e r l a i n , a.w. II 978.18) Wel spreekt K o h n s t a mm , l.l. 396, erover, dat ‘Jezus’ ons leert, ‘dat wij staan voor een

absolute beslissing’, en zou men willen vragen, hoe dit zich laat verbinden met dezengedachtengang. Doch die ‘absolute tegenstelling’ verliest al weer - precies gelijk bij dehedendaagsche dialectici - heel haar ‘absoluutheid’, doordat er beteekenisvol op volgt: ‘nu enonmiddellijk’ (396). Ik zie niet in, hoe ‘nu en onmiddellijk’ een absolute tegenstelling in den tijddenkbaar is, als daar geen objectieve absolute tegenstellingen van dood en leven,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 31: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

onwedergeboren en wedergeboren, ‘niet-hebbende’ en ‘wèl-hebbende’, hel en hemel meecorrespondeeren.

19) K o h n s t a mm , l.l. bl. 229; C h a m b e r l a i n over J. B ö h m e , 978.20) K o h n s t a mm , l.l. bl. 397. Zou de schrijver nu werkelijk gelooven, dat de bij hem (bl. 223)

boven den ‘eersten’ Jesaja verheven ‘tweede’ Jesaja (van wien immers Christus het woord van‘vuur’ en ‘worm’ citeert), ook al psychologiseeren wilde? (Zie het slot van Jesaja). Het verdientde opmerkzaamheid, vooral van gereformeerden, dat deze verlegging van den ‘toorn Gods’ uitden ‘transmundanen’ God naar het subject zelf, juist zoo sterk gepropageerd is door allerleimysticisten en enthusiasten van vroeger tijd, ook na de reformatie. Men denke b.v. aan denbekenden V a l e n t i n W e i g e l , zie hierover: H a n s M e i e r , Der mystische SpiritualismusValentin Weigels (Beitr. z. Förd. chr. Theol. XXIX, 4) Gütersloh, Bertelsmann, 1926, S. 88. Weigelblijft in het algemeen nog wel binnen het raam der oudchristelijke eschatologie (S. 103), maarheeft door dergelijke opvattingen toch - met de zijnen - voorbereid wat later in theologischeopvattingen van anderen, ook Kohnstamm, uitgewerkt is (S. 89, over R i t s c h l ). Over verwantespiritualistische opvattingen, bij S e b . F r a n c k , zie men o.a. A l f r e d H e g l e r , Geist undSchrift bei Sebastian Franck, eine Studie z. Gesch. d. Spirit. i.d. Ref. Zeit, Freiburg i. B., 1892(Mohr), S. 157, sqq., J. G o t t s c h i c k , Die Erfahrung der Höllenschrecken u.d. Christenstandnach d. Urteile Luthers, Zeitsch. f. Theol. u. Kirche, I, 3, S. 255, sqq. Vergelijk noot 79 (hier). Inverband met hetgeen in den tekst opgemerkt werd over het versmelten van hemel en hel,zaligheid en rampzaligheid, verdient alweer de parallelie met F r a n c k c.s. de aandacht; in derechtsverhandelingen, die de burgerlijke overheid met hem telkens weer voerde, komt o.m. ookhet punt ter sprake van het zalig zijn van Sodom en Gomorra, gelijk Franck dat beweerde. ‘Wassoll das bey einfeltigen leyen geperen, wenn sy hören, Sodoma und Gomorra seynend seligworden!’ (Tegenwoordig is men niet meer zoo bezorgd voor de ‘leeken’). Vgl. A l f r e d H e g l e r ,Beiträge zur Gesch. d. Mystik i.d. Reformationszeit (aus d. Nachl. hrsg. v. W a l t h e r K ö h l e r ,Archiv. f. Reformationsgesch. Ergänzungsb. I), Berlin, Schwetschke u. S., 1906, S. 211.

21) Ik denk hier aan S t r i n d b e r g 's autobiografisch bedoelde: Inferno (De Hel). Zie hierover DrA l f r e d S t o r c h , August Strindberg im Lichte seiner Selbstbiographie (Grenzfragen desNerven- und Seelenlebens, hrsg. v. Dr Loewenfeld 111), eine psychopathologischePersönlichkeitsanalyse, München u. Wiesbaden, Bergmann, 1921, S. 41, 48/9, 63, 68/9.

22) K o h n s t a mm , Achitofel vergetende, constateert, dat er, naar hij meent, in den bijbel slechtsvan twee zelfmoordenaars sprake is, l.l. bl. 396. Maar deze wil-tot-zelfmoord, is die niet veelerger? En het is niet eens ‘psychose’ te noemen....

23) Denk aan de figuur van Mabel in B e n s o n 's Lord of World (vert. Ned. Boekhuis, Tilburg, onderden titel: De Heer der Wereld).

24) Parousie = de wederkomst van Christus, de voleinding der eeuwen.25) Dr H. B a v i n c k , Wijsbegeerte der Openbaring. Kampen, 1908, bl. 271.26) Een troost ende spiegel der Siecken, (schrijver isW i l l e m G n a p h e u s , humanist, geschreven

in 1523). Bibl. Ref. Neerlandica, Deel I, Haag. Nijhof 1903, bl. 243/4.27) Omhoog, Maart 1916; artikel: ‘Iets over de Verdoemenisleer, bl. 87-89. Een ander standpunt,

met gedeeltelijke handhaving van het gezegde in: Dr G.H.v. S e n d e n , Uit den strijd om nieuwelevenswaarden, voordrachten en verhandelingen tot vernieuwing van het religieus bewustzijn.Arnhem, Van Loghum Slaterus & Visser, 1922, bl. 269, v.

28) J a m e s M a r t i n e a u , Types of ethical theory, Londen 1885. II, 65-69; M a r t i n e a u (†1901) was een aanhanger der Unitariërs, en zooals men weet is van deze richting een der eerstewoordvoerders M i c h a ë l S e r v e t geweest, de heftige tegenstander van Calvijn, wien menimmers zijn helle-leer altijd zoo kwalijk neemt?

29) T h . K a f t a n , Der christliche Glaube im geistigen Leben der Gegenwart3, Schleswig, Bergas,1904, S. 104 al., neemt aan een scheiding in de toekomst tusschen hen, die aan den eeuwigendood vervallen en hen, die het eeuwige leven beërven.

30) R. S e e b e r g , Ewiges Leben, Leipzig, Deichert, 1915, S. 96 (cf. 43, 63). Hij verwacht voor deziel van den verlorene de realiteit van de Tantaluskwelling: ‘een wil, die zich spant in hevigebegeerte en niets bereikt, dat is de toestand, die hel genoemd wordt.... het beeld.... van eeneeuwig hongerende en dorstende....’ vgl. Dr J. T h i j s , De moderne positieve theologie inDuitschland, Wageningen, 1917, bl. 157, die ook, bl. 212 v., bewijst, dat Seeberg niet meeronder de positieve theologen kanworden gerangschikt, doch terecht door J o h a n n e s K ü b e lin 1914 in het kamp der liberalen is binnengehaald.

31) Al zegt K. G i r g e n s o h n , Zwölf Reden über die christliche Religion3, München, Beck, 1913,dat de moderne denker heeft overwonnen de idee van hemel en hel als plaatsen, al voelt hij zelfook veel voor de leer der conditioneele onsterfelijkheid, toch verklaart hij in dezen geen zekerheidte hebben en niets onmogelijks te vinden in de leer der Schrift, dat er een eeuwige verdoemenisis. Dat deze leer zou strijden met Gods liefde en rechtvaardigheid, ontkent hij: ‘Ich habe aufgehörtGott an unseren kleinen menschlichen Maszstäben zu messen’ (bl. 371).

32) H. B a k e l s , Bouquetje Polemiek, 's-Gravenhage, 1909, bl. 67, 68.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 32: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

33) H. B a k e l s , Leekeboek over Godsdienst, A'dam, 1919, bl. 32-35. Evenzoo in ‘Het Instinct derOnsterfelijkheid’ (Amsterdam, Wereldbibl. bl. 258).

34) L u d w i g K e l l e r , Die geistigen Grundlagen der Freimaurerei und das öffentliche Leben.Jena, Diederichs, 1911, S. 93; C h a m b e r l a i n , a.w. 976.

35) M a r t i n H e i d e g g e r , Sein und Zeit, 1e Hälfte, 3e Auflage, Halle a/d S., Niemeyer, 1931,S. 246-260. Zie ook de noot op S. 249 over D i l t h e y , S i m m e l , J a s p e r s , U n g e r .

36) Genesis 40:1-19.37) Aldus A.R. R u t g e r s in art. ‘De overgang van Ds Vethake’, Omhoog, Juli 1916, bl. 215.38) Marc. 3:17; Openbaring 10:4, 5 en 1:19 vgl. hierover K. S c h i l d e r , De Openb. v. Joh. en het

Sociale Leven, 2e verm. druk, Meinema, Delft, 1925, in een afzonderlijk hoofdstuk, bl. 82-96.39) Hij ontmoette een grijsaard, een zieke, een lijk. Zie o.m. G. M a n n o u r y , Het Boeddhisme.

A'dam.Wereld-Bibl., bl. 18, 19. A. J e r e m i a s , Buddhistische und theosophische Frömmigkeit,Leipzig, Hinrichs, 1927, S. 12, 28.

40) Bedoelde artikelen verschenen onder den titel Van Rotterdams geestelijken zelfkant; later zijnze in boekvorm verschenen. De heer Stam ‘predikte’ in de omgeving van Kralingen.

40*) P a u l M ü n c h , Pfälzers Höllen- u. Himmelfahrt, Kaiserslautern; 1930; P i t t S t r o n g (=Tom Shark), Der König der Detektive, nr. 94: Die schwimmende Hölle, Heidenau, 1930; H a n sW a r r e n , Hölle in Penang (opgenomen in Rolf Torrings A b e n t e u e r , Bd. 12), Berlin, 1930;P a u l W e i d e n h a u s , Die grüne Hölle (= Die grössen Glöckner-Bücher, Bd. 3), Leipzig,1930; E r n s t D i d r i n g , Hölle im Schnee, R o m a n , 2 Aufl., übertr. v. Else v. Holländer,Braunschweig, 1931; L e o d e L a f o r g u e , Hölle im Hirn, Der Roman d. dämon. u. genialenMalers Vincent v. Gogh, Berlin, 1931; A l b e r t L o n d r e s , Die Flucht aus der Hölle, einBagno-Buch, aus d. Fr. v. Milly Zirker, Berlin, 1928; E r n s t F u h r m a n n , Vom Himmel durchdie Welt zur Hölle, Bd. I, Priester, Bd. II, Dramen, Berlin, 1925; L a r s H a n s e n , Die weiszeHölle, aus d. Norw. übertr. v. Ernst Zückner, Berlin, 1928 (= Romane d. Wirklichk.); S a xR o h m e r , Der Höllendoktor (The Devil Doctor), übertr. v. Reinhard Rijke, Berlin, 1928 (i.d.Internationale Abenteuerreihe); K a r l H a n s S t r o b l , Eleagabal Kuperus, Roman, Tl. 1 u.2, Tl. 2: Höllenfahrt, Berlin, 1928; F r a n z D o n a t , Paradies und Hölle, AbenteuerlicheSchicksale e. Deutschen in Brasilien unt. Hinterwäldern, Diamantsuchern, Indianern, Einsiederlenu. Verbrechern, Stuttgart, 1927; F r i t z F e i c h t i n g e r , Die Hölle v. Jasnaja Poljana, EineTragödie in 3 Akten, Kassel, 1927. Al dergelijke werken balanceeren tusschen Dostojewski,Strindberg, etc. ter eener, en de bioscoop, waar schrijver gister het woord ‘hel’ ook al aantrof inlichtreclame, ter anderer zijde; zie ook E r n s t F. L ö h d o r f f , Afrika's hel (de roman van eensoldaat in het vreemdelingenlegioen), Amsterdam. A. de Lange, 1932.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 33: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

34

Willens balling uit Uw schoot,Heer, wie zal 't in woorden schrijven,'t eeuwig wee van zulk een dood?

G u i d o G e z e l l e .

Hoofdstuk II.Algemeene bijbelsche gegevens.

§ 1. Congregatie-oord, naar kosmisch oer-verband.

WAT openbaart nu over dit groote schrikkelijke geheim de Schrift?Deze begint met ons er op te wijzen, dat de hel, aangenomen, dat zij een plaats

is, dan niet alleen voor menschen bestemd is, doch in dat geval eengemeenschappelijke behuizing biedt aan de menschen èn - aan de geesten, degeesten dan van beneden, de kwade geesten, de duivelen. Telkens legt de bijbeler den nadruk op,41) dat de goddelooze zonen van het menschelijk geslacht gaanzullen, niet naar een voor hèn apart ingerichte gevangenis, maar dat ze verwezenworden naar het ‘vuur, dat den duivel en zijn engelen bereid is.’In dezen korten trek liggen al dadelijk elementaire grondgedachten van

diep-‘redelijken’ zin omtrent de bijbelsche helleprediking uitgesproken.Om ze te vatten, dient men vooraf de eerste aanvangen van de geschiedenis

zich door den bijbel te laten vertellen.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 34: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

35

Dit dan vooreerst van die aanvangen der geschiedenis.De Heilige Schrift zegt ons, dat in het begin van de menschheidsgeschiedenis42)

demensch, in moedwillig spelen en ver-spelen, en gegrepen door het valsche beeld,dat duivelsche fantasie hem voorspiegelde, zich met dien duivel mee onttrokkenheeft, eerst in verbeelding, toen in begeerte, daarna in daad, aan het schema vanGods geschapen, hem zelf uit God bekende, wereld. En dat hij toen, afgaande opden voor zijn beneveld brein opdoemenden valschen schijn van begeerlijkheid43),een vrijwillige alliantie met den geest van beneden heeft aangegaan. Hij deed het- en hij lachte; maar wanneer straks de oogen door Gods straffend woord hem openzijn gegaan, en het lachen hem vergaat, omdat hij nu ‘kènt’, wat eigenlijk de geestvan beneden is en wil, dan wordt van Gods wege het bittere einde tot een opgelegdebevestiging van het zondige begin; het ‘contact’ en óók het ‘contract’ - dat surrogaatvoor het verbroken verbond met God - tusschen menschheid en duivelenwereld zaljuist in dat moment, waarop zijn consequentie voor de eerste maal verwenschtwordt, voor eeuwig bevestigd worden en gefixeerd. Demensch is achter den gevallenengel aangekomen, de ‘zoon’ heeft zich met den rebelleerenden ‘knecht’geassocieerd; nu is de eerste ‘spot’, die over dezen zoon zal komen, dat niet ‘deknecht’ zich voegt in 't huis van hem, die ‘erfgenaam’ en ‘zoon’ was, doch dat de‘zoon’ zich aangewezen ziet op 't huis van dezen ‘knecht’: hem wacht het vuur, datden duivel en zijn engelen (primair) bereid was (Matth. 25:41).Hoe vaak heeft men om deze definitieve nevens-stelling van duivelen enmenschen

gespot, gelachen, het hoofd ge-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 35: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

36

schud! Duivelen - en menschen, en die samenwonend in eeuwig-vervloektecoördinatie, 't leek ook al te bespottelijk.... Zelfs een ernstig denker als de hoogleeraarK o h n s t amm brengt het in de overweging van dit Schrift-gegeven niet verder dantot een vrij nutteloos afgeven op een ook voor ons hier waardelooze traditie (dienooit kerkelijke traditie geweest is), wanneer het bij hem heet: ‘De traditie leert, datde duivel en zijn helpers het vuur stoken voor de arme zondaren’. Waartegenoverdan, als gold het een serieuze traditie (en geen volks-grimassen) met ernstig gezichtgeexegetiseerd wordt: ‘Maar Matth. 25, vers 41 zegt dat “het eeuwige vuur is bereidvoor den duivel en zijne engelen.” Dat voor is geen drukfout instede van “door”.’44)

***

Maar is er niets meer te zeggen van deze dingen? Is er geen openbarings-gedachtevan vèr-strekkende beteekenis in dit woord als in een ‘kort begrip’ verscholen?Laat ons zien.

***

Om te beginnen is de bijbelsche gedachte van een rechterlijke verwijzing van denmensch, die viel, naar de plaats der geesten, die reeds afgevallen zijn vóór hèm,een openbaring van de waarheid omtrent de zonde. Zonde toch wil vrijheid, maaris beróóving van vrijheid. Zij wil haar bedrijver losrukken uit de door God opgelegdekosmische verbanden (waardoor de mensch, en ook de engel, als persoonlijke

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 36: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

37

schepselen, passief werden gecongregeerd, een ‘congregatie’ werden, d.w.z. eengemeenschap, die door een kracht van buiten af, door Gods kracht, die eenheidzich zag opgelegd), en zij, de zonde, wil haar bedrijver nu overzetten in àndereverbanden, die hij zelf zich ‘uit zijn hart’ gedácht heeft, hetzij dan origineel (de duivel),hetzij dan als verleide (de mensch). In die andere ontworpen verbanden, enassociaties, wil de zonde dan een eigen ‘coetus’ scheppen. Coetus is een eenheid,niet door dwang, of kracht, van buiten af, maar door vrije aandrift, door vrijesamen-komst, ontstaan.Nu was voor den mensch, noch voor den engel, oorspronkelijk, dit dilemma

tusschen ‘congregatie’ en ‘coetus’ aanwezig, laat staan: pijnlijk. Want het is waar,dat in de schepping alle opgelegde levens-verbanden congregaties scheppen -omdat in alles God de souvereine is - maar God heeft zoowel den engel als denmensch een wil ingeschapen, die zich met Zijn werk vereenigde, die er behagen invond, die eeuwig ‘ja’ kon zeggen op wat Hij als vrucht van Zijn behagen had gestèld.Zoo wordt èlke congregatie in de oorspronkelijke zondelooze wereld vanzelf tot eencoetus; elke kudde, die vergaderd wòrdt, vergadert zich ook zelf. In de congregatieis Gòd ‘vrij’, in den coetus het schepsel, voorzoover het persoonlijk is: mensch, enengel, ze zijn daarin op hùnne wijze ‘vrij’. Hier is de aanvang van den hemel.Maar toen de zonde kwam, was onder meer dit haar verderf: dat zij ging scheiden,

wat God verbonden had. Zij wilde een ‘coetus’ scheppen, die géén congregátie was,althans geen congregatie, krachtens wil, en in de klem van Gód.Zoo begon het in de engelenwereld: een deel kwam samen

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 37: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

38

(coetus) onder eigen heer, met eigen keus, en leus. En, - heer en keus en leuswaren los-gemaakt van God, straks tégen Hem gesteld.Toen kwam de eerste straf van God: de coetus, die geen congregatie bij de gratie

Gods wou zijn, wordt straks ontbonden. De samenscholing der kwade engelen wordtin de gevangenis gezet: nu is zij toch een congregatie. Van wien? Van Satan, alseen opperhoofd in vrijheid? Welneen, ook hij is immers gebonden, gevangen? Eris een congregatie, wéér van Gòd; Zijn Groot Geweld houdt al die dwazecoetus-gangers nòg ten onder, bindt ze. Maar wijl die binding nù een anti-thetischgeweld geworden is, en dat anti-thetische er is krachtens den eigen wil van dezekwade coetus-gangers, daarom wordt deze congregatie Gods uit zichzelf nooit meereen coetus Gods. De kracht, die bindt, ontmoet in den gebondene, in Godsgevangene, geen affiniteit van binnen, welke ‘ja’ tot God zegt. Zoo wordt de passiviteittot dwàng. Zij kan niet actief zich in een coetus omzetten. En wijl zij van het levenafgesneden is, daarom wordt ze nimmer receptief bij God. Dát is de hel. Congregatiedoor dwang, die geen coetus worden kan, noch bij God, noch bij de gecongregeerdenzelf, en waarbij de receptiviteit om nieuw leven te baren (al was het maarcorrigeerend leven) uit God, ten eenenmale ontbreekt.Maar dit was slechts de eerste phase.Er kwam een tweede: ook de mensch viel in de zonde.Dat hij het deed, was weer gelijk verval. Die mensch was, bij zijn schepping, door

den souvereinen God gecongregeerd tot al het geschapene. Tot bloemen, dieren,sterren, engelen. Maar de universeele congregatie, waarin de mensch

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 38: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

39

was opgenomen, passief, werd weder tot een coetus. De engelen groeten Adam,de dieren doen het, de sterren zegenen dit gezalfde hoofd. Hij zijnerzijds doetdesgelijks. Hij geeft den dieren namen, hij groet zijn vrouw, zij hem, hij kust debloemen, en reikt den engelen de hand.Totdat die congregatie Gods, welke niet meer coetus worden kon, de hel, haar

immer-verwenschte ‘hoofd’ op hem afzond. En hem verleidde tot een coetus metde slang, los van het Woord, het Woord van Hem, die menschen en slangen enengelen had gecongregeerd tot al hun lùst. En van een coetus met de slang kwamhet tot een coetus met den duivel. En van een coetus in de fantasie, kwam het toteen coetus in begeerte, en in daad. En telkens was die coetus los vàn, en tégen,het gebod der Kosmische Congregatie, gelijk het afgekondigd was door God.Toen was zijn lot bezegeld, zegt de Schrift; hij moest den dood sterven. Hij werd

juridisch verwezen tot het vuur, tot de gevangenschap. Maar kon niet afzonderlijkvoor zich alleen een gevangenis begeeren. De kosmische verbanden mogen doorhem verloochend worden, God handhaaft ze. Daarom wordt hij verwezen tot ‘hetvuur, dat den duivel en diens engelen bereid is.’ Want - zóó was aanvankelijk zijnkeus; zóó was definitief Gods orde. Die zelfde mensch, die eens in het paradijs inhuwelijks-, en in rijks-verband, een ‘coetus’ èn een ‘congregatie’ had gevormd, wérdnu voortaan alleen maar meer gecongregeerd. Maar dan met Satan, dat is, met wiehem tegenstaat. Er kan geen coetus ooit uit groeien dus. Ook hij is dood in zondenen misdaden. Dus is hij ook al dor geworden, als de duivel; dor, dat is te zeggen:niet langer is hij receptief bij God. Hij is gecon-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 39: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

40

gregeerd tot ‘vuur’; dat is te zeggen: er is verstoring, nù als stràf. Zijn congregatiewordt om al die redenen geen coetus in der eeuwigheid; de chaos wordt geenkosmos, de hellevloer geen paradijs, zijn ‘wereld’ wordt geen ‘kerk’.45) Want die iscongregatie, maar weer tévens coetus.Als men de dingen zoo beziet, dan is het ‘kort begrip’, dat Christus' leer ons geeft

in het situatie-teekenend woord van den mensch, die tot het vuur der duivelen wordtverwezen, hoog en strak. Het handhaaft de kosmische verbanden, ook tegenoverwie ze wilde breken. Het brengt ons wel heel ver buiten het gezicht van wie noggrappen maakt over ‘duivelen, die vuren stoken voor menschen’, want het plaatstons terstond voor het gebouw van Gods strengsten stijl. Wie dien stijl wil vinden,behoeft niet eens, vroom‘stichtelijk’, eenzijdig naar den hemel te zien: de hel is erook naar gebouwd. Hij behoeft ook niet naar het ‘uiterste’, naar het ‘einde’, naar degeconsummeerde hel of hemel te zien: ook immers de aanvangen, juist deaanvangen van hemel en hel worden er door beheerscht. De mensch, gevallen‘zoon’, komt bij den gevallen engel, die van oorsprong ‘knecht’ is. Maar de knechtenterroriseeren de zonen niet, ‘stoken’ geen ‘vuren’ voor hen, want knechten blijvenknechten. Alleen maar wordt de wet ontdekt, dat het bederf van het beste is hetslechtste: dat dus de ‘zoon’ den ‘knecht’ niets geven kan, maar met hem in het ‘vuur’gevangen is. Dàt is hetgeen affreus is.De kwade mensch gecongregeerd met den kwaden engel, en niet met meer?

Zeer zeker; ook hierin handhaaft God de kosmische verbanden van den oer-dag.Want slechts de persoonlijke schepselen - mensch en engel - konden door

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 40: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

41

een ambtelijke daad de congregatie in een vrijen coetus omzetten. En uit den coetusvan Gods orde moedwillig treden. En een coetus van eigenwilligheid zich begeerenen trachten te realiseeren.Zoo valt hier dus, alles saamgenomen, niets te spotten over het samenscholen

van mensch en duivel: want hierin spreekt de eenvoud van de Schrift. Zij leert onsvan de normen, ook bij die groote abnormaliteit: de hel. Zij roept den naam desScheppers uit naar alle kanten. Zij zegt, dat zoowel in de formatie van dit uit duivelenen menschen gevormde gezelschap, dat geen gezèl-schap worden kan, als in zijnbegrenzing en beperking, niets anders tot ons komt, dan de handhaving van deeerste scheppings-ordinanties.In al deze dingen spreekt dan ook met ijzeren noodzakelijkheid de logica van

God. Menschenwereld en geestenwereld zijn niet los van elkander geschapen; juistintegendeel, ze vulden eenmaal elkander aan en dienden elkaar. Daarom blijft dieband tusschen mensch en geest, tusschen Adamskind en duivel, óók bestaan ineeuwigheid: de kosmische verbanden worden niet uit elkaar gerukt. Kon dit, - Godzelf zou breken op de hel. Nu dit niet kan - nu breekt de hel - op God. Daarin spreekt- zoo men wil - een geweldige ironie; maar dan zonder eenige toevalligheid ofwreeden wellust; het is de goddelijke ironie, waarvan de Schrift zoo diep-ernstiggetuigt. De banden schrijnen nu.

§ 2. Geschiedenis-proces naar kosmisch oer-verband.

Intusschen blijkt ons zonneklaar, dat de bijbel de donkere aanvangen van het bestaander hel wel zeer ver in het ver-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 41: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

42

leden stelt. Om den ‘oorsprong’, beter gezegd: den aanvang, van de hel te vinden,moesten we daareven terug tot het ongekende moment van - de eerste zonde.Immers, het moge dan waar zijn, dat de kerker der duivelen, welke óók aan de inden tweeden dood wegzinkende menschen toegewezen wordt, na den dag van hetuiterste wereldgericht met een ànderen naam aangeduid wordt in den bijbel, dandien de woning der duivelen vóór den jongsten dag draagt,46) toch valt het niet teloochenen, dat èn de plaats, waarin de duivelen vóór het afloopen van dezewereldbedeeling besloten zijn, èn de hel, zooals die in de maatlooze, tijdlooze,ongebroken eeuwigheid er zijn zal, door den bijbel met elkander in het nauwsteverband gebracht worden. Met andere woorden: wie tot de wordingsgeschiedenisder hel wil doordringen, die moet naar het begin terug.‘Naar het begin’.Maar niet tot: ‘in den beginne’, het tijdsgewricht, dat in het klassieke woord van

Genesis 1:1 aangegeven wordt.Want toen God de wereld schiep, toen uit Zijn wil deze wereld geboren werd, toen

de ‘hemel en de aarde’ hun eersten schoonen zang begonnen te zingen in deharmonie der sferen, toen was er voor een hel geen werkelijke plaats. De hel alshel kan niet gegeven zijn tegelijk met deze wereld. Wie het anders zegt, die torntaan het machtige woord der Schrift: ‘En God zag àl wat Hij gemaakt had, en zie,het was zeer goed’ (Genesis 1:31). Toen de zonen Gods ‘vroolijk zongen’ en de‘morgensterren’, de engelen, jubelden (Job 38:7), toen was er nog geen plaats voorookmaar één dissonant in het lied der schepping, waarop de engelenkoren antwoordgaven: engelen hooren scherp

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 42: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

43

en.... de hel is, ook in haar aanvang, immers nooit een ‘quantité négligeable’ geweest;de hemel ‘negeert’ trouwens niets. Neen, de hel was er nog niet, toen God, deopperste architect, Zijn eigen rijkdom vóór zich treden liet, in het aanschouwen, opZijn ‘rustdag’, van het werk van Zijne handen. Zoolang er een ‘wordende’, activiteitontplooiende hel is, zóólang ‘rust’ God immers niet in vóór-beeldenden,archetypischen zin? En Zijn eerste sabbath wàs vóórbeeldend, archetypisch.Hebreeën 4 verzekert ons dit; en ook hier is het Nieuwe Testament uitlegger vanhet Oude, ook van Genesis 2:2.Wij kunnen dan ook met geen mogelijkheid ons vinden in dat gedeelte van het

overigens overweldigend opschrift, dat de ontroering van D a n t e zich boven depoort van de hel gedacht heeft, waarin hij schrijft van de hel:

Vóór mij geen dingen, die geschapen waren:Slechts 't eeuw'ge was....47)

Immers, de hel onderstelt de zonde; en de zonde op haar beurt onderstelt geschapenwezens, eindige wezens. Zonde is iets anti-goddelijks; daarom moet er aan de helen aan de zonde voorafgegaan zijn iets, dat niet-goddelijk was en daarnaanti-goddelijk worden kon.48)Dàt brengt ons vanzelf, waar we zijn moeten: het leert ons, dat de historie van de

hel begint daar, waar de geschiedenis der zonde een aanvang neemt. Het lagtrouwens reeds besloten in hetgeen onder § 1 van dit hoofdstuk werd opgemerkt.Maar dit laatste moet nu nog naar een anderen kant worden uitgewerkt.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 43: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

44

Immers - niet slechts als congregatie-oord (§ 1), doch ook als congregatie-oord blijftde hel in de wetten van alle kosmisch verband beklemd, en ingesnoerd.Tot die wetten behoort o.m. het aanvankelijk begrepen zijn van de geschapen

dingen in een proces van geschiedenis.En hier raken we het vraagstuk van de geschiedenis der hel.

***

Nu kan het onze bedoeling niet zijn, deze geschiedenis te gaan beschrijven. Wezouden dan in strijd komen met hetgeen opgemerkt werd aan het slot van § 3 vanhet eerste hoofdstuk (bl. 32/3) dat we nl. ons beperken wilden tot de hel, gelijk zevolgens de Schrift wezen zal na den jongsten dag: de hel dus, niet zoozeer als‘gevangenis’, doch meer als ‘poel des vuurs’ of ‘vurige oven’.Dat we echter met een kort woord op dit doorloopen van een geschiedenis wijzen,

heeft zijn reden.Er zijn immers veel menschen, voor wie - om het eens eigenaardig te zeggen -

de ‘hemel’, dien zij verwachten, min of meer ‘uit den hemel’ komt ‘vallen’; wij willenmaar zeggen: er zijn menschen, die zich nooit goed indenken, dat de hemel, gelijkhij in den jongsten dag zijn deuren openwerpen zal, een geschiedenis doorloopenheeft, en dat datgene, watop Christus' dag zich in dien hemel geeft aan demenschen,met duizend vezelen geworteld is in de geschiedenis.Zoo nu staat het ook met de hel. De geconsummeerde hel, gelijk ze na de parousie

zal bestaan.Die komt evenmin als de hemel ‘uit de lucht vallen’. Zij doorloopt eveneens een

geschiedenis en is, krachtens

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 44: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

45

oer-inzetting van God, met de geschiedenis van DEZEwereld in het nauwste verbandgezet.

***

Allereerst is daar het begin: omdat, naar we zagen, het kwaad 't allereerst zich inde wereld der geesten vertoond heeft, daarom is het moment van den val der engelenhet oogenblik van de ontsluiting der hel geweest. Toen is voor het eerst ergens, weweten niet waar, maar èrgens dan toch, in het groot heel-al, een plaats door hetwelbehagen Gods gewezen, een plaats, waar ook te voren de schoonheid dergeschapen dingen was geschouwd, maar die nu ‘tot verwoesting overgegevenwerd’; men vergete niet, dat dit een anthropo- en geo-morphe uitdrukking is, dieons niet veel geeft voor illustratiewerk. Toen was het, toen de nooit wijkende machtvan God

....het goddeloos gewelt,En zyn maght, en zyn kracht en zyn standertTer neder heeft gevelt.Die Godt stack naer zyn kroonIs, uit den hoogen troon,

Met zyn maght in den nacht neêrgezoncken....49)

Van dàt moment dateert de hel. Geen oogenblik eerder kon ze er zijn. Wie toch dehel als centrum van de privatieve krachten in de wereld laat ontstaan tegelijk metde schepping, die maakt den heiligen God zelf tot oorzaak van het kwaad. En wiehaar aanzijn reeds vóór de schepping

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 45: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

46

poneert, die vervalt in de erkenning van een ‘eeuwig kwaad’; en is dat niet de grootstdenkbare ellende? De kosmogonieën van het heidendom zijn gelukkig vreemd aanhet Christendom: laat ze vreemd van elkander blijven, deze twee. Want zóó sterkklemt allerwege de gedachte, dat de hel niet ‘van eeuwig’ zijn kan, noch ook vóóralle andere geschapen dingen, dat Dante zelf eenigszins zijn helleopschrift van zooeven herroept, als hij leert, dat er toch andere schepselen, de eeuwige intelligenties(en hare hemelen?), aan het ontstaan der hel voorafgegaan zijn. Ook bij hem dustoch weer de gedachte, dat er een val der engelen moet voorafgegaan zijn.50) Enzoo is het. Hiermee staat of valt ons geloof; door dit vraagstuk wordt heel onzewerelden levensbeschouwing beheerscht. Een hel, die even oud als de hemel is,een troon van Satan, die gelijke erfrechten en even eerbiedwaardigen ouderdomheeft, als de geschapen troon van God, een pandaemonium, dat als zoodanig nietjonger is dan het pan-angelium, een oer-duisternis van gelijke geboorte als watsommigen noemen: het empyreum, de lichtgloed van Gods zaligen hemel, zie, dàtzou het Christendom een prediking van het dualisme51) maken. Dat zou debelichaming van het kwade niet onder, maar naast den wetgever en steller van hetgoede, d.i. God, plaatsen. Dat zou den hemel ‘naar beneden’ en de hel ‘naar boven’halen, tot ze zich oplossen in.... een eeuwigen wirwar, een onbegonnen antithese,de kwellende antinomie van een Duivel en een God, die beide even machtig engelijkelijk ‘bevoegd’ zijn52). Dat zou het Christendom tot (parsistisch) heidendomverlagen. Dat zou een prediking zijn, waaruit we geen betere toepassing kondenmaken dan.... voor altijd

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 46: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

47

onzen bijbel maar dicht te doen. Want indien de hel - als centrum van de machtender zonde - altijd gestaan had tegenover de woning van het goede, dan zou degroote strijd tusschen God en Satan, engelen- en duivelen-macht, hemel en hel,eerst recht beginnen, wanneer de hellemacht haar vollen wasdom en hoogstekrachtsontplooiing zou bereikt hebben; evenals tusschen twee reuzen de worstelingeerst dàn pas al haar verschrikkelijkheid doet zien, wanneer beiden tot vollen wasdomgekomen zijn. Dan zou de groote crisis nog komen moeten, en - onzeker zijn. Danstond de geschiedenis niet in profetisch licht, en de pathologie der hel ware nogniet te construeeren voor eenig geloof. Dan zou de voldragen hel eerst het BEGINzijn van den geweldigsten oorlog aller eeuwen in het wijde veld van Gods schepping.Maar gelukkig - de bijbel weet het anders en beter. Want hij zegt ons, dat, zoodra

de hellemacht zich ten volle ontplooid zal hebben en haar culminatie zal hebbengenomen in den antichrist, d.i. - beeldsprakig gezegd - de vleeschgeworden zonde,de incarnatie van den booze, zij dàn juist vernietigd zal worden, op het moment vanhet laatste en krachtigste en aanschouwelijkste offensief,53) dat ze, in haar wanhoopover de onbreekbaarheid van Gods oerverbanden, wagen zal. Het heilvolle eindevan deze laatste bladzijde van het historieboek der hel zou dus niet zóó hebbenkunnen zijn, als de eerste bladzijde anders geluid had. Ook de hel behoort tot dedingen, die geworden zijn; van eeuwig is ze niet; zóó alleen kan het zijn, dat het uurvan haar consummatie tegelijk het moment is van haar uitersten val; dat het oogenblikvan haar sterkste krachtsontplooiing samenvalt met dat van haar algeheele endefinitieve binding. De voldragen

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 47: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

48

hel beteekent het EINDE, de consummatie van den wereldstrijd.Zoo is althans in de Openbaring van Johannes de schets van het drama in zijn

afloop gegeven, en uit dit einde worden wij al weer onderwezen omtrent het begin.De vuurpoel (hel) en de vuurhaard (empyreum, hemel) zijn niet even oud.

***

Staat het dus voor ons besef vast, dat aan een hel ‘van eeuwigheid’ niet valt tedenken, noch ook aannemelijk is de gedachte, dat zij gelijktijdig met de anderegeschapen dingen ontstaan is, dan blijve voorts erkend, dat niemand preciesaangeven kan, wanneer dan eigenlijk haar duistere aanvangenmoeten zijn geweest.Immers, het is vergeefsche moeite, uit de Schrift te willen aflezen, op welk moment

in het tijdelijk gebeuren voor het eerst de breuk in de wereld der geesten geslagenis. Geen fantasieën, noch van Milton, noch van Vondel of van wien dan ook, kunnenop deze vraag een bevredigend antwoord geven. Wel kunnen wij zeggen, dat hetniet waarschijnlijk te achten is, zooals sommigen54) willen, dat de val der engelenzoo goed als onmiddellijk na hun schepping plaats greep; want wèl staat er in Joh.8:44, dat de duivel een ‘menschenmoorder van den beginne’ is, maar de woorden‘van den beginne’ willen niet zeggen: ‘van af 't begin van het bestaan van denduivel’,55) doch beteekenen niets meer dan een algemeene aanduiding: ‘van hetbegin der wereldhistorie af’56).Dat er eenige tijdsruimte verloopen zal zijn tusschen het ontstaan der engelen

en de revolutie van een deel hunner tegen

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 48: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

49

God, dat is, dunkt ons, aannemelijk te achten op twee gronden.In de eerste plaats worde niet vergeten, dat de geest, die thans Satan genaamd

wordt, hoe geniaal en machtig van conceptie hij ook zijn moge, tòch altijd een geestvan een geschapen wezen blijft. En zou nu zulk een eindig wezen met toch altijdbeperkte vermogens, nu ineens zich hebben kunnen verplaatsen met zijn denkenen zijn fantasie uit de werkelijke wereld met de eenmaal bestaande verhoudingenin die door hèm uitgedachte en naar zijn zondig bestek ontworpen wereld, die hijbegeerde te verwezenlijken, door de orde Gods òm te keeren? Zou een eindigegeest niet altijd een zeker tijdsbestek noodig hebben voor de constructie van eenwereldbeeld, dat weliswaar de verhoudingen in het bestaande geheel der geschapendingen wilde onderstboven keeren, maar dat dan toch in zijn grondlijnen moestàfgezien zijn van die wereld, waarin de Eeuwige Zijn raad had uitgevoerd? De duivelhad ook tijd noodig voor zijn fantasie; zijn denken immers is niet als het onmiddellijkdenken, kènnen, ‘zien’, van God, den Architect.Dat hij tijd noodig had daarvoor, neen - dat willen wij niet beredeneeren uit den

aard van den denk- en voorstellings- en besluit-‘gang’ van den duivel zelf, dochalleen uit het feit, dat de duivel, als geschapen geest, zich niet kon losmaken vande geschiedenis. Hoe de duivel denkt, en of er in zijn denken en besluiten een ‘voor’en ‘na’, een ‘eerder’ en een ‘later’ is, daarover willen wij geen woord spreken, want- wij weten dat niet. Ons eigen menschelijk kennen en willen in zijn acten, in zijn‘voor’ en ‘na’, is reeds een raadsel voor ons. Hoe zouden wij dan een structuurkunnen geven van het denken en besluiten der engelen, goede of

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 49: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

50

kwade? Vooral, nu wij weten, dat de geschapen geesten, engelen en duivelen, nietin hun denk- en voorstellings-acten gebonden zijn aan een stoffelijk lichaam, zooalswij menschen? En nu wij daarbij weten, dat de geschapen engel niet, gelijk wij,gebonden is in den tijd, niet ‘tijdelijk’ denkt en besluit? Gelijk wij ons geen voorstellingkunnen vormen van een denk-proces (‘Vorgang’) van den mensch, nadat hij uit dittijdelijk leven is gescheiden, ja, gelijk elke onderstelling van zulk een ‘proces’ zelfreeds aanvechtbaar is, zoo moeten wij nog veel meer ons ervoor wachten, een‘structuur’ van de besluit- en ken- en waarnemings-acten bij de engelen (en duivelen)te ondernemen.57)Maar wèl wezen we hier boven op de noodzakelijkheid van de stelling, dat de

geschapen geest althans tijd behoefde voor zijn opstand tegen God, op grond vanandere overwegingen. Die zijn ontleend, niet aan den aard van de satanische‘persoonlijkheid’, doch aan den ‘aard’ van Gods souvereine stellen van: degeschiedenis. Gods werk doorloopt een geschiedenis, Gods werk komt in den vormvan een pro-ces tot zijn aanvankelijke en volle ontplooiing. Slechts daaraan ontleenenwij den moed, te beweren, wat zooeven gezegd werd. Want Satans ‘neen’ kan zicheerst dan stellen tegenover Gods ‘ja’, als Gods werk in de geschiedenis getredenis, en zich daarin tot een zeker punt van ontwikkeling heeft laten brengen.Er is tegenwoordig in de theologie een diepgaande discussie gaande over de

onsterfelijkheid der ziel, over de vraag, inhoeverre zij al of niet in het ‘sterven’betrokken kan zijn58). De kwestie o.m. van ‘stof’ en ‘geest’ ligt hier natuurlijk achter.Maar wat hierover gepubliceerd werd, gaat

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 50: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

51

- al raakt het wel degelijk ook de vraag van bestaans- en denk-wijze van engelenen duivelen - toch onze hier gegeven opmerking voorbij, omdat wij ons standpuntaannemelijk willen maken niet uit een of andere psychologie des Boozen (het dwazewoord blijve hier opzettelijk zóó staan), doch uit een theologisch inzicht in deoer-verbanden der schepping, gelijk ze in de historie gegeven is, en zich ons, enallen geschapen geesten, kenbaar maakt, en tot een keuze van gehoorzaamheidof ongehoorzaamheid dwingt.En voor het overige - hier noemen we onze tweede overweging - is ons antwoord

op de in den aanvang gestelde vraag eigenlijk reeds gegeven. Als God na devoleinding van het werk der schepping ziet, dat alles zeer goed is, dan is voor onsdaarmee uitgemaakt, ‘dat de engelenval plaats greep nà het Hexaemeron’,59) d.w.z.na den 6en ‘scheppingsdag’.60) Gods worsteling in Christus tegen zonde en hel kaneerst daarna begonnen zijn.En voor het overige buigen wij het hoofd, en belijden volmondig, dat we verder

er niets meer van weten. Hetgeen ons evenwel niet de minste moeite kost; wanthoe meer het ontstaan van het zedelijk kwaad, en dus ook van de hel, ons eenraadsel is, hoe liever wij het hebben. De eerste ‘chronique scandaleuse’ worde doorniemand haarfijn uitgeplozen; dat is, gegeven onze situatie, nogal eenvoudigemoraal, nietwaar?

***

Wat er toen verder gebeurd is?De bijbel geeft ook hier weer het antwoord. De afval

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 51: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

52

der ontrouwe engelen bracht niet alleen een machtigen ommekeer in het zedelijkewereldverkeer, maar maakte eveneens in principe een diep-ingrijpende veranderingin het lichaam der schepping mogelijk. En stelde dat principe. Toen immers de tegenGod in verzet gekomen geesten uit den hemel, d.i. van het brandpunt der lichtendemajesteit Gods, verbannen werden, toen volgde daaruit vanzelf, dat een àndereplaats, ergens in de wijde ruimte van het heel-al, hun ‘woonstede’ werd.‘Woonstede’, zeiden we daar.Met dit laatste woord raken we aan de vraag van de plaatselijkheid der hel; maar

daarover spreken we nog afzonderlijk in § 3 van dit hoofdstuk. Thans is het onsmeer bizonder om de geschiedenis der hel te doen.Die geschiedenis - nog eens - niet in haar geheel, doch alleen, voorzoover wij er

op letten moeten, om geleidelijk te komen tot ons eigenlijke onderwerp: de hel naden jongsten dag.Wat leert omtrent dat geschied-proces der plaats van buitenste duisternis de

Schrift?Nadat zij (vgl. hier § 1) ons er op gewezen heeft, dat, krachtens Gods

zelf-handhaving, de congregatie van de hel er een is van menschen én duivelen tezaam, trekt zij deze lijn verder.Er is, vooreerst, zegt zij, numeriek gesproken, stilstand in het ‘heir’ der duivelen;

de booze geesten nemen in aantal niet toe.Ook in de engelenwereld toch heeft - gelijk we reeds besproken hebben - de

objectieve inklemming van Gods wereldwerk in een historisch verloop, de dingenin hun loop

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 52: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

53

bepaald. Gelijk in de menschenwereld er maar éénmaal een proefgebod gegeven,en ten aanzien van dit gebod ook maar éénmaal een principieele beslissing gevallenis, zoodat een tweede ‘val’ des menschen in een centraal-vertegenwoordiger nietmeer te denken is (óók daarom bij den Christus niet, krachtens de eenheid, en deevolutie der heilsgeschiedenis), zoo gaat het eveneens in de engelenwereld. Eénmaalis in die engelenwereld - want engelen zijn óók persoonlijk, en werden dus evenalsde menschen gesteld voor de vrije beslissing van ‘ja’ of ‘neen’ - een val geschied.Die val wordt evenmin herhaald. De engelen, die door die groote vuurproefheengekomen zijn, en in dit objectieve feit van geschiedenis hun ‘ja’ tot God vooreeuwig hebben gehandhaafd tegenover de verlokking van het ‘neen’, zij hebben dithun ‘ja’ gefixeerd tot in alle eeuwigheid. Dit hunnerzijds. En God, zijnerzijds, God,die ook hen mêe ingeschoven heeft in het proces der scheppings- en derheilshistorie, God stelt hen ook niet voor een tweeden keer voor de keus van ‘ja’ of‘neen’. Ook hier vertoont de heilshistorie weer haar eigen logica.Daarom is van een tweeden val der engelen geen sprake meer: de genesis

(wording) der engelen was er maar één keer; de exodus (uitgang, uit den hemel)van een deel van hen was er maar één keer; hun numeri (getallen) zijn dus aanbeide zijden daarom voor één keer ook geteld, definitief. Die getallen worden nietmeer veranderd, of gewijzigd.Maar, staat al het getal der gevallen engelen stil, niet alzoo dat der menschen.

De menschen zijn uit éénen bloede gedacht, moeten daarom ook in het verloop derhistorie uit éénen bloede voortkomen, en treden aan het licht. Zij worden

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 53: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

54

straks geboren; en treden aan het licht in zùlk een wereld, waarin de keus van ‘ja’en ‘neen’ weer voor het eigen leven hierdoor mogelijk is geworden, wijl God na dentweevoudigen val (van engelen en menschen) het evangelie der genade heeftgeopenbaard, den mensch dat evangelie heeft bekend gemaakt, en hèm nu naarde wet van 't eeuwig welbehagen plaatst voor deze vraag: wat dunkt u van Messias?In die groeiende menschenwereld zijn er, die door den Geest tot leven komen,

en het verderf ontvlieden. Anderen zijn er, komen er, scheiden weer uit het tijdelijkleven, die God hun ‘neen’ doen hooren, en die dit ‘neen’ tot grooter zonde maken,dan vóór het evangelie mogelijk was; immers, het eerste ‘neen’ verwierp denSchepper, het tweede den Herschepper.Zoo wast de numerus, het getal, der menschen, die, naar hun eigen levenskeus,

worden gecongregeerd tot den ‘duivel en zijn engelen’. Komen dezen in den sjeool,den hades, dan bergt voor hèn die sjeool verderf in zijnen donkeren schoot. Want‘sjeool’ of ‘hades’ moge de verzamelnaam zijn, waaronder de Schrift àllelichaam-loozen, àlle dooden teekent ten aanzien van hun àfgescheiden-zijn vandeze aarde, diezelfde bijbel houdt toch eveneens vol, dat er in den sjeool verschilis. De één wordt er verzameld, of gecongregeerd, tot zijn ‘vaderen’ in het verbondvan de genade, en vindt in deze congregatie weer den weg, die tot een coetus leidt(vgl. § 1 van dit hoofdstuk). De hemelsche zaligheid is hem hiermee aanvankelijkweer geworden, en zal zich voorts in het verloop der groote wereld- enheils-geschiedenis volmaakt voltrekken, op Gods tijd. Maar de

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 54: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

55

anderen, die in den sjeool tot hùn vaderen worden verzameld, of gecongregeerd,zij hebben met hun ‘vaderen’, die immers vaderen in de zonde waren, buiten hetverbond van de genade, geen wezenlijke unie, geen liefdes- of levensgemeenschap.Houdt nu een congregatie, die geen coetus worden kan, niet in zich de oudewerkelijkheid van: homo homini lupus, de eene mensch is vijand van den ander?Er is voor hen ont-binding-van-gezelschap, ook van 't menschelijke: het laatsteconvivium is nu voor immer en altoos voorbij, voorbij. Zoo is er aanvang reeds vanellende, er is het wezen reeds van wat men hèl moet noemen - in den sjeool. Wekomen er later op terug.Hier wordt reeds aanschouwelijk, en concreet, en doorzichtig, dat ook de hel als

centrum, en gevangenis, van kwade machten, een historie doorloopt. Een historie,die parallel loopt met die van den hemel. En die tevens in het nauwste verbandtreedt met de ontwikkeling van het historisch leven hier op aarde.Dat die historie parallel loopt met de evolutie van den hemel, vindt wederom zijn

oorzaak, niet in een kracht, die de hel uit zich ontplooien kon, maar enkel en alleenin den machtigen dwang, waarmee de God, die oer-verbanden legt, de objectieveheilshistorie tot haar einde brengt, successief.Vandaar dan ook, dat naar de Schrift dezelfde heilsfeiten, die in den hemel worden

waargenomen (als kracht-ontlading in de geestelijke wereld) en die de ontwikkelingvan dezen hemel verder stuwen, dit evenzeer, naar gelijk tempo en intensiteit, doenin de hèl. Zoo is er spanning in de hel, ten dage van den zondvloed, bij Israelstochten, bij den ingang der Woord-openbaring in de wereld (Mozes), bij de uitschei-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 55: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

56

ding van de (verkiezings)‘rest’ van Israel, de nieuwe messiaansche gemeente(geestenstrijd voor Perzië's troon, Daniel). Er is spanning, schudding, beweging,kramp, in de helsche congregatie bij de komst van Christus in het vleesch (Openb.12), bij zijn kruisdood, gedurende zijn publieke werken (bezetenheid), bij dehemelvaart (1 Petrus 3). De heilshistorie dwingt de helsche congregatie dag aandag. De duivelen ‘sidderen’, hebben ‘grooten toorn, wétende (!), dat de tijd kleinerwordt’. En omdat de Schrift hier en daar de geesten in de gevangenis uitdrukkelijkmeldt als mêe-begrepen in de groot-messiaansche worsteling, daarom hebben wijhet recht, den plicht, te gelooven, dat óók de gescheiden menschen, tot op zekerehoogte, er weet van hebben, dat de thermometer stijgt, dat de groote ‘dag desHeeren’ tot zijn laatste uur geregeld voortschrijdt. Want met die ‘geesten in degevangenis’ bedoelt Petrus (I, 3:19) duidelijk menschen. We onthouden ons nuverder van bewijsplaatsen.Zoo evolueert zich de historie. De bijbel noemt de hel dan ook met onderscheiden

benamingen, al naar gelang van de onderscheiden ‘bedeeling’, waarin het historischverloop der openbarings- en der heilshistorie haar een eigen wijs van werken envan ondervinden oplegt. We wezen er reeds op, dat b.v. de naam‘gevangenis’(bewaking) wèl past op de hel in haar staat vóór Christus' wederkomst,doch de benaming ‘poel des vuurs’ of ‘vurige oven’ alleen de hel wil teekenen, gelijkze na dien wezen zal (bl. 42, aant. 46).Als dan ook eenmaal de parousie zal geschied zijn, en de oeconomie van den

tijd een einde zal genomen hebben, dan zal ook de hel haar wordings-historie zienafgesloten. Dàn staan ook de ‘numeri’ (getallen) van de menschen stil.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 56: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

57

Nieuwe feiten geschieden nergens meer in Gods heelal. Het koninkrijk, ook dus deregeering van den verhoogden Christus over de hel, is aan den Vader overgegeven.En dan gaat de hel, naar de Openbaring van Johannes aan het einde duidelijk toont,tot haar stereotiepen bestaansvorm in. We zoeken naar een passend woord, envinden het niet; we staan dan ook hier voor: de eeuwigheid. Dan wordt de put‘gesloten’; de betrekkelijke activiteit, die in den tijd ‘toegelaten’ was, wordt nugebònden, ook bij de duivelen. Lichamelijk zijn uit den sjeool gegaan, óók degecongregeerden uit de menschen. Alle getallen zijn vervuld. De existentie is vervuld.De geschiedenis is vervuld. De tijd vervuld. Een imperfectum de conatu wordt nooitmeer geschreven; dat is te zeggen: niets wordt meer ondernomen. Er zal geen ‘tijd’,geen ‘kairos’, geen ‘gelegenheid’ tot inbreuk op een wordende wereld wezen meer,voor duivelen niet, en voor menschen niet. Het eenige, dat rest, is: eeuwigewederkeer van wat in ieders grond aanwezig is, en eeuwige uit-keer tot demee-gecongregeerden, in een eeuwigen coetus-van-leven in den hemel, òf in eenonmacht daartoe in de hel, in den dood. Tweede dood, eeuwige dood.En daarvan spreken wij nu verder in dit boek.Wij moesten even de historie spreken doen; opdat het organisch verband van

Gods ongedeelde wereld-werk ons ook hier blijken zou. Want, als wij hiervoor ooggekregen hebben, dan vult een diep ontzag den geest. Eerst zagen wij ingroeps-verband (§ 1), daarna in tijds-verband (§ 2), de hel volkomen in Godsscheppershand besloten. De grondslag van wat volgen moet, is nu gelegd. Op defundamenten van àlle plaatsen, ook van 't verstek der zonde, zien wij

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 57: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

58

maar één naam geschreven: God-Jahwe, God, Vader van Zijn volk in Jezus Christus,het vleeschgeworden Woord.Wie dit eenmaal gezien heeft, haalt zijn schouders op, als nieuwe theologen

zeggen: wij moeten van den duivel af, die is maar een ‘Ausrede’ van onzeverlegenheid, en doet te kort aan Gods alleen-regeering: perzisch heidendom61).Neen, zeggen wij: zie naar de hel: ook daar bewijst zich 't christendom; alleen maarnaar den ouden regel: voor 't geloof. ‘De nacht stort (Logos)sprake uit’, óók hier.

§ 3. De ‘plaatselijkheid’ der hel.

De gevallen geesten zijn dus, naar ons bleek, rondom in de kosmische oer-verbandeningeklemd.Hiermee komt een andere vraag naar voren: kan van een plaatselijke, een

ruimtelijke hel gesproken worden, ja dan neen? De vraag herleidt zich tot deze: isdie plaatselijkheid gegeven in het kosmisch oer-verband, ja dan neen?Met opzet stellen we de kwestie zóó.Immers, dit dunkt ons de eenige manier, om over dit vraagpunt iets te kunnen

zeggen, dat den bijbel getrouw blijft, en zich niet verliest in ijdele speculaties.Hoe komt het, dat zoo velen die ruimtelijkheid, die plaatselijkheid van de hel niet

willen toegeven? Of, dat ze, om haar terwille van hun Schrift-aanvaarding vast tehouden, en daarmee op een of andere wijze in verband te zetten, zulks dan naareen bepaalde methode van verbinding van hun ‘voorstelling’ met hun bijbel-exegese,hun toevlucht nemen tot allerlei wonderlijk-klinkende argumentaties?Onder meer - want de oorzaken zijn vele62) - komt

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 58: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

59

dit hierdoor, dat men de kwestie van een al-of-niet-ruimtelijke hel beredeneert uitde existentie-vormen van de ‘geestelijke’ wereld (gescheiden menschelijke geesten,gevallen engelen), zooals men zich die denkt. De een lacht om de gedachte, datmen voor ‘geesten’ een ‘plaats’, een ‘stuk’ van de ‘ruimte’ zou moeten reserveeren.Hoogstens wil hij de kwestie nog eens overwegen, in verband met làter, als er weerlichamen zullen zijn, immers na de opstanding van de dooden. Dan moet men weldènken aan ruimtelijkheid, ook in de hel, vindt hij. Maar nù? Een ander merkt op,dat het nog altijd de groote vraag is, wat nu eigenlijk onder ‘ruimte’ of ‘plaatselijkheid’te verstaan zal zijn, en maakt de op zijn standpunt inderdaad verstandige opmerking,dat indien de ruimte enkel maar een subjectieve voorstelling is, het ons dan nietvoegt, te beweren, dat afgestorven menschen, en geesten als de engelen, in plaats,ruimtelijk, gebonden zouden zijn. Hij wil er dus nog eens over nadenken. Waaraanhij inderdaad gelijk heeft. Een derde, bedacht op behoud van zijnvoorstellingscomplexen omtrent hemel en hel, gaat nu een poging ondernemen,om de argumenten van de bestrijders der ruimtelijke hel te ontzenuwen. Zij hebbengeredeneerd uit de existentie-wijze van de geesten; en nu gaat hij het ook doen inzijn apologetisch ondernemen. Zoo komt hij met zijn argumenten voor den dag.Lacht ge, zoo vraagt hij den opponent, lacht ge misschien om die opvatting, datergens in de onmetelijke ruimte een plaats is, die het ‘vereenigingspunt’ vormt vande ‘geestelijke boosheden’, een plaats, die, in tegenstelling met den ‘hemel’, het‘brandpunt’ van satanischen zondegloed kan genoemd worden? (Hoor, hij heeft altwee keer: ‘punt’ gezegd). Er is, zoo

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 59: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

60

vervolgt hij, wel vaker gelachen om de leer, dat geesten plaatselijk gebonden zijn;maar toch heeft de gereformeerde theologie altijd volgehouden, dat ook de geesten,zoowel goede als kwade, beperkt zijn, omdat ze toch niet meer dan schepselenzijn. Alomtegenwoordig zijn ze niet. (Nu, daar heeft hij gelijk aan). En wel - zoo gaathet betoog gelijkmatig voort - wel geven we onmiddellijk toe, dat geesten, bij wijzevan spreken, niet met een centimeter kunnen ‘bewerkt’ worden, en dat hun ‘gedaante’(wat is dat?) dus mist alle verhouding van lengte en breedte, maar dit neemt nietweg, dat ze dan toch altoos ‘ergens’ moeten wezen; op twee plaatsen tegelijk kunnengeschapen geesten niet zijn. Hun tegenwoordigheid is wel niet extensief, maar dantoch heel beslist punctueel63). (Hoor, nu spreekt hij voor de derde maal van een‘punt’).Maar het is terecht gezegd - en de spreker van dien laatsten volzin is dezelfde

als die nù aan het woord komt -: dit alles is ons onvoorstelbaar. Inderdaad: wantwie tot drie maal toe ‘punt’ zegt, noemt drie maal iets, dat nergens bestaat, dat weons alleenmaar - in het extensieve! - ‘voorstellen’. Het is, te zaam genomen, werkelijkonvoorstelbaar. En juist, wijl het dat is, moeten wij er niet verder uit gaantheoretiseeren. De plaatselijk-ruimtelijkheid van de aarde kan niet beredeneerdworden uit de structuur van 's menschen ziel, of geest; niet eens uit zijn lichaam.De plaatselijkheid van den ‘troon Gods’ of ‘hemel’ valt niet te betoogen uit deeigenschappen van God, of de bestaanswijs van de engelen. Het geschapene wordtnooit verklaard uit het geschapene; vraagpunten worden slechts door het Woordtot oplossing gebracht.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 60: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

61

En daarom willen wij deze § over de ‘plaatselijkheid’ der hel dan ook niet over denboeg van een of andere angelologie64) heen werpen, noch over dien eener (geloovige)anthropologie65) voorzoover de eene over de engelen, de andere over de(gescheiden) menschen iets leeren kon. Want wij hebben met dit alles niets te doen:wij hebben theologisch te spreken, ook hier.Weer vragen wij (gelijk ook in § 1 en § 2) naar de ordinantiën, die God den kosmos,

en zijn levenden wezens, heeft gesteld: ligt daarin soms de plaatselijkheid der hel,de hel als ‘woonplaats’ dus, besloten?Wij meenen van: ja.Want de Schrift gaat ontegenzeggelijk steeds uit van de gedachte, dat de hemel

zelf als plaats te denken is. Hij is geschapen, en is als troon van God - zóó krijgt debeeldspraak grond - te denken binnen het geheel van de geschapen wereld, dieimmers Gods koninkrijk, het rijksgebied, is. Hier is de voorstelling dadelijk reedsruimtelijk.En voor wien dit nog te weinig zeggen mocht (omdat hij anthropomorphe

voorstelling vermoedt), zij erop gewezen dat de hemel straks zal samenvallen meteen nieuwe aarde, volgens de Openbaring van Johannes, en dat hiermee deruimtelijke voorstelling weer zeer scherp naar voren treedt. Daar zullen menschenwonen, met een verheerlijkt lichaam. Voorzooverre nu de hemel in zijn laatstestadium organisch één is met den hemel in zijn vroegere phasen van ontwikkeling,vindt de reeds uitgesproken gedachte hierin achteraf bevestiging.Reeds is hiermee iets gewonnen: indien het tot de inzettingen voor de geschapen

geesten behoort, dat zij, niet

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 61: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

62

krachtens hun aard, maar krachtens Gods wil, zich ‘concentreeren’ laten in eenplaatselijk te denken krachtenveld, dan kon de val der engelen hieraan nietsveranderen: want ook hier handhaven wij, dat de oer-verbanden blijven. Was deoude woonplaats ruimtelijk, dàn ook de nieuwe.Nieuwe perspectieven openen zich dan vervolgens, als men bedenkt, dat de

geschapen geesten, de goede, daarna ook wederom de kwade, hun werkterreinvinden in de ruimtelijke wereld. Hier op aarde strijden zij tegen elkander; het slagveldis de wereld. Nu worden daar achter de twee strijdende fronten ook twee generalehoofdkwartieren gedacht: het ééne als centrum voor de goede machten, het andereals verzamel-oord, als operatiebasis, van de kwade.Zeker, ook deze voorstelling is anthropomorph ontworpen: ook hier bewees men

niets, als dit gegeven ‘op zichzelf’ stond. Maar het krijgt zijn beteekenis toch inverband met het geheel. En wordt in dàt verband al meer doorzichtig. En wijst danin de richting, die wij zoeken. Er is binnen het geschapen, in ruimtelijkheid gevatte,geheel, een plaats, waar alle heerlijkheid en eer te samen komt, waar alle stralenvan het licht te zamen vallen: men noemt die hemel. ‘Huis’ des Vaders. Die plaatskan zich veranderen, want ze behoort tot de geschapen, bewegelijke dingen; ze zàldan ook eens zich veranderen, wanneer nl. eens het ‘nieuwe Jeruzalem’ zalnederdalen uit den hemel op de nieuwe aarde, en de woonstede Gods zal wezenbij de menschen (Openbaring van Johannes). Dit alles geldt den hemel: hetonderricht der Schrift volgt weer de baan der ruimtelijke onderwijzing. Endaartegenover treedt dan de hel, krachtens dezelfde wet; de hel, als brand-vlak vande zonde, als plaats, waar samen-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 62: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

63

vallen alle stralen van de boosheid, en gemééenheid. Alle demonen ‘zoeken rust’.Er is een plaats, en ze valt weer binnen het geheel der geschapen wereld, waar de‘troon’ des satans is; een plaats, waar de verwoestende, de verterende, deont-bindende macht der zonde aanschouwelijk wordt gemaakt - in een ‘behuizing’.Door de zonde - we stipten het reeds aan - kwam de vloek, ook over de natuur. Hoedie deterioriseering der natuur te denken is, welke consequenties zij heeft, inhoeverre zij geacht kan worden doorgetrokken te zijn, reeds nu, en in deonderscheiden phasen der geschiedenis, - dat alles blijve hier geheel onbesproken.Maar indien men den hemel ziet als plaats van schoonheid, waarheen al hetgeschapene dringt, dan valt het omgekeerde van de hel te denken. Een woonplaatsder verwoesting. Een huis, dat tegen zich verdeeld is, en maar niet in kan vallen.Geen plaats, die ontvalt aan de schepping, maar die demonstreert, wat uit haarworden kan, indien haar opbouw niet meer wordt gewaarborgd, ergens, in deheiligheid. Een krachtenveld der straffende gerechtigheid. Haar demonstratie-terreintevens.Dat hiermee niets gezegd is over de plaats der hel in de toekomst, over de

continuiteit ervan, spreekt nu voor zich. We hebben reeds herinnerd aan den troonGods, die zich zal verplaatsen, als in het lest de lichamelijkheid der schepping, ender menschen, 't eind zal wezen van de wegen Gods, na Christus' wederkomst.Zoo kàn ook - wie zal 't zeggen? - de hel haar kern verleggen moeten: als delichamelijkheid (in de opgestane menschen van haar congregatie) 't eind is van dewegen Gods. Ook voor haar, - alweer naar scheppingsordinantie.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 63: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

64

Wij weten niets uit ons; wij wijzen af elk redeneeren, dat niet theologisch en niet uitde Schrift begonnen is. Maar meenen dan ook, dat dit in den bijbel staat. Hij teekentde gebondenen der hel nimmer als zwevers, zwervers, evenmin als de goedeengelen. Donkere duivelen zijn net zoo min vagebonden der schepping als lichtendeengelen.Want vagebondenmissen een vaste verblijfplaats; ze hebben geen woning;en omdat de woning het generaal-hoofdkwartier is van ieder, die meedoet aan denstruggle for life, omdat de woning onze burcht is, daarom is een vagebond, eenwoon-looze, een man, die officieel niet meetelt, wiens kracht geene en wiens sterktezwakheid is. Maar onder dit beeld zijn de duivelen waarlijk niet geteekend in denbijbel. Heel de Schrift schetst ze als leden van een organisatie, wèl ingericht; geenwilde horde vormen ze, maar een leger, dat de strengste discipline in naam derzonde vrijwillig erkent, - uit wanhoop.De middeleeuwsche kunst heeft dit gevoeld; daarom wisselen in haar plastische

helle-schilderingen dan ook tweeërlei voorstellingen elkaar telkens af: nu eens isde burcht van Lucifer een afschrikwekkend onguur verblijf, waar verdoemdenzielengretig worden opgeslokt; dan weer neemt die burcht de sierlijke vormen van eenpronkerig paleis aan: Zijne Majesteit de Hellevorst!66) Deze titel keert trouwens inde litteratuur onophoudelijk weer. Hier ziet men de verbintenis van het affreuse en- het systeem; het perverse en het geniale; het destructieve en - om daarin te kunnenvoortgaan - het methodisch-constructieve. Vaag wordt ook hier getast naar wat totnu toe door ons gehandhaafd werd: de feitelijke deterioriseering van de natuur inSatans woning,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 64: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

65

èn de éven feitelijke handhaving van den verheven stijl van Gods grondwet voor 'tgeschapen leven.

***

Het spreekt wel vanzelf, dat hiermede volstrekt niet door ons overgenomen wordtde waarlijk al te naieve voorstelling, volgens welke de hel precies beneden onzenvoet zou zijn. De hel is evenmin onder onzen voet, als de hemel boven ons hoofd.En indien het waar zou zijn, dat ook C a l v i j n zich ‘den hemel als verticaal bovende vaststaande aarde’67) voorgesteld heeft, en mitsdien ook de hel verticaal ònderdie vaststaande aarde, dan zou geen enkele gereformeerde thans nog aarzelen, indit opzicht Calvijn los te laten. Voorshands gelooven wij dat evenwel nog niet.Dat overigens de plaats der hel langen tijd beneden het oppervlak der aarde

gezocht is, is natuurlijk verklaarbaar in den tijd der middeleeuwen. Reeds Gregoriusde Groote had in zijn Dialogen de vulkanische kraters geteekend als de toegangennaar de hel; God zou daardoor aan de ongeloovigen een duidelijk teeken van denabijheid der hel hebben willen geven. Zoo werd reeds de gedachte voorbereid vaneen hel, die in het binnenste der aarde wezen zou; een opinie, die Thomas vanAquino dan ook tenslotte blijkt te deelen, al blijft hij, evenals Gregorius, gereserveerdin zijn uitlatingen68). D a n t e b.v., huldigt eveneens deze voorstelling; de dichter blijftook hier kind van zijn tijd.69) In zijn beroemde werk Divina Commedia geeft hij eendoor theologische speculatie èn dichterlijke visie ontworpen beeld van de drie rijken,die zijn roomsche denkwijze hem had leeren

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 65: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

66

aannemen: de hel (inferno), den louteringsberg (purgatorio, vagevuur) en den hemelof het paradijs (paradiso). En de wijze, waarop hij zich den onderlingen samenhangvan deze drie werelden dacht, is zuiver middeleeuwsch. Toen Satan - aldus Dante- uit den hemel viel, week voor hem het land van het halfrond, dat antipodischtegenover ons ligt, terug, terwijl hij zelf in het middelpunt van den aardbol terechtkwam. Het voor den neertuimelenden Satan terugwijkende land verplaatste zichnaar het andere halfrond, waarvan Jeruzalem, en de heuvel Golgotha, hetcentraalpunt vormen. Daaronder is dan een wijde trechter, welks toppunt juistsamenvalt met het middelpunt der aarde. In dezen trechtervormigen kuil ziet dedichter zijn inferno, de hel, met haar verschillende afdeelingen. En vlak tegenoverde plek, waar zich de heuvel Golgotha verheft, is een hooge eenzame berg, oprijzenduit de golven van een wijde zee; deze berg met zijn zeven ommegangen is deLouteringsberg, het purgatorio of vagevuur. Zijn verheven spits draagt het paradisoterrestre, het aardsche paradijs; en als de zielen op den louteringsberg gezuiverdzijn, dan stijgen ze vandaar door de negen hemelsferen, die zich om de aarde alsmiddelpunt bewegen, op naar den hemel, het paradiso.70)Nietwaar, hier hebt ge de consequent volgehouden idée van een hel, die, óók

plaatselijk, zoo ver mogelijk verwijderd is van den troon van God en van het hemelschhuis van den Vader der lichten. Er behoeft nauwelijks aan herinnerd te worden, datin dit bestek van een wereldplan de symboliek aan 't woord komt; maar toch bedoelthet ontwerp van Dante meer te zijn dan een los product van fantasie; in zijngrondtrekken meent de dichter wel degelijk werkelijk-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 66: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

67

heid er mee te schetsen.71) Hij wil wel een vrij kind, maar niet een stout kind derthomistische theologie zijn. Zijn dominicanen en franciscanen zijn hem daarvoorveel te lief.Wij behoeven nauwelijks te zeggen, dat deze en dergelijke voorstellingen van

een hel precies onder ons, volstrekt onaannemelijk zijn voor ons denken. Dante,met zijn Ptolemeïsche wereldbeschouwing72) kon zich moeilijk aan eenvoorstellingswijze ontworstelen, volgens welke de aarde, ook astronomisch, hetmiddelpunt was van het heelal. Maar sedert C o p e r n i c u s 73) het ons anders, enbeter, geleerd heeft, hebben we alle ‘curieuse’ onderzoekingen naar de ligging vande hel moeten opgeven. Dogmatiek en topografie van het heelal zijn twee. En inelk geval, is het even fantastisch, de hel onder onzen voet te denken,74) als, metK e e r l e.a., de planeten met geesten, ook booze geesten, te bevolken en zoo totresidenties van de hellemacht te verlagen.75) Rondweg zij erkend, dat de plaats vande hel ons volslagen onbekend is. Ook van de oplossing van Keerl c.s., ‘dat dieplaats in een komeet’ of planeet of vaste ster te zoeken is, geldt, evenals van elkeandere bizarre vondst op het terrein van de geografie der hel: ‘het kan wel, maarwe weten het niet’.76) Maar van de gedachte, dat de hel meer is dan een toestandder ellende, dat ze ook een plaats is van verscheuring, een huis der smarten, daarvangaan we niet af. Geesten zijn nu eenmaal van de ruimte niet los te maken; ze hebbenvoor hun werken ook hun plááts. En als die gedachte in de Schrift steeds strengvolgehouden wordt, tot zelfs in die gedeelten van het Oude Testament toe, waarzijn fantastisch klinkende zangen van puinen bij doodendans en duivelenrei deschemergestalten van geesten en demonen

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 67: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

68

ons gaan afbeelden, Lilith, en de seîrîm, en misschien ook Azazel77).... dan heeftgeen mensch het recht, om, met de Schrift in de hand, te loochenen, dat er, ineigenlijken zin, een plaats is, waar de kwade geesten wonen en arbeiden. Hieroverlaat de bijbel geen debat toe; en, als gewoonlijk, bekommert hij er zich weinig om,of mogelijk iemand zou zeggen: ik heb het heelal doorzocht en.... nergens de helgevonden. En al evenmin bekommert hij zich om dwaze beweringen als van F.Domela Nieuwenhuis: ‘Sinds de astronomie den hemel boven onze hoofden, en degeologie de hel onder onze voeten heeft weggenomen, is ons niets andersovergebleven, dan de aarde, waarop wij zijn en ons bewegen.’78) Want daar, waardeze schrijver zoekt, heeft de bijbel nooit iets gewezen. Slechts één ding wees hijons: de hel is een plaats, van het uur af aan, dat de geestelijke orde der Godvijandige macht zich organiseerde. Zoo was het en zoo zal het zijn.

***

Dus hebben wij, tot drie maal toe nu (§ 1, 2, 3) getracht, de objectiviteit der hel tehandhaven, en voor haar bestaan niet slechts het klemmen van Gods aan denkosmos gestelde ordinantiën, maar ook de ongebroken correlatie met al wat in dienkosmos leeft, en zich beweegt, en in die beweging voortgestuwd wordt naar deconsummatie, aan te toonen.Behoeft het nog betoog, dat wie van deze dingen ook maar een zweem gelooft,

zich nooit zal kunnen vinden in een dialectiek, welke zóó lang redeneert, tot alleobjectiviteit,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 68: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

69

en alle historisch proces, en alle tijdelijke, en boven-tijdelijke, concreetheid aan dehel ontnomen is? Het moge dan zwaar klinken, dat voor ons de absolute‘Entscheidung’ (beslissing) daar gekomen is, waar wij persoonlijk onder het gerichtvan God gekomen zijn, en dit in ieder oogenblik ook blijven, maar wanneer zulkealgemeene lei-gedachten tenslotte uitloopen op een zin als deze: ‘ik weet het, ik,die voor de Entscheidung geplaatst ben, ik kan verloren gaan; dus is er een eeuwigeverdoemenis’,79) - dan zeggen wij: het is maar de vraag, wat gij onder eeuwig verstaat.In elk geval is het iets anders, dan wij hier doen; gij maakt de dingen los van devoortgaande geschiedenis der concreet-gegeven wereld, en wat gij voorts weet vanùw ‘Entscheidung’, dat maakt geen eeuwige verdoemenis. Wij hebben theologieweer noodig, en dan zulk eene, die ons in leesbaar schrift doet lezen boven dehellepoort: initium a Deo: men moet zijn uitgangspunt steeds kiezen bij dien God,wiens naam Jahwe is, en dien wij kennen, in de geschiedenis, klaarblijkelijkgeopenbaard in den historischen Jezus van Nazareth, leeraar in den tempel, strijkerover kinderhoofdjes, spreker van verdoemenis, gericht, genade, zelf verdoemd, ineen uit-gestrekten tijd, niet in een punt des tijds - hij sprak zijn vierde kruiswoord naverloop van uren; zelf verdoemd in een plaats, die men geografisch kan bepalen;zelf nedergedaald ter helle, amen.

§ 4. Toenemend openbaringslicht.

Van deze dingen is nu in de Schrift gesproken op haar gewone wijs: het licht,ontstoken in het Oude Testament,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 69: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

70

werd sterker en sterker, tot het in het Nieuwe zijn hoogsten sterktegraad bereikte.De openbaring kwam weer proces-matig.'t Is ons niet mogelijk, alle gedachten, die het Oude Testament hier uitspreekt,

nader te ontvouwen. Dat voerde ons te ver. Genoeg zij, op te merken, dat ook hetOude Testament zóó goed vertrouwd is met de leer der eeuwige straf, dat het zelfsden naam der hel geleend heeft aan het Nieuwe Testament. Immers, denieuwtestamentische naam ge-henna, die gebruikelijk is voor de hel, is niet andersdan de hebreeuwsche term ge-hinnom. En ge-hinnom beteekent: het dal van Hinnom.Het dal van Hinnom! Kent ge het niet? 't Was een bekoorlijk plekje, dat dal van

Hinnom, ook wel het dal van de zonen Hinnoms geheeten. Wie Jeruzalem verlietin zuidoostelijke richting zag het daar liggen tusschen twee bergkammen in.80)Natuurstalde den rijkdom van haar weelde volheerlijk er uit.Evenwel - ook zelfs het ‘heilige der heiligen’ in eenigen ‘tempel’ der natuur is nog

niet beveiligd tegen de gruwelstukken eener grof-zinnelijke cultuur; en ‘Schmutz’komt over haar, zoodra de pseudo-religie zich een werkterrein er uitkiest. Zóó washet evenwel geschied in het dal van Hinnom. Een moordenaarskuil was ervangemaakt; met verwerping van het uitdrukkelijk gebod81) van Jahwe, den God dervaderen, had men ter eere van Moloch zijn kinderen daar gedood, vaak zelfsverbrand. Achaz, de koning, was zelf daarin het volk voorgegaan82) en Manassewas hem openlijk gevolgd.83) In de dagen van Jeremia, den ‘tranenprofeet’, werdzelfs een regelmatige kinder-offerdienst in Hinnoms dal uitgeoefend. En ‘tofeth’,d.w.z. brandplaats,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 70: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

71

verbrandingsoord,84) dát was de schrikkelijke naam, die, wijl hij openlijk erkend was,85)ál de ellende van den afval en van de verloochening van de primordiale beginselenvan den dienst des Heeren luide verkondigde.Zóó diep had deze gruwelijke zonde wortel geschoten, dat zelfs Josia's

protest-daad weinig ertegen had kunnen uitrichten. Wel had Josia in zijnreformeerend werk het tofeth laten verontreinigen, om zoo den goddeloozenofferdienst in het dal van Hinnom te beëindigen; wel had hij al wat tot denMolochdienst behoorde, daar verbrand, en het ‘heilige’ tofeth doen verwoesten,86)maar: 't een hielp al zoo min als 't andere. En na Josia's verscheiden leefde degruwel van het kinderen-offeren en verbranden onder de regeering van Jojakimweer op. Die zonde werd nu te zwaarder, naarmate Josia's luidsprekend protestmet sterk accent de gewetens had wakker geschud en de overtuiging van zondeen strafwaardigheid door de publieke afkondiging van de oude wet der vaderen hadverscherpt en verdiept.Zoo kon in die drukkende atmosfeer van geweten zonde en bewusten afval het

dreigend conflict tusschen profetie en volkswil niet uitblijven. Straks komen deprofeten, en met de stem van den donder spreken ze, dreigend de hand opheffendtegen het Hinnom-dal, de oordeelen uit, die komen zullen over die plaats. Een‘moorddal’87) zal Gé-Hinnom straks heeten, een dal der slachting, want deverslagenen in den oorlog zullen daar veel zijn (Jer. 7:31, 32), zoodra het strafgerichtover de afvalligen voltrokken wordt in de naderende benauwenis van krijg enondergang. Zoo getuigt Jeremia.En het lijdt wel geen twijfel,88) of ook Jesaja heeft het

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 71: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

72

oog op datzelfde dal van Hinnom, wanneer hij (66:24) zijn troostende profetie laateindigen met dien somberen nagalm over het zien van ‘de doode lichamen derafvalligen, wier worm niet sterft, en van wie het vuur niet gebluscht wordt, en dievoor alle vleesch een afgrijzen zullen wezen’. Verklaarbaar wordt de stroefheiddezer onheilspellende woorden, wanneer men weet, dat naar het dal van Hinnom,naar luid van de rabbijnsche overlevering, allerlei vuil gesleept werd om verbrandte worden, en dat ook dieren-kadavers of de onbegraven lijken van veroordeeldenen dergelijke onreine en verontreinigende dingen er òf aan verrotting, òf aanverbranding werden overgegeven. 't Was de gewilde ironie der historie: waar eenseen ‘heiligdom’ was der afgoderij, daar kwam nu de mestvaalt van Jeruzalem.Galgenaas. Onrein, onrein. Wat den ‘gemeenen’ mensch rein was, bleek dat zooniet den reinen God ‘gemeen’? En de worm, die er altijd knaagde in de tot ontbindingovergegeven kadavers, en het vuur dat steeds verteerde, schenen ze nu niet eenpermanente bespotting van de voormalige afgodische aanbidding en verdwazing?....Hoe dit zij: het israelietisch bewustzijn trok een wijze les: het concludeerde uit

deze ironie der historie tot den heiligen spot van Jahwe: het tofeth, de brandplaatsder menschen, zou het tofeth worden van God.Allengs kwam zoo de gedachte op, dat het dal van Hinnom een beeld was van

de strafplaats der goddeloozen. Straks wordt deze idee breeder uitgewerkt (vgl.Jes. 31:9, Jer. 7:31 v., 19 v., 31:40, Jes. 66:24, Mal. 3:19), ook in de joodschelitteratuur, die hier en daar er toe neigt, in het dal van Hinnom den eigenlijken toegangtot de hel aan te

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 72: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

73

wijzen89), ook in de apocriefe,90) na de ballingschap. En als straks Jezus Christuskomt, dan neemt hij zonder aarzelen het woord: ge-henna, van zijn tijdgenootenover91); want ge-henna is grammatisch hetzelfde als ge-hinnom, dal van Hinnom.92)Voor wie Hem ziet met de oogen van een gereformeerde, neemt Hij het woord nietover, maar neemt Hij zijn eigen geleende woord nu zelf weer op. Want Hij is 'tvleeschgeworden Woord, die reeds vóór Zijn vleeschwording als Logos door denGeest onder Israel de historie leidde, een boog trok van het altaar tot de mestvaalt,tusschen die beide doorging, en de profeten riep, wier taal Hij zelf boetseerde. Hijhad 't verband gelegd tusschen die zonde van den Molochdienst en dat symboolvan straf. En nu komt Hij in 't vleesch, om uit te breiden, diep te maken, vol te makendeze Zijne eigene profetie. Gehenna, spreekt Hij nù: Hij ontleent geen woord, dochneemt het Zijne. Hij komt, om het symbool te verklaren: te wijzen naar de vollewerkelijkheid. Het vergeten plekje in den omtrek van Jeruzalem is zoo in Zijn mondvoor altijd symbool en analogie geworden van het eeuwige93) huis der smarten. Dáárzullen - nù in volstrekten zin - de verslagenen zijn van God; ook dáár zal ‘de wormniet sterven en het vuur niet gebluscht worden’. Afgrijzen zal er zijn ‘àllen vleesche’;dit laatste woord grijpt weer naar kosmische verbanden, en zet de hel daar middenin. Verdwenen en verschrompeld is de laatste bedekking van eigen ellende daarvoor het eigen oog. En een eeuwige tegenstelling blijft tusschen gan-eden, hetparadijs, en ge-hinnom, de hel.... Zoo spreekt de mond van Christus, den hoogstenprofeet, en tegelijk de inhoud van de klaarste profetie, der eeuwige liefde!

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 73: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

74

Schrikkelijk en fel zijn inderdaad de kleuren, waarmede Christus het beeld van diegehenna teekent. Een worm, die niet sterft. Een vuur, dat niet gebluscht wordt.Eeuwige smart. Buitenste duisternis. Pijn naar lichaam en ziel. Weenen entandenknersen. Een onbereikbare zaligheid zien. Geen rust kunnen vinden. In dendorst geen druppel water. Een kloof tusschen zich en wat als begeerlijk voor dedriften, en als objectief-noodig voor het ware leven, wordt erkend (Luc. 16).Verzameling van (onwillig) bijeengeworpenen: congregatie alzoo, die geen coetusis, het tegenbeeld van: kerk, welke coetus (vrije bijeenkomst) èn congregatio(bijeengebrachte schare) is. Oven van vuur. Loon-uitkeering: gedwongen erkenningalzoo van de congruentie tusschen ‘zijn’ en ‘hebben’ (niet-hebben). Gebracht zijnin het gezelschap der origineel-revolteerende geesten: den duivel en zijn engelen.Verderf. Ondergang.94) En dat alles eindeloos. Eeuwig.95) Dat is: zóó, dat ophoudtalle successie van momenten. Zóó, dat de aardsche ‘troost’ van de kòrtheid derdroeve dagen, of zelfs het allerlaatste quietief, dat de overweging van de relativiteitvan alle lèngte der dagen nog schenken kan, geheel en al wegvalt. Niet eens hethijgen naar een pauze gunt zich het kranke en niettemin zoo klaar-bewuste breinvan den verloren mensch: hij wácht geen pauze. Eeuwig, eindeloos.... Dat is: hetvonnis der ellende en de ellende van het vonnis, in stereotiepe editie. En toch weer....altijd ‘nieuw’. Altijd het oude, en evenwel immer het ‘nieuwe’. Een straf, die immerredelijk blijkt, en altijd weer ont-zet, verbaast. Want weg is 's levens sleurgang; ende subjectieve gesteldheid van wie daar binnenkomt is wel van dien aard, dat deobjectieve ellende nooit kàn gezien worden als een

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 74: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

75

grijs-grauw eenerlei, dat in apathie, zooal geen rust, dan toch ook geen onrust meergeeft.Dat is 't wat Christus zegt.En - het behoeft geen nader betoog - zijne discipelen en apostelen hebben 't zóó

ook weergegeven in woord en geschrift.96) Heel het Nieuwe Testament spreekt ingelijken zin.97)Zoo klinkt dan over de wereld tweeërlei spraak van Jeruzalems omgeving uit: de

stem van Golgotha, die verzoening, de stem van Hinnoms dal, die verwerping meldt.Naar Golgotha hebben de herauten van het christendom gewezen, maar ook

naar Hinnoms dal.En alleen een in subjectivisme doolgeraakte prediking van later dagen kon

kinderkruistochten uitroepen, om op Golgotha een rustbank, uit marmer gehouwen,te plaatsen voor de vermoeide menschheid, doch zonder ook maar te letten op destem van Gods vertreden liefde, die klaagde uit het diep van Hinnoms dal, maarook in gramschap wraak riep: de wrake van Jahwe. Was men vergeten, dat diebloedige heuvel èn dat bloedige dal beide het lied zongen van de liefde Gods; eerstvan de gewonde en gehoonde liefde, ginds in dat dal, maar dan straks van dewederkeerende liefde, daar op den heuvel Golgotha? Wist men het niet, dat deliefde Gods, gelijk Golgotha ze predikt, zich opnieuw vertreden rekenen zou, engesmaad, als men nu nòg het oor stopte voor liefde's rechtmatige klacht, bijge-hinnom zoekend de conscientie? Kendemen dan niet den waarachtigheidsdrangder liefde Gods, die haar aanklacht, en de termen van haar vonnis, en gericht, bijge-hinnom eerst formuleeren wil, aleer ze bij Golgotha het handschrift derbeschuldiging

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 75: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

76

nagelt, en het gericht borgtochtelijk voltrekt, maar dan publiek, aan de schandpaalvan haar vrijwillige zelfofferande? In 't offer van Gods kind?Armemenschen! God heeft Sion, den heiligen berg, en ge-hinnom, het besmeurde

dal, dicht bij elkaar geplaatst in welsprekend symbool. Maar de menschen hebbenvoor de zooveelste maal gescheiden, wat God had samengevoegd. Ze hooren nietmeer wat ge-hinnom, wat ge-henna zegt....Ongeloovige menschen! Ze hebben gescheiden, wat God verbonden had. Gelijk

nòg héden velen den hemel isoleeren van de hel. En omgekeerd. Dit nu moest nietzoo zijn. Hoor Israel, Jahwe, onze God, Jahwe is één. En die gehenna ons verklaart,is ook aan het kruis verhoogd: dezelfde.

Eindnoten:

41) Matth. 25:41; vgl. Openb. 19:20 in verband met 20:15, Judas: 13, 2 Petr. 2:17.42) Genesis 3.43) Genesis 3:6.44) K o h n s t a mm , Schepper en Schepping III, De Heilige, 1931, bl. 399.45) De Ned. Geloofsbelijdenis spreekt van de kerk als van een coetus en een congregatio. Mooie

definitie, die dadelijk in het hart der dingen grijpt, en zeer kosmisch-breed gezien. Over congregare= animantia in gregem cogere, en over congregatio, metonymice pro congregatis, zie ThesaurusLinguae Latinae, vol. IV, Lipsiae, 1906-1909, s.v.

46) Vóór de wederkomst van Christus (waarmee de tijd voor den mensch eindigen en de eeuwigheidhem opnemen zal) draagt in den bijbel de hel den naam van afgrond (abyssus) Lucas 8:31;Openb. 9:2, 11; 11:7; 17:8; 20:1, 3; of gevangenis, 1 Petr. 3:19; Openb. 20:7. Doch na dezewederkomst, die de slotacte vormt der wereldhistorie, wordt de hel genoemd ge-enna (gehenna),Matth. 18:8, 9, Marcus 9:43-48; of: poel des vuurs, Openb. 19:20; 20:10, 14, 15; 21:8; of: vurigeoven, Matth. 13:42, 50. Deze verandering van naam wijst heel positief op de gedachte, dat dedoor den bijbel verwachte parousie van Christus ook aan het leven en de verblijfplaats derduivelen en verloren menschen zijn stereotiepen vorm zal geven en dat de toestand vóór datmoment nog niet definitief is. Vgl. Dr H. B a v i n c k , Geref. Dogm. IV3, 666, 783 v. Dit laatstehangt dan weer samen met de plaats en de beteekenis van den tijdelijken dood, en met den zinder geschiedenis: waarover we elders spraken.

47) Vertaling van J.J.L. t e n K a t e . Bij Dante zelf:

‘Dinanzi a me non fur cose create,se non eterne......’

Dr J.D. B i e r e n s d e H a a n (Het begrip hel in de Ethiek van Dante, Tijdschrift voorWijsbegeerte, Januari 1913, bl. 28) vertaalt:

‘Vóór mij was niets ontstaan der toebereideDingen, dan d' eeuw'ge....’

48) Vgl. L.v. D e y s s e l , Proza-Gedichten, 2e druk, Amsterdam, Scholtema & Holkema, bl. 129,CCXLIX.

49) J.v.d. V o n d e l , Lucifer, 5e bedrijf.50) Zie het artikel Dante Alighieri in H e r z o g -H a u c k , Realencyclopädie für protestantische

Theologie und Kirche3, 4. 474, 42 v. In verband met deze beschouwing van Dante is dan ookde vertaling van de in aanteekening 47 geciteerde regelen uit het opschrift boven de hellepoort,gelijk ze door Dr J.D. B i e r e n s d e H a a n gegeven is, nauwkeuriger te achten en meerovereenkomstig de bedoeling van Dante, dan de door J.J.L. t e n K a t e voorgedragen vertaling(bl. 43). Ten Kate laat spreken de dogmatiek van Ten Kate, doch Bierens de Haan geeft dedogmatiek van Dante (eeuwige dingen, die ‘ontstaan’ zijn).

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 76: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

Opmerkelijk is in dit verband ook de gedachte der jongere joodsche midrasjim, volgens welkede hel, het gehinnom, een schepping Gods is, tot stand gebracht vóór de schepping der wereld.Zeven van zulke voor-wereldlijke scheppingen Gods zijn er, volgens deze midrasjim. Ze zijn: dethora (de wet), het paradijs, de naam van den Messias(!), de troon der heerlijkheid, de tempel,de boete(!), en het gehinnom. Zie A u g u s t W ü n s c h e , Aus Israëls Lehrhallen, 1908-1910,IV, 295. A d . J e l l i n e k , Bet ha-Midrasch, 1853-1877, II 99. Vgl. Dr G. S m i t , De Hel en harebewoners volgens jongere midrasjim, Theologisch Tijdschrift, 48e jaargang, afl. 2, bl. 96.

51) Anderen bezigen dit woord in gewijzigde beteekenis, b.v. Dr D. T h . V o l l e n h o v e n ; hier ishet bedoeld in den ouden zin.

52) Zoo spreekt niet alleen de theologie, maar eveneens vaak de filosofie. Ommaar iets te noemen:W. W i n d e l b a n d zegt: ‘Obwohl nun aber dieser Dualismus auf dem religiösenWertbewusztsein und den darin gegebenen Gegensätzen beruht, so hat er doch vor dermonistischen Tendenz des metaphysischen Vorstellens niemals standhalten können’ (PräludiënII5, Tübingen, 1915, S. 317).

53) Openbaring 19:20.54) O.m. A u g u s t i n u s , T h o m a s A q u i n a s e.a.55) Dr A. K u y p e r , Dictaten Dogmatiek, Locus de Peccato, bl. 8, wil zoo.56) ‘Von der Urzeit an’, zegt T h . Z a h n , Das Evangelium des Johannes, 3e u. 4e Aufl. Leipzig,

Deichert, 1912, bl. 424.57) Het is eigenaardig, en wijst toch op scherpte van denken, dat D u n s S c o t u s zijn diepgaande

ken-theoretische onderzoekingen juist heeft vastgeknoopt grootendeels aan zijn leer omtrentde engelen, en hùn kennis. Het maakt te meer voorzichtig. Vgl. R. S e e b e r g , Die Theologiedes Johannes Duns Scotus, eine dogmengeschichtliche Untersuchung, Leipzig. Deichert, 1900,S. 214. Hoever men hler soms gaat, leert wel dit citaat van J.J. W i r z : ‘Der Satan verschmähtes nicht, von den Menschen zu lernen; er steht zu ihnen in einem Verhältnis gegenseitigerMitteilung. So wie bösgesinnte Menschen vermittelst der satanischen Einflüsse Vieles erlernen,weil Satan ihnen von seinem Geiste mitteilen kann, so erlernte auch der Satan von jeher garVieles von den Menschen, die ihm dienen; ja, er geht täglich zu ihnen auf die Hochschule’.(J o h a n n J a k o b W i r z , Der Höllenrat, etc. ed. Renatus-Verlag, Lörch-Württ., 1930, S. 9,10). Het boekje van Wirz is geschreven in 1844, en uitgegeven in 1849, en later. De uitgave,zooeven genoemd, is geschied op aanbeveling van Pfr. J o h . C h r i s t o p h B l u m h a r d t .In deze uitg. is ook een levensbericht opgenomen van Wirz, wiens geschrift hier nog naderaangehaald wordt. Vergelijk aanteekening 117, 176*.

58) A l t h a u s , Letzte Dinge, Gütersloh, 1926, S. 194 v; R. O t t o , Aufsätze, das Numinosebetreffend, Gotha, 1923 S. 166 v., vgl. voorts K. H e i m , K. B a r t h , enz.

59) Dr A. K u y p e r , a.w. bl. 13. Hiermee is dan afgewezen de opinie van E p i s c o p i u s (nog vóórde schepping van Genesis 1:1) of ook van C o c c e j u s (binnen de 6 scheppingsdagen). Hetgevoelen, dat hierboven verdedigd is, wordt voorgestaan door V o e t i u s , T u r r e t i n u s M.V i t r i n g a e.a. Vgl. Dr H. B a v i n c k , Dogm. III3, 60.

60) Onzinnig is de bewering van enkele theosofen, dat het ‘woest en ledig’ zijn van de aarde volgensGen. 1:2 bewijzen zou, dat er toen reeds booze geestelijke machten waren, die ‘verwoestend’hadden ingewerkt op de aarde. Immers: de hebreeuwsche woorden voor ‘woest en ledig’, wijzenniet op iets, dat verwoest is, doch op iets, dat nog niet nader gevormd is; niet het wanordelijke,maar het nog niet geordende; niet het misvormde, maar het nog niet gevormde wordt er dooraangeduid. Geen chaos dus in den zin van: wanordelijkheid, verwoestheid, war-winkel. Want indien zin genomen is een geschapen chaos een onmogelijkheid. Deze theosofische speculaties(o.a. van K. K e e r l ) strijden met de eerste regelen der exegese. - In het voorbijgaan zij nogopgemerkt, dat we in den tekst opzettelijk positie kozen in den strijd, dien God (in Christus) voerttegen zonde en hel. Want een door het messiaansche werk naar recht overwonnen en zoogebonden hel, verdraagt zich wèl met de (hernieuwde, eschatologische) uitspraak, na denjongsten dag, dat ‘God zien zal’, wederom, ‘al wat Hij gemaakt heeft, en zie, het is zeer goed’.Anders zou de erkenning van deze laatste, nog toekomende, werkelijkheid ons betoogontzenuwen. ‘De wereld’ wordt behouden, bl. 91/2, en aant. 176.

61) R u d o l f S c h w a r z , (Bazel), Der Teufel als Ausrede, (Chr. Welt, 12 März 1932, 46. Jahrg.Nr. 6), kolom 275-277.

62) Voornamelijk met betrekking tot het eerstgenoemde: de loochening van de ruimtelijkheid;inzonderheid nieuwere inzichten omtrent eschatologisch denken, en de verhouding vantijd-eeuwigheid, spelen hier een rol.

63) Dr H. B a v i n c k , Geref. Dogm. II3, 482. We zwijgen nu maar erover, datniet-alomtegenwoordigheid volstrekt nog niet beteekent: dus is er ruimtelijkheid, althans‘punctueel’; - want (Gods) alomtegenwoordigheid beteekent niet zoo iets als(niet-punctueel-)ruimtelijke tegenwoordigheid.

64) Leer omtrent de engelen.65) Leer omtrent den mensch.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 77: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

66) W. M o l s d o r f , Chr. Symbolik der Mittelalterl. Kunst, Leipzig, 1926, S. 117. Inzake deplaatselijkheid der hel (te beredeneeren uit die van den hemel) kan nog worden gewezen ophet groote punt-van-houvast: Christus' hemelvaart (‘waarlijk, zichtbaar, plaatselijk’); dat Hijzelf,sprekende van het ‘huis des Vaders met zijn vele woningen’ ook hierheen gewezen heeft, schijntons onaanvechtbaar.

67) Dr C.B. H y l k e m a , Oud en nieuw Calvinisme, Haarlem, Tjeenk Willink, 1911, bl. 112.68) G r e g . Dial. 4, 35; T h o m a s A q ., Suppl. q. 97, a. 7, vgl. Dr B e r n h a r d B a r t m a n n ,

Lehrbuch der Dogmatik, II, Freiburg i. Br., Herder & Co., 1929, S. 481. M.i. tracht deze auteur,S. 482, zich tevergeefs van deze kerkleeraars te ontdoen, teneinde zoo te komen tot zijn stelling,dat hemel en hel ‘Zustandsbegriffe’ zijn, en.... dat een goed roomsche dit wel zeggen kan, zonderde vaderen los te laten. G r e g o r i u s schreef zijn Dialogen voor het volk, jawel. MaarT h o m a s ?

69) D a n t e A l i g h i e r i , geb. te Florence, 1265, gestorven te Ravenna, 1321.70) Een kaartje van de aarde met de hel en de hemel-sferen, gelijk Dante zich die voorstelde, is

o.m. te vinden in de vertaling, die Dr H.J. B o e k e n van Dante's Paradijs in het licht gaf.(Wereldbibl. A'dam). Zie voorts de breede Dante-litteratuur.

71) ‘Es ist ein Weltbild, das er in den Grundzügen zweifellos für wissenschaftlich beglaubigt hält’,zegt F. S a n d e r (art. Dante Alighieri in Herzog-Hauck P R E3, 4, 475, 10).

72) P t o l e m a e u s leefde in de tweede eeuw na Christus. Hij dacht zich de aarde in het middelpuntvan het heelal en liet de sterren zich in concentrische sferen om de aarde heen bewegen.

73) N. C o p e r n i c u s stierf in 1543. Hij toonde aan, dat in astronomischen zin de aarde volstrektniet het middelpunt van het heelal is; dat het dus niet waar is, dat zon, maan en sterren zich omhaar heen bewegen, maar dat ze zelf om de zon wentelt en slechts een zeer kleine plaatsinneemt in een van de vele zonnestelsels, waaronder het onze nog maar van zeer bescheidenafmetingen is.

74) Wij willen niet ontkennen, dat de schildering van Dante schijnbaar zich nauw aansluit bij deapocalyptische gegevens van den bijbel. Ook Openb. 9:1 en 2 v. spreekt van ‘den put desafgronds’, gelegen onder de aarde. ‘De afgrond (abyssos) is de verblijfplaats der duivelen totden oordeelsdag. Hij wordt voorgesteld als zich diep in het binnenste der aarde te bevinden,afgesloten van alle licht en lucht.... Uit dezen afgrond voert een schacht naar omhoog tot hetoppervlak der aarde, gelijk als bij de mijnen’ (Dr S. G r e y d a n u s , De Openbaring des Heerenaan Johannes, Doesburg, J.C. van Schenk Brill, bl. 298). Maar gelijk in heel de Openbaring,zoo is ook hier iedere trek van het beeld symbolisch bedoeld. Onze realiteit mag men er niet inerkend zien. Over ‘boven’ en ‘beneden’ in deze en dergelijke voorstellingen zie I m m . K a n t ,Träume e. Geistersehers, etc, Werke, ed. Cassirer, Berlin, II, 1912, S. 347, noot.

75) K. K e e r l , Die Fixsterne und die Engel. Beweis des Glaubens, Juni 1896, bl. 230 v.76) Dr A. K u y p e r , Dictaten Dogmatiek, Locus de Consummatione Saeculi, bl. 304.77) E d . K ö n i g , Geschichte der alttestamentlichen Religion2, Gütersloh, Bertelsmann, 1915, bl.

193. Vgl. Jes. 35:14; 13:21; Lev. 16:8 v.78) Pro en Contra, Serie VIII, no. 5, Godsd. Opv. Baarn, Hollandia-Drukk., 1913, bl. 27.79) P. A l t h a u s , Letzte Dinge, Gütersloh, 1926, S. 213. Deze en dergelijke dialectiek vertoont -

ondanks haar polemiek tegen de ‘mystiek’ - merkwaardige overeenkomst met de mysticistenvan allerlei slag (W e i g e l b.v.), en ook met verwanten uit de antireformatorische apostatender kerkhervorming. Men leze maar eens den bekenden S e b . F r a n c k , in zijn ParadoxaCCLXXX (Wunderred) over nr. 27, a: Gott verdammt niemanden, sondern ein jeder sich selbst.Een stelling, die ook de gereformeerde dogmatiek poneert (als men de woorden niet op eengoudschaal weegt), maar die hier heel anders bedoeld wordt, en beredeneerd (ed. H. Z i e g l e r ,Jena, Diederichs, 1919, S. 56-58, cf. 69, 94, passim). W. L e h m a n n , (Einl.) ontkent wel hetrecht van rubriceering van Seb. Franck, ook bij ‘de mysticisten’, maar er is toch verwantschap;en daarom heeft de waarschuwing tegen de in den tekst bedoelde dialectiek, onder herinneringaan de ongewilde verwantschap met de mystieken, m.i. haar recht en beteekenis. Men denketen overvloede aan den strijd van H o o r n b e e k tegen W e i g e l , en zijn dialectiek, c.s.

80) Ter hoogte van de tegenwoordige Wadi-er-rababi, oostzijde. Sommigen, o.a. K ö n i g , a.w. S.386, 515, zoeken het ten zuid-westen van Jeruzalem.

81) Deuteronomium 18:10, Leviticus 18:21.82) 2 Koningen 16:3; 2 Kronieken 28:3.83) 2 Koningen 21:6; 2 Kronieken 33:6.84) Aldus W.R. S m i t h , The Religion of the Semits, 1889; vgl. F. G i e s e b r e c h t , Das Buch

Jeremia, Göttingen, 1907, S. 52.85) Jeremia 19:14; 7:32; 19:6; Jesaja 30:33 (op deze laatste plaats: ‘tofeth is van gisteren bereid’

gronden de joodsche geschriften hun bewering, dat gehinnom een schepping Gods was, vóórdie van de wereld volvoerd (zie aanteekening 50); een exegese, die wel wat wonderlijk is, zooalsgewoonlijk in de jongere (en oudere) midrasjim.

86) 2 Koningen 23:10.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 78: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

87) Beter vertaald: dal van slachting. ‘Moorden’ heeft tegenwoordig niet dezelfde beteekenis alsdooden, of slachten, een ruimer begrip.

88) Aldus B. D u h m , Das Buch Jesaja, Göttingen, 1902, bl. 445, e.a. Vgl. J.F. M c . C u r d y , History,Prophecy and the Monuments, New York, London, Macmillan, 1911, p. 183/4, § 1095 (theessence of that Gehenna of which the valley of Hinnom was both the original and the O.T.symbol).

89) Andere toegangen: de plaats, waar Korach verslonden werd in de aarde, en in de zee,H e r l i t z -K i r s c h n e r , Jüdisches Lexikon, Jüdischer Verlag, Berlin, II (1928), kolom 938.

90) Zie o.a. Henoch 26:1-27:3; 90:26 v.; 100:9; 108:4 v. en vergelijk o.m. art. Gehenna van G.D a l m a n , Herzog-Hauck, P.R.E.3, 6, 418; ook K ö n i g , Geschichte der alttest. Religion2,1915, S. 502, 616.

91) Matth. 5:22, 29, 30; 10:28; 18:9; 23:15, 33; Marcus 9:43, 45, 47; Lucas 12:5.92) De korte i (in hinnom) werd als e uitgesproken; de uitgang om werd am in 't arameesch en, gelijk

meer gebeurt, de slot-m werd afgeworpen.93) In tegenstelling met sommige apocriefen, die het woord gehenna óók gebruiken voor de

bestraffing der goddeloozen vóór het eindgericht (Baruch-Apocalypse 36, 11), of die met dejongere midrasjim gelooven aan een onmiddellijke verwijzing na den dood naar het eeuwigevuur der gehenna (Jochanan ben Zakkaj, Ber. 28b), is bij Jezus, evenals bij de meeste oudererabbijnen, ‘gehenna’ de aanduiding van de strafplaats na het eindgericht.

94) Zie o.m. Marcus 9:48, Matth. 5:29, 30; 6:23; 8:12; 10:28; 13:41 v.; 22:13; 23:15; 24:51; 25:30,Lukas 13:28; 17:23 e.a.p.

95) Matth. 25:46, Marc. 9:43, 47.96) Zie, behalve de reeds genoemde plaatsen o.a. nog Romeinen 2:5-9; 9:22; Galaten 6:8;

Philippenzen 1:28; 3:19; I Thessalonicenzen 1:10; 5:3; II Thessalonicenzen 1:9; Hebr, 10:31; 2Pet. 3:7 en verschillende plaatsen in de Openbaring van Johannes.

97) Openb. 2:11; 9:1; 14:9 v; 20:11, 14, Gal. 5:19; 2 Thess. 1:9 v., Hebr. 10:26, 31, 2 Petr. 2:4, 17,Judas: 6.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 79: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

77

Hi compt, die ons sel gheuen,een ewich loenVan allen werken ende van woerden,Och der strengher oerdendes oirdels,ic duchte,ic beue ende ic suchtevoir sulke noet.Wanneer ic rise vter aerden graf,dair ic in leg bescuret,Och, so moet ik voir des stoltes conincs craft,dat daer ewich duret.Hoe meer ic des bedencke,soe truretmyn gemoet.

M i d d e r n e d e r l a n d s c h l i e d .

Hoofdstuk III. Uitwerking van de bijbelsche gegevens.

§ 1. ‘Worm’ en ‘vuur’ in het profetisch woord.

INTUSSCHEN blijft 't voor ons de vraag, wat we nu te denken hebben bij dit alles.Hoe is nu bedoeld, dat dreigende gerucht van ‘worm’ en ‘vuur’, van ‘vlam’ en‘duisternis’, van ‘knersende tanden’ en weenende oogen, van verminkte zielen enden dood ontvangende lichamen?Het is wel opmerkelijk, dat reeds lang vóór de Reformatie

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 80: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

78

de vraag van ‘letterlijk’ of ‘zinnebeeldig’ ‘vuur’ de geesten verdeeld heeft. Zoowelde kerkvaders als de theologen en mystieken der middeleeuwen zijn op dit puntonzeker, of blijken onderling sterk verdeeld te zijn. Opzettelijk wordt dan ookvastgelegd, dat het wel een private meening, doch geen dogma kon zijn, als mensprak van een ‘materieel’ vuur, dat niet ‘wezenlijk te onderscheiden zou zijn vanòns empirisch vuur.’ Aan den anderen kant gold het ook weer als ongeoorloofd, het‘vuur’ heel en al zinnebeeldig op te vatten;98) men duchtte blijkbaar vervaging vande voorstelling. De heele situatie van vóór de kerkhervorming wordt tamelijk weldoorzichtig, als men weet, dat de groote roomsche kerkleeraar Thomas Aquinas,wiens aanzien in de vóór-reformatorische periode bijzonder groot bleef, met de eenehand vasthield, dat het vuur in de hel ‘lichamelijk’ was, doch met de andere handtoch ook in tegengestelde richting wees, onder opmerking, dat er ook àndereelementen bij de overweging van die lichaamskwellingen in aanmerking moestenkomen, en - dat het vuur van het onze wèl te onderscheiden bleef.99) En ten tijdevan Luthers optreden zien we den bekenden theoloog Dr Johannes Eck ook al evenonzeker op dit punt; immers: ‘het bestaan van het vagevuur verdedigende,100) hadhij vermeden, uitdrukkelijk te verklaren, dat hij er een werkelijk brandend vuur onderverstond, zooals dat van de hel. Dat de hel brandt, zegt hij duidelijk genoeg, maaromtrent het vagevuur kiest hij bewoordingen, waaruit men zoowel het een als hetander kan opmaken.’101)Geen wonder dus, dat, indien reeds vóór de Reformatie op dit punt de meeningen

uiteenliepen, de reformatoren zelf geen scherp-geformuleerde opinie behoefden tegeven

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 81: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

79

of te verdedigen, op dit punt. Zwingli merkt zeer tersnede op, dat de vrees voor hetvagevuur eigenlijk geen vuur, doch ‘rook’ ontziet;102) maar verder laat hij zich nietuit over den aard van het ook z.i. ‘eeuwige vuur’ der hel. De Augsburgsche Confessiespreekt zich evenmin er over uit (art. 17); en in zijn Apologie der Confessie teekentMelanchthon heel duidelijk de situatie: terwijl hij over andere artikelen heel langebeschouwingen ten beste geeft, gaat zijn toelichting heel art. 17 - over de straf dergoddeloozen - kort en krachtig voorbij, want: daarover bestaat geen verschil tusschenons en de anderen, zegt hij.103)Uit het gezegde is wel duidelijk, dat de ‘geest’ der Reformatoren allerminst ons

er toe verplichten wil, aan materiëele hellevlammen te gelooven.Het behoeft dan ook nauwelijks gezegd te worden, dat de hedendaagsche

gereformeerden vrijwel eenstemmig zijn in de erkenning dat ‘worm’, en ‘vuur’, en‘sulfer’, en wat dies meer zij, ik zeg niet: ‘slechts symbolisch,’ maar dan toch wezenlijksymbolisch verstaan willen worden. Trouwens, reeds de apocriefe litteratuur weesdien kant uit, in haar exegese, of haar eigen aanwending van de origineelebijbelplaatsen, die van worm en vuur gewagen.104) Het getuigt dan ook vanontoereikende kennis van zaken, wanneer de overweging, dat gereformeerden denbijbel voor waar houden, ook hier, den bekenden schrijver H. Bakels er toe verleidt,hùn de dwaze voorstellingen in de schoenen te schuiven, die wij hierboven reedssignaleerden (vgl. blz. 24). De gereformeerde herkent slechts eencaricatuur-voorstelling van zijn opinie, wanneer b.v. in een gewone natuurbeschrijvingiemand zegt: 't was pekkedoenker; erger dan in d' helle

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 82: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

80

dus - want dáár is nog viergloed tot verlichtinge.105)Want de kinderen der Reformatie,ook die haar trouw gebleven zijn, hebben al lang gebroken met de oppervlakkige,licht in het frivole óverslaande, verkondiging van échte (materiëele) vlammen, vanwezenlijke wormen, van ‘pekkedoenker’, en wat dies meer zij. Zij zeggen HansSachs in zijn beschrijving van de hel niet meer na:

In der mit da stund der BadoffenWie ein bergk so grosz und ungehewerDarunder bran ein grosses fewerDas es auffschlug bisz an die dillenAuch hört ich schreyen on zall grillenIn Summa all ding daucht mich gradAls wer die Hell gleich wie ein Bad.106)

Zij hebben 't wel onthouden - al kwam de opmerking ook van H e i n r i c h H e i n e !- dat wij uit de hel geen officieele berichten krijgen.107)Hierom bezondigen gereformeerden zich ook niet meer aan de plompe fantasie,

die b.v. bij de Joodsche leeraars uitgedacht heeft vijf soorten van vuur: vuur, datverteert en drinkt; dat drinkt en niet verteert; dat verteert en niet drinkt; dat nietverteert en niet drinkt; en eindelijk een vuur, dat vuur verteert; een fantasie, die 't‘vuur’ zóó letterlijk nam, dat de gedoemden de sneeuw grissen van de koele bergen,om die te leggen onder de oksels; en die stroomen zag van pek en zwavel, en kolenals bergen en heuvels en als groote steenen, ja als de Doode Zee, zóó geweldigen zóó vijandiggroot.108) Een fantasie, die zelfs de warmte-intensiteit van

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 83: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

81

het vuur niet onaangeduid liet: 60 maal zoo heet als ‘natuurlijk’ vuur;109) gelijk zetrouwens ook de gróótte der gehenna wist te berekenen: de aardsche wereld 1/60van den ‘hof’ (gan), de hof 1/60 van Eden, Eden 1/60 van gehinnom.110)Trouwens, wat zou de bijbellezer daaraan hebben?Worden de kwesties bij zoo'n

simpele opvatting van ‘vuur is vuur’ en ‘zwavel is zwavel’ soms gemakkelijker, ofeenvoudiger? Het is er ver van daan. Wie een oogenblik doordenkt, ziet al spoedig,dat op dit standpunt de vragen van alle kanten weer opduiken. De moeilijkheid doetzich dan voor, niet alleen in de beschrijving van het objectieve ‘vuur’, doch ook inde teekening van de subjectieve verhouding, waarin de verdoemden staan tegenoverdat ‘vuur’. Wat het eerste (de verklaring van het ‘vuur’ zelf) betreft, men herinnerezich slechts, hoe reeds Gregorius de Groote er mee verlegen zat: hij houdt vol, dathet ‘vuur’ letterlijk is te nemen, maar vindt het toch eigenaardig: het brandt, dochverbrandt niet, het geeft licht en warmte, en toch is er duisternis entandengeklapper.111) En wat het tweede betreft: aangenomen eenmaal, dat er van‘materieel’ vuur dient gesproken te worden, is het heusch geen sofisterij meer, alsmen, op dit standpunt staande, zich afvraagt, welke zin er b.v. liggen kan iniemands112) opvatting, dat zwavel wèl de verdoemdemenschen, maar niet de duivelenkwelt.Zoodra men evenwel het spreken van ‘vuur’ als beeldspraak opvat, is men van

heel die onderscheiding als vraagpunt dadelijk af: éénzelfde ‘vuur’ benauwt dan allegeesten, lichamelijke - menschen - èn niet-lichamelijke (duivelen).Neen, geen zinnelijke voorstelling van vuur en zwavell113)

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 84: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

82

Want zelfs als motief voor de prediking, die zielen verbrijzelen wil voor God, kandergelijke plastische, maar daarom nog niet reëele uitbeelding van de hellepijn geenenkelen verstandigen prediker dienst doen. Wie dan ook in dezen concreet wil zijn,wordt niet ‘realistisch’; en wie het desondanks toch wordt, bereikt wel iets dergelijksals de revivalist J o n a t h a n E dw a r d s , die in zijn ‘Enfield sermon’ van 8 Juli1741, over den tekst van Deut. 32:35, zóó suggestief en zóó extravagant deverschroeiingen en de verbrandingen van den gloeienden hellepoel teekende, ‘datde boeren zich krampachtig aan hun kerkbanken vastklampten’ en eenoorverdoovend getier maakten; en ook kan zoo iemand wel zijn hoordersoverweldigen, gelijk de beruchte J ame s D a v e n p o r t met zijn ‘you are goingright into the bottom of Hell’,114) ....maar wie zich aan het hout der banken vastklemt,heeft daarmede nog niet gezien de majesteit van den eeuwigen God. De ‘schrikdes Heeren’, waarmee Paulus als met een krachtig ‘motief’ de menschen ‘bewegen’wil115), is iets heel anders.Neen, wij werpen al die voorstellingen overboord, en doen dat met een gerust

exegetisch geweten. Al de emblemen van de middeleeuwsche kunst - geopendedrakenmuilen, diepe afgronden, vuurstroomen, afdalend van Christus' troon,duivelenwachten, verzegelde deuren116) - ze spreken ons niet meer in ons denkentoe. Wij gaan een ànderen kant uit, met ons denken, als wij den diepen inhoud derbijbelsche hellevoorzeggingen willen verstaan.Die andere kant is evenwel - dit in 't voorbijgaan - niet het probeersel van een z.g.

geestelijk-materieele opvatting, gelijk deze soms uitgesproken wordt, b.v. in destelling,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 85: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

83

dat er drie werelden zijn, een wereld Gods, die zuiver is, en heilig; de ‘middenwereld’van loutering, ook wel ‘hades’ genoemd; en dan daaronder de Gehenna, de vuurpoel,als strafplaats voor die geesten, die zich geheel van God hebben afgescheiden.Met deze ‘drie werelden’ staat het dan weer zóó, dat ‘alle voorwerpen, die ons oogin deze lichamelijke wereld waarneemt, in geestelijk-stoffelijke substantie zichbevinden in deze drie rijken.’ Een stelling, die dan weer noodwendigerwijze vergezeldgaat van de bewering, dat de aardsche lichamelijke verschijningen ‘slechts’ eenafdruk of beeld van de ‘innerlijke’ ‘wezens’ zijn. Deze ‘innerlijke’ wezens tenslottezijn dan slechts te tasten voor geestelijk-materieele handen.117) Het calvinistischedenken keert zich van dergelijke filosofemen wrevelig af. Want noch de zinnelijke,noch de spiritueele, noch de ‘geestelijke-materieele’ opvatting bevredigen hetexegetisch-dogmatisch geweten; stel al eens, dat ze op zich zelf recht vanmeespreken, kans van toe-spreken hadden.Maar hoe het dàn moet met dat ‘vuur’ en met dien ‘worm’? Met zwavel en met

sulfer?Wel, vast staat voor ons besef, dat hier alles beeldspraak is.En waarom beeldspraak?In de eerste plaats reeds, omdat de schildering, die ons in den bijbel gegeven

wordt, zelf tot die opvatting noopt. Want in de coördinatie van worm en vuur, vanduisternis en vuurgloed, gebruikt deze beelden, die elkander uitsluiten in letterlijkenzin. Het is een analoog geval van de elders gegeven beeldspraak van een ‘lam, datstaat als geslacht.’Ook willen wij - ten tweede - niet vergeten, dat de rijkdom van den hemel in den

bijbel altijd geteekend wordt

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 86: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

84

in de kleurigheid van symbolische uitbeelding: witte kleederen, harpen Gods, paarlenpoorten, takken van palmen, witte keursteenen, gouden straten, en zoo voort; endat dus het pendant van deze schilderij, die van de hel, naar hetzelfde systeem isbewerkt.Trouwens, het spreekt in de derde plaats wel vanzelf, dat de bijbel ons, menschen

van den tijd, de dingen der eeuwigheid niet anders kàn zeggen, dan met behulpvan woorden, beelden en begrippen, die aan dezen tijd ontleend zijn. Van Jesaja'sniet stervenden worm en onuitblusschelijk vuur is terecht gezegd: ‘Er redet vomJenseits, aber er redet davon diesseitig’.118) En naar dienzelfden regel interpreteerenwe àlle schriftuurlijke uitspraken, die deze kwestie raken.Want bij dit alles komt nog een vierde overweging. Wij treffen in den bijbel soms

namen, woorden, die op het schepsel worden overgedragen, en op het leven vanhet schepsel, hoewel ze eigenlijk in hun pure, origineele aanwending alleen op God,en op het leven, dat in God is, aanwendbaar zijn. Zoo heeft de gereformeerdetheologie reeds lang gewezen op den vadernaam.Wordt, zoo kanmen vragen, God‘Vader’ genoemd ‘naar’ een aardschen vader, of is het omgekeerde waar: wordtalle aardsche vaderschap, waar zuiver wordt gekend, aldus genoemd naar hetvolstrekte, oorspronkelijke Vaderschap van God? De gereformeerde theologiewees119) op Efese 3:15, en betoogde, dat de laatst gestelde mogelijkheid in dezooeven aangegeven vraag als werkelijkheid erkend moest worden. Want Pauluszegt daar, dat ‘alle vaderschap in hemel en op aarde genoemd wordt naar, uit God.’Zoo is het werkelijke Vaderzijn tenslotte slechts in God te zien, en te gelooven. Men

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 87: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

85

moet het ‘tijdelijke’ hier benoemen uit het ‘eeuwige’.Een volmaakt andere weg wordt evenwel door het Woord gebruikt, en mòet erdoor

gevolgd worden, als de eeuwige straf, niet in haar rècht geprédikt, doch in haarreëele bedieningswijzen en -middelen getéékend wordt. Wanneer het dus niet omhet benoemen van de straf, doch om het schetsen van haar wijze, van het lijden,bepaald te doen is.‘Uit God’ kan hier niets worden ‘omschreven’; God zelf lijdt nooit.Hiermee is feitelijk alles reeds gezegd: want uit den Satan wordt nooit iets

genoemd: Hij is geen God, geen archetype, geen kenbron.Maar het teekenen van het lijden dan (iets anders dan 't benoemen van het lijden

nog)? Kan dàt soms voor de menschen ‘hier’ in deze wereld geschieden doorwoorden uit de ‘andere’ wereld?O neen, ook dat niet.Want, o zeker - daar is reeds nu een werkelijkheid van lijden, in de ‘andere’ wereld,

d.w.z. in de hel van duivelen en menschen, gelijk ze thans reeds werkelijk aanwezigis. Maar die werkelijkheid is ons niet nader voorstelbaar. Wij ontvangen er in deSchrift geen plastische ‘voorstelling’ van. Daarom kunnen de aardsche straf-middelenniet ‘genoemd’, niet eens geteekend, worden ‘uit’ wat ‘ginds’ is, doch moet,omgekeerd, wat ‘ginds’ is, worden geteekend (meer ook niet!) uit wat ‘hier’ is.Wanneer het de Schrift erom te doen is, ons de hel als oord van rechts-bediening

Gods te prediken, dàn worde weer aanstonds bedacht, dat alle gerechtigheid (hierbeneden) uit God genaamd wordt. Maar in ‘worm-en-vuur’ spraak gaat

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 88: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

86

het er niet om, het strafrècht Gods te prediken, doch om van haar strafmiddel onseenigermate een voorstelling te geven. De beelden (worm en vuur) worden dus, -en dat kàn nu niet anders -, genomen door 't profetische woord uit onze wereld, uiteen dal, dat men nog heden kan fotografeeren: het Hinnoms-dal. Maar daar volgtdan ook uit, dat de werkelijkheid van ‘ginds’ ook ánders moet zijn, dan wat hier opaarde, op ònze mestvaalt (bl. 72), in ‘worm’ en ‘vuur’ voor ons oog aanschouwelijkis.Wij wijzen hierop, om eenerzijds af te wijzen een valsche tegenstelling120) tusschen

‘begrip’ en ‘symbool’; om anderzijds af te snijden een verzinnelijking van ‘worm envuur’; om in de derde plaats te voorkomen de klacht, dat aan het Woord in zijnletterlijken of eigenlijken zin geweld gedaan wordt; en om ten vierde zoo te gerakentot een inlijsting van ‘worm’ en ‘vuur’, in heel de profetie over wat men noemt ‘dentweeden dood’, den ‘dood’, die de tweede is.Wij kiezen - dit behoeft nu nog nauwelijks meer gezegd - onze verklaring dus niet

in naam van onze ‘fijngevoeligheid’ of onzen aesthetischen smaak; want indien ookmaar één bijbelplaats vanmaterieel vuur of zooiets sprak, dan zouden wij onmiddellijkzwijgen. Niet op grond van beschaving, of ter wille van den goeden toon, zooalsb.v. E l i o t 121) wil, of omdat wij bang zijn, anders in aanraking te komen met dezedenpolitie,122) zooals een enkele verlangt voor de verdoemenispredikers, - maaralleen op grond van de Schrift en haar verklarings-regelen zelf, geven we zulk eenexegese van haar helle-voorzegging.Zoo wordt dan die worm naar deze opvatting ons een sprekend beeld van de

innerlijke zelfvertering, van het voort-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 89: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

87

durend knagen, en klagen, en aanklagen, en vragen, en overvragen, en plagen vande stem van 't geweten. En het vuur wordt nu profetie van concrete objectievemachten van benauwdheid, die verwoestend werkt op geheel het bestaan.Men moet die twee niet van elkander scheiden: worm en vuur. Anders vervalt

men in losse speculaties over de ‘poena vermis’ - de straf, die met het spreken vandien ‘worm’ bedoeld wordt - èn de ‘poena ignis’, de vuurstraf. Hoe ver mendoordraven kan bij zulk een isoleering en abstraheering der gegevens, leert wel hetvoorbeeld van Duns Scotus, die het vuur opvatte als wel wezenlijk vuur, doch danweer nader als een grens, een muur van vuur, die de verdoemden, duivelen enmenschen, steeds weer kwelde, niet door hen aan te raken, te verteren, doch doorvoor hun gevoel en denken de grens te zijn, die van de wereld afsloot, die hunbewustzijn zoo verengde, en den beschouwer, met zijn denken over 't vuur, zooinsloot in een pijnlijke gevangenis.123)Maar dit is toch geen ‘exegese’, die de profetie in haar organisch voortschrijden

van Jesaja tot Christus (vgl. bl. 70-73) recht laat wedervaren. Niet als object vanhet denken, doch als krachten van vertering van den mensch in zijn geschapeneenheid van bestaan, komen die beide voor in het profetisch woord: die worm, datvuur, bedienaars van den dood. En in dat werk volledig, elkander aanvullende,ondersteunende. Immers, houd het beeld van 't dal van Hinnom even vast: de wormwas daar, waar een kadaver tot ontbinding kwam; het vuur, waar, afgedacht vandie ontbinding in 't doode aas nu zelf, verdelgings- en verteringskracht van buitenkwam over hetgeen daar lag als gruwel onder de zon.Zoo wordt het beeld doorzichtig: de dood van binnen

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 90: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

88

naar buiten werkend (worm), én de dood, van buiten naar binnen komend (vuur).Een staat van dood (ont-binding, worm) èn een overeenkomstige toebeschikkingvan dood (vuur). Het innerlijke (worm) klopt nu op het uiterlijke (vuur).... en tochklopt niets, want 't is altijd de dood. De worm, ontbinding, - de dood van binnen, dedood als lot, als existentie. Het vuur, vertering, - de dood van buiten, de dood alsstraf, als rechts-bezoeking. Den dood in zich en den dood aan zich hebben, dat zijninderdaad ontzettende dingen; waarbij dan natuurlijk geen oogenblik mag wordenvoorbijgezien, dat dood-zijn in den bijbel heel iets anders is dan niet-bestaan; doodzijn, dat is immers anders niet, dan innerlijk ontbonden wezen, dan innerlijkuiteengaan, dan een perfectum van verbrokenheid, die het tegenbeeld is vanwaarachtige levenscompositie. Zoo komt er een wel zeer diepe klank van dreigingin de benaming tweede dood, die de Schrift hier bezigt.Men zal erkennen, dat de bijbel, door van den tweeden dood te spreken, een

woord gebruikt, dat heel ver achter zich laat dàt theologisch niveau, waarop menvroeger disputeeren kon over het disconveniente van het vuur der hel. Inderdaad,men moet Duns Scotus tegenover Thomas van Aquino toegeven, dat dezeuitdrukking al te onbepaald is.124) Dood - dat is iets anders dan wat disconvenieert.Het is de omkeering van het bestaan, niet de opheffing daarvan. En als ik Christushoor gewagen van een worm en een vuur, dan denk ik aan het woord: wie niet heeft(dood is, worm) van dien wordt genomen, ook wat hij heeft; dus komt naar hem het‘vuur’.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 91: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

89

§ 2. De dood, de tweede.

De tweede dood.... het loont de moeite, (zou men haast zeggen), hierover nadernog te spreken.Indien er waarheid is in het woord van S p e n c e r , dat leven beteekent een

aanhoudende en voortschrijdende aanpassing van inwendige en uitwendigebetrekkingen,125) dan weet men tevens, wat de dood, de tweede dood, is in de hel;'t is de voortdurende oppositie, zoowel van wat binnen als van wat buiten denmenschis; de verbreking van ook de laatste en geringste harmonie tusschen den al te‘grooten’ microcosmos in den mensch en den al te ‘kleinen’ macrocosmos126) omhem heen. ‘Het bed te kort, het dek te smal.’ Het is een ‘vuurbrand van zelfverwijtin het binnenste’,127) maar dit is het niet alleen. Het is te zijn in de eenige wereld, dieniet indruischt tegen eigen keuze en eigen wil, en toch zich veroordeeld te voelentot een eeuwig vreemdelingschap. Het is de confrontatie van eigen leugen (2 Petr.2:17) met de waarheid (Lucas 13:28); het zien, onder één boog van recht enwaarheid, zichzelf als leugenprofeet, èn Abraham, Izak en Jacob met al de profetenin het koninkrijk van God.... maar zichzelf dan daarvan uitgesloten. Het is de eeuwigekeuze van het eeuwig verwenschte, en het eeuwig verwenschen van het eeuwiggekozene; een bruiloftskleed (Matth. 22:13) begeeren als onmisbaar decorum, dochhet eeuwig verwenschen, wijl het door genade gegeven wordt, aan wie uit heggenen stegen, ongekleed, op bevel gekomen zijn. Het is de natuurlijke consequentie,maar dan getransponeerd in het eeuwige, van denzelfden wanhoops- enongeloofsstaat, als welke vóór de grenzen van den tijd beantwoordt aan iemands

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 92: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

90

beschrijving: ‘niet te kunnen sterven, maar niet, alsof er hoop ware op leven; neen,het hopelooze is, dat zelfs de laatste hoop, de dood, er niet is. Waar de dood hetgrootste gevaar is, hoopt men op het leven; maar waar men het nog grootere gevaarleert kennen, hoopt men op den dood. Als dus het gevaar zoo groot is, dat de doodde hoop geworden is, dan is juist dit het hopelooze: niet te kunnen sterven.’128)Daarom heeft het ook, eschatologisch, zoo'n directe en profetische en demonstratievebeteekenis, als het laatste bijbelboek zegt, dat in de uiterste tijden de menschenden dood zullen zoeken, en dien niet zullen kunnen vinden (bl. 20). Dat is aan dezezijde van de scheidslijn hetgeen aan gene zijde daarvan tot natuurlijke consequentieheeft den kreet: ‘bergen valt op ons, en heuvelen bedekt ons.’ Dat is weer den ‘dood’zoeken, doch dien niet kunnen vinden. De tweede dood.... wat is het anders danaltijd sterven, en toch nooit wèg zijn; dan altijd gestorven te zijn en nooit te zullensterven? De onvernietigbaarheid van wie bestaat tegen God in?Misschien, dat op een enkele deze laatste volzinnen den indruk maken van een

spelen met woorden. Voornamelijk met het woord ‘sterven’. Die indruk zou ook juistzijn, indien niet van den ‘dood’ in verschillenden zin gesproken werd, ook in denbijbel.Het is daarom goed, even eraan te herinneren, dat de tweede dood in den bijbel

zelf geleerd wordt; ‘tweede dood’ heet hij, zooals reeds dadelijk ieder verstaat, integenstelling met den eersten dood (Openb. 20:6, 14). In vers 14, dat volgens velehandschriften alzoo te lezen is: dit is de tweede dood, de poel van het vuur (of: devuurpoel), wordt de tweede dood kortweg vereenzelvigd met den vuurpoel. Hier

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 93: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

91

beteekent dus de naam ‘tweede dood’ een staat van dood, een toestand vandood-zijn. Andererzijds kan het woord: de ‘tweede dood’ ook het komen in dientoestand aangeven; dit blijkt niet alleen daaruit, dat in hetzelfde vers met denaamgeving: de tweede dood óók het feit wordt aangekondigd, dat de dood en dehades - als niet tot Gods oorspronkelijke scheppingsplan te rekenen - in den vuurpoelgeworpen worden, een feit, dat maar één keer geschieden kan alzoo; doch hetwordt ook duidelijk, als men let op de parallel: eerste dood, tweede dood - eersteopstanding, tweede opstanding. ‘Opstanding’ nu duidt allereerst een feit van opstaanaan. Maar gelijk in Openbaring 20 het woord ‘opstanding’, behalve dan dat feit vanopstaan, óók - naar gewoon grieksch taalgebruik - aanduiden wil wat op dat feitvolgt, den toestand dus van het opgestaan-zijn, zoo kan eveneens de naam tweededood aanduiden zoowel het komen als het zijn in den vuurpoel.Om nu den zin van die benaming ‘tweede dood’ te vatten, behoort men van de

Schrift zelf uit te gaan.Het eigenlijke hebben wij reeds zooeven aangeduid. We wezen erop, dat dood

en hades (hiermee zijn bedoeld de eerste dood, d.w.z. de uittreding uit dit tijdelijkeleven, en het daardoor komen in den sjeool, of hades, vgl. bl. 54) in den vuurpoelgeworpen worden, als niet tot Gods oorspronkelijk scheppingsplan te rekenen.Daar volgt iets uit, met ijzeren noodwendigheid: al wat den vuurpoel ingeworpen

is, wordt niet meer tot het kosmisch geheel gerekend. De tweede dood beteekent:het niet meer tot den Coetus (vgl. bl. 37, v.) van den Kosmos ooit te kunnen opgaan.De liederen hammaäloth zijn, voor wat den tempel

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 94: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

92

der genade betreft, voor wat het huis der bijzondere genade en openbaring aangaat,verworpen, vervloekt, door een vloek vervangen; nu wordt niet alleen de opgangtot den tempel der bijzondere genade, doch ook tot hetgeen vroeger tempel heettevan de algemeene genade en openbaring, gansch en al ontzegd. Tweede dood.Niet alleen buiten de kerk, ook buiten de natuur te staan. Niet slechts het goddelijke,ook het humane, zelfs het creatuurlijke kwijt te zijn, neen, ervan geëxcommuniceerdte wezen: tweede dood. Wel onderworpen te zijn, van Gods zijde, aan deoer-verbanden van alle kosmisch bestaan (vgl. bl. 34-68), maar zelf geen enkelverband meer kunnen leggen, ook geen kosmisch verband in ruimsten zin: tweededood. Staan buiten de verbanden. Staan buiten de verbonden. Congregatie zondercoetus, ook niet tot den coetus met het kleinste kosmisch leven meer bekwaam tewezen. Tw é é d e d o o d .Hier hangt een tweede punt mee samen: de ‘dood’ en de ‘hades’ - zie boven -

zijn een tijdlang in de wereld door God geduld. Wel waren ze voor den vuurpoelbestemd, omdat ze in Gods kosmos niet oorspronkelijk gedacht zijn, maar ze werdenvan het moment der eerste zonde af aan tot het moment van de tweede opstandingtoe geduld. Geduld, want niet door geweld, alleen door recht moesten zij verslagenworden, weggewerkt. Geduld - want deze wereld was de wereld van den vicieusencirkel: dood en leven, hades en zonnestraal, ze vochten hier tegen elkander. Enhidden elkaar in evenwicht. Dat was de wereld van de ‘gemeene’ gratie. En van het‘gemeene’ oordeel, het oordeel, dat nog maar ‘gemeen’ (of: algemeen) kon heeten:het oordeel, dat, ook in het natuurlijk leven, den vloek weer-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 95: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

93

houden zag, getemperd, en verhinderd door de ‘gemeene gratie’. Wanneer detweede dood nu heet: een definitieve uitstooting van den eersten dood, en van denhades, dan wil dat zeggen: dat het ‘schema’ van de eerste wereld (‘déze wereld’)is voorbijgegaan (1 Cor. 7:31). Met andere woorden: daar, waar de tweede doodis, daar is geen gemeene gratie meer. Het oordeel is er onweerhouden, gelijk,precies naar dezelfde wet, in den hemel de zegen, de genade, onweerhouden zijn.De wet van het ‘algemeene’ is nu vervallen; ze was slechts voor een tijd den tijdgesteld. Alles is nu ‘bizonder’, alles is het eigenlijke, in alles proeft men van dedingen de quintessence. Onvermengd worden nu Gods bekers geschonken. Zoowelin hemel als in hel.En eindelijk: de tweede dood is toestand, zeiden we, geen feit alleen. Geen

over-gang alleen, maar blijven in dien staat. Immers, men bedenke wèl, dat doodeen tegenstelling vormt met leven. Niet met bestaan.129) Wat wij op aarde ‘sterven’noemen - 't verlaten van dit tijdelijk leven - dat héét wel sterven, en verdient diennaam ook wel ten deele; inzóóverre nl., als het tegen-de-oorspronkelijke-orde is,zie boven; inzóóverre nl. als het dus dáárdoor aan den overgang uit den eerstenlevenstoestand iets vijandigs geeft, gevolg, bezoldiging is van zonde.130) Alleen maar:die tijdelijke dood is niet de eigenlijke dood. Dat blijkt reeds hieruit, dat hij doorgangwezen kàn naar eeuwig leven. Gelijk hij doorgang wezen kan tot eeuwig dood-zijn.Een doorgang is toch zeker wel iets anders dan een staat? Een staat van dood?Neen, ‘dood’, dat is in de Schrift gescheiden-zijn-van-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 96: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

94

God-als-Vader. Gescheiden zijn van God-Jahwe. Uit het verbond - dat het levenheeft in Gods-dienst - uitgevallen zijn. Met al wat daarvan nu gevolg is.De tijdelijke dood heet daarom sterven van het lichaam, inzooverre dit lichaam

door geweld, en onder toorn-impressie, van dit aardeleven weggescheurd wordt.Daarom heet hij de eerste dood.Maar aangezien de dood straks onvermengd als tweede dood moet komen, als

bezoldiging van zonde, daarom wordt straks de dood ten volle uitgewerkt. Dit is tezeggen, als wij zagen: niet maar met zijn lichaam wordt de mensch onttrokken aande aarde in haar tegenwoordige bedeeling (eerste dood), maar met zijn ganscheexistentie wordt hij in antithese gezet tegen heel den kosmos, en diens Schepper,en zulks naar een bedeeling-looze, wijl geschied-looze eeuwigheid.Niet enkel het lichaam, doch de gansche mensch, de mensch als eenheid, is nu

aan den tweeden dood weer onderworpen, zeiden we. Het lichaam ‘bestaat’, maaris dood. Dat is: in het lichaam (dat natuurlijk heel anders is te denken dan onstegenwoordig lichaam) draagt de mensch de gevolgen van de bonds-breuk tegenGod, zijn Vader. Ook wat men noemt de ‘ziel’ is dood; en daarom ‘bestaat’ zij. Dedood in dezen zin neemt het bestaan niet wèg, maar onderstelt het. En dood is ookde geest, heel de persoon, want, zichzelf bekend, bekent hij noch zichzelf131), nochGod, noch eenig kreatuur. Hij is antithetisch: een vloek, dien men niet weg kanwerken.Geen onttrekking slechts aan de aarde dus, in haar historische bedeeling van elk

‘nu’, zooals de eerste dood, doch

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 97: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

95

een komen staan in de anti-thetische houding tegenover al wat is, God, wereld,medemensch, zichzelf, dàt is de tweede dood. Hij is - naar 't wezen van de zaak -datzelfde, als wat Christus heeft geleden, toen Hij van God verlaten was. 't Wasdan ook donker toen132).Als wij, na deze donkere woorden van de Schrift te hebben ingedacht - nu verder

nog hooren van knersing der tanden, dan denken we aan de zelfbeschuldiging enzelfverachting, die daarin zoo plastisch geteekend zijn. Of, als daar van duisternissprake is, dan is ook dit woord ons een beeld van het staan buiten het kosmischleven; van de martelende zekerheid, dat, wie de aarde aan den hemel onderwierp,beide gewon, doch dat wie den hemel voor de aarde te verspelen verkoos, ze saamin één moment van opperste vertwijfeling zich zag ontvallen voor immer. O, degebondenheid, die geen uitzicht geeft op verblijding; o, de oppressieve macht, diealle verglijdend bestaan rekt tot één alle vroegere sofismen vertérendenwanhoopsnacht!Ja, één wanhoopsnacht!Wanhoop - wij bedoelen dit in volstrekten zin.Wanhoop - dat is niet zóó bedoeld, alsof er geen hoop meer is, en daarmee uit;

doch veel erger: er is bewuste ellende, niet wijl gepoogd wordt, God te ontvluchten,doch wijl integendeel alles door een eenvoudige kennis juist met God in verbandgezien en gezet wordt. Hier op aarde vindt de mensch zijn sofismen uit, om heteenvoudige ingewikkeld te maken, en alzoo zich van het pijnlijk-openbaar-makendelicht der klaarblijkelijke openbaring te bevrijden. Bij voorbeeld: hier op aarde ontdoethet Jodendom zich van Jezus' wonderen, Zijn majesteit, en zegt: wij steken onszwaard in een

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 98: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

96

lasteraar van God, een al te brutalen timmermanszoon. Ginds ‘zullen zij zien, inwien zij gestoken hebben.’ Hier op aarde vraagt iemand - en hij heeft natuurlijkdadelijk ‘succes’ - aan een oud, afgesloofd, mager paardje: zeg, hebben jouwvoorouders in het paradijs soms ook verboden haver gegeten?133) Een listige vraag,die over het eenvoudige verschil tusschen den verantwoordelijken mensch en hetniet verantwoordelijke dier heenloopt: want die verantwoordelijkheidsgedachte isjuist zoo lastig. Maar in de hel zal men onmiddellijk anders moeten zien: daar zalhet sofisme onmogelijk zijn. Want - om bij hetzelfde voorbeeld maar te blijven - daarzal ieder dadelijk toegeven: zelfs die verboden appel, en die verboden boom, warenvan God134)... en ik, mensch, wist dat. Zoo wordt de hel wanhopig, niet door deingewikkeldheid, doch door den eenvoud der probleemstelling. ‘Ein Ende hat derParoxysmus.’135) Een eind ook de bezetenheid.136) Men ziet zijn plaats weer, dochweet nu, dat men die verlaten heeft. Ja, dat zien, hoe eenvoudig de dingen zijn -dat is het verschrikkelijke.... geen problemen meer op Gods tafel durven leggen.Zwijgen moeten voor God;.... heeft niet iemand eens beweerd, dat de regel: ‘wiezwijgt, stemt toe’ het principe der eeuwige waarheid is? Hoe dit zij - zoo 'n stelling137)

heeft haar beteekenis voor dit óns onderwerp zeer zeker. Zwijgen voor God - wanteeuwig toestemmen -; hier is het ‘sidderen’ der duivelen, (Jacobus 2:19), die ookalles zoo simpel, en klaar, zien, doch alleen niet liefhebben wat ze zien, een analogie.Het is het zwijgen óók van Christus exlex voor Zijn rechters.... (vgl. Luc. 19:21, 23).Ja, wanhoop mag dat heeten, als het bleeke denken zich nooit verhelderen kan

met den schijn van opkomende vreugde-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 99: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

97

dingen, ook niet maar éénmaal. Nooit kan het zich loswerken of loswikkelen uit dengreep van pijnende herinnering, - een Lethe, een vergeet-rivier, kent de Schrift niet.Nooit kan het zich verteren of uitputten; elke psychologie staat hier bij voorbaatmachteloos; Schleiermachers bezwaar, dat een absolute rampzaligheidpsychologisch ondenkbaar zou zijn138), ráákt niet eens in de verte aan den ernst derdingen in die andere wereld, waarin niemand leeft (of in ommegangen lijdt) bij degratie van de variatie. Hier op aarde is alle leven (en lijden) door die variatieonderworpen aan de wet van rijzen en dalen; ginds is dat anders. Nooit ook kan hetdenken daar zich ontlasten of ontladen door mededeeling van eigen leed aananderen, wijl die anderen zelf reeds hun alsembeker zóó vol hebben, dat het nietvòller kan, en ook, kòn het al, de wil afwezig is, om te deelen met den evenmenschde smart en de smet en den smaad. (Zie Jes. 14 e.a.p. vgl. bl. 111.) Indien het waaris, (maar is het wel waar?) dat gedeelde smart halve smart is, dan is het nog meerwaarachtig, dat dit laatste quietief eener verdwijnende hoop meê wegzinkt in hettroostelooze graf en daaruit nooit weer opkomt. Want wel is daar een heiligecommunie in den hemel, maar in de hel is zij volslagen afwezig; daar, waar heteigenbelang het ‘klimaat der hel’ is139), daar, waar het koudvuur der zelfzucht dezielen verteert.Neen, gemeenschap is hier uitgesloten. De herinnering140) werkt wel, de

geschiedenis is niet ‘vergeten’, maar de één roept in die ontwrichte wereld tegenden ander, al hebben ze samen elkander in de zonde ondersteund. Aan een helsche‘Jahres-Feyer der Bartholomäus-Nacht’141) b.v. behoeft geen

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 100: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

98

speelsch vernuft te denken, evenmin als aan de mogelijkheid, dat men onder hetgezicht van wat een ander lijden moet, zou gaan vergeten, zelf onder een kwellenddespotisme te verkeeren.142) Wel wat eigenaardig, maar toch niet zonder zin is degedachte, dat in de hel niemand den ander de hand reikt, eens uitgewerkt in dezezonderlinge stelling, dat in het rijk der duisternis het getal één volkomen uitgeslotenwas; want - zoo werd de stelling toegelicht - er is ginds geen Ééne, ook geenfederatieve (verbündliche) eenheid (eenigheid, Einigkeit), doch een onderlingverdeelde veelheid, een on-ordelijke saamscholing van booze geesten; eenrooversbende is immers ook geen eenheid; ieder wil den ander ‘beentje-lichten’,als 't maar kan. Vandaar dan ook - zoo gaat de toelichting van de zonderlinge stelling,nu wel àl te vernuftig, verder - dat in Marcus 5:9 de duivel zijn naam noemt: legio:‘want onzer is veel.’143) Dergelijke fantasterijen moge men verwerpen, de gedachtezelf is niettemin volkomen juist; ‘hel’ en ‘gemeenschap’ sluiten elkander uit. De nijdheet ergens de quintessence van den afgrond; dat is niet juist. Maar hij heet ook:blaasbalg der geesten, de kolenschop van Pluto; en dat nadert de waarheid wel:

Des Drachens Erstgeburth, der Schlangen Gifft und Feuer,Des Abgrunds Quintessentz und spitzer Schwefelhuth.Des Todtes Klepper-Gaul, der Höllen schwartzer Zunder,Der Geister Blasebalg und glüend Feuer-Zang:Die Glutspann, Feuer-Zeug, Stahl, Stein und aller Plunder,Des Plutons Kohlenschüpp, und Feuerschürers Stang.144)

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 101: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

99

§ 3. Geen gewenning.

Men heeft zich, ja, nog een allerlaatste vertroosting gedacht in dezen onrustnacht.Daar zijn er, die gezegd hebben, dat weliswaar de verlorenen een levendig besefzullen hebben van hun ellende, ‘maar dat ze niettemin zich op hun handelwijzeberoemen, en liever will en zijn en dan zóó zijn, áls ze zijn, dan in 't geheel niet tezijn’; dat ze ‘hun toestand liefhebben, evenals alle zondaren juist in die dingenwelbehagen vinden, die hun ellende nog vermeerderen’.145) Bekend is uit Shaw'sMan and Superman het tafereel, waarin Donna Anna ‘bemerkt, dat de hel een plaatsis, waar de verdoemden uit vrije verkiezing blijven. Immers in den hemel vinden zijhet gruwelijk vervelend! Want daar speelt men geen jazz en geen trott, maar Bachen Mozart’,145*) en daar, - enfin, de rest kan ieder nu zelf wel denken. Er zijn zelfsmenschen geweest van zulk een wonderlijk slag als A n d r e a s T a i f e l , die, metzinspeling op zijn naam, welke aan ons woord ‘duivel’ herinnert, als symbool eenduivel of satyr aannam en daarbij het Spaansche motto: Mas perdido y menosarrepentido, dat is: hoe meer verloren, hoe minder betreurd; hoe grooter verlies,hoe kleiner berouw.146)Doch wie ook maar even zich indenkt, welke wrange, wreede wroeging er

uitgesproken ligt in het beeld van de knersende tanden, die zal zich ook dezenallerschraalsten troost voelen ontgaan. Knersende tanden, daarin spreekt deontzetting van den mensch, die wel de zonde liefheeft, maar de gevolgen ervan in't klaarste weten ziet en kent en haat met doodelijken afkeer. Knersende tanden;want hoe grooter

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 102: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

100

het verlies is, des te grooter is ook het ‘berouw’; hoe meer verloren, hoe meerbeweend. De hel kent geen sofismen.Neen, het spelen-kunnen met sofismen is er voor eeuwig gedaan, moet men wel

zeggen.Want fantasieën, als welke wij zooeven het woord hoorden nemen, verliezen

onmiddellijk haar speelruimte, voor wie bedenkt, dat in de hel Gòd niet kan vergetenworden, dat Gòd niet van Zijn plaats kan worden gezet, noch gedacht, dat Gód erniet kan zijn de Onbekende. Niet anonym is Hij daarginds, maar panonym; dat is tezeggen: Zijn naam wordt niet verzwegen, maar àlles spelt dien naam. Dezelfdezinnen kan men schrijven in een boek over den hemel; dit echter is het grooteverschil daarbij, dat hier ‘die naam zoo héérlijk rolt’, en ginds tot pure verschrikking.Oók dáár is alles ‘Gott-bezogen’, op God betrokken, en dat voor het bewustzijn.Neem God en Zijn naam uit de hel weg, en zij houdt op, hel te wezen. Maar wijl dehel gebonden blijft aan God en Zijn gebod, en nimmer zich uit-lichten kan, ook niet‘in den droom’, uit het geheel, dat door Zijn wil omspannen wordt, daarom kàn gindsgeen vierkante centimeter gronds hecht-bodemwezen, of - schijnen, voor het toeval,voor de gril, voor de anomie of voor de antinomie. ‘Op bergen en op dalen, ja overalis God.’ En Hij laat zich ginds zien, aan den mensch, God in Zijn eenheid, de menschin zijn eenheid. En de oogen kùnnen niet toe, en de ooren kùnnen niet dicht. Endaarom spreekt God overal, ook in de hel, om het in modernen trant te zeggen: Ik,Ik, Ik. En de gebonden mensch zegt altijd weer, en mòet dat zeggen, en houdt nietop van zeggen: Hij, Hij, Hij. Hij zal geen hoofdletter dezen keer, den volgenden keer,ooit overslaan. Hij, Hij, Hij. Alleen

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 103: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

101

maar: dat zachte ‘Du’ (het vertrouwelijke ‘Gij’, van het kind tot zijn vader) dàtontbreekt. Tusschen ‘Hij’ en dit ‘Gij’ des geloofs, der gemeenschap, ligt deeeuwigheid: een absolute scheiding. Dat wist de kerk van ouds; daarom sprak zijvan het geloof, als vrucht van wedergeboorte, en déze dan gezien alswortelvernieuwing, overgang van dóód tot leven. Tusschen nominatief, genitief,datief, accusatief, ablatief ter eener, en vocatief ter anderer zijde, ligt hier alweer -de eeuwigheid. Dat is de kern van waarheid, die wij - afgedacht147) van de toelichting!- erkennen in iemands woord: dat God het ware ‘Du’ (Gij- van gemeenschap, Gij indezelfde ‘dimensie’) is van ieder ‘ik’; en dat, waar dit ontbreekt, slechts één dingrest: vertwijfeling.148) De ‘aanspraakplaats’ is weg: vertwijfeling!Vertwijfelden nu spelen niet met sofismen. En troosten zich ook niet in hun ‘wereld’

over hun ‘wereld’ mèt hun ‘wereld’.Zoo blijft daar dan geen troostgrond over, ook niet één. In deze woestijn mist de

mensch alles, zijn kind en zichzelf, zijn schamel stuk brood en zijn kruik met water,en vooral - hij mist den God en de bron ‘des aanziens’.

Aan deze wegenDroogden de bronnen,Dauw niet noch regenGleed in het gras.Aan 's hemels koper,Kleurloos geronnen,Ligt de einder den looperAls asch.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 104: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

102

Hier, waar de wondenZwachtel noch balsemZalfden, verbonden,Heul is noch baat -Dronk, die zal drenken,Proef ik als alsem....149)

Laat men zich niet bedriegen: in de hel is het precies als in den hemel: men‘spekuliert nicht’, zielt nicht auf etwas hin, kalkuliert nicht.’150) En daarom is het zooabsurd, wat Shaw met Donna Anna (vgl. bl. 99) zeggen wil.151)Zeker, symbolisch is de taal der Schrift, en ‘realistisch’ nimmer; maar niettemin

reëel, ontzettend....

§ 4. Niet ‘detailleeren’.

Voor het overige evenwel bedenke men, dat de symboliek der Schrift wel typeert,maar niet fotografeert. Bij deze algemeene trekken van zinnebeeldige bijbeltaalblijve ieder staan; niemand wage zich hier aan détail-schildering.Reeds het enkele feit, dat ginds de mensch als geheelheid, als ‘Ganzes’, lijden

zal, gelijk in den hemel de mensch als ondeelbare eenheid heerlijkheid en sieraaddragen zal, maakt elk ‘detailleeren’ hier tot misgreep: de beschrijving van het détailtoch verwaarloost het geheel juist, en abstraheert het deel van het geheel.Men kan niets ‘abstraheeren’ hier: het is een grondfout in het verstaan. Men kan

de ‘ziel’ niet abstraheeren van het ‘lichaam’, het vleesch niet van den geest, hetzienlijke niet van het onzienlijke - wat is trouwens zien daarginds,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 105: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

103

waar 't lichaam anders is dan hier beneden en de zintuigen dus niet langer 't zienvan de ik-heid bepalen in zijn wijze? Men kan den enkeling niet abstraheeren vande totaliteit, men kan zelfs den zondaar niet abstraheeren van den hemel, men kande verdoemde schare niet abstraheeren van haar hemelschen Rechter, de ‘glazenzee’ niet van het ‘vuur’ (Openb. 15:2). De hel ‘zelf’ zal dat abstraheeren nimmerondernemen; wij wezen daar reeds op.Neen, neen, ‘niet’ abstraheeren; dus ook niet détailleeren.Wie b.v. leert, ‘dat ieder werkelijk slecht mensch den vorm aanneemt van zijn

eigene boosheid, zoodat zij op zijn geheele wezen staat geschreven, dat zij gloeitin zijn oog, kraakt en krijscht in zijne stem, hare helsche leelijkheid in elke lijn ophet gelaat teekent, de ledematen verkromt en de spieren verrekt, tot ze deafschuwelijke vormen aannemen van die boosheid’,152) die pleegt onrecht aan denbijbel en aan zijn paedagogisch-didactische soberheid.Niet, dat wij ook maar iets zouden willen afdingen op hetgeen reeds gezegd werd

(bl. 63, 94), dat ook het lichaam ondergaan zal den greep van dezen ‘tweeden dood’.Trouwens, hoe zou dit kunnen? Alle waarachtige smart tast immers vanzelf hetlichaam wel aan? Ja, óók het ‘lichaam’ der verlorenen draagt den dood in zich. Hetvertoont den gruwel van het oordeel, van den vloek, ‘in het vleesch’. De bijbel zegt,dat de tijdelijke dood kan heeten: ‘een geoordeeld worden naar den mensch in 'tvleesch’; men kan ook vertalen: ‘een geoordeeld worden op menschenwijze aanhet vleesch.’153)Dit oordeel, dat in den tijdelijken dood nimmer in volle kracht ontladingvindt, zal ginds, in 't vleesch dus ook, volkomen oordeel zijn; we wezen daar reedsop. Dat

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 106: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

104

‘vleesch’ - bij Christus' wederkomst weer opgewekt - is er dus wel, maar het leeftniet, hoewel het bestaat. Orgaan is het van den persoon, doch een organisme, datop zich zelf aanwerkt, is het niet meer. Want het kan, evenmin als de persoon zelfin zijn geheelheid, ontkomen aan den vloek, den ban, van het ‘paradoxale’verschijnsel, dat daarginds in de hel alles tegen zichzelf verdeeld is en desondanksniet kan niet bestaan.154) Voor heel den mensch, dus óók voor zijn lichamelijkenbestaansvorm, is verbroken de harmonie, de correspondentie tusschen inwendigeen uitwendige verhoudingen.Wie voelt niet, dat in deze gedachten ons toeschemert een wezenlijke ellende,

ook voor het uitwendige van de schrikgestalten der gedoemden? Doch ook: wiedurft hier verder in deze diepte doordringen en als een andere Pluizer het horribelevan dezen lichamelijken dood proeven en tasten en alzoo pluizend zondigen tegenden eenvoud der bijbelsche taal?Want sober - dat is àlles, wat de bijbel in dezen zegt. Maar - en dit worde ook niet

voorbijgezien - is de bijbelsche helleprediking sober, ze is er niet minder somberom. Niemand zegge: het is maar zinnebeeldig en dus minder erg. Juist omgekeerd,kan men zeggen: indien reeds het beeld, de schildering ontzagwekkend is, hoeaffreus moet dán wel het origineel zijn!Hier vergaat ons dan ook elke gelegenheid, om een ‘meer of minder’, een ‘eerst

en laatst’ te poneeren. Wat zal men zeggen? Ben ik gereed, als ik zeg: de knersendetanden, de weenende oogen, de buitenste duisternis, de knagende worm, hetverterende vuur, die grootmachten van verderving, keeren zich niet in de eersteplaats tegen het lichaam, maar wel VOORAL tegen den geest? Of moet ik hetomkeeren:

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 107: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

105

vooral tegen het lichaam, daarna tegen den geest? Houd op: de mensch is één enongedeeld. En abstraheer niet langer. Het is dwaasheid, wat eens iemand155) zei:

Mit deiner Seele musst du jetztDes Fleisches Lust bezahlen,Du bist verworfen, du bist verdammtZu ewigen Höllenqualen;

d.w.z.: de zonden, óók van het lichaam, komen als zooveel slagen neer op de ziel.'t Is een wonderlijke theologie, want wie door het vleesch gezondigd heeft, die deeddat als persoon, als een geheelheid. Zóó moet hij ook betalen. Dit vers heeft in alledeelen òngelijk. In den ongebrokenmensch het kwaad: voor den ongebrokenmenschdan ook de straf.Wie durft nu hier zich troosten met een jammerlijk-kortzichtig: het valt dus wel

mee? Een ‘gewonde ziel’, dat is een abstractie, dat is de volle mensch niet. Eenverscheurd ‘lichaam’, dat is ook een abstractie, dat is de volle mensch niet. Maarals de mensch zichzelf in al zijn ‘deelen’ als een eenheid ziet, zooals ook Christusdit gedaan heeft, dan is elk ‘meer’ of ‘minder’ uitgesloten. Dan is het een eeuwigeonmogelijkheid, de scheur in 't vleesch ‘uit te spelen’ tegen de scheuren in dengeest, in de persoonlijkheid. We denken hier weer aan een passage uit Dostojewski:‘Men spreekt over de materiëele vlam der hel. Ik onderzoek dat verschrikkelijkemysterie niet, maar ik geloof, dat, als er zulk een vlam bestond, er reden zou zijntot verheuging, omdat men in die lichamelijke foltering, ware 't slechts voor eenoogenblik, die veel verschrikkelijker geestelijke foltering

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 108: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

106

zou kunnen vergeten, de foltering, waarvan de ziel onmogelijk is te bevrijden.’156)Men zal verstaan, dat dit voor ons besef één drogrede is.En juist, omdat we hier alle abstraheeren wel voor altijd af dienen te leeren, en

den concreten mensch met al zijn faculteiten, in heel zijn ongedeeld bestaan, hierblootgesteld zien aan den toorn van God, daarom vergaat ons allelust-tot-onderscheiding, ook b.v. van de poena sensus (het lijden van het vuur) ende poena damni (verlies van God, staan buiten de zaligheid, enz.), gelijk deroomschen die willen.157) De mensch is een gegeven eenheid; zelfs de woorden‘negatief’ en ‘positief’ verliezen hier hun hou-vast voor den man, die met formulesvan Aristoteles op zijn briefje zou willen naderen tot de hellepoort.158)Het zal daar nacht zijn. Als doorgesneden is de laatste band aan God, als daar

is een diep en volslagen verlaten zijn van den Eeuwige, dan is heel debestaansrichting van den mensch afgeleid van haar oorsprong, en dus ook van haarwaarachtige doel.

§ 5. De ‘pluriformiteit’.

Toch zal er ook in dat grauwe duister, in dien nacht van één en éénerlei, een rijke,bonte verscheidenheid wezen.Wij noemden deze, duidden ze tenminste aan, met het bekende woord:

pluriformiteit.Waarom? Om een modewoord te bezigen? O neen. Maar om te blijven in de lijn,

die tot nu toe steeds gevolgd werd: de wet, die God den kosmos stelde, die wordtniet verbroken. Ook, juist, in de hel niet.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 109: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

107

Wat wij hier bedoelen, is licht in te zien. Tegen het woord ‘pluriformiteit’ zijn bezwarenin te brengen; het rust eigenlijk op een uit de geschiedenis der wijsbegeerte bekendeonderscheiding tusschen ‘vorm’ (‘forma’) en ‘wezen’, die aanvechtbaar is. Het is deplaats hier niet, deze bezwaren verder uit te meten; en reden, om het woord teschrappen, zien we ook niet hier. Want ieder weet, wat men eronder kàn verstaanen doorgaans wil verstaan. God heeft de dingen immers zóó geschapen, dat al, watleeft, en is, een rijke onderscheidenheid vertoont. Demenschen zijn elkander ongelijk,in dézen zin: dat niemand een copie is van een ander. Elk mensch is er weer één.Niet alleen onze ‘geschiedenissen’ verschillen, gebeuren maar éénmaal, maar ookonze neuzen, tanden, lichaamsvormen, de structuur van onzen geest. En wat nietal. De heele schepping door is dit verschil - ook tusschen wat men ‘exemplaren’van dezelfde ‘soort’ wil noemen - te zien, en te bewonderen.Om nu te blijven bij de menschen - en de geestelijke wezens in het algemeen,

want met de kwade engelen wordt de helle-mensch gecongregeerd, gelijk wij zagen- er is onder hen niet één duplicaat ooit van den ander.Hierin een speling van de ‘natuur’ te zien zou heidensch wezen. Wij erkennen

daarin uitwerking van gedachten van den Schepper. Hij heeft weer ieder op zijneigen wijs gedacht.De pluriformiteit, aldus gezien159), is wet van God, gesteld aan Zijnen kosmos.En daarom kan de hel niet nivelleeren, hoe gaarne zij zou willen. Ook hierin kàn

zij niet ontkomen aan den wil, het eerst bevèl van God. Laat ons eens nader zien.Er zal daarginds zijn een rijke, bonte verscheidenheid, zoo

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 110: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

108

zeiden we. Want in de hel, evengoed als in den hemel, zijn er (wij spreken nu weer,onder voorbehoud, zie § 6, in de taal van deze wereld) trappen en standen, rangenen klassen, graden en onderscheidingen. De ééne lotsbedeeling heft deverscheidenheid der gewaarwording niet op.Het behoeft hier nauwelijks opgemerkt te worden, dat deze erkenning van het

onderscheid in de hel, niets te maken heeft met verscheidene, slechts in schijnverwante, leerstellingen van valsche religies, b.v. van het mohammedanisme, datin later tijd onderscheiden ‘hellen’ aannam, doch dat daarbij een wel zeer eigenaardigsysteem voor zijn classificatie volgde: de eerste hel voor gestrafte, maar toch straksweer te behouden moslims, de tweede voor de afgodendienaars, de derde voorGog enMagog c.s., de vierde voor de booze geesten, de vijfde voor joden, christenenen vuuraanbidders, de zesde voor wie gebed en aalmoes nagelaten hebben, dezevende voor de huichelaars.160) Evenmin willen we den kant der rabbijnen uit, dieook al een verbijsterende vrijmoedigheid aan den dag leggen in het in kaart brengenvan de hel.161)Neen, wij lezen den bijbel weer, en die leidt ons een heel anderen kant uit. Als

Christus zegt, dat het den een verdragelijker zijn zal dan den ander, dat wie denweg wist, en niet bewandelde, met vele slagen wordt geslagen, als Paulus leert,dat ieder wegdraagt, hetgeen door het lichaam (in den tijd) geschied is, naar dat hijgedaan heeft, dan is daarmee feitelijk reeds alles gezegd. Dan wordt toch daarinronduit verkondigd, dat er verscheidenheid is, ook in de straf. Dat er zijn, die metvele, en dus ook, die met nietvele, ja met weinige slagen worden geslagen. Dat hetge-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 111: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

109

weldig onderscheid in de pluraliteit, en de intensieve, zoowel als extensieve, machtvan zonde, die in dit leven reeds treft, ook aan de overzijde van dood en graf blijfterkend.162) ‘Het moet in het oog vallen, dat de doodsstaat relatief ernstiger van aardis, naarmate de mensch individueel rijker aan conceptie werd, en naarmate hij dieperdoordrong in de problemen der historie, zoo hij het leven in Christus derven moet.Het isolement van den dood is gradueel smartelijker, naarmate het toekomt aaneen rijker bewustwordingswereld, aangezien in de gevangenis van het individueeleal die rijkdom in gemis en verlatenheid verkeert, zoodra de relatiën met de objectieveexistentie worden afgesneden.’163) Neen, God scheert in 't eind niet over één kam,- omdat Hij 't in het begin niet deed. De zeis van Zijn gericht kàn geen blinde, dommemacht zijn, die den bodem van de hel den triesten aanblik geeft van een grijseentonigveld met stoppels, die alle even groot, en alle even grauw, en alle even stomp, enalle even stom zijn. Want in elk mensch heeft Hij principieel een eigen gedachteuitgewerkt; al staat ‘de geschiedenis’ daarom eenmaal stil, toch zal er ook dan nogplaats zijn voor wat H. Rickert noemt: de individualiseerende begripsvorming.Hier moet daarom ook iets aan worden toegevoegd.Niet slechts de onderscheiden intensiteit van ieders zonde, gezien in samenhang

met zijn individueele conceptie, een factor dus in denmensch, doch ook demeerdereof mindere aanrakings(mogelijkheid) met het Evangelie, een factor dus, ten deeleof geheel buiten den mensch, zal over dat onderscheid tusschen den een en denander mee beslissen. Gereformeerden kunnen dus in zóóverre hier onderteekenenwat

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 112: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

110

één der methodistische belijdenissen uitspreekt: volgens welken maatstaf - zoowordt gevraagd - zullen de menschen worden geoordeeld? en het antwoord luidt:naar den maatstaf van het licht en de genade, die een ieder aangeboden zijn, hetzijdan de wet, gelijk ze ‘in het geweten geschreven is’, hetzij het Woord Gods in hetOude en Nieuwe Testament164) (Lukas 12:47, 48, vgl. Rom. 1). Hier is een objectievefactor mee in het spel; deze niet alleen, maar deze toch óók.Dat hier verre perspectieven worden geopend, ja, dat hier weer heel het vraagstuk

van Gods welbehagen voor ons komt te staan, omdat God de historie maakt, datbehoeft geen betoog. Wijde uitzichten openen zich hier; wij gaan nu weer beterverstaan, dat ook de hel Gods gedachten weerspiegelt, het sy-stema van zijnraadsbesluit vertoont. Zelfs zien we hier - juist bij het diepte-punt der redeneering,Gods welbehagen! - de mogelijkheid, om veler bezwaren te verlichten; we komendaar nog op terug (aan het slot van hoofdstuk V, § 5, bl. 184/5).Deze werkelijkheid der onderscheidenheid van deze andere anti-thetische ‘wereld’

is één der termen, die in rekening gebracht dienen te worden als men zich afvraagt,hoe in het diepte-zijn der eeuwigheid ook de hel zonder ophouden zich met zichzelfzal moeten occupeeren. De Schrift laat het veelstemmig koor der zonde zich nietoplossen in een monotonen klaagzang van éénerlei lotsbedeeling en Godsgemis.Neen, omdat ‘de wil Gods hier en hiernamaals ten volle de verscheidenheid erkent,die er in de wereld der schepselen bestaat’,165) daarom sta naast de erkenning, dat‘alle zonde absoluut tegen de gerechtigheid overstaat’, toch

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 113: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

111

ook de belijdenis: ‘maar toch rekent God bij de straf met het relatief verschil, dattusschen de zonden bestaat; er is eindelooze verscheidenheid ook aan de overzijdedes grafs.’166) Er zijn ‘vele woningen’ evengoed in de hel, als in den hemel; anderszou Satan ons niets gezegd hebben....Nog een andere factor is hier in rekening te brengen. Wij zeiden daareven: de

verscheidenheid der straf wortelt in de verscheidenheid der zonde. Welnu, degeprolongeerde zonde is zelf óók mede een stráf der zonde. De continuïteit van hetkwaad is voorwaar niet de minste bezoldiging van zijn duisteren aanvang; zijn ‘vastedag’ is een dag van vasten, en zijn gewennen is tot geween, reeds hier beneden.Want iedere jaardag der zonde is bezoeking, is vergelding! Doch als dat waar is, isdan de oneindige variatie van straf niet reeds dàn bewezen, als een eindeloozeschakeering in zonde-dienst en zonde-daad, ook in de hel, mocht wordenaangetoond?En zie, dat laatste gegeven nu is ook te vinden in den bijbel. In de hel wordt ook

gezondigd. Reeds in den zoogenaamden tusschentoestand (tusschen het stervenen den jongsten dag) gaat het zondigen (hoewel natuurlijk niet meer in eenzonde-proces) door bij de gedeformeerde geesten, zoo leert ons dezelfde bijbel,die het kwaad niet in de materie, in de stof, maar in ‘het hart’ altijd gesteld heeft.Houdt de lyriek van Jesaja (14:9-11) of van Ezechiël (31:16; 32:31) ons het beeldniet voor van ruw genot bij rauwe smart, van onderlingen hoon en wederzijdschebespotting ook bij de dooden?Wij gaan hierop niet verder in, want het onderwerp167)

kwam reeds eerder ter sprake (bl. 97, v.). Al weten wij nu, dat in dergelijke uitbeeldingvan verterenden helle-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 114: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

112

nijd, reeds in het doodenrijk, den hades, de dichter aan het woord is, die niet in alles‘letterlijk’ wil verstaan zijn, toch zouden we hem onrecht doen, indien we nietvasthielden aan de overtuiging, dat het zedelijk kwaad, de actueele zonde, nietstaan blijft bij het graf. Het gaat mede naar den sjeool, naar het rijk der dooden; datstaat voor den bijbel vast. De dooden slapen er niet; ‘een waarachtig bestaan enleven der zielen zonder activiteit is niet mogelijk.’168) Hoe men ook denken - ofniet-denken - moge over de wijze, waarop tusschen het leven in den tijd en hetbestaan na den dood verbintenis mogelijk is, in hoeverre men al of niet de herinnering(vgl. bl. 97 en noot 140) tot een aanknoopingspunt wil maken voor nieuwe, anderebegripsvorming,169) dan wel het kennen der gescheiden geesten alleen binden wilaan objectief hun in de ‘andere’ wereld ontmoetende werkelijkheden, en deze danin 't openbaringslicht van God gesteld, - één ding staat wel als inhoud van bijbelscheprediking vast: de ‘geesten in de gevangenis’ zijn actief, kennen, ondervinden. Zijkennen hun lot (Lucas 16), hun ‘omgeving’ (Jes. 14, Ez. 31), de eschatologischekrachtwerking der heilsfeiten (1 Petr. 3), en staan daar telkens in zonde, inverharding, in onbekeerlijkheid tegenover. Wie als een geteekende, 't zij dan tengoede of ten kwade, de aarde verlaat, die kàn niet na den dood plotseling als eenkleurlooze, als een neutraal wezen, zijn oogen openen, aan de overzijde van grafen dood. Het zedelijk kapitaal, de zedelijke staat, dien men verworven heeft in denharden levenskamp, ze worden niet zoomaar opgeheven. De dood annuleert niet.En evengoed als het zedelijk ‘bezit’ van heiligheid zijn ‘rente’ afwerpt in den toestandder gelouterde ‘zielen’, even

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 115: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

113

zeker zal ‘de schuld nog dagelijks170) meerder maken’, wie na den dood verzameldwerd tot de kwade, ongezuiverde geesten. Gelijk het ‘opstandingsleven’ (Op. 20,vgl. bl. 54, 91) van Christus' dooden de kenmerken toont van activiteit en voortgaandebevestiging van staat,171) zoo ook de rampzaligheid van hen, die ondergingen.Daarover laat eigenlijk de bijbel geen debat toe. En wel zeer vreemd is hem degedachte van die joodsche droomers, volgens wie de psalm, dien in den hemelDavid den Heilige zingt, met een amen.... uit de hel besloten wordt.172) De zonde isook na den dood een zich tot in het oneindige repeteerende breuk.Wat nu van den tusschentoestand geldt, dat past de Schrift in nog sterkere mate

toe op den staat der eeuwigheid. Daar zal zonde zijn, ook in de hel. Want er moge‘spijt’ zijn over de zonde, om haar gevolgen, dat ‘spijtgevoel’ is in zijn karaktervolmaakt tegenovergesteld aan dat der ‘boete’, of van het christelijk ‘berouw’. Het‘berouw’ is er niet ‘zedelijk’, doch, om zoo te spreken, intellectueel.173) En daaromis het juist de ergste handhaving der zonde, die men zich denken kan. Het is inwezen hetzelfde ‘sidderen’ als wat Jacobus 2:19 bij de duivelen aanwezig acht; hetschept een toestand van permanente lastering tegen den Heiligen Geest. Eenzondigen, niet van blinden, bij wie de verdorvenheid van den wil, en deongehoorzaamheid van de keus toch altijd gepaard gaat met de verdorvenheid vanhet verstand (zoo is het op aarde, in den tijd) doch een zondigen met open oogen.Diabolisch zondigen, satanisch overtreden dus. En nu behoeft men maar één stapnog te doen: men behoeft slechts te denken aan het reeds ter sprake gebrachteweer-anders zijn van elken individueelen

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 116: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

114

mensch, om te weten, waar het nu voorts op aankomt in ons betoog, dat n.l. dezonde daar in de hel even rijk is aan variatie, als, ja, rijker aan variatie, (wijl aanintensiteit) wezen zal dan op aarde. Zooveel hoofden, zooveel zonden. De zondevermag de variëteit van het individu, den onderscheiden aanleg der enkelen, nietopheffen. Voeg daar nog aan toe, dat volgens christelijke belijdenis het lichaam vaniederen mensch eens weer hereenigd wordt met de ziel, dan wordt deze breedeontplooiïng van den wil en de daad der zonde wel heel groot en ontzagwekkend.Dan houdt voor ons besef de hel wel op, een vagelijk doorschouwde grilligegriezeligheid van verglijdende schaduwen en verglimmende schimmen te lijken.Schimmen kent de hel niet. Het kwaad wordt daar wederom tastbaar, zichtbaar,concreet, in 't vleesch weer van den geest bedreven. Het booze ‘hart’ kan zich nuweer door het lichaam uitgang nemen.En nòg is 't onderwerp niet uitgeput. Nòg één overweging vraagt de aandacht.

Wij willen niet vergeten, dat ‘aan géne zijde’ de waarnemingsmogelijkheden oneindigveel meer zijn zullen, dan ze hier ‘aan déze zijde’ van het graf, en van de grenzenvan den tijd, ooit geweest zijn.Onze tijd heeft één ding wel overtuigend bewezen, dat n.l. op het terrein der

waarneming, de mensch meer kan, en dus, dat God in den mensch meer gelegdheeft, dan vele eeuwen vóór ons dachten; meer ook, dan wij nu nog dikwijlsvermoeden. Ik zeg niet: we hebben onze telefoon en onze, zelfs draadlooze,telegrafie. Want onze tijd leert: we hebben meer dan dat. We behoeven maar eenpaar woorden te spreken, en ieder weet, waar het over loopt: telepathie, televisie,clairvoyance, psychometrie, en wat dies meer zij.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 117: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

115

Kennen we niet de menschen, die kunnen zien, klaar en duidelijk, wat mijlen vervan hen weg is? Of die met onafwijsbare helderheid aanschouwen, mòetenaanschouwen soms, wat nog toekomende is? Zijn ze er niet, die uw verborgengedachten weten, al is uw gelaat ook een effen spiegel, al ontbreekt elke gewildemededeeling uwerzijds? Gaan niet de ‘binnenkameren der ziel’ naakt en geopendliggen voor de doordringende oogen van den menschelijken geest? Wij zien in deverte, we hooren in de verte, wij reconstrueeren uit één corpus delicti soms heeleen geschiedenis. Wij waren eerst bezig, den weg der ‘grof’-zintuigelijke waarnemingte verlengen tot in het schier oneindige, en nu gaan we hèm soms al verlaten, omdatonze waarneming langs andere, fijnere, wegen is mogelijk geworden. Ze is dáárthans directer, dan ze ooit geweest is; en wie zal zeggen, wat nog komen kan opdit nauw betreden terrein?In al die dingen spreekt een krachtig getuigenis hiervan, dat daar in de

schemerende diepten van ons bestaan nog verborgen energieën, nog latentevermogens zijn, waarvan de helft nog niet aan ons is aangezegd. Reeds ontwakenze uit hun sluimering, en hun al openbaarder en verwonderlijker krachtsontwikkelingprofeteert ons mogelijkheden voor het eeuwig hemelleven, die ons doen duizelen.Lieder ohne Wörter. De een een leesbare brief, van Christus, voor den ander, alspreekt hij ook geen woord. Geen stil geheim meer mogelijk: elks blijdschap deeltzich meê den ander, reeds enkel in 't aanwezig zijn. - Maar nu de keerzijde: zoudan dàtzelfde niet ook wezen in de hel? We zien geen enkele reden, om dat niet tegelooven. Want hier gaat het niet over de gaven van de gratiën Gods, doch hiertreden

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 118: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

116

aan het licht enkel en alleen zulke vermogens, als in denmensch als schepsel Godsgelegd zijn. Ze zijn niet ‘van den duivel’, en zouden veel meer onder ons misschiennaar voren treden, indien de menschheid niet zoo hopeloos zichzelf beroofd hadvan haar eigen schatten, indien ze niet zoo pachyderm geworden was dooreeuwenlang bederf, en door 't lawaai, dat haar omgolft. Welnu - het is een oudegereformeerde stelling, dat de zonde de potenties en de faculteiten van den menschvolstrekt niet opheft, doch alleen ze in verkeerde richting werken doet. Wij zien tochimmers dagelijks, dat van deze en dergelijke krachten de uitgaande energie zichkan ontladen in ijzige zondedaad en in een schrikkelijk spelen met het kwaad?Wie huivert nu niet, als hij zich maar even poogt in te denken, wat deze wijde

mogelijkheden beteekenen kunnen in de hel? Lieder ohneWörter. Maar dan zangenvan den dood. De één een leesbare brief van Christus, voor den ander, al spreekthij geen woord. Maar dan van Christus als den Rechter, in Zijn toorn. Geen stilgeheim meer mogelijk: elks weedom deelt zich meê den ander, reeds enkel in 'taanwezig zijn. De ingewanden spreken. Sym-pathie, dat is: een zelfde ondervinding,en die in het klimaat van nijd en haat. Communicatie, ongewild, van degeëxcommuniceerden. Meêleven? neen, meêsterven, niet met de enkelen slechts,maar ook met allen! Een doorschouwen, ook van de meest afgelegen hellekrochten,met pijnlijkste klaarheid! Een blikken in den afgrond van wederzijdsche smart, ookals de matte hand de woorden weert! Te zien, óók wat bedekt, te hooren, óók watgezwegen, te voelen, óók wat als diep geheim bewaard wordt! Heteeuwig-verwenschte gezelschap op het

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 119: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

117

privatissimum der smart! Communicatie van de tot communie onbekwamen! Dwangtot verkeer. Alles contra voluntatem, niets praeter voluntatem, dat wil zeggen: hetstaat u alles tegen, maar ge kunt er nooit om heen. De schaamte dringt totverberging, maar elks diepte dringt zich op - zij kan er niets aan doen. En dan dehelderziendheid, de wijd-open oogen, de telepathie der schuldige geesten in gangenvan dood. Een rijkdom, die verarmt. Een grootheid, die verbreekt. Een breedheid,die ver-nauwt. Verdoemende sterkte, doorzichtige dooden. De doodsrivier - klaarals kristal. -Voor wie zóó ziet, wordt deze hel iets anders dan een stilstaande, drabbige poel

van zonde-bezinksel en van zwadder van ongerechtigheid. Iets héél anders ook,dan een terugkeer van de wereld tot den chaos, tot de duisternis en den dood, ‘omdan misschien opnieuw haar eentonigen kringloop aan te vangen’,174) zooals hetmonisme droomt. Het tegendeel is waar. Geen chaos immers is de hel, want ophaar manier vertoont zij, hoewel zelf geen kosmos, daarvan toch een onuitwischbaarbeeld: de oer-verbanden drukken. Ze is géén anti-, wèl een contra-kosmos, eenwereld, die vijandig aan de ware is, en waarin alle energieën en strevingen zichrichten naar het verboden doel. Maar ach, 't verbood'ne is nooit zoet. Stilstand isdaar niet, maar krachtige beweging. Geen vaag verglijden van donkere gestaltenin stomme buiging van droefenis; geen doodloopen of versmoren van den stroomder anti-goddelijke beweging in moerassigen, drabbigen poel: geen stomme smart;geen lied zonder woorden van de romantiek, wèl van de dramatiek, de epiek. Geengeronnen tranen, en geen geronnen bloed; geen gekristalliseerde droefenis en geenlauwe litteekens van luwend leed; geen warende

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 120: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

118

geesten; geen warrend getob in versuffende monomanie; geen vaag tasten naarverdwijnende schijnen, die in de droomwaken van grijs-grauwe nachten stemmeloosworden begeerd: geen gordijn, dat gevallen is, ‘after the whole scene is closed’,zooals H ume meende....175) maar een tegen-wereld, de wereld der zonde, die alde activiteit ontplooien wil van de voldragen menschheid en de volgroeide kracht,die echter ook telkens opnieuw in den ban eener gevloekte onmacht tot eeuwigniet-kunnen veroordeelt zich voelt.En dit laatste voegen wij met nadruk erbij.Want we spraken daar wel van de hel als ‘wereld’, doch haasten ons erbij te

zeggen, dat dit woord geen oogenblik mag worden opgevat in analogie van onzeervaringswereld, welker ‘schema’ trouwens ‘voorbijgaat’. ‘Wereld’ toch ondersteltthans orde, systeem, èn een zich ontplooien van het menschelijk leven binnen hetraam van dit schema, dit systeem. De hel nu zal wel de grondwet van Godsschepping moeten toonen, en zij zal wel het schema van Gods uitgedachteordinantiën aanschouwelijk moeten maken, maar dit zal alles ondanks dehel-bewoners zelf zoo wezen; m.a.w. dat laatste punt - het zich ontplooien van hetleven binnen in, en in aansluiting aan, en met behulp vàn het systeem - dàt is geenpunt van vergelijking tusschen onze ‘wereld’ van heden en die àndere ‘wereld’ derhel. In den hemel zal dat leven uit en in en door Gods ‘schema’, het ja-zeggen totdat schema, de zaligheid zijn; in de hel zal het ‘schema’ gezien, doch vervloektworden; het zal immers de rampzaligheid haar ‘zin’ verklaren; den on-zin zal hetverhinderen, zich ‘zoet’175*) te vinden, of een ‘spel’; den a-nomos, den wettelooze,anti-nomos te zijn. ‘Wereld’ zeggen

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 121: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

119

we dus - mits men er onder versta een ‘veelheid’, die geen ‘eenheid’ uit zich zelfkan worden, schoon de eenheid Gods met opgelegd, doch immer-weerstreefd,gezag steeds klaar voor oogen staat.Op deze dingen valt te letten. Anders zet men de deur open voor speculaties als

van Swedenborg, die ook oog had voor de hel ‘als wereld’, doch die daarbij uitgleed.Hij meende immers, dat ‘aan gene zijde’ een copie zou liggen van wat ‘aan dezezijde’ was te zien: huizen, paleizen, kamers, garnituren, bergen, dalen, rivieren,meren, tijd, ruimte, volken, rassen, zelfs folkloristische eigenaardigheden; dehollanders b.v. zouden nog handel drijven.176)Het is duidelijk, dat dergelijke speculaties ten eenenmale miskennen het karakter

der zònde als ont-binding, en dat der stràf als binding áán-de-wet-der-ontbinding.Maar voor het overige houden wij alle ruimte over voor de gedachte, dat de hel

geen verzamelplaats van onbeweeglijk-vastgebondenen, geen huis van blinden,dooven, kreupelen, wezen zal, doch de gemeenschap van wie actief zijn, hunsondanks; een huis van zienden, want ze zien hun God, en sidderen; van hoorenden,want zij hooren Zijn naam, en sidderen; van loopenden, want ze loopen tusschende bergen, waaruit zich geen marmer laat houwen voor een satanstempel, ensidderen. Activiteit, ja zeker; want - moet men niet actief zijn om te kunnen lijden?En ontzetten zich de sterken niet met grooter vervaarnis, dan de zwakken? Of isgigantengekerm niet ijselijker dan dwergengekreun? Wèg met de fantasie over dehel als apenkooi!176*)Van de vier ‘dieren’ (levende wezens), die volgens Openbaring 4 voor Gods troon

hun stand hebben, en die

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 122: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

120

het scheppingsleven vertegenwoordigen, gelijk het treedt voor God, vinden wij daarvermeld, dat ze vol oogen zijn. Oogen van achteren, oogen van voren, oogen vanbuiten, oogen van binnen. Dat zelfde kan men ook wel zeggen van wie wonen inden nacht. Maar dit is het verschil: terwijl de ‘dieren’ vleugels hebben bij de oogen,om ook te kunnen vliegen, daar waarheen de oogen wijzen, daar zijn de vleugelenhier niet bij de oogen toegevoegd. Het zijn gebondenen, die zien.

***

Voorzeker, de stelling van de Schrift, dat ook in de hel de rijke variëteit van hetmenschelijk leven erkend blijft ten volle, opent een heel diep perspectief.Doorgedacht, leidt ze ons - alweer - tot de slotsom, dat de hel, evengoed als dehemel, ontvouwing is van Gods gedachten, zooals in het schepsel, individueel ensociaal, deze belichaamd zijn. Wat de hemel gewillig bewijst, dat vertolkt, voor wiezien kan, ónwillig, de hel. Is de litanie van den hemel een vrije, spontane lofzangop den rijkdom van den Wereldschepper, de fuga der hel zal een gedwongenuitwerking zijn van hetzelfde thema. En al keeren zich ook al de potenzen entendenzen van haar bewoners tegen God, gróót blijven, desondanks, de krachten,die daar woelen en een uitweg zoeken, een ontlading. Want heel de historie, heelhet proces der zonde, ze zullen, ook zelfs tot in de fixatie der eeuwigheid toe, nietophouden kunnen, ondanks zichzelf te bewijzen, dat God groot is, dat Hij ‘deeeuwigheid’ in ieder hart gelegd heeft, dat zijn recht van zelfhandhaving voor devuurproef van den vuurpoel niet versaagt. Het déraillement

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 123: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

121

van den trein moge verschrikkelijk zijn, het bewijst op zijn manier toch óók degeweldige beweeg- en stuwkracht van den stoom. Zoo moge ook het algeheelebederf der ‘massa perditionis’, der verwezen schare, ontroeren en beklemmen, toch‘stort’ ook de eeuwige nacht ‘overvloediglijk sprake uit’. ‘De nacht aan den nachttoont wetenschap.’ Hij kondigt aan, welke groote gaven God, in zijn ‘bonte’ wijsheidin zijn schepselen gelegd heeft. Men kan afdingen op het spreekwoordelijke: ‘hoegrooter geest, hoe grooter beest’; maar daar valt niets te zeggen tegen hetomgekeerde van die stelling: ‘hoe grooter beest, hoe grooter geest’. Dus vermagzelfs het dierlijke in den mensch niet uit te wisschen de sporen van Hem, die deVader der geesten heet. Dat is het onmiskenbare element van waarheid in denuitroep van iemand,177) dat de figuren van gedurfde zonde en van vernuftigijdelheidsspel, P a o l o en F r a n c i s c a 178) in de hel (van D a n t e ), ‘hemelhoogverheven zijn boven’ de veelheid van ‘slappe schepsels’, die langs lijnen vangeleidelijkheid hier hun leventje verder versukkelen, strompelend op 't afgebakendpad van conventie en kwalijk begrepen fatsoen (over welk afgebakend paadje metzijn stumperaars De Genestet ook wel eens een woordje had mogen zeggen!).Wie dit alles weet, die staat verwonderd. Want als hij denkt aan de hel, dan ruikt

hij geen zwavelstank, zooals E j n a r in I b s e n ' s Brand,179) maar boeit hem detheocentrische taal in onuitwischbaar schrift, dat de slotsom is van alle waarachtigetheologie, en dat ook in de hel overal zal te lezen zijn: ‘O, diepte van rijkdom en vanwijsheid en van kennis Gods!’180) Want hoe dichter hij nadert tot de donkerstespelonken der hel, hoe luider hem zich aankondigt

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 124: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

122

en vertoont de veelheid vanmachtig talent, van grotesken aanleg, van breed intellect,dat de hel zóó maakte, als ze is. De engel-verklaarder der kosmogonie leert eenlofzang op de bontkleurige wijsheid (als Paulus zegt) van den Maker dezer wereldons ook daar vernemen, uit de ongewilde confessie van wie ginds binnentreedt. Dehemelen vertellen Gods eer, maar dat doet eveneens de afgrond, zoo donkerdaaronder; zij het dan ook niet ‘met blijden mond’. De hel schrijft geen theologie;nochtans geldt ook van haar, dat ze is als een boek, en alle letters geven saam telezen den naam van God.Dit, wat haar objectief bestand betreft.Trouwens, ook subjectief zullen haar bewoners de eenheid Gods in eigen pluriform

bestaan gehandhaafd en verkondigd weten. Want wel heeft mogelijk Ema n u e lSw e d e n b o r g gelijk, als hij zegt, dat de verlorenen wenschen, aan den invloedvan den hemel en van God onttrokken te worden; immers, ten slotte moet allewaarachtig licht het oog, dat aan duisterheden gewend is, wel pijn doen. Maar....ongelijk heeft hij, voorzoover hij meent, dat die wensch in vervulling zal gaan,wanneer de ziel van den van God verlaten mensch zich in 't kwade ‘sterkt’ tegenden hemel, defensief.181) Nooit toch kan de mensch, in ver-keering van zijnindividualiteit, de Hij-ik-relatie (bl. 100) zijnerzijds verbreken.Nooit kan hij ook de oogen er voor sluiten.Zeker, als wij niet gebonden waren aan het woord van Christus, dat men zou zien,

zou zien al de profeten, en zichzelf er buiten, als wij konden gelooven, dat men Goddaar zou kunnen kwijt-zijn, dàn zou de sleutel van de kennis ginds ons weggenomenschijnen. Dan zou het onderscheid in deze pluriforme strafbediening aan onzenzoekenden geest ontglippen.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 125: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

123

Maar nu de Schrift ons leert, dat ginds God, hoewel nooit bekend - in kennis desgeloofs - dan toch gekend, geweten, wordt, nu blijft slechts over te gelooven, dat inZijn koele licht de grens van ieders individualiteit den ander scherp geteekend wezenzal, en voor oogen staan. Waar God zich op- en aandringt, daar wordt de nevelweggevaagd, daar wordt den dood, ja juist den tweeden dood, het niet vergund, tenivelleeren. Men zal in tegenstelling zien, dat is: concreet-precies. Want wie Godniet meer kwijt kan, die lijft zich zelf, gewillig òf onwillig, bij de grenswacht in vanelks bestaan. Grenzen zien!Zoo zal naar zijn èn naar bewustzijn elke verlorene vertoonen en verstaan de

menigerlei kracht en wijsheid Gods. Nimmer zal daar ook maar één zich kunnenontworstelen aan de logica van hemel èn van hel te zaam, als zij haar laatste, maarook welsprekendste, anthropomorfe leerwoord spreekt van Gods rechtvaardigheid,gelijk ze werd gepredikt in en met zijn goedheid. Die logica is één, het lessen leerenook. Het komt maar aan op ja en neen in 't hart, vanwaar ‘het leven’ neemt zijn‘uitgangen’.Daarom zal de hel zoo verschrikkelijk rijk zijn. Daarom zal wie den goeden strijd

niet gestreden heeft, een zwarten keursteen van veroordeeling ontvangen ‘en opdien steen een nieuwen naam, welken niemand kent, dan die hem ontvangt’.182) Endien toch iedereen weer lezen zal, want het individueele zelfbestaan kan zich nietverbergend isoleeren. Daarom zal er een ‘allerindividueelste expressie’ bij ieder zijnvan de ‘allerindividueelste emotie’. Daarom zal het zijn:

Elk harte kent zijn bitterheid, zijn eigen bitterheid;en ieder oog weet wel waaróm het heimlijk schreit.183)

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 126: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

124

Daarom zal de afgrond even pluriform zijn als de berg Sion.Maar gelijk de pluriformiteit in de natuur, en op den Sion, in den hemel, de

bewondering wekt, en van de schoonheid in de harmonie van ‘geheel’ en ‘deelen’(laat ons eens éven abstraheeren) ons doet genieten, zoo zal de pluriformiteit derhel met des te bondiger geweld gedwongen zijn, te toonen het affreuze van dezonde en haar straf.‘Groot zijt Gij, Heer’.‘En zeer te prijzen’, amen.

§ 6. Classificatie?

Het spreekt nu echter voor ons wel vanzelf, dat wij blijven staan bij dezenalgemeenen trek, en dus ook hier weer niet ons wagen aan een détailschildering;wij wezen reeds op het gevaar daarvan (bl. 102, v.). Al weten wij uit de Schrift, dater in hemel en hel bepaalde ‘klassen’ en ‘graden’ en ‘trappen’ zijn (het onafwijsbaregevolg van den onderscheiden aanleg der individuen), toch willen we geen oogenblikvergeten, dat ons hier bij ons beneden elke maatstaf ontbreekt voor 't trekken vande grenzen. Ja zelfs, dat 't trekken van een grens om ‘groepen’ dwaasheid is. Datzou nog kunnen, tot op zekere hoogte, indien niet de persoonlijke verhouding totGod in rekening kwam. Maar nu 't geheim van elks persoonlijk leven God alleenbekend is, hebben wij te zwijgen. Absoluut te zwijgen. Wij moeten zelfs geen namennoemen. Geen oogenblik mag worden toegegeven aan den drang, om de nadereuitwerking van het zooeven bedoelde Schriftgegeven buiten den bijbel om te geven.Zouden

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 127: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

125

wij nu reeds namen willen geven, die ginds ‘alleen bekend zijn’ aan wie hemontvangt? (vgl. bl. 123).Voor deze ‘zoete’ verleiding, om den doolhof der hel in plattegrond te teekenen,

is de menschelijke geest meer dan eenmaal bezweken.Wij spraken van een zoete verleiding. Want al wat men in schets brengt, dat komt

dichter naar ons toe; dat onderwerpt aan zich de mensch; dat verliest voor hem ietsvan zijn geweld, omdat het beeld altijd minder is dan het origineel. Een hel inplattegrond is minder vervaarlijk, dan een vijandige verschrikkelijkheid, die met denmantel van Gods raadsbesluit voor ons is toegedekt, al heeft Hij ons dan ook gezegd,dat wat er onder ligt, den naam van hèl draagt, en dat diè hel bepaald wordt doorde termen van de openbaring. Maar wijl de mensch vermetel is, daarom heeftdezelfde valsche eigenliefde, waarmee de mensch den hemel in schets brengt,opdat diens rijkdom niet te ver af, doch hem bereikbaar zij, ook de hel in kaartgebracht, opdat haar verschrikking hem zich onderwèrpe.Natuurlijk zijn de leveranciers der plattegronden onderscheiden.Er zijn grovere, en fijnere onder hen.Om met de eerste te beginnen, hebt ge wel eens H e i n e gelezen over de hel?

Natuurlijk gelooft hij er niet aan, maar toch laat hij zoo ongeveer ons zien, hoe hijze inrichten zou, àls ze bestond.184) Hij zegt (ik volg hier de vloeiende vertaling vanNico van Suchtelen): ‘Mij kwam de hel voor als een groote burgermanskeuken meteen eindloos lang fornuis, waarop drie rijen ijzeren potten stonden en daarin zatende verdoemden en werden ze gebraden. In de eerste

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 128: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

126

rij zaten de Christelijke zondaars.... en de duivels bliezen onder hén het vuur metbijzonderen ijver aan. In de tweede rij zaten de Joden, die aanhoudend schreeuwdenen door de duivels af en toe geplaagd werden.... In de derde rij zaten de heidenen,die evenals de Joden de zaligheid niet deelachtig kunnen worden.... Ik hoorde, hoeéén van hen.... riep: spaar mij, ik was Sokrates, de wijste der stervelingen; ik hebwaarheid en rechtvaardigheid onderwezen en mijn leven ten offer gebracht voor dejeugd. Maar de plompe, domme duivel liet zich niet storen in zijn werk en bromde:voor één enkel mensch kunnen we geen uitzondering maken’.Met afschuw keeren we ons af van zulke frivole taal over de hel. Al treft het ons,

dat zelfs in deze overmoedige spotternij getuigenis gegeven wordt aan de bijbelschegedachte, dat niet allen hetzelfde, noch allen op dezelfde wijze, gezaaid hebben,en daarom het ‘maaien in het vleesch’ even veelsoortig zal zijn als het ‘zaaien inhet vleesch,’ toch vinden wij hier slechts den caricaturist.Ernstiger reeds dan H e i n e 's spotbeeld, en min of meer serieus bedoeld is het

bestek der helleholen, gelijk het door de joodsche leeraren van lateren datum isontworpen. Ze spreken van vijf bestraffingsplaatsen; in de eerste zijn dehebzuchtigen; ze ledigen waterkruiken in bakken, die maar nooit vol worden; hettweede en derde en vierde huis is voor de lasteraars, de echtbrekers, deschaamtelooze vrouwen, en opgehangen zijn ze aan de tong, aan de genitaliën,aan de borsten; en dan is daar tenslotte de vijfde afdeeling, waar een dikke rookhangt; daar zijn de stadhouders en de schatmeesters, en over hen houdt de wacht

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 129: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

127

Farao, de tyran.185) In alle ommegangen zijn 6000 huizen, en in ieder huis 6000vensters, en in ieder venster 6000 kruiken met gal voor de gedoemden.186)Deze bizarre vondsten van Joodsch vernuft zijn echter tamelijk wel in het

vergeetboek geraakt; de wonderlijkheid ervan vindt trouwens niet eens in speelschevernuftigheid of fijn-gesponnen logica genoegzame rechtvaardiging.De meeste aandacht verdient wel het werk van den peinzenden D a n t e . Ook al,

omdat hij enkele navolgers heeft gehad, zelfs waar men ze niet zou zoeken. Ik denkb.v. aan het reeds genoemde Hellbad van H a n s S a c h s . In diens boekje wordenook allerlei bepaalde straf-methoden gevolgd voor bepaalde zondaren: alles is totin onderdeelen uitgewerkt.Men weet, dat een poging tot schetsmatige indeeling der hel ook eenmaal gewaagd

is in het monumentale epos van D a n t e : De Hel. Dante's poëzie was doortrokkenvan de middeleeuwsch-scholastieke theologie; en omdat deze gaarne vaste lijnentrekt en nauwkeurige onderscheidingen maakt, wat gene misschien minder gaarnedoet, daarom is Dante, in wien de theoloog het soms won van den poëet, ook aan't lijnen trekken gegaan; met zijn passer toovert hij al wijder concentrische circels,en in iederen hellekring plaatst hij een bepaalde groep van zondaren. En Dante'splattegrond van de hel is in zijn grondlijnen even ernstig bedoeld187) als heel zijnwereldbeeld, waarover we reeds spraken. (Zie bl. 65 en 66, aanteekening 71).Hoe zorgvuldig heeft Dante deze indeeling van de onderscheiden hellekringen

ingedacht en uitgebeeld! Daar is allereerst het voorportaal met zijn vlakke menschenen engelen,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 130: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

128

die voor den hemel niet goed genoeg en voor de hel niet slecht genoeg zijn;halfslachtige, onbeteekenende wezens, die niet gekozen hebben, noch voor dedeugd, noch voor de overtreding; in wie, om een modeterm te bezigen, de‘Entscheiding’ niet geweest is. Hij plaatst daar in dat voorportaal de menschen, ende engelen, die te zelfzuchtig waren, om aan God hun leven te geven, en toch ookweer te werkeloos, om in opperst egoïsme zich bewust en driest Hem te onthouden.Die het recht niet dieper vernederen, en die toch ook de liefde niet in hoogerbestaansvorm beuren wil.

Geen Hemel wil ze, opdat ze 't vlekloos blauwNiet smetten, maar geen Hel ook wil ze ontvangen,Opdat in hen geen zondaar roemen zou.

Deze keur- en kleurloozen worden immer door vliegen en wespen gestoken; zehebben nooit waarachtig, intensief gelééfd; dàt was zoo hùn gebrek.Achter dit voorportaal ligt dan de eerste hellekring, dien de dichter bereikt, als

C h a r o n hem den Acheron188) heeft overgezet. In dezen eersten kring van deeigenlijke hel is het te donker om licht, en toch ook weer te licht om donker te wezen.Vredig is het er, en toch onbestemd-weemoedig. Geklaagd wordt er niet, maar welgezùcht. Droefheid is er, doch zonder pijn. Want hier, in dezen ‘limbus’, denkt zichde middeleeuwsche theoloog de kinderen, die uit het leven gegaan zijn, voordat dedoop hun den hemel had kunnen ontsluiten.189) Hier was het ook, dat eenmaal degeloovigen, die vóór Christus' verschijning, onder het oude verbond leefden, gewachthebben op hun eindelijke verlossing; en

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 131: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

129

zie, wel zijn zij, gekroond met eere, dezen limbus ontheven, toen Christus gestorvenen (naar de roomsche opvatting) ‘ter helle nedergedaald’ was: Adam, Abel, Noach,Mozes, de aartsvaders en alle andere vromen van den oud-testamentischen dag;maar wie gebleven zijn, en nu ook er blijven zullen, dat zijn de groote geesten vanden klassieken tijd; immers, al waren ze zoo groot, toch waren ze heidenen:

Zij leefden vóór het christendom, en prezenDaarom den Heer, die niets ten halve duldt,Niet naar den eisch....

't Zijn de helden, de dichters en zangers en denkers en veldheeren van Griekenlanden Rome: H ome r u s , H o r a t i u s , O v i d i u s , V e r g i l i u s , H e c t o r , A E n e a s ,C a e s a r , A r i s t o t e l e s , P l a t o en zoo veel anderen van de grooten der antiekewereld. Zij allen zijn vervuld van een stilweemoedig heimwee, een vaag verlangennaar het hoogste goed. Doch verterende smart is hun vreemd; kalm ‘leven’ ze voort...Dan volgt de tweede kring. Hier klinkt een ander geluid. De wacht bij den ingang

wordt er betrokken door M i n o s , die eens bekend stond als de strenge wetgevervan Creta, en die door de mythologie als rechter in de onderwereld gedacht is, maardoor Dante tot demon werd omgevormd.Ieder, die binnenkomt, wordt door dezen Minos gekeurd. Het aantal malen, dat

hij zijn staart om 't lichaam heen kronkelt, is de onherroepelijke aanwijzing van hetrangnummer van den hellekring, waarheen de veroordeelde verwezen wordt.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 132: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

130

En de maatstaf dan van Minos' rechtspraak? Die wordt opnieuw aan de moraal derscholastiek ontleend; deze immers kent, op het voetspoor van T h oma s A q u i n a s(plm. 1225-1274), haar grootsten vertegenwoordiger, drieërlei zonde: zonde uitonwetendheid (ignorantia), zwakheid (infirmitas), en kwaadwilligheid (malitia).Waar nu de zondaren uit onwetendheid ondergebracht zijn volgens Dante, hebben

we reeds gezien; voor hen was immers de meer negatieve dan positieve bestraffingin de eerste afdeeling der hel. Doch wie uit zwakheid zondigden, die worden verdeeldover den tweeden tot en met den zesden hellekring. En dan weer steeds in scherpeonderscheiding naar den aard en het karakter hunner overtreding. Allereerst vindtge er de wellustelingen,

....de slaven van 't genucht,Bij wie 't verstand den lust niet kon bedwingen.

En weer worden er namen genoemd. S em i r am i s treft ge er aan, die debloedschande verdedigde en in toepassing bracht, door een huwelijk met N i n u s ,haar zoon; en D i d o

....die haar trouw verspeeldeEn, minnekrank, haar levensdraad doorsneed,

en C l e o p a t r a en H e l e n a en A c h i l l e s , P a r i s en T r i s t a n den ridder; allenverblijven in den tweeden kring. Op hen volgen in de derde afdeeling anderezwakheidszondaren; nu zijn het de zwelgers, aan wie in deze hellekrocht degoddelijke Wraak een plaats gewezen heeft, onder

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 133: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

131

de bewaking van den grijnzenden hel-hond, C e r b e r u s .

En Cerberus, het monster dier moerassen,Dat woedend zijn driedubb'len muil ontsluit,Houdt nimmer op, de geesten aan te bassen.

Gruwzame helleplastiek! Dat zwelgende monster, die jankende hond, die zijn prooi,‘vratig zijn schuilhoek binnensliert’, en die dan als waker over de zwelgendemenschen gesteld! De vraatzuchtigen, aangegrijnsd en toegegromd door hetzinnebeeld van dierlijke vraatzuchtigheid; 't kan niet teekenender; en eigenlijk ookniet - vlakker. En als dieper de dichter straks afdaalt in de helsche afgronden, dantreft hij in die donkere spleten nog àndere zondaren uit zwakheid: de vierde en vijfdehellekring omsluiten de geldgierigen en verkwisters, de twistzoekers en nijdigaards.Ook priesters zijn er, en pausen en kardinalen, ‘de slaven eens der vuigstegierigheid’, alsmede rijken, zooals A r g e n t i , het lid der adellijke familie derC a v i c i u l l i , die om zijn oploopende drift en verkwisting eertijds bekend stond. Endan eindelijk in den zesden kring ziet Dante de stad Dis, en daar is een groot veldmet graven, die gloeien: de plaats van scheurmakers en ketters; Medusa, met haarversteenenden blik, is hier het symbool van den versteenenden twijfel. Ook in ditstrafoord is er plaats voor met name genoemde grooten: een keizer, F r e d e r i k II,dien Dante steeds hoogschatte om zijn bescherming van litteraire kunst, maar dienhij daarom toch niet ontslaat van de verantwoordelijkheid voor zijn vrijdenkerschap;190)ook is daar een kardinaal, O t t a v i a n o d e g l i U b a l d i n i , van atheisme enloochening van het be-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 134: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

132

staan der ziel beschuldigd, en een paus, A n a s t a s i u s II, († 498).Tenslotte komt in den zevenden tot negenden kring de laatste groep: de zondaren

uit kwaadwilligheid en boosheid (malitia). De zevende afdeeling omvatachtereenvolgens de geweldenaars tegen den naaste; tegen zichzelf, tegen God.Als symbool doemt hier op de M i n o t a u r u s , die, half stier, half mensch, metoverleg gekozen is: ‘want het jaarlijks hem door de Atheners gebrachtemenschenoffer kenmerkt hem als geweldenaar tegen den naaste; zijn eigen dollewoede als geweldenaar tegen zichzelven; terwijl zijn eigen tegennatuurlijk ontstaaneen gewelddaad is tegen de ordonnantiën Gods gepleegd’.191) In dezen kring plaatstDante ook de plegers van ‘tegennatuurlijke’ zonden, en de woekeraars. De achtstehellekring (met de tien ‘foltergroeven’) omsluit in steeds enger behuizing, al dichternaar het middelpunt der aarde toe, verschillende soorten van bedriegers: deverleiders, koppelaars, vleiers; de Simonieten192) (onder wie reeds paus NicolaasIII, 1277-'80, straks ook B o n i f a c i u s VIII, 1294-1302 en C l eme n s V, 1305-'14),toovenaars, waarzeggers, omkoopbare plichtverzakers en zwendelaars, ookhuichelaars, die als monnik gekleed zijn:

zij droegen pijen en de kappen hingenhun over de oogen op het aangezichtnaar d' echten snit der Keulsche193) kloosterlingen -

en onder wie ook K a j a f a s en A n n a s - rechters van Jezus - genoemd worden.Voorts nog dieven, valsche raadgevers (onder hen Od y s s e u s en D i ome d e s ),tweedracht-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 135: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

133

zaaiers (o.m. M o h ammed ) en vervalschers (z.g. alchemisten of goudmakerse.d.), menschen, die zich vermomd en voor een ander uitgegeven hebben, valschemunters en leugenaars van professie....En nog is het einde niet.Want het einde, dat komt eerst in den negenden, den laatsten hellekring; dat is

de put der verraders, die door reuzen omringd worden en wier eertijds zoo geslepentong nu niet anders dan brabbel- en wartaal spreken kan: rafel mai amech zabi almi!roept hakkelend, stotterend, Nimrod, de geweldenaar uit het grijze verleden. En ooknog voor dit smartendal tracht fijnste logica de indeeling aan te geven naar haarschema: vier afdeelingen zijn er in deze binnenste krocht van buitenste duisternis.De eerste is Kaina; en nu weet ge al genoeg, want deze van K a i n afgeleide naamwijst op verraders van bloedverwanten. Dan volgt Antenóra, zoo geheeten naar denTrojaan A n t e n o r , die hulp verleende aan Troje's vijanden, deGrieken; de behuizingdus van verraders des vaderlands. Als derde komt Tolomea (Ptolomaea) met deverraders van vrienden; waarschijnlijk wil de naam herinneren aan P t o l om a e u s ,egyptisch koning, die zijn vriend P omp e i u s liet dooden. En eindelijk.... daar isten vierde Giudecca (Judecca), de Judas-put. J u d a s verried Jezus; zoo is danhier voor hem plaats onder de verraders van hun weldoeners. Bij hem vindt geB r u t u s enC a s s i u s , de verraders van J u l i u s C a e s a r . Hier is hetmiddelpuntvan de aarde, tevens centrum van het heelal (volgens de voorstelling van Dante,vgl. bl. 66). Hier toeft dan ook L u c i f e r of B e ë l z e b u l zelf, de Satan. In driemuilen verbrijzelt hij aldoor de drie verraders. Dat is eigenlijk

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 136: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

134

de eenige daad van dezen machtelooze. Of is dat geen machteloosheid, als Satanwel klept met zijn vlerken, maar dan door den kouden windstroom, dien hijveroorzaakt, het water van het meer Cocytus om hem heen aldoor ziet stollen enbevriezen? Als hij eeuwig in het ijs geklemd is, gevangen in koude? ‘Want wie hetgoddelijke, de Liefde, uit zelfzucht heeft vermoord, hem wordt de ziel vereenzaamdin ondragelijke kilte’.194)

Deze proeve nu van classificatie van de helbewoners, van systematisch-ingedachteuitbeelding der onderscheiden lotsbedeeling in de hel, moge den poëet bekoren,den theoloog schrikt ze af. Moeten we nog zeggen, dat Dante's poging eenwaarschuwing is voor al wie hem op dit pad mocht willen volgen?Zeker, we hebben meer dan formeele bezwaren. Om slechts iets te noemen: dat

ijs, dat koude, beklemmende, dat in werkeloosheid omsluitende ijs, waarin Satangevangen is met de drie verraders, hoe zou het ons een symbool kunnen zijn, datwaarheid spreekt? Zagen we niet, dat juist in omgekeerden zin het statische vangekristalliseerde existenties wel zeer vreemd moet zijn aan de hel, en dat daaromjuist daar, waar de grootste genieën der zonde huizen, niet het gestolde, bevroren,matte, bleeke bestaan is, maar dat veeleer daar de wilde dynamiek van God vijandigeenergie moet zijn? Een kerker en een kerkhof zijn twee. Worden de zielen van de‘grooten’ in het kwaad ‘vereenzaamd in ondragelijke kilte’? Maar een anderedogmatiek leidt tot een voorstelling, volgens welke juist zij benauwd zich voelen inde wérkzame aanwezigheid van heel een wereld,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 137: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

135

die tegen hen opstaat in machtelooze aanklacht uit zooveel fel-hatende oogen? Enwat is dat voor symbool: een Satan, die, vereenzaamd, zijn sidderende krachtverteerd voelt in eeuwige bewegingloosheid? Dacht Dante nu werkelijk, dat debinnenste hel de grootste zweetdoek is voor de vele ‘talenten’ van de grooten, aanwie de meeste ponden zijn toevertrouwd?195) Zou dat een straf zijn, die naast hetgenot ook den schenkingsbrief ontneemt van de ‘vreeselijke’ privilegiën, welke aande helden van den geest God toebedeeld heeft? Zou de eigenlijkste openbaringvan het wezen der hel een vaalgrauw graf zijn van eeuwige eentonigheid, vanoneindigen stilstand, van neigend beiden, en zwijgend lijden, van 't lauwe duren ingrauwe uren? Zulk een hel zou een graf zijn, niet slechts voor de heerlijkheid dermenschen, maar ook voor de uitstraling van het licht der scheppende wijsheid, derblinkende, en vrijmachtig haar gaven uitdeelende, almacht van God. Zulk een hèlkent de bijbel niet. We wezen daar reeds op (bl. 110-121). En waar inzonderheidaan het einde van zijn epos de symboliek van den dichter haar fijnste beelden kiest,en haar eigenlijkste beschouwingen uitwerkt, daar is juist dit zwaar-zinnebeeldigeslot ons een bewijs, dat Dante's beschouwing en die van de Schrift zeer veruiteengaan.Of, om nog iets te noemen: Wie zou thans niet met ernst òp willen komen tegen

die valsch gedachte gelijkstelling van B r u t u s en C a s s i u s met J u d a sI s j -k a r j o t h ? Want wie de verraders van C a e s a r op één lijn plaatst met dentrouweloozen handlanger van de vijanden van J e z u s C h r i s t u s , die steltonbewust Caesar in ‘beteekenis’ gelijk aan Christus, die vindt het Kapitool minstenseven gewichtig als Golgotha, het Romeinsche keizerrijk niet minder dan het koninkrijkGods.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 138: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

136

Dante, de man van religie èn kunst heeft ongetwijfeld zóó willen schrijven, ‘dat nochzijn geloovige vriend, noch zijn vriend die enkel dichter zijn wil, zich behoeft teergeren’.196) Het is, althans voorzoover eerstgenoemden vriend betreft, aan het slotvan zijn epos hem helaas niet gelukt.Doch dit is thans de hoofdzaak niet. Tegen het systeem als zoodanig hebben we

onze bedenking. Veel te mechanisch toch is ons deze indeeling der helleholen;mocht de mytholoog in Dante allicht wat schimmige ellende willen uitbeelden, meerniet, de scholasticus in hem zocht wat al te scherp te onderscheiden in dezediep-donkere spelonken en spleten.Ja, is dat eigenlijk wel ‘scherp’ gezien, als men beweert, dat Dante ‘al te scherp’

heeft willen onderscheiden? Men kan 't ook ‘grof’ noemen; denk maar eens aan dieklassieken van de oudheid: Homerus, Horatius, Ovidius, Vergilius, Hector, Aeneas,Caesar, Aristoteles, Plato. Hier worden op één lijn en in één groep geplaatst, diedoor de eeuwen zijn gescheiden, die zeer uiteenliepen in de cultuurhistorie reeds,die onderling in alles schier verschilden. Persoonlijke (of contemporaine) zondenvan bepaald karakter (neem b.v. de paederastie, de knapenliefde) tellen niet meehier, zeggen den dichter niets. Men voelt zóó dadelijk de grofste willekeur, een vlakmechaniseeren, dat zichzelf verteert. Vooral, wanneer men dan elders debloedschande, en de ‘tegennatuurlijke’ ‘liefde’, zeer sterk in het beeld naar vorenziet treden. De groepeering geschiedt naar willekeurige, en wisselende,indeelingsprincipes. Is het trouwens ook weer niet een schromelijke misvatting, dezondaren te groepeeren naar den naam hunner overtreding, in plaats van naar deintensiteit, waarmee ze zich lieten inleven in hun kwade begeerlijkheid? En, stel,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 139: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

137

dat werkelijk de naam eener bepaalde zonde het principe moest aangeven bij deindeeling der gedoemden, zou daar dan niet uit volgen, dat er menschen zijn, diein meer dan één groep een plaats verdiend hebben, omdat ookmeer dan één zondein gelijke mate hun wil overheerscht heeft? Voorts, is Judas, die Jezus ontrouwwerd, wel de grootste der overtreders, welke de heilige historie aanwijst?Wij meenenvan neen. Want daar is een overtreding, grooter dan de zijne; het is de lasteringtegen den Heiligen Geest. Waarom ook verdienen Annas en Kajafas een plaats,die nog zóó hoog boven de zijne uitgaat? Men komt nooit klaar met dat passen enmeten: tegenover Dante's isoleering van J u d a s met B r u t u s en C a s s i u s staanweer heel andere pogingen tot groepeering; zoo is er een engelsch miniatuur uitden tijd tusschen 1012 en 1020, waarop de Vader en de Zoon met hun voeten dengeboeiden satan in de hel stooten, naast J u d a s en - A r i u s .197)Of - om naar Danteterug te keeren - waarom behoort, wie tegennatuurlijke zonde pleegt, tot de zondarenuit kwaadwilligheid, en kan hij niet onder wie uit zwakheid overtreden een plaatsvinden?Zoo vermenigvuldigen zich de vragen. Wij gelooven dan ook, dat de maatstaf en

het criterium van den bijbel radicaal anders zijn dan die van Dante. Wij zien hetzondig bestaan van iemand niet als een complex van verkeerdheden, onder welkedan sommige meer overheerschend zijn en daarom hem typeeren; hoevelen zijner, die niet tot de uiterlijke daad van een bepaalde zonde komen, omdat degelegenheid ontbreekt, en nergens anders om? Feitelijk is Dante's klasseindeelingin opzet farizeeuwsch: hetgeen voor oogen is, bepaalt de termen der beoordeeling.Doch voor òns wordt

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 140: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

138

de ernst eener zondegeschiedenis bepaald door de mate van de aversie tegen God;door den graad der vijandschap tegen zijn absolute gezag. Indien het waar was,dat de natuur van het kwaad is, ‘een tegengekeerdheid tegen den dader zelf’,198) jadàn zouden we misschien gauw kunnen weten, welke verterende zonde sommigenmenschen het meest kwaad heeft gedaan; dan ook zou de aard van de straf wellichtin vage omtrekken te profeteeren zijn: vàge. Maar de bijbel leert immers anders?Hij zegt ons, dat in de allereerste plaats de natuur van het kwaad is:‘tegengekeerdheid’ tegen God, en eerst daarna en daardoor ‘tegengekeerdheid’tegen den dader zèlf. Daarom kon de zwaarste straf wel eens zijn voor de menschenvan schijnbaar kleurlooze zonde, wier kwaad niet publiek, wier zonde geen in hetsociale leven te registreeren publieke daad was, maar die een diep geheim vanstil-mokkende, muitende vijandschap tegen God hebben bewaard in het hart enmeegenomen naar het graf.Neen, wij wagen ons niet aan een teekening van de plagenhuizen in deze buitenste

duisternis; wij durven geen namen geven aan de wijken en straten van die grootezwarte stad. De ervaring heeft trouwens altijd geleerd, dat ieder ontwerp, hetzij vanden hemel, hetzij van de hel, door menschenhand gegeven, tenslotte niet meer wasdan een zedespiegel van den tijd, waarin men leefde. Doch de hel is, evenals dehemel, geen zedespiegel der menschen naar de wet van een bepaalde eeuw, docheen deugdenspiegel Gods naar de wet van Zijn onbepaalde eeuwigheid. Niet onze‘moraal’, niet onze dogmatiek, niet de geest van den tijd, maar de wil van God, Zijneeuwig denken en de Geest van den Logos Gods - die zijn het, die de grondlijnenaangeven kunnen en mogen van het schema (ook

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 141: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

139

deze duisternis heeft haar plan en bestek) der hel. - -En toch -Toch zijn er in De Hel van Dante hier en daar fijne trekjes, die wij niet gaarne

zouden missen, en die ook aan onze gedachte van het onderscheid in rangen enklassen eenigszins hulpdienst kunnen verleenen in het vormen van een voorstelling.Hoe subtiel is de wijze, waarop bij Dante verband gezocht wordt tusschen zondeen straf! Die geldzoekers met hun zwaren geldbuidel om den hals! Of die huichelaars,met hun monnikspij, ‘van buiten goud, van binnen lood’, zoo zwaar en zoo sprekendbeeld van den uiterlijken schijn, die de schandelijke werkelijkheid van binnenbedekken moet! Of die stroom van kokend bloed voor de bloedvergieters hier opaarde! Nietwaar, dat spreekt. En wij zeggen Dante na, wat de bijbel ons vóórgezegdheeft: daar is zeer nauw verband tusschen zonde en straf. ‘Want de straf is met hetmisdrijf één; als in het Karma van het Oosten, zijn hier kwaad en loon niet van elkaarte scheiden’.199)Vooral echter heeft Dante dit bij uitstek bijbelsch element in zijn brutaal

verwereldlijkten tijd weer aan het licht doen treden, dat de variëteit in strafbedeelingniet zal beantwoorden aan den tegenwoordigen schijn der dingen hier op aarde.Voor den man, die een monnikspij uitzocht als het kleed der hypocrieten, is depauselijke driekroon al evenmin als de hoed van den kardinaal of het purper vanden keizer argument tegen goddelijk vonnis. Zelfs kerkelijke absolutie is voor dezengrootmeester der gedachte geen waarborg voor de absolutie Gods, evenmin alskloosterafzondering of biecht. Zoo heeft Dante gecorrigeerd den hoogmoed vanden Talmud, die aan erkende zondaren, Doëg, Absalom,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 142: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

140

Korach, Jerobeam, Achab, Micha en Elisja ben Abuja een voorsprong geeft in dehel, alleen maar, omdat ze tot Israël behoorden.200) Zoo heeft hij weer naar vorengebracht het vergeten dreigement van Christus, dat het Sodom en Gomorraverdragelijker zal zijn dan den bondskinderen, die de duisternis liever hebben danhet licht. Zoo heeft hij, onbewust, tenslotte ook zichzelf nog gecorrigeerd. Wantdezelfde man, die - heel ten onrechte - een aparte plaats uitdenkt in de hel voorongedoopten, bereidt hier zijn lezers weer voor - en terecht - op de bijbelschegedachte, dat daar een aparte plaats zijn zal voor ‘gedoopten’; dat wil nu zeggen:voor wie ingedragen zijn binnen den cirkel van het licht der gratie Gods, doch diehet teeken van den Christus hebben bedekt onder het merk van den antichrist.Hoe treffend is dan ook, en hoe welkom, voor wie zoo ziet, de beroemde teekening

van de ontmoeting, die, in de hel, Dante heeft met G u i d o d e Mo n t e f e l t r o (†1298). Deze was in 1296 in een franciscaner-klooster gegaan, maar had zich dooral zijn paternosters niet laten weerhouden, paus B o n i f a c i u s VIII (1294-1303)door een listigen, valschen raad, te helpen in diens schandelijk opzet tegen defamilie van C o l o n n a en bij de inname door verraad van de vesting Penestrino.En wel had de paus aan Guido volkomen absolutie verleend, wel had deze zijnerzijdsgebiecht en gebeden, maar de dogmatiek van de hel is een andere dan die vandezen paus: een ‘zwarte cherub’ zegt tot den gedoemde:

Geen vrijspraak, is 't oprecht berouw niet daar,En geen berouw en kwaaddoen kunnen levenIn 't zelfde hart....

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 143: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

141

En:

.......Dacht ge welZóózeer mij in de logica bedreven?

Dit beroemde woord zegt de waarheid. Daar is logica in de hel; onlogisch is dezonde; logisch is de straf. Die is van God. Niet de verdwaalde logica van denmenschis daar, noch die van den duivel, welke tusschen logica en ontologie eentegenstelling, vruchteloos, maar toch eeuwig, zoekt, doch alleen de ijzeren logicavan den alleen wijzen God.Dat heeft Dante uitnemend verstaan.Maar wat hij vergat, dat hopen wij te bedenken: de ragfijne onderscheidingen van

Gods logica kan onze fantasie niet uitpluizen. Bij het algemeene blijven we hierschromend staan.Wij kennen het recht, doch doorgronden niemands hart. De intimisnon iudicat ecclesia: dat is ten slotte heel de kwestie, de kern van ons bezwaar.

§ 7. Geen barricaden voor den verkiezenden Jahwe.

Gods gedachten evenwel zijn hooger dan onze gedachten. Want de onze laten weleens glippen de onafwijsbare conclusie, die uit al het voorgaande volgen moet: dater ook in deze plaats van buitenste duisternis geen barricades kunnen opgerichtzijn tegen God-Jahwe. En - Hij is één. Dus is Hij niet te stuiten. In Zijne eenheidniet. Die eenheid handhaaft Hij, wanneer Hij in zijn welbehagen kiest, en vèrderkiest, en elke plaats bespreekt, voor ieder in de wereld. Al kan men zeggen, dat hetlicht van den mensch daar in de hel wordt

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 144: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

142

uitgedaan,201) wie zou Gods licht er kunnen dooven?Wij raken hier het moeilijk onderwerp, dat in de terminologie van B a v i n c k zou

te omschrijven zijn: de spranken der barmhartigheid van God, ook in de hel.Hoor maar den zachten jubel in de stem van B a v i n c k : ‘Ook in de plaats des

verderfs zijn er graden in de straf en dus nog spranken van zijne barmhartigheid....Het is niet waar, dat Gods gerechtigheid alleen in den rampzaligen staat derverlorenen en zijne barmhartigheid alleen in de zaligheid der verkorenen totopenbaring zou komen, want ook in den hemel straalt zijne gerechtigheid enheiligheid, en ook in de hel is er nog iets van zijne barmhartigheid engoedertierenheid. - Ook in de hel geldt het woord, dat Hij de menschen niet vanharte plaagt’.202)Wat is hiervan te denken?Laat ons maar eerst zeggen, hoe dit niet kan zijn bedoeld.O neen, wij willen hier geen brug slaan naar de roomsche scholastiek, waarvan

enkele vertegenwoordigers de mogelijkheid stelden, dat - althans vóór denoordeelsdag, niet daarna - op de voorbede van geloovigen in bepaalde gevallenmitigatie der straf mogelijk was: zouden die gebeden niet verhoord worden? vroegende scholastici.... alsof ze nooit gelezen hadden: bid niet meer tot Mij over deze zaak.En evenmin willen wij hier den kant uit van sommige fantasten, die een weinig

wilden àfdingen op de straf, en dan zich lieten verleiden tot allerlei dwaasheden,als b.v., dat er in de hel pauzen zouden zijn: de smart zou intermitteerend zijn, doorop zon- en feestdagen gelegenheid te geven om weer tot rust te komen.203) Aandergelijke grillen, die zich geen oogenblik moeite geven, de beteekenis van hetwoord

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 145: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

143

eeuwig recht te verstaan, of zelfs maar voor te stellen, besteden wij maar geenwoord.Neen - iets anders bedoelen wie met Bavinck de barmhartigheid van God ook in

de hel zich zien openbaren.Zèlfs voor de gedachte, dat er één bepaald punt in de historie zou geweest zijn

(Christus' z.g. nederdaling ter helle ná zijn dood), waarin Christus aan deveroordeelden genade predikte, of tenminste een kruimpje van de tafel der ‘kinderen’(de geloovigen van het Oude Testament, welke Christus verlost zou hebben uit denlimbus) zou hebben laten vallen voor de ‘honden’ (de verdoemden in de hel zelf),weigeren de gereformeerden op gezag van sommige roomschen204) plaats te maken.En wel nauwelijks behoeven wij te zeggen, dat het aan de orde stellen van dit

thema geen oogenblik in het gevlei wil komen van de ziekelijk-weekelijke enontheologische wanstaltigheid, welke iemandmet betrekking tot den verlorenmenscheens schrijven deed: ‘De Heer heeft hem lief en zou hem gaarne tot zich trekkenen in zijn hart de vurige stroomen van Zijn eigen leven gieten. Maar dit zou hemkwellen en verteren. En dus doet Hij het beste wat Hij voor dien mensch doen kan....door hem den vorm aan te doen nemen van zijne heerschende of werkelijke liefde’(tot de zonde). Of ook: ‘De boozen zijn niet geheel ellendig. Zij zouden zich wringenin geweldige smart als zij werden toegelaten in de reine hemelsche atmosfeer....Zij hebben geene begeerte om die hel te verlaten, zij kunnen geene andere vreugdebegrijpen dan die zij daar smaken; zij scheppen genoegen in den omgang en dewerken der duisternis’.205) Want immers, dit is tastbare dwaasheid van een logica,die

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 146: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

144

verdoold is. Een plaats, die objectief hel is, maar subjectief als 'n soort hemel erkendwordt.... 't is een speelsch sofisme; maar meer dan ook niet.Wat Bavinck zal bedoeld hebben, en wat gereformeerden althans allen hem

kunnen toegeven, is dit, dat, zoodra Gods welbehagen dat aan ieder mensch hetzijne toebeschikt, zijn neerslag vindt in de geschapen wereld, die neerslag voor ons,menschen, steeds God vertoornt in Zijn hooge eenheid. Dus nimmer los te maken,in zijn toorn, van Zijn ontferming.Wij meenen zóó alleen het vraagstuk zuiver te kunnen stellen. Wij gaan dan

immers uit, niet van den mensch, niet van de hel, niet van de zonde, niet van destraf, om dan vandaar uit over God te redeneeren; een in den wortel immeraverechtsche methode. Neen, wij willen van God uitgaan, van God, als één enongebroken, van God, als souverein. En kunnen dan van dáár uit spreken overschuld en straf, en over mensch en zonde, over hel en ‘spranken’ van barmhartigheid,zelfs in de hel.‘Hoor, Israel, Jahwe, die God van ons, Jahwe is één.’In al Zijn deugden is Hij steeds dezelfde. Men kan de ééne deugd niet van de

andere ‘abstraheeren’; ook hier, voor het laatst nu in dit ons hoofdstuk, sta daartegenons protest.

***

Misschien kan wat wij bedoelen 't best in antithetisch spreken worden uitgedrukt.Een roomsch auteur zegt ergens: dat God nu eens deze, dan weer die eigenschap

bekend wil geven. De vergeldingsstraf, zoo heet het dan verder, moet zijn heiligenafkeer

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 147: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

145

tegen de zonde en zijn strenge gerechtigheid openbaren. Maar - zoo vervolgt nogsteeds deze auteur - máár: de openbaring van Zijn goedheid en erbarmen moetdan daarbij terugtreden.206)Wij kunnen ons hier met geen mogelijkheid in vinden.Want zóó wordt God gedeeld. En wordt de eene ‘deugd’ van God gescheiden

van de andere. Het woord terugtreden, dat de schrijver kiest, wijst trouwens opverlegenheid; het is niet meer dan een asyl, waarin de gedachte vlucht, en zichverschuilt tegen haar vervolgers.Maar als wij vasthouden aan de éénheid van God, dan zeggen wij: de gansche

God is één, in al zijn deugden één. Door AL Uw deugden aangespoord, hebt Gij UwWoord, en trouw verheven; het is een oud, maar mooi vers.God heeft, zooals wij zagen, Zijn Woord en trouw nu overal verheven. Ook in de

hel (bl. 30 v., 55, 100, 102, 120).En wie bij deze, door den hoogsten eerbied gedragen, gedachte even stil blijft

staan, die kan, wat Bavinck positief zegt - en, misschien óók op zoek naar een asyl,met een verkleinwoord zegt: spranken, spranken, maar wat zijn spranken?? - diekan, wat Bavinck positief zegt, misschien gemakkelijker negatief zeggen: God stáátvoor geene barricaden. De hemel is geen barricade voor Zijn afkeer tegen 't kwaad,de hel geen barricade voor Zijn liefde tot Zichzelf als souverein.Wij menschen, kunnen over Gods genade en verkiezing (of welbehagen) slechts

spreken in successie van de woorden. Het ééne zeggen wij vóór het andere. Maarwat wij achtereen zèggen, dat is tegelijk van eeuwigheid in God.Zoo is de verkiezing een besluit van den éénen God, barmhartig en rechtvaardig.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 148: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

146

Voorzoover nu elke vrucht van wedergeboorte en geloof en bekeering een wondervan genade is, die niet verdiend was, zal in den hemel niemand ‘toorn’ voelen hierin,dat anderen, (bijvoorbeeld de apostelen), met ‘vele’ eerbewijzen worden gekroond,en hij met ‘weinige’. Want ieder heeft zooveel hij hèbben kan: zijn maat is vol. Maardat ze juist zijn maat is, dàt is bewijs, neen, niet van toorn, doch van praedestinatiein de liefde.En voorzoover - nu omgekeerd - elke straf-uitkeering een verdiende straf-uitkeering

is, en in de zonde, en haar straf, geen meer-of-minder is te stellen van de zijde vanden mensch, daarom kan in de hel niemand een souvereine praedestinatie van hemtot minder zware crisis miskennen hierin, dat anderen (wij noemen hier geen namen)met ‘vele’ slagen worden geslagen, en hij met ‘weinige’. Wij nemen hier het woordvan Christus op; en daarin nemen wij het aan. En gelijk in den hemel ieder verkiezingdaarin zal willen opmerken, dat zijn naam niet gebeiteld staat, naast dien van deapostelen, in de fundamenten van de nieuwe stad, zóó zal ook in de hel iederverkiezing daarin moeten opmerken, dat zijn naam niet geschreven staat naast dienvan hem, welke Antichrist genaamd wordt, of ook de valsche profeet. Dat hij niettot diens ‘vele’ slagen voorbeschikt werd.Is hiermee dan te niet gedaan, hetgeen gezegd werd van den tweeden dood, die,

naar ons bleek, een eind maakt aan hetgeen men noemt: gemeene gratie?Neen, dat weer niet; want, - wij volgen wéér de parallelgedachte, want: ieder heeft

zooveel hij hèbben kan: zijn maat is vol. Maar dat ze juist zijn maat is, dàt is bewijs,neen, niet van liefde, doch van praedestinatie in den toorn.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 149: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

147

Mijn beker is óvervloeiende, - dat is de psalm van hemel èn van hel. Maar het blijftdan toch voor elk de zijne.Want omdat God verkiezing deed, den levensloop van elk bepaald heeft,

weerhoudende genade schonk, ja, heel het leven hier beneden heeft gestuurd langslijnen van geleidelijkheid (in 't tegenhouden van den vollen vloek), daarom kan ookdaarginds de weerschijn van dit alles niet ontbreken.O neen, dit neemt niets weg van het gezegde.Integendeel: het vult dit alles aan.Indien toch in den één de objectieve ellende meer is dan in den ander, dan zal

hetgeen het lijdenslot verzácht van wie met ‘weinig’ slagen wordt geslagen (schoonhet hemzelf niet afneemt de verantwoordelijkheid) de straf van hèm verzwáren, diemet vele slagen wordt geslagen. Want deze zal - omdat de hel geen sofismen kent- over de verkiezing Gods geen woord ooit durven spreken, los van de eigenverantwoordelijkheid van den mensch. Zijn beker vloeit, en vloeit wéér óver. En watden ander aangaat: al ziet hij, aan het eind gekomen der sofismen, de realiteit vanGods praedestinatie, toch wordt dit moeten zien geen willen zien, dit kennen geenbekennen, geen belijden, ook geen dànken. Zijn beker vloeit, en vloeit wéér óver.Het is de vijandschap tegen den toebeschikkenden God, die hem verhindert, overde kleiner maat van eigen beker zich te verblijden, of zich er mee te troosten.Zoo komt er, meenen wij, in deze dingen licht. Al is de woordkeus, die van

‘spranken’ spreekt, aanvechtbaar, - wanneer men zich in de verkiezing vastklemtaan de éénheid Gods, en van het volstrekte samengaan van verkiezing enverantwoordelijkheid in de éénheid van het mènschenleven steeds uit blijft gaan,dàn kan, met behoud van alles wat

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 150: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

148

gezegd is over den ‘tweeden dood’, en met behoud van de gedachte, dat èlk voorzich wel zóóveel lijdt, als hij kàn lijden, toch plaats worden gemaakt voor de in 'twezen eenvoudige gedachte, dat God, de ééne, nergens voor stilstaat.Hemel en hel worden zoo niet verzoend, en ook niet door de dunste draad

verbonden. Dàt niet. Want dat God één is, en zich aan mij laat zien in deveelvuldigheid van Zijn praedestineerend welbehagen, dat stelt nog niet in mij hetleven uit dien God. Wie de wedergeboorte opvat, zóó, gelijk Calvijn het deed, diezal van een trait-d'-union niet kunnen spreken, als hij deze laatste paragraaf leestvan dit hoofdstuk, een trait-d'-union dan tusschen den hemel en de hel206*). Hij zoektook nooit ‘the missing link’. Hij zal er alleen voor bewaard gebleven zijn, een afgodin den hemel en de hel te brengen. Want een God, wiens ‘deugden’ zijnuiteengehaald, die is de ware God niet meer. Het is een afgod, een gedachtending.Als 't waar is, wat de gereformeerden altijd gezegd hebben, dat alle zonde absoluut

tegenover Gods heiligheid staat, en dus in zichzelf de ‘hoogste’ straf waardig is,dan blijkt, met de gegevens van de Schrift voor oogen, onafwijsbaar de conclusie,dat niet elk gepraedestineerd is tot de crisis van de zwaarste spanning. Daar wordener met weinige slagen geslagen. En in dezen is de ‘oplossing’ niet uitsluitend enalleen te zoeken in de gedachte, dat ieder zooveel ontvangt ‘als hij hebben kan’;want Christus zelf doet uitkomen, dat niet zoozeer de faculteiten van denmenschelijken geest, als wel demeerdere of mindere bekendheid met den heilswegéén van de maatstaven is der goddelijke onderscheiding. Deze nu heeft niet temaken met den aanleg en de receptiviteit van elks geestelijk bestaan, doch wèl metde almachtige

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 151: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

149

en alomtegenwoordige kracht van Gods voorzienigheid. En deze weder met 't besluit(vgl. bl. 109, 110). De cirkel sluit weer. D a n t e , in zijn Paradiso, zegt, dat dedonkerheid van de aarde nog overschaduwt een gedeelte van den hemel.... Wijgelooven dat niet. Maar waarom heeft hij niet gezien, wat wij wèl mogen aangrijpenals ònzen troost, dat n.l. het licht van den hemel nog in volle glansen overstraalt degangen der hel? Het licht van God-Jahwe? Van Hem, wiens liefde en recht nooitzijn gescheiden?Onder dit gezichtspunt kunnen wij ons vereenigen met de gedachte, dat er van

een inhouden van de energie van Gods wijde gramschap onzerzijds te spreken valt.Dat er spranken schijnen van licht ook in deze donkerheid. Dat ‘licht’ is danverkiezingslicht. Er is verkiezing tot leven, er is ook verkiezing tot een meer of mindervatbaar-zijn voor de verschrikking van den ‘tweeden dood’.Zóó is er nog electie in de openbaring van de reprobatie. Maar dat, wat God van

zich doet uitgaan, dàt is toch eigenlijk licht. Geen spránken slechts van licht.En al gaat de bijbel, paedagoog als hij is, niet diep indringen in deze werkelijkheid,

negeeren mogen wij dit element in zijn onderricht ook niet.Daar is logica in de hel....De logica is het van Golgotha's kruis.Want - en ziehier nog een tweede aanknoopingspunt voor de gedachte van

Bavinck - ook voor de verlorenen heeft - ònzerzijds gezien - Christus' kruis naar onsbelijden iets groots verworven. Iets gróóts: ze zijn tenslotte uitgeleverd aan het recht.En aan niets anders dan het recht. De zelf-handhaving Gods is voor de hel hetonderpand der

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 152: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

150

eeuwige trouw, die God-Jahwe Zichzelf bewijst, en die den tweeden dood verhindert,ruw te doen tegen één menschenkind. De offerdood van Christus heeft het rechthersteld. Het recht, niet alleen voor den hemel, maar ook voor de hel. Was Hij nietgekomen, om voor al het bestaande de souvereiniteit Gods te handhaven, dan zoude willekeur van Satan - wij spreken nu van òns gezichtspunt uit - geheerscht hebben.Nu wordt ook deze ingebonden en, naar een bijbelsch woord, verhinderd, haar effectte nemen.207)Had Christus' offergang niet naar het recht de duivelenmacht verslagen,dan zou de bodem der hel zijn geëffend voor het spel van machtswellust dergeestelijke boosheden. Maar wat voor speelzaal - men vergeve de ridicule gedachte- bestemd is, dat wordt gevangenis. Dat is onze sterke troost over dezetroosteloosheid. De hel is tenslotte de grootste mislukking van den booze, dènederlaag van den geest uit den afgrond. Het moment, dat Satan voor zijn meesttrotschen eisch bestemd had, wordt de bevestiging van zijn volslagen afwijzing. KonSatan heerschen, de hel werd het gruwelijkste onrecht, een chaos van wellustigheid.Maar nu, krachtens Christus' rechtszege, God beschikt, ook over de hel, nu wordtze, en blijft ze tot in eeuwigheid, ook mêe een huis van het hoogste recht, van òrde,uit Gods zuiveren wil geboren, een geordende staat, die geen enkele wilsuiting vanGods wet ontloopen kan. ‘Die Gerechtigkeit Gottes ist wie ein sicheres Haus, siemacht, dasz ihr vor Schwindel undWahnsinn bewahrt bleibet’, zoo spreekt ergens208)

iemand,209) die de stem van Christus zegt te zijn. ‘Der Fürst dieser Welt ist einGewalttäter. Gott aber ist kein Gewalttäter.’210)Ten slotte blijkt het ijdele grootspraak geweest te zijn,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 153: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

151

toen Satan na den val des menschenmompelde: ik ga heen, om u plaats te bereiden.Want wie plaats bereidt, èn voor hem, èn voor wie hem kozen, dat is niet Satan zelf,doch Christus, de Rechter, plaatsbekleeder voor velen, plaatsbereider voor allen.En in Hem God.Wat David eens in hoogen zielenood bad: ‘laat mij in de hand des Heeren vallen,

maar laat mij in de hand van menschen, van schepselen niet vallen’,211) dat wordt,al is het hier een onuitgesproken gebed, in deze plaats verhoord. Want ‘wreed zijnde barmhartigheden der goddeloozen’ en bitter is de spot der duivelen; maar zulkewreede bitterheid is vreemd aan de majesteit van God.Voor die logica Gods verstommen wij. Want onverzwakt laat ze den ernst van het

opschrift van Dante:

Door mij de weg naar de eeuwge stad der klachte;Door mij de weg naar 't eindloos smartlijk diep;Door mij de weg naar 't reddeloos geslachte.Gerechtigheid bewoog Hem, die mij schiep;Hij, in wien hoogste Liefde en Wijsheid paren,d' Almachte was 't, die mij te voorschijn riep.

Laat alle hoop, gij die hier intreedt, varen!212)

Maar troosten doet ze het hart van hem, die ook met dit ontzaglijke probleem geenrust heeft kunnen vinden, totdat hij rust vond in dien God, in wiens hand hij veiligkan overlaten het lot van al wat adem heeft. -In dien God wil hij rusten.

***

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 154: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

152

Zien wij terug op wat de laatste § van dit hoofdstuk besproken heeft, dan blijkt degrondgedachte: Gods souverein behagen. Dat welbehagen, dat niet staat vooreenige barricade. Dat welbehagen, dat zich in onze tijdelijke wereld breekt intwee-erlei besluit, hetwelk zich laat noemen: verkiezing en verwerping. Datwelbehagen te gelooven, dat is wel bukken voor hetgeen ‘horribel’ heet, men zouvandaagmisschien nog liever zeggen: numineus. Maar dit geloof - het heeft inmiddelseen ‘groot loon’; want het snijdt bij den wortel elke discussie àf over de vraag, ofGod door het geloof aan het bestaan der hel als daemon213) voorgesteld wordt, alof niet. Indien Zijn welbehagen vóór alle aanvangen van den tijd die twee gezienheeft en in Zijn éénen raad doen treden, dan is die God de Levende; en Hem, denLevende, denWerkelijke, kènt men eerst dan, als hemel en hel, hel en hemel, onderden éénen boog van Zijn behagen worden - geloofd. Vader òf daemon? - maar hetgeloof, dat tot het eeuwig welbehagen zich liet opvoeren, belacht dezeprobleemstelling uit de hoogte; zij komt op uit de godsdienst-, maar zwicht voor deopenbaringsgeschiedenis. Dàt geloof heeft er zèlfs geen behoefte aan, eeneenigszins verzachtende formule op te stellen, die dan, niet zoozeer voor òns, alswel voor Gòd, zou gelden. Ook niet, waar het rept van ‘spranken van barmhartigheid’.Men heeft wel eens zoo'n formule gegeven; voor menschen zou het zóó zijn:‘zaligheid èn verdoemenis’, maar voor God: ‘hoewel verdoemenis, toch zaligheid’.214)Maar zulke formules - wat hebben wij eraan? Hoogstens importeeren ze defundamenteelste ketterijen in een vriendelijk betoog. Voor God geen ‘hoewel - maartoch’; voor God - reeds onze logica kan ons dien kant uit wijzen - niet eens

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 155: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

153

òns ‘én-èn’; voor God alleen het eeuwig welbehagen, dat alles grijpt in eeuwigheid,en in onmiddellijkheid, en eenheid, en dat zoowel onze worstelingen over supra-en infralapsarisme, als ons zoeken naar een ‘hoewel-maar-toch-ook-formule’ uit dehoogte belacht. Alleen het geloofsgezicht in Gods eeuwig souverein welbehagenopent hiervoor het oog.En als iemand tegen deze woorden over Gods welbehagen zich nòg verheft: hij

wete dan, dat alleen op déze manier, alleen op dézen grondslag, een mensch ooktusschen de menschen op en neer kan gaan, sprekende over de hel, zondergrenzenloos hoogmoedig te zijn.Men heeft gezegd: de leer der hel is niets anders dan een uiting van ressentiment:

de christen-menschjes konden het leven niet verklaren, zagen geen congruentietusschen werk en loon, misdaad en ellende, begrepen hun ‘god’ niet, - en vondentoen de hel uit. ‘De gedachte, dat vromen en goddeloozen in de onderwereldhetzelfde lot zouden deelen, moest een geloovigen Israeliet wel ondragelijk zijn’215);een vromen christen ook.Anderen hebben weer beweerd: het geloof aan de hel is niets anders dan een

uiting van echt westersch individualisme: ieder zorgt alleen voor zichzelf, en voeltniet, dat hij met de heele gemeenschap één is; vandaar dan ook, dat de russischegeest niet aan een hel gelooft, althans niet aan een hel van sómmigen, die tegeneen hemel van ánderen òver zou staan. Dáár, bij de Russen, Slaven, voelt het volkzich één: àllen naar den hemel, òf àllen naar de hel.216)Wat zullen wij hierop zeggen?Zonder aarzelen belijden wij: elke helle-prediking, die zich construeeren laat uit

ressentiment, of uit zelfzuchtig

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 156: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

154

individualisme, uit menschelijke ontwerpen voor Gods gedragingen, uit een wil, omtenslotte de axioma's der eigen theodicee niet kwijt te raken, is uiting van ongeloofjegens God, en van hoogmoed tegenover denmensch, de creatuur. Een ‘geloovige’moet God geen weg voorschrijven, zijn theodicee niet ‘veilig stellen’ door eeneigenwillige constructie van het hiernamaals, en zich niet onttrekken, zijnerzijds,aan het gezelschap van hoeren en tollenaren, van Judas Iskarioth, ja, van denantichrist.Maar laat hem nu Gods souverein behagen hooren: dan zwijgt hij stil. Hij breidt

zijn armen uit tot heel de wereld, maar durft zijn God geen ongerijmde dingentoeschrijven.Het dogma van verkiezing en venwerping geeft ons de eenige manier om te

ontsnappen aan de logica van wie het ressentiment zien als den opbouwendenfactor eener verachte christelijke ‘moraal’, die dan haar achter een klassiek frontgecamoufleerde kino-orgels, voor het volk, tersluiks voorzien zou hebben van eendrukknop voor: hellegeruchten, gansch vervaarlijk. O ja, wij geven het toe: àls dezehel uit ons bedacht is, dan pàst de vlijmscherpe hoon van zoo'n satire op zùlk‘christendom’. Maar eigen gedachten zwijgen. Hier spreekt het leerlingschap vanPaulus, die, na een drietal zware hoofdstukken over bekeering en verharding,verkiezing en verstooting, inenting en afkapping, aldus mòest en dùrfde eindigen:‘Uit Hem, door Hem, tot Hem zijn àlle dingen.’Ook déze dingen dus.

Eindnoten:

98) F. L o o f s , Symbolik oder chr. Konfessionskunde, I, Tübingen, 1902, S. 300, zie ook de noten.‘Eine endgültige(!) Entscheidung wie dieses Feuer aufzufassen sei, hat das kirchliche Lehrambt- noch nicht gegeben’, zegt H. L e n n e r z in: J o s e p h B r a u n , Handlexikon der Kathol.Dogm. Freiburg i. B., 1926, S. 86.

99) T h o m a s A q u i n a s , Quaestio 98. Vergelijk R o b e r t F a l k e , Die Lehre von der ewigenVerdammnis, mit bes. Berücks. des Conditionalismus, der Apokatastasis und derSeelenwanderung, Eisenach, Wilckens, 1892, S. 138/9.

100) Dr I o h . E c k , De purgatorio contra Ludderum, libri III, herdrukt in de Secunda pars operumIoh. Eckii contra Ludderum 1531.

101) Aldus Dr F. P i j p e r , Inl. op F. Iacobi Hoochstrati, De Purgatorio, Bibl. Reformatoria Neerlandica(Cramer-Pijper, Haag, Nijhoff, 1905, bl. 503).

102) Aut qualem habent Christum, qui se Christianos adpellari volunt, et ignem hunc, non iam ignem,sed fumum, formident? Fidei Ratio, 1530, Duodecimo (cf. E.F. K a r l M ü l l e r , DieBekenntnisschriften der ref. Kirche, Leipzig, 1903, S. 92, 93.

103) Die Bekenntnisschriften der ev. luth. Kirchen, herausg. v. Deutschen Ev. Kirchenausschusz imGedenkjahr d. Augsb. Konf. 1930, Göttingen, 1930, S. 310.

104) E d m u n d K a l t , Biblisches Reallexikon, Paderborn, Schöningh, 1931, I, kolom 806.105) Aldus M.A.F. v a n d e V e l d e , ‘Kerelenvlucht’, Hollandsche Lelie, 31e jrg. no. 23, bl. 366.106) H a n s S a c h s , Das Hellbad, Gedruckt zu Nürnberg, durch Friderich Gutknecht.107) H. H e i n e , Ideen, Das Buch Le Grand, Kap. I.108) Dr G. S m i t , De hel en hare bewoners volgens jongere midrasjim, Theol. Tijdschrift, 48e jrg.

afl. II, bl. 97, 102.109) H e r l i t z -K i r s c h n e r , Jüdisches Lexikon, Jüd. Verlag. Berlin (1928), II, 938.110) Jüd. Lexikon, 938.111) Vgl. Dr B. B a r t m a n n , Lehrbuch der Dogmatik, Freiburg i. B. II, 1929, S. 485.112) Das Ministerium der Hölle, Vom Geheimschreiber Beelzebubs tradirt, Acherontia, 5796 (schr.

is G.F. R e b m a n n , Hamburg 1796): Schnell erscholl die Post durch die weiten Räume derHölle - .... und um schneller den Teufeln sie mitzutheilen, wurde die Schwefelluft, die immer in

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 157: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

ihr ist, angezündet, eine Operation, wobey die SataneWollust fühlen, und die Verdammten Pein(S. 79). Vergelijk aanteekening 141.

113) Hoe wonderlijk men soms redeneeren moet, om aan die zinnelijke (iets anders dan ‘letterlijke’)voorstelling vast te houden, bewijst wel Lic. J o s e p h B a u t z , Die Hölle, im Anschlusz a.d.Scholastik dargestellt, Mainz, 1882, S. 102-104. Het ‘vuur’ is bij hem ‘eigenlijk’; en dit beteekentdan voor hem (want de tegenstellingen zijn door en door onzuiver) materieel (bl. 104). Maar deworm dan toch ook, zou men zeggen? Neen - die is nu ineens ‘metaphorisch zu fassen’ (104).Bewijs voor het ‘materieele’ vuur is dan (103) o.m. dat de Schrift vaak brandmateriaal noemt:hout, stoppelen, zwavel, enz. Jes. 30:33, Mal. 4:1, Op. 19:20; maar hier is toch weer debeeldspraak onmiskenbaar.

114) Zie Dr J.G. G e e l k e r k e n , De Empirische Godsdienstpsychologie, A'dam 1909, bl. 135, 136.Vgl. F.W. F a r r a r , Eternal Hope, London, 1912, bl. 57, die van J o n a t h a n E d w a r d s ditfraaie citaat geeft: ‘The world will probably be converted into a great lake or liquid globe of fire,in which the wicked shall be overwhelmed, which shall always be in tempest, in which they shallbe tossed to and fro, having no rest day or night, vast waves or billows of fire continually rollingover their heads, of which they shall ever be full of a quick sense, within and without; their heads,their eyes, their tongues, their hands, their feet, their loins and their vitals for ever be full of aglowing, melting fire enough to melt the very rocks and elements’; en die uit zijn preek ‘Sinnersin the hands of an angry God’ deze wrange bedreiging citeert (bl. LIX): ‘The God, that holds youover the pit of hell much in the same way as one holds a spider, or some loathsome insect overthe fire....’

115) Zie 2 Corinthe 5:11.116) W. M o l s d o r p , Chr. Symbolik der Mittelalterl. Kunst, Leipzig, Hiersemann, 2e Aufl., 1926, S.

116-118.117) Aldus: Der Höllenrath, eine unterweltliche Reichsrathssitzung, Barmen, W. Langewiesche, 1849,

S. 5 (schrijver van het anoniem verschenen werkje is J o h . J a c o b W i r z ). In de uitgave van1930, S. 7 en 8. Vgl. hier noot 57. ‘Auch in ihr (i.d. Hölle, K.S.) finden sich.... alle Gegenstände,die in unserer Körperwelt zu sehen und zu begreifen sind, in geistig-materieller Substanz. Dortsteht Satan, der als ehemaliger Lichtsengel grosze Macht und Herrlichkeit besasz, die er aberdurch den Fall verloren hat, als ein Gott. Im Feuerwillen trennte er sich vom friedlichen Licht;nun steht er blos im Feuerprinzip da, in welchem sich noch der Schatten der Herrlichkeit undMacht Gottes, aber ohne Licht und Liebe spiegelt; er ist jetzt nur ein Affe, der alle Herrlichkeitund Gewalt des Himmels in seinem Stolze nachäfft’ (J.J. W i r z , Der Höllenrat etc., editieRenatus-Verlag in Lorch-Württemberg, 1930, S. 8; op S. 9 spreekt hij van Satans ‘Affenthron’).

118) ‘Hij spreekt van het leven aan gene zijde, maar dan in beelden, die aan het leven aan deze zijdezijn ontleend’, F r a n z D e l i t z s c h , Bibl. Commentar über den Prophet Jesaia, op 66:24.

119) Zie hierover: H e i n r i c h F r i c k , Ideogramm, Mythologie und das Wort (Marburger Theol.Studien, Rudolf Otto Festgruss, 3. Heft, zur syst. Theol.) Gotha, Klotz, 1931, S. 16. Ook: H a r a l dH ö f f d i n g , Der Begriff der Analogie, Leipzig, O.R. Reisland, 1924, S. 26.

120) Vgl. H e i n r i c k F r i c k , a.w. S. 1.121) W.G. E l i o t , Discourses on the doctrines of Christianity, Boston, 1855, bl. 161. Hij zegt, dat

‘literal fire and brimstone is an idea too gross, too shocking, to be long retained by a civilizedand educadet people!’ Toch wel armoedige argumentatie ....

122) H.S. C h a m b e r l a i n , Die Grundlagen des XIX Jahrhunderts, II, München, 1922, S. 977, noot2.

123) R. S e e b e r g , Die Theologie des Joh. Duns Scotus, Leipzig, 1900. S. 452-454.124) S e e b e r g , S. 425. Met het poneeren van het ‘disconveniënte’, zonder meer, kunnen we hierom

niet volstaan, wijl, gelijk in den tekst besproken is, ‘worm’ en ‘vuur’ wel elk op zichzelf‘disconveniënt’ zijn, maar deze twee zèlf weer met elkander ‘convenieeren’, elkaar de handreiken; van binnen naar buiten de een, van buiten naar binnen de ander. Zie hierover K.S c h i l d e r , Christus in Zijn Lijden, Kampen, 1930, III, 406/7. Om de aangegeven reden kunnenwij dan ook niet ons vinden in een verklaring van ‘worm’ en ‘vuur’, waarbij deze beide betrokkenworden op wat in den mensch zich voltrekt en daarop alléén. Zoo b.v. T h . B u r c h a r d i ,Paradoxa, ein evangelisches Glaubensbekenntnisz in hundert Thesen, Wiesbaden, Teller &Gecks, 1888, S. 15, these 88: de worm beteekent hier ‘niemals aufhörende Vorwürfe desGewissens’, het vuur ‘die immer steigenden und niemals zu befriedigenden Begierden desverderbten Herzens’; beide dus subjectief verstaan.

125) ‘Life is the continous adjustment of internal relations to external relations’, H e r b e r t S p e n c e r ,Principles of Psychology, § 120. Als definitie onjuist, als gedeeltelijke beschrijving niet.

126) Microcosmos = kleine wereld; macrocosmos = groote wereld. Ons spreken van micro- enmakro-kosmos tracht natuurlijk in geen enkel opzicht deze terminologie als serieus bedoeld aante dienen; daarvoor is de termmicrocosmos als aanduiding van den mensch al te zeer verdacht,en uit verkeerde (mystische, aan het pantheisme verwante) grondgedachten over een mystisch‘al-beleven van de eenheid Gods’ opgekomen. Over het gebruik van dezen term bijP a r a c e l s u s , J a c o b B ö h m e , V a l e n t i n W e i g e l , e.a. zie H a n s M e i e r , Dermystische Spiritualismus ValentinWeigels (Beitr. z. Förd. chr. Theol., 29. Band, 4. Heft) Gütersloh,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 158: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

Bertelsmann, 1926, S. 47, cf. 54. Zie ook E i s l e r , Wörterb. d. Phil. Begr., 4. Aufl. II, Berlin,Mitler & S. 1929, s.v.

127) Dr J. S e v e r i j n , Het Profetisme, Kampen, 1926, bl. 114. Vergelijk hier aanteekening 124.128) S ö r e n K i e r k e g a a r d , Keur uit de werken van -; uit het Deensch vertaald door R.

C h a n t e p i e d e l a S a u s s a y e , 3e druk, Haarlem, 1919, bl. 176, 177. Vgl. M a x S a c k ,Die Verzweiflung, eine Untersuchung ihres Wesens und ihrer Entstehung, mit e. Anhang: S.Kierkegaards ‘Krankh. z. Tode’, Kallmünz, Mich. Laszleben, 1930. S a c k spreekt in verb. m.d.vertwijfeling over ‘geistige Haltlosigkeit’ (waarvan zij volgens hem gevolg is), S. 104, 134.

129) vgl. R. O t t o , Aufsätze, das Numinose betreffend, Stuttgart-Gotha, 1923, 167, noot; ten deeleeen juiste weergave van de bijbelsche gedachte.

130) K. S c h i l d e r , Christus in Zijn Lijden, III; De Ondergang van den Antichrist, Geref. Theol.Tijdschr. 1920. De gereformeerde dogmatiek gelooft, dat, indien de mensch in den ‘staat derrechtheid’ was blijven staan, er ook een moment gekomen zou zijn, waarin zijn aanvankelijkelevens-existentie in een andere zou zijn overgegaan; welke andere dan achteraf kenbaar is uitde later gegeven beschrijving van de komende heerlijkheid der kinderen Gods (geen huwelijk,geen vegetatie, enz.) De eerste levenswijs zou alzoo niet bestendigd zijn; maar de alzóó gedachteovergang tot een heel andere bestaanswijs heette dan geen dood, al maakte ze ontegenzeggelijkeen eind aan de eerste bestaanswijs.

131) Daarom is het ook o.i. onjuist gedacht, als P. A l t h a u s , Letzte Dinge, 1926, S. 197, schrijft:Der Tod reicht nicht bis an den Ewigkeitsergriffenen Geist, das Ich; ihm ist er nur Erscheinung,wie andere Erscheinungen.

132) K. S c h i l d e r , Christus in Zijn Lijden III, de hoofdstukken over Christus onder helschen hoon,Christus in den donker, van God verlaten. (Hier wordt tevens het onderscheid tusschen Hemen de kinderen der menschen in het hellelijden besproken).

133) Ik las ergens zoo iets; de plaats is mij ontgaan.134) Zoo zegt - en dat is teekenend - de Christus tot Satan in een oud-engelsch gedicht over de

nederdaling ter helle:

Satanas, he seyd, it was min,the appel that thou gaf him,the appel and the appeltre,bothe war maked thurch me;hou may thou on ani wiseof other mennes thing make marchandise?

(The Middle-English Harrowing of Hell and Gospel of Nicodemus, ed. W.H. Hulme, London,1907, p. 9.)

135) M. R o w e l , Briefe aus der Hölle, Frei nach dem Dänischen, 1919, S. 305.136) In ernst is gevraagd, of de bezetenheid nog in de hel zou voorkomen. De schrijver, J. B a u t z ,

Die Hölle, Mainz, 1882, S. 195, durft geen antwoord op zijn eigen vraag geven. Men kan echtergerust ontkennen: bezetenheid is ons slechts voorstelbaar in den tijd. Dat andere heet ànders.Bezetenheid ziet nooit de consequenties, en nooit den eenvoud van de dingen, afgedacht nunog van haar geen ‘dood’, doch ziekte-zijn. Maar de hel is terecht genoemd de ‘Welt derKonsequenzen (R o w e l , a.w. S. 340), zonder ‘Kampf’ (S. 341); en over den ‘eenvoud’, zooevenbedoeld, spraken we in den tekst. Niets kan in de hel meer breken (R o w e l , a.w., 340).

137) J o h . C a r a m u e l , Pandoxion physico-ethicum, Campaniae, ex. typ. episcopali 1668, bl. 22sqq., zie ook 28, 34, 38.

138) S c h l e i e r m a c h e r , Chr. Glaube, § 163, Anhang.139) Dr I s . v. D i j k , Gez. Geschriften. Noordhoff. Groningen, V, 435.140) Het woord ‘herinnering’ is hier wel behouden, mits men maar bedenke, dat alle ‘psychologie’

hier met haar associatie-leer e.d. machteloos is; de wetten zijn daar andere voor het kennen.141) Das Ministerium der Hölle. Vom Geheimschreiber Beelzebubs tradirt. Acherontia 5796 (volgens

Meusel en Weller is de schrijver van dit anoniem geschrift: G e o r g F r i e d r . R e b m a n n ,en is het verschenen te Hamburg, bij Vollmer in 1796).

142) Das Ministerium der Hölle, bl. 14. Van ‘despotisme’ wordt in den tekst gesproken; niet om devoorstelling te voeden, alsof de Satan de despoot zou zijn (vgl. bl. 38, 36, 40, 151), doch onderherinnering aan den naam ‘despotês’, dien de bijbel aan Gòd geeft, b.v. Openb. 6:10).

143) Sphaera infernalis mystica ex arithmologia ac metrologia sacra et repraesentata et demonstrata,Das ist: Höllisches Spinnenrad.... etc. entworfen von J o h a n n G e o r g H a g e l g a n s z .Franckf. a/Mayn, bei J.F. Fleischer, 1740, S. 3, 4 (in dit werk veel bijzonderheden over het getal666).

144) J.G. H a g e l g a n s z , Sphaera infernalis, etc. (2er Theil, darinnen die sieben böse Geister,hinter welchen der Drach, als der Achte, stecht, u.s.w.) S. 233.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 159: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

145) Vergelijk G.W. L e i b n i z , Die Theodicee, Leipzig, Reclam II, 29; zie ook de beoordeeling vandeze gedachte (van een prelaat der anglicaansche kerk) door P i e r r e B a y l e in zijn Nouvellesde la République des Lettres.

145*) Aangehaald in K o h n s t a mm , Schepper en Schepping, III, De Heilige, Haarlem 1931, bl. 395.Vergelijk D a n t e 's maan in Paradiso: daar zijn zij, die geen behoefte hebben aan breeder, rijkerlicht: beperkte horizont. Vergelijk in den tekst bl. 143.

146) L e i b n i z , a.w. II, 247.147) Want anders zouden we een rompslomp, dien we niet begeeren, hier in ons betoog importeeren,

waardoor het betoog zelf onmiddellijk zou vallen, met heel dit boek.148) K a r l H e i m , Glaube und Denken, Berlin, 1931, S. 316-319. Er is eens gezegd, dat op de

ééne letter jod (in het Eli, mijn God, van het vierde kruiswoord) heel de wereldhistorie een slagis omgedraaid; want in dat ‘mijn’, dat in ‘Eli’ de ééne letter ‘i’ uitspreekt, houdt Christus in Zijnhelsche lijden God als Zijn God vàst: ich-Du-Verhältnis. Zóó zou men kunnen zeggen: die ééneletter is in de hel de groote onmogelijkheid; kon men ze daar uitspreken, de hel zou óók dienéénen slag omdraaien, dat is: ophouden, hel te zijn.

149) J. J a c . T h o m s o n , Langs den Weg, Orplid, Ploegsma, Zeist.150) Deze teekenende uitdrukking gebruikt P a u l H ä b e r l i n (Das Wunderbare, 2. Aufl. Zürich,

1930, S. 96) met betrekking tot ‘die fromme Gebärde’.151) ‘De grondgedachte’ (bij Shaw), ‘dat, als er een eeuwige hel is, de menschen die er zijn, het er

‘wat fijn’ vinden, is psychologisch nauwlijks te weerspreken’, zegt K o h n s t a mm (a.w. 395).Hoe is het mogelijk in een boek, dat eerst het ‘waarheidsprobleem’ aan de orde stelt, zóó àlshet is geschied? Indien dit niet railleerend is bedoeld, dan blijft er slechts één ding aan hetgezegde toe te voegen: dàt komt er van, als ‘psychologisch’ denken niet organisch zijn verbandbehoudt met strikt-theo-logisch denken. Vergelijk voorts hier aanteekening 140, en bl. 85.

152) Aldus Ds C h a u n c e y G i l e s , De natuur van den geest en de mensch als geestelijk wezen.Uit het Engelsch door D. D i e p h u i s , A'dam, 1906, bl. 116.

153) Dr S. G r e y d a n u s , I-II Petrus (Korte Verkl. der H. Schrift), Kampen, J.H. Kok, 1931, bl. 67,70/1.

154) Vgl. Mattheus 12:25 en parallelle teksten.155) H e i n r i c h H e i n e , Elementargeister.156) D o s t o j e w s k i , Gebroeders Karamazow (vert. Anna v. Gogh-Kaulbach), Amsterdam, Van

Holkema & Warendorf, I, 274.157) B.v. The Catholic Encycl., vol. II, New York, 210.158) Men kan trouwens zelf deze onderscheiding niet volhouden. Welken zin zou men anders moeten

zien in het stellen, naast deze straffen, óók nog van: impenitence of the damned (is soms dievolharding in de zonde geen straf?), en... van ‘accidental pains of the damned’; zie CatholicEncycl. l.l.

159) Men kan ze óók verkeerd te pas brengen; denk aan het misbruik van den term: de pluriformiteitder kerk.

160) Vgl. o.m. E r s c h -G r u b e r , Allg. Encycl. d. Wissenschaften und Künste, 2e Section, 10erTheil, Leipzig, 1833, s.v. Hölle, S. 59, 1e kolom.

161) Vgl. o.m. (Groszes vollständiges) Universal-Lexicon, XIII. Band. Leipzig u. Halle, Joh. H. Zedler,1735; S t r a c k - B i l l e r b e c k , Komm. z. N.T. e.a.

162) Zie o.a. Math. 10:15; 11:24; 23:14; 12:47, 48; 2 Cor. 5:10; Openb. 20:12, 13 etc.163) Dr J. S e v e r i j n , Het Profetisme, Kampen, J.H. Kok, 1926, bl. 114; over de afsnijding van ‘de’

relatiën met ‘de’ objectieve ‘existentie’ zullen we hier niet twisten.164) D e u t s c h - E n g l i s c h e r K a t e c h i s m u s der Bischöflichen Methodisten-Kirche,

opgenomen in: Corpus Confessionum, hrsg. von D. C a j u s F a b r i c i u s , 20. Abt.: EnglischeEvangelisationsgemeinschaften, I. Band: Die Bischöfliche Methodistenkirche. Berlin-Leipzig,Walter de Gruyter & Co., 1931, S. 654.

165) Dr H. B a v i n c k , Wijsbegeerte der Openbaring, Kampen, 1908, bl. 268.166) Dr H. B a v i n c k , Geref. Dogmatiek IV3, 797.167) Vgl. over de afgunst in het algemeen nog: H u g e n h o l t z , Ethisch Pantheïsme (Amsterdam,

bl. 257 v.), de fabel van Kandata en Dr C a r u s , De dochter van het opperhoofd, en Karma.Twee verhalen uit het Engelsch. Utrecht, De Vroede, 1901.

168) Dr H. B a v i n c k , Geref. Dogmatiek IV3, 709.169) Zoo D u n s S c o t u s , vgl. R. S e e b e r g , Die Theologie des Johannes Duns Scotus, Leipzig,

1900, S. 451.170) ‘Dagelijks’ is hier natuurlijk niet letterlijk te nemen.171) Dr H. B a v i n c k , a.w. bl. 710. Vgl. Op. 7:9, 15; 6:10; 20:4, 5; 22:17 etc. Zie over Openb. 20 de

verklaring van Prof. Dr S. G r e i j d a n u s , Korte Verklaring der H. Schrift, Kampen, J.H. Kok.172) Dr G. S m i t , De hel en hare bewoners etc., bl. 102.173) P. A l t h a u s , Letzte Dinge, Gütersloh, 1926, S. 210.174) Dr H. B a v i n c k , Wijsbegeerte der Openbaring, bl. 268/9.175) Vgl. Dr E.E. v a n R o o y e n , Het scepticisme van David Hume, A'dam, 1916, bl. 194.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 160: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

175*) ‘Dulce est insipere in loco’...176) Vgl. J.A. M ö h l e r , Symbolik, oder Darst. d. dogm. Gegens. d. Kath. u. Prot. nach ihren öffentl.

Bekenntnisschr., 11. u. 12. Aufl., hrsg. v. F. Xaver Kiefl, Regensburg, Mainz, 1924, S. 585.Vergelijk I m m . K a n t , Träume e. Geistersehers, Werke, ed. Cassirer, II, Berlin, 1912, S. 381.Behalve de klip van swedenborgiaansche voorstellingen, dient nog de àndere ontzeild te worden,welke de hel tot een antinomische ‘wereld’ stelt; waartegen we in den tekst opkwamen. ‘Dood’en ‘hades’ worden wel, als niet bij de oorspronkelijkgegeven schepping te rekenen, in den‘vuurpoel’ geworpen (bl. 91), maar de ‘vuurpoel’ zèlf heeft in het visioen der Openbaring tocheen van God als wet-gever gestelde plaats. Vergelijk aanteekening 60.

176*) Vergelijk aanteekening 117 over J.J. W i r z , met zijn (vaak in de litteratuur weerkeerende)voorstelling van Satan als aap van God, op een ‘Affenthron’. Een voorstelling, die trouwensreeds in de middeleeuwen populair was, en b.v. door S e b . F r a n c k van Agricola'sspreekwoordenverzameling wordt overgenomen, F r . L a t e n d o r f , Seb. Franck'c ersteSprichwörtersammlung vom J. 1532, Poesneck, Carl Latendorf, 1876, S. 13, noot.

177) Dr P.D. C h a n t e p i e d e l a S a u s s a y e , Geestelijke Stroomingen, Haarlem, Bohn, 1907,bl. 321.

178) F r a n c i s c a (dochter vanG u i d o d a P o l e n t a ) onderhield verboden liefdesbetrekkingenmet P a o l o , den beminnelijken broeder van haar tegen haar zin opgedrongen echtgenootG i a n c o t t o . Beiden waren geesten van niet alledaagsch slag, en hun liefde was zondig, maarvan dramatische conceptie.

179) ‘'k Ruik zwavelstank en 'k zie den duivel om den hoek staan’ zegt E j n a r in I b s e n , Brand,5e bedrijf, vertaling van J. Clant v.d. Mijl - Piepers, uitgave Meulenhoff & Co., A'dam 1915, bl.220.

180) Romeinen 11:33 naar betere vertaling.181) E. S w e d e n b o r g , Apocalypse revealed (Apocalypsis revelata) London, 1897, zegt, dat ze

wenschen ‘to be defended against influx from heaven .... until they do not acnowledge anythingDivine in the Lord’ (bl. 225). En ook: ‘Te more an evil spirit confirms himself in what is false andevil, the more he guards himself from the influx of heaven and thus from being tormented by it’(bl. 807). Volgens R.H. G r ü t z m a c h e r (Okkultismus u. Spiritismus, Leipzig, Erlangen, 1921,S. 3) acht K a n t Swedenborg representant v.d. Geisterseher; men zie evenwel bij K a n t zèlf(Träumer e. Geistersehers, erl. durch Träume d. Metaphysik, Werke, hrsg. v. E.Cassirer-Buchenau, Berlin, II, 1912, S. 370, sqq.) zijn beoordeeling van Swedenborg:Erzgeistenseher, maar ook Erzphantast, S. 370; eerst dan kan men S. 376, waarop G. blijkbaardoelt, goed lezen.

182) Vgl. Openbaring 2:17.183) N e l l i e , Uit de Diepte, A.H. Kruyt, Amsterdam.184) H. H e i n e , Ideen, Das Buch Le Grand, Kapitel I.185) Dr G. S m i t , De hel etc. bl. 98, 99.186) Dr G. S m i t , bl. 99. Vergelijk H. B a k e l s , Het instinct der onsterfelijkheid, bl. 195 v., 218 (over

Petrus-apocalypse), passim; D e i s s m a n n . Licht vom Osten, Tübingen, 1923, S. 224, noot13. Voorts W e b e r ,2 S. 393 ff., enz.

187) Daarmee schuiven we Dante nog niet in de schoenen, dat hij ‘tot eigenmachtig wereldrechterzich heeft opgeworpen’, welke ‘onzinnige beschuldiging’ zou samenhangen met de ‘letterlijkeopvatting, als had Dante bedoeld toestanden te beschrijven van zielen na hun dood’, volgenshet beweren van Dr J.D. B i e r e n s d e H a a n , a.w. bl. 10. Dr B. de H. vergeet hier toch wel,dat de (Roomsche) belijder zich niet tot rechter opwerpt, als hij uitdrukking geeft op zijn poëtischemanier aan 't geen hij ziet als uitspraak van den eenigen Wereldrechter zelf. Wij accepteerentrouwens niet het dilemma, waarvoor B. de H. ons plaatst: òf letterlijke, òf allegorische interpretatievan Dante's Divina Commedia. Want het letterlijk op te vatten dogma van den ‘theoloog’ Danteontvangt hier allegorische inkleeding van den poëet Dante. Dr B. de H. klaagt, dat velen, diehier aan een letterlijke hel denken, ‘door den dichter verleid zijn om den denker te vergeten’. De‘denker’ is voor dezen filosoof dan natuurlijk de filosoof. Maar wanneer voor den ‘denker’ hiergesubstitueerd wordt: ‘de theoloog’, de middeleeuwsche zoon van Rome, dan keert dezebeschuldiging aan het adres van W i l l i a m W a r r e n V e r n o n e.a. terug op het hoofd, vanwie ze uitsprak, zelf. Tevergeefs tracht Dr B. de H. zijn opvatting (volgens welke Dante's hel,louteringsberg en hemel, niet anders zijn dan allegorische inkleeding van het proces der inloutering al hooger opstijgende ééne en dezelfde ziel, m.a.w. het menschelijk geestesleven inbeeld gebracht) te verdedigen met een citaat uit Dante's Il Convivio, waar het heet, dat de warezin der canzonen van niemand anders dan van den dichter zelf kan vernomen worden, zoo diepligt hij verborgen onder de allegorie. Immers, 1o Il Convivio is ouder dan de Divina Commediaen zijn hermeneutische regelen gelden dus nog niet voor de Commedia en 2o de dichter behoeftbij bedoelde erotisch-klinkende canzonen niet te rekenen met door roomsche mystieken zelftrouwens vergeten dogmen, die hij echter niet als quantité négligeable wegdoezelen kan bij deCommedia. Ook hechten wij weinig waarde aan het door Dr B. de H. te hulp geroepen citaat uitPurg. XVII, 109, 't welk hij aldus vertaalt: ‘daar men niet in staat is, zich een wezen te denken,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 161: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

gescheiden van het Eerste Wezen, en op zichzelf staand, zoo is alle aandoening verre af vanhaat hiertegen’. Immers, afgedacht nog van de lichtvaardigheid eener methode, volgens welkeeen drievoudig epos wordt ge-exegetiseerd naar één uitspraak van één simpele terzine, behoeftin dit citaat geen andere inhoud gelegd te worden dan die van de augustiniaansche uitspraak,dat ons hart onrustig is, totdat het rust vindt in God; een gedachte, die in het hellelijden geentegenspraak ontmoet, maar wel bevestiging vindt.En tegenover dit ééne citaat staat dan de menigte van ‘Danteske’ beelden en figuren, die allepleiten voor een letterlijke hel, niet voor een hel, die slechts doorgangspunt is, een station opden weg der voortschrijdende ziel. Ontoereikend is 't argument van Dr B. de H. als hij zegt: ‘Menvoere hiertegen niet het opschrift der Poort aan: “laat af van hoop, wie hier zult binnenschrijden”.Dante zelf gaat de poort door en komt de hel te boven en hij juist is het, wiens reis beschrevenwordt.’ Tegenover dergelijke argumentatie is toch de vraag niet ongepast, waarom dan niet ookde geleider meegaat, waarom niet V e r g i l i u s mee mag geleiden tot voor het Empyreum toe;waarom niet B e a t r i c e de hel doet zien, waarom zelfs deze volheerlijke in haar voortschrijdenmet Dante tot de heerlijkste lichtgeheimen Gods wordt tegengehouden door B e r n a r d u s , dieop zijn beurt weer afgelost wordt door M a r i a , de hemel-koningin? Hoe lost Dr B. de H. dezepuzzle op, als werkelijk (bl. 31) ‘de bestijging van den louteringsberg en de doorzweving vanhet hemelsche paradijs de rechtstreeksche voortzetting zijn van de hellevaart?’Neen, deze uitlegkunde bewijst, dat inlegkunde niet alleen een theologische zonde is, doch datook het filosofisch brein er wel eens door verschalkt wordt, vooral wanneer het tracht, de theologie(nog wel de orthodoxe) het nauw gegunde bezit van een dichter afhandig te maken, evenals DrB o e k e n (Inl. Par.) en anderen willen.Zie voorts Dr S. E r i n g a , Nog iets over Dante's herdenking, artikelen in De Standaard, Februari1922 (vooral art. II, kolom 1, citaten van Dr S a s s e n , Rolduc, e.a.).

188) C h a r o n is in de grieksche mythologie de veerman, die de zielen, de schimmen, over denAcheron, de rivier in de onderwereld, brengt.

189) De roomsche kerk heeft (in tegenstelling met de protestantsche) altijd geleerd ‘dat kinderen, dievóór het ontvangen van het Doopsel sterven, de bovennatuurlijke zaligheid niet kunnen deelachtigworden’. J.F. d e G r o o t S.J., Handleiding bij het Katholiek Godsdienstonderwijs3, A'dam,1910, bl. 169.

190) F r e d e r i k I I (uit de Hohenstaufen, 1215-1250) werd in een encycliek van pausG r e g o r i u sI X beschuldigd van de uitlating, dat de wereld door drie bedriegers om den tuin geleid was(Mozes, Jezus, Mohammed), in verband waarmee, hoewel ten onrechte (zie art. van B e n r a t hin H e r z o g - H a u c k P R E 3, 9, 72 v.), hij verdacht werd, de schrijver te zijn van het werkjeDe tribus impostoribus: over de drie bedriegers. In elk geval was Frederik II geen streng geloovige;hij heeft zich erop beroemd, de voorlooper van den antichrist te heeren. Zie over Frederik IIP a u l M a r t i in Schweizerische Theol. Umschau, 26. März 1932, S. 81.

191) J.J.L. t e n K a t e , in de aanteekeningen op zijn hier gevolgde vertaling van De Hel, 7e druk,Leiden, A.W. Sijthoff, bl. 102.

192) Aldus genoemd naar S i m o n M a g u s (Handel. 8), die geldhandel wilde drijven in ‘geestelijke’zaken.

193) Andere vertalers denken aan de kloosterlingen van Clugny.194) Dr H.W.Ph.E.v.d. B e r g h v. E y s i n g a . Bij Denkers en Dichters, A'dam, Veen, bl. 90.195) Vergelijk Lucas 19:20.196) Zoo J. J a c . T h o m s o n , Religieuze Poëzie, J. Ploegsma, Zwolle, bl. IX.197) W. M o l s d o r f , Chr. Symbolik der mittelalterlichen Kunst, 2e Aufl., Leipzig, Hiersemann, 1926,

S. 3.198) Zoo is volgens Dr J. B i e r e n s d e H a a n , a.w. bl. 27, de opvatting van D a n t e .199) Dr H.W.Ph.E.v.d. B e r g h v. E y s i n g a , a.w. bl. 90.200) Dr G. S m i t , De hel en hare bewoners, etc. bl. 107.201) H e n r y S m i t h , Sermon on the Betraying of Christ.202) Dr H. B a v i n c k , Geref. Dogm. II3, 401, 405, IV3, 797.203) P r u d e n c e , Hymn. V, P.L., LIX, col. 827, aangehaald in A. d' A l è s , Dictionnaire Apologétique

de la foi catholique, IV, s.v. Enfer, Paris, Beauchesne, 1913, kolom 1398. ‘Ces arrêts temporairesseraient-ils même une goutte d'eau soustraite à l'Ocean?’ vraagt de schrijver van het artikel inde Enc. (P a u l B e r n a r d ), zonder daarmee het eigenlijke probleem (intermitteerendeeeuwigheid) te raken, vergelijk M e r k l e , Die Sabbatruhe in der Hölle, Röm. Quartalschrift,1895, 489, sqq. ‘Intermitteerende’ straffen in de ‘eeuwigheid’ kanmen eigenlijk slechts aannemen,zoolang het begrip ‘eeuwigheid’, dat men zich vormde, zich niet onderscheidt van dat der oudechineesche christenen (‘tausende u. zehntausende v. Jahren’, volgens Siu-tsu'en, aangehaaldin W i l h e l m O e h l e r , Die Taiping-Bewegung, Gesch. e. chinesisch-christl. Gottesreiches,Beitr. z. Förd. chr. Theol., 28. Band, 2. Heft, Gütersloh, 1923, S. 89); maar de westerschetheologie is, zooal niet verder gekomen, dan toch wel aan zulke voorstellingen ontkomen.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 162: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

204) Men denke aan de felle oppositie der hervormers tegen vagevuur en descensus-leer, en zie,voor wat ‘kinderen’ en ‘honden’ betreft T h o m a s A q u i n a s , Summa III, 52, 2, aangehaaldin Fr. L o o f s , Symbolik od. chr. Konfessionskunde, I, Tübingen, 1902, S. 277 noot 1.

205) C h a u n c e y G i l e s , De natuur v.d. geest etc., A'dam 1906, bl. 120, 167, 168, 162.206) Dr F r . D i e k a m p , Katholische Dogmatik, I. Band, 6.Aufl., Münster i. W., 1930, Aschendorffsche

Bchhdlg, S. 233.206*) Iets dergelijks B u r c h a r d i (vgl. aant. 124), die op Christus' uitspraak over hen, die met ‘weinig’

slagen worden geslagen, de stelling grondt, dat men dus niet spreken mag van òf ‘unbedingte’zaligheid, òf ‘unbedingte’ rampzaligheid; en die dan ook een ‘derde klasse’ als mógelijkheidaanneemt, van zulken, die nog niet zalig zijn, maar, zij het dan met veel grooter inspanning, tochnog ‘möglicherweise’ tot de heerlijkheid kunnen geraken, a.w. S. 15, these 90, en toelichtingdaarop, S. 49.

207) Het Grieksche woord ϰαταργεῖν, in Hebr. 2:14 (ἀ-ἐργον).208) G e r h a r t H a u p t m a n n , Der Narr in Christo, Emanuel Quint. Roman. Berlin, S. Fischer,

1922, S. 501.209) E m a n u e l Q u i n t , de held van den roman, de ‘dwaas in Christus’.210) ibidem.211) II Samuel 24:14.212) Vertaling van Ten Kate. Bij Dante zelf:

Per me si va nella città dolente;Per me si va nell' eterno dolore;Per me si va tra la perduta gente.Giustizia mosso il mio alto fattore:Fecemi la divina potestate,La somma sapienza e il primo amore.Lasciate ogni speranza, voi ch' entrate.

Het bekende opschrift boven de hellepoort wordt in zijn geheel, regel 7 en 8 inbegrepen, aldusweergegeven door Dr J.D. B i e r e n s d e H a a n (a.w. 27, 28) in rhythmische taal:

Door mij heen gaat men in de stad der klachten,Door mij gaat men in 't eeuwig smartendiep,

Door mij heen gaat men ten verdoemd geslachte.Rechtvaardigheid bewoog Hem, die mij schiep,

Toen d' Almacht zelve, hoogste Wijsheid beideEn eerste Liefde, mij in 't aanzijn riep.

Vóór mij was niets ontstaan der toebereideDingen, dan d'eeuwge, ook ik duld eeuwgen duur,

Laat af van hoop, wie hier zult binnenschrijden.

213) P a u l H ä b e r l i n , Das Wunderbare, Zwölf Beträchtungen über die Religion. 2. Aufl. Zürich,1930, S. 147-161, vooral 159 v.

214) P h i l i p p B a c h m a n n , Tod oder Leben, Stuttgart, 1920, S. 55.215) K a l t , Biblisches Reallexikon, I, Paderborn, Schöningh, 1931, kolom 804.216) N i k o l a u s B e r d j a d e w , Die Russische religiöse Idee, in: P a u l T i l l i c h , Kairos, Zur

Geisteslage u. Geisteswendung, Darmstadt, Reichl, 1926, S. 453.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 163: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

155

Zulx heeft de Heer ghaen stellenDen mensch hier meer noch min,Datz' al haar zelven quellenIn eyghen willens hellenDie volghen haeren zin.

H.L. S p i e g h e l .

Nehmet allen Jammer, alle blutigeMühsahl, allen schrecklichenWahnsinn,der auszerhalb des Gesetzes gewütet hat, und stellt allen blutigenWahnsinn dagegen, den das Gesetz verewigt hat! stellt den Fluch, derauszerhalb des Gesetzes wütet, gegen den Fluch, der durch das Gesetzgewütet hat, und wie ein Walfisch den Jonas verschlungen hat, so, sageich euch, wird der Fluch der Sünde auszerhalb des Gesetzes vom Fluchdes Gesetzes verschlungen werden.G e r h a r d H a u p tm a n n , Der Narr in Christo, 1922, S. 387.

Hoofdstuk IV. Verwante leeringen?

§ 1. Schijn van verwantschap.

DEZE leer nu, hoe vreemd ook aan den inhoud van het bewuste denken onzereeuw, schijnt hier en daar een ongedachten steun te ontvangen van de zijde vanvelen, die eerst met klem ertegen protesteerden.Neen, we zullen niet een misschien al te goedkoop ge-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 164: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

156

bruik maken van losse uitspraken van moderne profeten onzer eeuw. Evenminhebbenwe hier het oog op een dialectiek als vanS ö r e n K i e r k e g a a r d , wanneerhij schrijft: ‘Het sterven van wanhoop zet zich steeds in een leven om. Hij, diewanhoopt, kan niet sterven; zoo min als de dolk de gedachten kan dooden, zoo minkan de wanhoop het eeuwige verteren, het Zelf, dat ten grond ligt aan de wanhoop,welks worm niet sterft en welks vuur niet uitgebluscht wordt.’217) Of, als het eldersbij hem heet: ‘Wanhoop is juist een zichzelf verteren, maar een machteloos zichzelfverteren, dat niet vermag wat het zelf wil. Maar wat het wil is, zichzelf te verteren,wat het niet vermag: en die machteloosheid is een nieuwe vorm van zelfvertering,waarbij de wanhoop toch weder niet vermag wat zij wil: zichzelf verteren. Dit is hetverterende, of liever het koudvuur der wanhoop, dat knagende, dat steeds naarbinnen werkt, dat steeds dieper en dieper wil doordringen in machteloozezelfvertering. Wel verre dat het eenige troost is voor den wanhopige, dat de wanhoophem niet verteert, is juist het tegenovergestelde het geval; die troost is juist dekwelling, is juist datgene, wat de kwelling levendig houdt en de kwelling in het levenhoudt; want juist daarover wanhoopt hij: dat hij zichzelf niet kan verteren, zichzelfniet kwijt kan worden, niet tot niets kan worden’.218) We herhalen: van deze dingenzullen wij niet verder handelen. Al is het waar, dat in zulke uitspraken onmiskenbaretrekken van verwantschap aan den dag treden tusschen wat deze dialecticus onderwanhoop verstaat, eenerzijds, en wat wij hebben willen aflezen uit den bijbelschennaam: ‘de tweede dood’, anderzijds, toch is de dialectiek van Kierkegaard, en vande breede schare zijner verre volge-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 165: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

157

lingen volmaakt iets ànders dan de bijbel wil. Het is alles lijden van ‘het oogenblik’,niet van een ‘hiernamaals’. Dezelfde man, die zóó de wanhoop proefde tot in haareigenlijkste zenuw, heeft eens geschreven: ik geloof, dat wij allen zalig worden.219)Dat komt zoo van de dialectiek, - maar wij willen nu daarover verder hier niet spreken.Neen, als wij van schijnbare verwantschap tusschen helleleer en nieuwere

stroomingen spreken, dan wijzen we niet naar enkele stylieten van den geest, maarop de meeningen van de doodgewonen, die nog wel afgeven op de dogma's derchristelijke kerk, maar intusschen door het vuur soms gaan voor opgewarmde restenvan vóór-christelijk heidendom.Het is er wel zeer ver van af, dat tegenwoordig alleen de orthodoxe kerkmenschen

zich zouden ergeren aan den wrangen spot van H e i n e 220), als hij beweert, dat hetchristendom zich troost met de gedachte, dat zij, die hier aan het gastmaal vanwereldsche weelde zich te goed doen, toch na den dood kunnen rekenen opindigestie en ‘Katzenjammer’. Ook bij vele onkerkelijken wacht zulke zure spotternijte vergeefs op een glimlachje.Wie toch den ontwikkelingsgang van de hedendaagsche nieuw-‘religieuze’

beweging gadeslaat, zal overal uitspraken aantreffen, die de zedelijke kern van hetvergeldings-geloof, van welk standpunt dan ook, schijnen te benaderen. Heel hetterrein te overzien is hier niet mogelijk. Slechts twee van de meest op den voorgrondtredende stelsels willen we noemen: het spiritisme en de moderne theosofie.Het spiritisme! Welk een ommekeer heeft deze occultistische beweging in het

denken en voelen van duizenden al niet gebracht! En al bleek het ons reeds, datook de

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 166: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

158

volgelingen van deze beweging het geloof in de hel der orthodoxie afwijzen (vgl. bl.15), toch schijnt het spiritisme meer dan één element uit de bijbelsche predikingvan de straf der zonde, op eigen gezag, en van een heel anderen kant, weer naarvoren gebracht, en zoo, zijns ondanks, althans zijdelings steun geboden te hebbenaan de desbetreffende leer der Schrift.Daar is allereerst de gedachte, dat geestelijke machten, ook de kwade geestelijke

energieën, toch niet aan het voor ons tijd-ruimtelijk gevatte leven zijn onttrokken.De ‘berichten’, die, naar de spiritisten voorgeven, van ‘geesten’ ontvangen zijn,loopen weliswaar onderling zeer uiteen; maar dat de ‘geestenwereld’ met dezienlijk-zinnelijke in één verband gezet is, onder één boog te zien valt, wordt nietontkend. Over de geestenwereld wordt immers zooal bericht, ‘dat zij op aarde is;dat zij buiten den dampkring is; dat zij zich bevindt aan gene zijde van denMelkweg;dat die wereld ééne sfeer heeft, drie sferen, zes sferen, zes en dertig sferen, eenoneindig aantal sferen’.221) In elk geval spreken zich de meeste spiritisten uit voorhet bestaan van verscheiden ‘concentrische sferen’, die zich boven de aardeverheffen.222) Zelfs zegt men, dat uit geestenopenbaringen gebleken is, ‘dat deplaneten en sterren door geestelijke wezens bewoond worden, die daar in hunastraal lichaam de loopbaan voortzetten, die zij hier op aarde hadden begonnen’.223)Maar dit is alles nog niet. Niet alleen de onsterfelijkheid der ziel, gelijk het hier

blijft heeten, wordt door de meeste224) herauten van het spiritisme geleerd, wijl ‘uitde magische psychologie vanzelf het bestaan volgt van een wezenskern,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 167: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

159

die niet door de afwisselende toestanden van het lichaam en evenmin door dendood daarvan getroffen wordt’,225) maar ook heeft het spiritisme in een tijd van 'tplatste materialisme de wereld weer eens opgeschrikt met de verkondiging van eennauwen samenhang tusschen de zedelijke ontwikkeling van het leven aan déze ènaan gńne zijde van het graf. Wie hier op aarde een ‘laag’ zedelijk standpunt innam,die wordt door den dood niet ineens tot engel of heilige omgeschapen. Zóó zeer isdeze gedachte aan het spiritisme eigen, dat zelfs op den bodem van zijnbeschouwing plaats kwam voor de tamelijk strenge zedelijke vergeldingsleer vanEmma Ha r d i n g e .226)Belangstellend nemen velen nota van dergelijke uitsprakender spiritistische levensbeschouwing; ze stemmen zelfs den luchthartigsten menschtot nadenken voor het minst.Niet minder opmerkelijk is het feit, dat ook de theosofie meer dan één punt van

aanraking schijnt te kunnen aanwijzen tusschen zich en de boven ontwikkeldegedachten over de hel. Het is waar, dat in het wezen der zaak de theosofie evengoed als het spiritisme ontzaglijk ver af blijft staan van den bijbel met zijn predikingvan eeuwige straf. Beide toch nemen een trapsgewijze zich voltrekkende loutering,en een evolutie der ‘gescheiden’ geesten tot hooger leven, aan. Wat ook doorsommige spiritisten - onder anderen A l l a n K a r d e c 227) - reeds gepredikt was, datwerd door demoderne theosofie weer nog stelliger verkondigd: er is een reïncarnatie,een zielsverhuizing. De stervende mensch laat zijn stoffelijk lichaam achter, ‘gehuldin het violet-grijze etherische lichaam en verzonken in de beschouwing van hetpanorama van zijn vroeger leven, dat zich in het

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 168: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

160

stervensuur voor hem ontrolt, volledig, in iedere bijzonderheid’. En als hij ook zijnetherisch lichaam afgeschud heeft, dan gaat hij over tot de astraalwereld, en wordtgelouterd in kama-loka, een plaats, waar de voorbereiding geschiedt voor zijnvolgende incarnatie. Hier, in kama-loka, ‘ontwaakt dan ieder in de hem eigene sfeer’;zeven afdeelingen zijn er, en daaronder ook de hellen, waar in schrikkelijkedeformatie en wanstaltigheid de diepgezonken zondaren toeven en dan wel nieteens zoo'n heel korten tijd, want ‘de schatting van den duur tusschen twee incarnatiesvarieert van 250 tot 1000 jaar’.228) ‘Wat de mensch zaait, dat zal hij ook maaien’; ditbeginsel heerscht ook daar.229) Dat lijkt tenminste zoo.230)Men gevoelt: een groot principieel verschil is er voorzeker tusschen deze opvatting

èn die van den ouden bijbel. Maar welkom is toch bij velen de verkondiging van de‘onsterfelijkheid der ziel’ en van den samenhang tusschen tegenwoordig entoekomstig bestaan. Vooral de uit het Boeddhisme overgenomen leer van het karma,de wet der zedelijke oorzakelijkheid en continuiteit, poogt de wereld weer met ernstvoor te houden, dat niet alleen het goede, maar ook het kwade voortwerkt; dat demensch zelf de oorzaak is van zijn eigen wee; dat ‘alle gedachten, woorden, daden,iets nalaten, hetwelk zich als zedelijk resultaat gelden laat’;231) dat de gevolgen vanhet kwaad eenvoudig onvermijdelijk zijn. En dat een duisterling der ongerechtigheidniet zoomaar wordt een zoon des lichts. Want in dit stelsel moet men zijn eigen rookverteren.232)Moeten wij ons nu verblijden, inzooverre een deel van wat voor ons de waarheid

is, al is 't ook maar ‘onder een

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 169: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

161

deksel’, hier weer gepredikt wordt? (Filipp. 1:18). Men zou het zeggen. Er klinktweer iets in de ooren van K i e r k e g a a r d s beklemmend woord tot hen, die ‘ziekzijn tot den dood’: ‘voor u is alles verloren, de eeuwigheid erkent u niet, zij kende unooit, of nog vreeselijker, zij kent u zooals gij gekend zijt, zij ketent u aan u zelf vastin uw wanhoop’.233) 't Is onmiskenbaar, dat hier in anderen vorm wel iets terugkeertvan wat de bijbel heeft geleerd; over het begrip ‘eeuwigheid’ wil men dan nog welnader spreken.... Geen wonder, dat men soms van theosofische zijde zijnleerstellingen aanprijst als aanvulling van het christendom.234)Nu, dit is al vast zeker, dat, wie met een ernstig gezicht luistert naar

spiritisten-wijsheid en theosofische cursusverhandelingen, toch wel onrustig is, alshij smaalt op den bijbel.

§ 2. De schijn bedriegt.

Maar méér bedraagt de ‘winst’ ook niet. Ook niet voor onze apologie. En dit wordeniet vergeten. Anders bedelt het christendom om een ‘bewijs’ bij wie 't niet kùnnengeven.Want, wat dit laatste betreft, heel het occultisme is nog nooit in staat geweest,

het ‘Jenseits’ te bewijzen235), laat staan den hemel of de hel. Het ontkent trouwenseen ‘werkelijke’ hel236), al gelooft het in een (tijdelijk) blijven van het booze, ook naden dood. En de theosophie staat met haar loochening van de natuurlijkeverdorvenheid, en met haar leer van de universeele zelfreiniging237) tenslottediametraal tegen den bijbel over. Laat men geen ‘apologetisch’ wapentuig hierzoeken: het zou zich keeren tegen onszelf. Van accommodatie is geen sprake; vanverwantschap dus

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 170: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

162

nog minder. Wij willen noch de eene, noch de andere beschouwing, noch spiritismedus, noch theosophie, geassocieerd zien met de stroeve leer der Schrift.Zoolang toch het spiritisme zelf zegt, dat het van de hoogere geesten geen

berichten ontvangen kan,238) zóólang late men zijn aanhangers hun onbewezendroombeeld van ‘alles komt terecht’, een stelling, die dus slechts door lagere en,naar hun eigen zeggen, dikwijls bedriegelijke en onbetrouwbare,239) kan verkondigdzijn. En dan moet men nog hooren, dat - merkwaardig genoeg - volgenswetenschappelijk getuigenis de ‘geesten’ juist vragen over wat er is ‘aan gene zijde’willen ontwijken; ja, dat er zelfs verschil te constateeren valt tusschen de berichtenvan angelsaksische èn van franschemediums240).... Die ‘hoogere sfeer’ der spiritistenis evenmin te bewijzen als onze ‘hemel’ of hel. En te gelooven is ze nog moeilijker!En wat de theosofie betreft: al te vijandig is ons de leer van een ziele-loutering,

door verschillende incarnaties heen, welke buiten het bewustzijn omgaat. Wat isdat voor een loutering, als de ziel in telkens verschillende lichamen huizen moet,maar zich van haar vorig lichamelijk leven niets kan herinneren? ‘Waar ik mij zooweinig van mijn onmiddellijken voorganger in de reeks der incarnaties herinner,daar heb ik moeite, levendig te beseffen, dat mijn opvolger geen andere dan Ik-zelfzal wezen’.241) Voorwaar, deze prediking van een zielsproces van loutering enverreining spot met de eerste beginselen der christelijke ethiek. Zelfs in haar oudstenvorm spot zij daarmede. Want de oude Karmapredikers hebben wel gezegd, datdegene, wiens wandel ‘stinkend’ was geweest, veroordeeld werd tot een tweedegeboorte uit een

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 171: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

163

‘stinkenden’ schoot - hond, varken, of anḍāla242) - maar hier is niets, dat predikttot den geest, gebleven. Indien hier al een stormwind waait, dan blaast hij immernaar de volmaking. Hij blaast altijd naar den theosofischen hemel toe. Hij prediktgeen vrijmacht van een souvereinen God.De theosophie scheidt zich daarom in deze dingen van het christendom af,

principieel. Tusschen die twee ligt een volstrekte antithese in het vraagstuk derzonde, en der wedergeboorte. Met de zonde kàn de theosofie in geen enkel vanhaar typen ernst maken.243)En van een wedergeboorte als opwekking, levendmaking,uit den dood weet zij evenmin iets. Zij kent alleen geboorten - een rad van geboorten,vóór en na (de zielsverhuizing), - en dat rad draait net zoo lang tot de volmaaktheidis bereikt. Maar in het christendom gaat het niet om een eindelijke sluiting van depoort van vele natuurlijke geboorten, en niet eens nog om de opening in eentusschen-toestand van de poort des levens aan de andere zijde244) - doch ominstorting van het zaad der wedergeboorte in het begin; een zaad, dat onverderfelijkis. Of anders - om een blijven in den dood.Er wordt door velen meer gecoquetteerd dan geworsteld met de leer der

zielsverhuizing; voor zulke lieden kan een verwijzing naar A r t h u rS c h o p e n h a u e r deugd doen. Men zal bij hem een opsomming vinden245) van alde oeroude stammen, die hetzelfde geloof hebben beleden. Of het verhaal van dienAustralischen wilde, die het wegens moord en brandstichting opgelegde doodvonnismet zoete wraakgedachten onderging, want.... hij zou toch weer opstaan, en zulksdan als een blanke man, net zoo knap straks, als nu zijn rechters. En als dan zoode eene wijsgeer herinnerd

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 172: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

164

heeft aan een der vele vaderlanden dezer ‘leer’, dan moge de ander deontwikkelingsgedachte in het algemeen beproeven. Ik denk hier aan 't verhaal, datK a n t ergens246) doet. Frederik II vroeg eens aan S u l t z e r , dien hij met het toezichtop de scholen in Silezië belast had, hoe het daarmee ging. Het antwoord luidde:‘Sedert men op de grond-stelling (van R o u s s e a u ), dat n.l. de mensch van huisuit goed is, verder heeft gebouwd, begint het al heel wat beter te gaan’. Maar dekoning gaf ten antwoord: ‘Ah, mon cher Sulzer, vous ne connoissez pas assez cettemaudite raçe à laquelle nous appartenons’.Wij stipten slechts aan; maar nu reeds is 't besluit: houd den bijbel vast, liever

dan de theosofische Lotusknoppenboekjes. Want: met de werkelijkheid voor oogenkomt men er eerder toe, aan de hel te gelooven, dan aan den theosofischeneindelijken hemel - voor iedereen. Liever Dostojewski met zijn: ‘in alle hoekenspinnen’247), dan: in elken hoek een lotusbloem.

***

We zouden meer kunnen noemen, om èn het spiritisme èn het modern-theosofischstelsel te bestrijden. Maar het gegevene moge volstaan, om aannemelijk te maken,waaromwij elke verwantschap tusschen deze nieuwere opvattingen en de bijbelscheprediking van gericht afwijzen, zoo stellig mogelijk.Of wij dan geen hulpdienst zien verleenen aan den christelijken

waarschuwingsdienst, gelijk men haast zou willen formuleeren?Neen, ook dat niet.Want, al lezen we in een opstel over de kracht van karma

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 173: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

165

mooie volzinnen als dezen: ‘alleen een dwaas kan veronderstellen, dat hij deinwendige bronnen van zonde kan vernietigen door zijn lichaam te vernietigen’, of:‘er is geen ontkomen door den dood aan de hoogste noodzakelijkheid vanzelf-onderwerping’,248) - wat helpt ons dat? De theosophie, de anthroposophie, hetoccultisme, ze hebben tenslotte alle de hooge beteekenis van dit levenweggeredeneerd door een zich evolveerend aardeleven te vermenigvuldigen vooreen ieder. Daarom ontzenuwen zij den christelijken waarschuwingsdienst249); ze zijntrouwens heidensch250). Het hedendaagsche occultisme, met zijn wederinvoer vande oude heidensche gedachte van wedergeboorte na dit leven, in een ànder leven,heeft tenslotte tot grondstelling: wat de éénemensch zaait, dat zal de àndere menschmaaien.251) Maar de bijbel zegt zoo op-den-man-af: wat de mensch zaait, dat zal HIJook maaien. HIJ.En daarom, afgedacht nog van dit alles, willen wij geen woord te kort doen aan

de bijbelsche gedachte zelf, dat Christus in zijn spreken voor het ‘vleesch’ eenergernis en dwaasheid is. En Christus is het, die ook de hel ons predikt. Op zijneigen wijs. Niet op de wijze van de psychologie of van de psychotechniek, of vande parapsychologie, doch van de wet, d.i. het uitgedrukte Woord, èn 't evangelie.Wij durven slechts een hel gelooven, die zóó ‘ergerlijk’ en ‘dwaas’ is als het kruis

van Golgotha.

Eindnoten:

217) S ö r e n K i e r k e g a a r d , Keur uit de werken van -, Haarlem, Bohn, 1919, bl. 177.218) K i e r k e g a a r d , a.w. bl. 177; vergelijk aanteekening 128.219) E d u a r d G e i s m a r , Sören Kierkegaard, Göttingen, 1927, S. 344 (zie het vervolg).220) H e i n r i c h H e i n e , Gedanken und Einfälle. ‘Das Christentum tritt auf zur Tröstung: Die,

welche in diesem Leben viel Glück genossen, werden im künftigen davon eine Indigestionhaben.... Die, welche den Kelch der Freude hienieden getrunken, bekommen dort oben denKatzenjammer.’

221) G. W i s s e , Het Spiritisme, Kampen, 1913, bl. 103.222) O. Z ö c k l e r , art. Spiritismus in Herzog-Hauck, P R E 3 18, 665, 3.223) Dr H.H. K u y p e r , De aarde het middelpunt van het heelal, Kampen, 1919, bl. 7.224) Niet door alle. Zoo gelooft b.v. H. H e l l e n b a c h , dat de individueele ziele-substanties eindelijk

onder zullen gaan.225) Dr C a r l d u P r e l , De dood enz., vertaling van H.B. Kennedy van Dam, 1907, bl. 9.226) Z ö c k l e r , l.l., regel 7, 8.227) Z ö c k l e r , a.w.; C a r l d u P r e l , Het Kruis aan den Horizont, vertaling van H.B. Kennedy

van Dam, Middelburg 1906, bl. 451.228) Dr J.R. S l o t e m a k e r d e B r u i n e , Buitenkerkelijke Religie. (Pro Ministerio III-2), J.B.

Wolters, Groningen, Den Haag, 1919, bl. 43.229) Vgl. G. W i s s e , De moderne Theosofie, Kampen, J.H. Kok, bl. 77-82.230) Zie evenwel bl. 165, noot 251.231) G. W i s s e , Moderne Theosofie, bl. 86.232) Dr I s . v a n D i j k , Gezamenlijke Geschriften, Noordhoff, Groningen, III, 371.233) S ö r e n K i e r k e g a a r d , Keur uit de werken van -, 1908, bl. 187. Vergelijk aanteekening 128

en 218.234) L.A. B ä h l e r , Reïncarnatie en Karma, Oosterwolde, 1903.235) R.H. G r ü t z m a c h e r , Okkultismus und Spiritismus, Leipzig, Erlangen, Deichert, 1921, S. 14.236) H. D e n n i s B r a d l e y . Den Sternen Entgegen Aus d. Engl. Stuttgart, Berlin, Leipzig (± 1927)

S. 153. De leer der hel heet dan ook een ‘doorn in het oog’ van A. D a v i s , en ook van A.D i n t e r , wiens roman ‘Die Sünde wider den Geist’ occultisme en spiritisme propageeren wil.Vgl. over hem R.H. G r ü t z m a c h e r , a.w. S. 17, 19, noot (over L e h m a n n , Zauberei u.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 174: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

Abergl.). ‘In Abwandlung eines bekannten Goethewortes gilt: Was ihr den Geist des Jenseitsnennt, ist meist der Herren eigener Geist’ (S. 17).

237) H e r m a n n R u d o l p h , Theosophie und Christentum (Theosophische Bausteine, Heft 24),Leipzig, Theos. Kultur Verlag, 1917, S. 17, 21.

238) G. W i s s e , Het Spiritisme, bl. 99.239) Dr J.R. S l o t e m a k e r d e B r u i n e , a.w. 35, 36. Zie de daar vermelde litteratuur.240) R u d o l f F i s c h n e r , Einführung in den Okkultismus und Spiritismus, München-Wiesbaden,

Bergmann, 1921, S. 128.241) Dr P.D. C h a n t e p i e d e l a S a u s s a y e , Geestelijke Stroomingen, Haarlem, Bohn, 1907,

bl. 233.242) H. O l d e n b e r g , Die Lehre der Upanishaden und die Anfänge des Buddhismus. Göttingen,

1910, S. 110.243) A l f r e d J e r e m i a s , Buddhistische und theosophische Frömmigkeit

(Religionswissenschaftliche Darstellungen f.d. Ggw., Heft 1), Leipzig, Hinrichs, 1927, S. 31.244) Zoo A. J e r e m i a s , a.w. S. 35.245) A r t h u r S c h o p e n h a u e r , Die Welt als Wille und Vorstellung II. Herausgegeben von Dr

Heinrich Schmidt, Leipzig. Alfred Kröner Verlag, S. 279.246) I m m . K a n t , Werke (uitg. Ernst Cassirer) VIII, Anthropologie, 2e deel, Berlin, Bruno Cassirer,

S. 227, noot.247) Aldus D o s t o j e w s k i in Raskolnikoff, aangehaald in: E d . T h u r n e y s e n , Dostojewski, 4.

Aufl., München, Kaiser, 1930, S. 58.248) L a f c a d i o H e a r n . Kokoro. Uit het Engelsch door J.P. Wesselink - Van Rossum. H.

Meulenhoff, A'dam, bl. 256/9.249) J o h a n n e s M ü l l e r , Theosophie, in: Zehntes Kriegsheft der Grünen Blätter, Elmau, 1918,

20. Band, 1. u. 2. Heft, S. 68 (vgl. 44, 60). Het spiritisme spreekt soms in verband met de helvan ‘a great remedial agency’, vgl. J.K. v. B a a l e n , Our Birthright and the Mess of Meat, GrandRapids, Mich., Eerdmans, 1929, p. 216.

250) Verschillende trekken van verwantschap met het heidendom geeft aan: A l b e r t S i c h l e r ,Die Theosophie (Anthroposophie) in psychologischer Beurteilung. München-Wiesbaden,Bergmann, 1921, S. 18.

251) W o l f g a n g B o h n , Die Psychologie und Ethik des Buddhismus. München-Wiesbaden,Bergmann, 1921, S. 63: Es besteht keine spirituelle Kontinuität zwischen unseren und demLeben dieses unseres Nachgängers. Wir wissen nur: was wir säen, wird ein anderer ernten -nicht mehr (vgl. hier bl. 160, noot 230).

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 175: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

166

....an entire kingdom of fear.

....the men being forced abroadinto the theatre of mighty horrors.J e r em y T a y l o r , Doomsday Book.

Ten ersten sal men ongetwijuelt leren ghelouen, dat de hel mit ewigenvuyr bereit is vur den ongehoirsamen. Vnde den hemel mit ewighe freudvor den gehoirsamen. ....Besiet dyne eigene consciency, vnde merckt opdat beflecte ongehoirsame leuen der menscen. Du salt befinden, dat seerweinich onder ons dese articulen in den grondt gelouen. Och ons solanders grouwelen vur dat ewighe vuyr in der hellen. Wy sollen viel gyrigersijn na dat ewige guet in den hemel. Wy sollen ons wel scamen vor dentegenwoirdigen Gott. Wy sollen sonder twijuel, so viel doin vnde laten alswy weten vnde vermoegen, weren ons de twe ghemelde punten so ghewis,als wy fuelen dat onse vuyr den vinger brant. I o a n n e s A n a s t a s i u sV e l u a n u s , Der Leken Wechwijser, Bibliotheca ReformatoriaNeerlandica, bew. door Dr S. Cramer en Dr F. Pijper, IV, 1906 (Den Haag,Nijhoff), bl. 164/5.

Hoofdstuk V. Bedenkingen.

§ 1. De mensch te ‘klein’?

HELLEVAART voor den mènsch en hemelvaart - wederom voor den mènsch - isdat echter nog wezenlijk vol te houden in onzen tijd?Men komt met bezwaren. We noemen er enkele.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 176: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

167

Het eerste is ontleend aan de nietigheid van denmensch. Deze leer van een eeuwigestrafplaats voor de kinderen der planeet Aarde hecht àl te groote waarde aan 'taardsche leven en gebeuren, zoo heet het tegenwoordig. Ja, vroeger was daarplaats voor zulke theorieën, vroeger, toen het ‘naieve’ denken der wereld meende,dat de aarde het middelpunt was van het heelal. Toen was de mensch, de koningder aarde, tegelijk de kroon van al wat was. Toen kon men nog gelooven, dat deval van zoo'n kóning een moment was van uiterste beteekenis in het al-gebeuren.Maar nu....Men heeft C o p e r n i c u s ' stem252) gehoord, en sinds is er een ander licht

opgegaan over de beteekenis en den rang van den mensch. De romantiek heeftafgedaan, wil men zichzelf graag suggereeren. En daarom, zoo gaat men verder,staan wij wel heel ver af van theorieën als van S c h e l l i n g , die beweerde, dat vande ontwikkeling van den mensch ook afhing die der natuur, dat de mensch ook denatuur verlossen moest.253) En het positivisme heeft afgedaan, zoo wordt verzekerd;daarom is de menschheid voor ons niet langer ‘le grand être’ van C om t e . Dat demensch, gelijk Nietzsche wou, iets is, dat overwonnen worden moet, daar zou nogover te spreken zijn, bij enkelen. Maar voor het meerendeel der menschen is ‘demensch’ een van den troon gestooten afgod van zichzelf. De aarde, waarop hijgeworpen was, is met één ruk gedegradeerd vàn de hoofdplaats in het heelal tòteen heel onbeduidend gehuchtje, ergens in de Ruimte. De spectraal-analyse heeftde algemeenheid van het leven, ook het menschelijke, overtuigend immersaangetoond? De moderne ‘levensfilosofie’, die het geheel der

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 177: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

168

wereld als àl-leven wil verstaan254) - zonder scheidslijn dus van dood of leven - deedde rest. De mensch werd van koning slaaf, of van slaaf weer koning - de naam doeter niet meer toe: dit leven hier is in zijn eigen grenzen opgesloten, of heeft geengrenzen; 't doet er weer niet toe. Als menmaar geen hemel en hel, die ‘na’ en ‘buiten’en door een transcendente kracht van ‘boven’ aan dit leven ‘gezet zijn’, als iets, datfundamenten heeft buiten ons leven zelf, ons nog wil prediken. Over een slaafgeworden koning verwondert men zich nog - een kleinen oogenblik. Over een koninggeworden slaaf ook. Maar in den grond zijn beide typen slechts variaties van éénlevenstype. En absolute koningsheerschappij in een hemel, of absolute beroovingen ontkleeding in een hel - die strookt niet met het denken van den tijd. Chaos enkosmos, tijd en eeuwigheid, zijn valsche of verouderde tegenstellingen voor dehuidige levensfilosofie.En toch -Toch spreekt de stem van 't leven immer weer over zichzelf. Laat de mensch zoo

klein zijn als hij wil, maar.... voor hem is zijn bestaan iets zóó groots, als hij maarkan omvatten, en nòg grooter. Het blijft voor hem een levenskwestie, wie hij is enzijn zal in bestaan en - eventueel - in voortbestaan.Andere ‘menschen’ op andere sterren?Al waren er duizenden hellen of hemelen voor even zoovele menschenwerelden,

wat raakt u dat? kan men vragen. Het zondevraagstuk, reeds dat derniet-volkomenheid en der onzuiverheid, in uw eigen leven roept om actueeleoplossing. Tenminste om fundeering. En voor uw levenshouding en -taxatie blijftdeze vraag immers even gewichtig, ook al is de aarde bij lange na niet zelfs hetgeestelijk middelpunt van het

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 178: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

169

heelal, al zàl ze 't ook niet worden eenmaal. Al verzinkt ze in 't niet: gij zit toch metuzelf - verlegen!Nietwaar, zóó kan de mensch van dezen tijd nog altijd worden aangesproken. En

nu heeft hier het evangelie (want het evangelie preekt de hel!) nog een punt vanaanraking met hem. De moderne mensch mag mokken tegen het ‘dogma’ der hel,zoo veel hij maar wil; maar hij zal moeten toegeven, dat, wàt de bijbel hem ook doet,hij toch nooit den mensch in den verschoven hoek duwt als een onbeteekenendwezen. Alleen om gevallen koningen maakt hij zich zoo druk! Dat hij van betalenspreekt: 't schijnt hard; maar de bijbel houdt ons vast aan onzen adeldom, die steedsverplicht heeft. Wie moeten betalen? Wie? Geen onnoozelen, geen idioten, geenkrankzinnigen, geen onmondigen. Maar betalen - dat laat men mondige menschendoen, met een verantwoordelijke positie, met rechtspersoonlijkheid! Zoo eert debijbel nu den mensch-van-huis-uit. Wie slaat dien oermensch hooger aan, H ume ,de scepticus, die den mensch een veel te zwak schepsel vond,255) dan dat eenmisdrijf van hem zùlk een straf zou verdienen, - òf de bijbel, die hem een sterke vangeboorte noemt, een tot de eeuwigheid uit God, in heiligheid, verwekte? Wien kanik mij toevertrouwen: een god, die het bericht van mijn volslagen faillissement meteen glimlach voor kennisgeving aanneemt, of dien God, die in vollen, heiligen ernstmijn besmeurden adelbrief mij voorhoudt? Een god, die mij vogelvrij verklaart, ofdien God, die met mij als koningskind een pleitgeding begint? Is het te loochenen,dat de leer der eeuwige straf tenslotte waarachtigen ernst maakt met de plaats vanden mensch, als rechtspersoonlijkheid, en dus als niet-weg-te-werken

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 179: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

170

grootheid in Gods heelal? Ja, hier wordt wel niet geredeneerd uit, doch wel degelijkgeredeneerd in overeenstemming met de ‘Beschaffenheit des verdammtenSubjectes.’256)Ja maar, antwoordt er iemand: ik kàn niet meegaan met deze beschouwing; een

vernedering van den mensch in rèchtsverband is tevens vernedering van God!Hoeveel verliest Hij niet van Zijn schepping? En is dàt de vrucht van Christus' kruis?‘How frightful a result, in spite of how infinite a sacrifice!’257) ‘Waartoe dient het’, zoovraagt iemand ergens, ‘dat de hel de beulen wacht? Dat zal niet ongedaan maken,dat het slachtoffer geleden heeft.... En is er harmonie, als de hel bestaat?.... Ik wil,dat er niet meer wordt geleden, maar ik zeg, dat de waarheid niet waard is, betaaldte worden met den prijs der tranen van het kind258).... Ik wil de harmonie niet uit liefdevoor demenschen. Ik behoud liever mijn ongewroken lijden enmijn verontwaardiging,zelfs al had ik ongelijk. Het entreêbiljet voor de harmonie is te duur; ik geef het mijneterug.... Ik weiger God niet,.... ik geef Hem alleen eerbiedig zijn biljet terug.’259)Maar dit zijn tenslotte drogredenen, al is de schrijver - Dostojewski - dan ook nòg

zoo in de mode. Het klinkt vrij dapper: het intreebiljet voor een - andere wereldteruggeven. Maar wie geeft het biljet van intree voor de wereld van vandaag terug?Er is geen rechtsvraag, of - ze klèmt.

§ 2. God te ‘groot’?

Men komt echter met een tweede bedenking, die nu direct zich vastknoopt aan degedachte van de grootheid van God. Het probleem wordt ditmaal opgezet naar Job14: is God

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 180: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

171

niet veel te groot, om met den mensch te twisten, in rechtsgeding? Men wil diengrooten God, dien oppersten Werkgever, het verlies van zóóveel ‘uitgesloten’daglooners liefst besparen. Maar wij vragen al weer: is de werkelijkheid van nu nietreeds vol van het raadsel van de schijnbare ondoelmatigheid van zoo nameloosveel? Hoeveel lijkt reeds in dit leven nooit zijn bestemming te bereiken? Wie zijnoogen opendoet, vindt even veel dysteleologisch als teleologisch gebeuren, d.w.z.even veelvuldige òndoelmatigheid als doelbereiking.260) Al heeft H a e c k e l met zijn‘dysteleologie’ ook slechts een partieele ondoelmatigheid in de natuur bedoeld, daarligt al reeds de ‘ergernis’. ‘Geheel’ en ‘deelen’ zijn - gelijk gezegd - niet eeuwigabstraheerbaar. Eén kramp is, als 't er op aankomt, gelijk mysterie als de hel; alleendan maar met dit verschil, dat het dogma van de hel een antwoord geeft op vragen,'t mysterie toont te kènnen (hoewel niet doorgronden). Maar over krampen heeftmen ook een theorie - tenslotte. En dus herhalen wij: niet het voortbestaan van deellende, maar het bestaan ervan is het groote raadsel. Is haar handhaving na dentijd ‘verlies’ voor God, dàn ook haar aanwezigheid in den tijd. Het raadsel kòmt nietmet de hel, maar is er reeds vóór haar. En als H e i n e zegt:

Ich glaub nicht an den Bösen,An Höll' und Höllenschmerz;Ich glaub nur an dein AugeUnd an dein böses Herz,261)

nu, dan zegt hij eigenlijk precies, waar het op staat. De hel, die er is, ook in eenleelijk oog, een duister hart, die is

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 181: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

172

zoo groot, dat hij de hel, die toe-komt, niet eens zien kan. Maar toch: de zonde iser; en de hel is er ook; hij zit er midden in, en die hel, die hij ziet, die hem dwars zit,is even wezenlijk als die van den kapitein uit Strindbergs drama (vgl. bl. 16 en 17).H e i n e heeft het probleem ondanks zichzelf toch scherp gesteld, gegeven derechts-orde althans. ‘H e i n e , geloof jij niet aan de hel, waar je midden in zit?’ Ookhem zou Kurt van den kapitein dat kunnen vragen.

§ 3. De liefde verloochend?

Een derde gravamen wordt ingediend; het wordt opgebouwd uit de these van deliefde Gods. Zou, die de liefde ons heeft bevolen, de wraak ons heeft verboden, nuzelf een Wreker zijn?262) Zoo vraagt de mensch.Maar weer wentelen wij het vraagstuk àf op den tijd van heden. Want immers,

als met Gods liefde dit alles heet te strijden, dan is ook al de ellende van dit levendaarmee onvereenigbaar. Of moet men soms met B r ow n i n g 263) zich troosten,dat de weg naar het eindelijk volkomen geluk wel niet de kortste weg is, maar datdan toch nog langs een omweg ten slotte weer over al Gods schepselen de eeuwigevrede zal opgaan? Maar voelt men dan niet, dat met deze redeneering de steendes aanstoots niet weggenomen, doch alleen maar weer verplaatst wordt, alleenmaar een eindje verder verlegd? Want die omweg, die heel lange omweg, is tochzoo heerlijk niet.... Als de rechtstreeksche weg naar het eigen gekozen verderf instrijd is met de barmhartigheid Gods, dan is de zwaar-begaanbare omweg naar hetverworpen geluk dat niet minder. Niet de vraag,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 182: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

173

hoe veel en hoe direct en hoe zwaar het lijden is, maar òf het lijden, alle lijden,strookt met de Liefde van God, daarop wachten wij een antwoord in de nachtenonzer klachten.Maar wat dan? Is het geen dwaasheid, God in Zijn liefde te bepalen, te

‘verplichten’, naar de liefde, die den mensch gesteld is? Maar Hij is Rechter. Enweet ik wel wat liefde is? Wie zegt mij dat, dan God alleen? En als een theodicee(een wijsgeerig-redeneerende bewijsvoering, dat Gods recht en liefde vereenigbaarzijn met deze ellendige wereld, dit huis der smarten) al onmogelijk is met degegevens van het heden,264) kan het mij dan nog verwonderen, dat de voorzeggingomtrent toekomende dingen me daartoe niet helpen kan? De bijbel speculeert nietop mijn lichtgeloovigheid in dezen, want hij noemt 't profetisch woord een ergernisen dwaasheid voor ‘het vleesch’ (vgl. bl. 165).Ach, wij zijn slechts kleine kinderen en wij weten niets uit onszelf. Wij kunnen niet

zien buiten het geheel der geschapen dingen, wij zijn in geen andere orde ingeklemd,dan die zich toont in deze zienlijke, in deze wel zeer kleine wereld. En deze ordekènnen - dat doet men dan tenslotte alleen maar door geloof in het geopenbaardeWoord. Dus óók door het geloof in het bestaan der hel.Wij meenen 't al heel ver gebracht te hebben, als wij zeggen, dat Gods liefde de

wereld schiep; maar dat is volstrekt onjuist: uit welbehagen schiep Hij de wereld;en over Gods ‘liefde’ spreekt men geen verstandig woord, indien niet uit ditwelbehagen wordt geredeneerd. Een schepping van de wereld uit liefde is eens‘een schriftloos theoreem’ genoemd.265)En als ik eenmaal bij Gods welbehagen uitgekomen ben,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 183: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

174

dan vallen mijn mooi opgezette redeneeringen zoo maar weg. Want dan is er eengoddelijke ‘humor’, die lachen moet - èn ‘zich bedroeft’ - over alle menschelijkedisputatiën over een God, die geen fragment van Zijn wereld kwijt kan willen raken,naar het heet, en die in Zijn liefde toch maar een heel ander model schijnt te volgendan het ordinaire. Welbehagen, welbehagen - hier worden wij enkel de niet-weters,die afhankelijk zijn, maar dan ook in absoluten zin, van openbaring. Openbaring inden meest volstrekten zin van het woord - zonder een enkel evolutionistischbij-mengseltje. ‘Sans l'autorité on ne finira jamais rien’266), - de een zegt dat, om hetkerkgezag te handhaven tegen rationalisten e.d.; de ander - de gereformeerde - omzich te laten verbreken door het volstrekte gezag van God, en zoo zich alsopenbaringsgeloovige te handhaven tegen rationalisten e.d. Dit bukken voor gezagis tenslotte, of liever, bij het allereerste begin, noodzakelijk, ook ten aanzien van hetvraagstuk van de eeuwige straf.Bij die openbaringsprediking hebben wij niets meer in te brengen dan onze

bekentenis van eigen onwetendheid.Of neen - zèlfs die moet ons geleerd worden.Maar àls wij zulk een belijdenis van eigen onwetendheid daarna dan ook werkelijk

méénen, danmoeten we onze droomen, onzemooie droomen van eeuwigen vrede,ook dróómen durven noemen, kinderlijke beelden van kinderlijke fantasie.267) En als't dan op weten aankomt, dan gaan we naar Hem, die 't weten kan; dan hooren wede stem der hoogste Wijsheid, dan luisteren we naar - Jezus Christus.Voor ons toch zegt het zooveel, dat Christus zelf, Hij, die

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 184: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

175

de liefde van Gods hart gelegd heeft in zijn stem als niet één, zóó dikwijls het woordhel, hel, gehenna, gehenna op de lippen genomen heeft. Dat dwingt toch wel totnadenken. Er is zelfs met recht op gewezen268), dat het laatste woord, dat Christusvolgens het evangelie van Mattheüs in openbare leer-prediking gesproken heeft(Matth. 25:46) de ‘eeuwige pijn’ aan het ‘eeuwige leven’ heeft gecoördineerd.Trouwens, aan den aanvang van Zijn openbare leer-werkzaamheid staat het óók:de bergrede wijst den breeden weg, die ter verdoemenis, ten verderve leidt. HeelChristus' onderwijs aanvaardt de leer der eeuwige pijn en predikt ze: ‘nirgends lässter einen Stern der Hoffnung aufgehen über diesem ewigen Dunkel’.269) Wie dennaam van Christus noemt, ‘corrigeere’ Hem niet: als Hij in dit punt zich vergist, isHij mijn Profeet niet meer. Wie eerlijk met het woord van Christus omgaat, zal zichdan ook er voor wachten, met allerlei kunstgrepen het van zijn kracht te berooven;b.v. door het woord gehenna te vertalen, als ‘volledige en volkomen vernietiging.’270)Men kan wel erop wijzen, dat het oude dal van Hinnom, gelijk wij reeds besprokenhebben, zelf een plaats van vernietiging (van lichamen) was (bl. 72), en daaromook tot zulk een ‘vernietiging’ concludeeren, als het gaat over de gehenna, gelijkChristus ze noemt. Maar welken zin kan men dan hechten aan Christus' woord, datde worm er niet sterft, en het vuur er niet uitgebluscht wordt? Jesaja kan dat zeggen,denkende aan den steeds nieuwen toevoer van kadavers, dien het verterende vuuren de knagende worm ontvangen zouden. Maar van de gehenna der toekomst, dieimmers na de stil-zetting van den tijd zal komen, geldt zulk een opvatting bij geenmogelijkheid.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 185: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

176

Trouwens, een gezonde hermeneutiek verbiedt dergelijke exegetische kunstgrepen.Men kan het ‘treurig’ achten, dat b.v. het boek Jesaja, 't welk zoo vol is van verheveneen troostelijke dingen, eindigt met wat iemand een demonischen wanklank271)waagtte noemen, wijl het verhaalt van ‘worm en vuur’, of dat Christus óók aan een helgelooft; maar het feit is er, en het vraagt erkenning. Wie den hemel en Gods liefdeop gezag van Christus aanneemt, die geloove óók op zijn gezag de hel en Godstoorn. Wie Hem zegent, als Hij zegent, die vloeke Hem niet, als Hij vloekt.Men zij in dezen eerlijk. Altijd is men dat niet. Wanneer b.v. schrijvers als M i l t o n

of J e r em y T a y l o r in sterkgekleurde beelden over de hel spreken, zóó, dat mener van schrikt, dan zoekt men dat te vergoelijken, en zegt: zoo'n man moet dat goedbedoeld, hebben; hij geeft slechts in overdrachtelijke taal zijn poetry of indignation;272)d.w.z. zijn verontwaardiging zoekt naar passende beelden. Want zoo'n dichter wilmen niet verliezen. Maar niet zoodra spreekt Christus J e z u s in zijn didactischproza over de hel, of men laat Hem los. En niet langer denkt men: als Hij dat zegt,dan moet Hij het bedoeld hebben in een Hem passenden zin. Men verwringt zijnwoorden273) of - haalt er een streep door; en de evenzeer overdrachtelijke, maarduidelijke, taal van Gods ‘indignation’, van zijn toorn tegen de zonde, blijft zootenslotte ongelezen.Wat men voor M i l t o n over heeft, dat is bij velen Jezus Christusniet eens waard....‘Ik heb opgehouden, God te beoordeelen naar menschelijken maatstaf’. Wie dat

met een theoloog onzer dagen274) beleefd heeft, die leert zoo langzamerhand heelwat af. Om te beginnen: het tellen: zóóveel gaan er verloren, minstens....

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 186: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

177

alsof er eenige zin zou liggen in H a n s S a c h s ' eigenaardige probleemstelling: ofniet op den duur de hel te eng wordt voor den duivel; in de klassieke periode vanhet heidendom was de hel zoo groot nog niet; maar nu al die slechte christenen ernog bij komen....

Die Hell ward zu Ulissis zeitGleich einem gantzen lande weit, -

maar thans moet de duivel aan uitbreiding denken:

Darumb so musz ich lassen bawenDie Hell weiter umb etlich Meyl.275)

En er is nòg iets, dat zoo iemand afleert: den Geest van God bepalen in dienskennen van de diepten Gods. Zóó iemand vraagt niet langer, hoe een zingendehemel mogelijk is bij een weenende hel: hij heeft het aangezicht omwonden voorChristus, die op aarde over de hel sprak, nadat en naardat hij in den hemel had‘gezien en gehoord’ (Joh. 3:32).

§ 4. Onze kleinheid ‘uitspelen’ tegen Gods grootheid?

Ja, wie heeft opgehouden, God te beoordeelen naar den ‘maatstaf’ van den mensch(maar elke ware maatstaf is van God gegeven!), die zal tenslotte óók niet meer metveelzeggend accent de ‘tegenstelling’ formuleeren van: tijdelijke zonde en.... eeuwigestraf? Want hij heeft begrepen, dat de Gerechtigheid (God) de zonde anders enbeter taxeert dan de ongerechtigheid (de mensch).276)

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 187: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

178

Ook zal hij genoegen moeten nemen met de toepassing van den regel, dien hij, als't hem te pas komt, zoo graag citeert: ‘En rekent d' uitslag niet, maar telt het doelalleen’.277) God heeft immers het recht, de zonde te beoordeelen, niet naar hetgeenze heeft gedaan, maar naar wat ze eigenlijk wel had willen doen? Het booze stellenvan het verboden doel, is eigenlijk de ware ‘uitslag’: de ‘regel’ van zooeven pasthier niet eens. De wil, de begeerte, is van de daad niet te isoleeren, geldt bij denChristus als daad.278) En verder gaande, zet de bijbel alle zonden tegen menschenòm in directe overtreding tegen God. De tweede tafel heet gelijk aan de eerste: allesweegt even zwaar. De zonde is niet tegen ‘iets’, niet tegen ‘iemand’, doch tegenGOD gericht. En God is eeuwig. Dus tast de zonde Hem, den Eeuwige aan, al blijftze binnen de ‘Grenzen der Humanität’. Ook is God eenig: er zijn geen parallellen.Als de bijbel uitspreekt, dat God de zonde straft naar hetgeen ze gedaan heeft

(door het lichaam, zie 2 Cor. 5:10, vgl. bl. 108 en 165) dan is dit dan ook in geenenkel opzicht een ‘uitspelen’ van den ‘tijd’ tegen de ‘eeuwigheid’, of omgekeerd,want niet op een door filosofische constructie ontworpen scheidslijn tusschen tijden eeuwigheid, doch binnen 't platte vlak van dit ons aardsche leven, ‘hier en nu’,‘stooten wij volgens de Schrift op de eeuwigheid’.279) God is de Rechter; dus geldtslechts Zijn beschouwing over de dingen. Dàt Hij echter, ook in Zijn vonnis, inrekening brengt ònze beschouwing, ònzen kijk op de dingen, verootmoedigt ons ditniet? (vgl. bl. 109, 148). De beide tafelen der wet zijn met den vinger Godsbeschreven. Zou iemand dan Hem kunnen verhinderen, ook de tafelen van hetvonnis te

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 188: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

179

beschrijven alléén met den vinger Gods? Neen, niemand. Maar niettemin ‘zullenwij geoordeeld worden uit de boeken, die wij zelf beschreven hebben met onzewerken’,280) zegt iemand; en hij heeft in zooverre gelijk, als ook de Nederlandschegeloofsbelijdenis zegt, dat de boeken, dat is, de conscientiën, zullen opengaan inden oordeelsdag (art. 37). Het groote corpus iuris, het opengeslagen rechtsboekvan dien dag, zal niet als paradoxale wijsheid ons verpletteren in onbegrepen vonnisnaar nooit-geschouwde lijnen van Recht; maar als de boeken opengaan, de boekenvan God, dan zijn het ònze boeken, dan zijn het ‘de conscientiën’. Alleen maar,deze laatste zijn daar aan revisie281) onderworpen geweest. Maar het blijven metdat al conscientiën.K i e r k e g a a r d heeft gezegd: met behulp van het geweten stelt de mensch het

rapport van zijn eigen zonde op, en levert het in; daarom kan men ook zeggen, datdat rapport toch altijd met ‘sympathetische inkt’ geschreven is282); vandaar ook, datrevisie van het geweten noodig is.Men kan evenwel nog verder gaan: 't is waar, dat het geweten ‘sympathetische

inkt’ gebruikt, en 't gericht schijnbaar niet. Maar toch: óók het gericht schrijft nogmet ‘sympathetische inkt’, want God heeft het oordeel over menschen aan eenmensch gegeven, zegt de Schrift, den mensch Christus Jezus283). Hem was nietsmenschelijks vreemd, de zwakheid ook niet. Slechts de zonde was Hem vreemd.Kent gij een Rechtbank, die tot in haar uiterste woord zich zóó aan onsaccommodeert (Calvijn), en daarom zóó vreeselijk kan zijn in haar gestrengheid?Nietwaar, zóó beschouwd, kan de confrontatie van Gods hooge recht met de

feitelijke toepassing ervan wel leeren

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 189: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

180

danken, maar allerminst opstandigmaken. Elke constructievan-vonnis, die wij zoudenbedenken, is vrééselijk, vergeleken met de feitelijke, die God zal geven. Daaromspelen wij niet langer tijd en eeuwigheid tegen elkander uit, op de hierbovenaangegeven wijze. Is trouwens, naar bijbelsch begrip, de zonde wel ‘iets eindigs’?Duurt ze ook niet eeuwig voort?284) Zij trachtte naar haar eigenlijkst bedoelen denOneindige zelf aan te tasten. Maar Hij tast ons niet aan, in 't schema van ons zijn.

§ 5. Asylen der gedachte?

Waarheidszin gebiedt, de klare uitspraken van den bijbel onveranderd te laten staan,òf.... rondweg te zeggen, dat men zijn woord verwerpt, om dan zelf een oplossingte zoeken voor het kwellende vraagstuk van het zedelijk kwaad.Wie den bijbel opent, die doe het eerlijk. Hij stompe de scherpe punt van de pijlen

der Schrift niet af. Hij lichte niet één enkel woord - dat zich gemakkelijk liet verwringenin bepaalden zin - uit het groot geheel van àl de Schriften285). Hij kome niet aandragenmet de hypothese, dat er op den regel misschien toch nog wel eens uitzonderingenkonden zijn: zoo'n enkele vrijlating b.v. ‘by way of exception’286). En hij wringe zichniet in bochten, al komt dat ‘in de beste families’ voor; b.v. bij Thomas Aquinas, die,in aansluiting aan een legende over Trajanus' bevrijding uit de hel, zich er toeverleiden liet, zulk een bevrijding in het algemeen mogelijk te achten.287) Hij meeneniet de klem van de strakke taal der Schrift te ontkomen door de gedachte aan eenlijden, dat tenslotte versuft, bedwelmt, ontzenuwt en

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 190: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

181

afstompt de prikkels van gevoel en bewustzijn. Apotheken behooren bij ziekten; nietbij den tweeden dood. Zoo is het ook met al haar praeparaten, ook met narcotica.Onbeantwoord moet ginds blijven de roep om de welkome ‘gave’ van kortzichtigheid,of myopie. De moede oogen gaan niet toe. En willen ook niet toe; wij spraken erreeds over.Want als in die diepte van zelfvertering wegzinkt de mensch, dan zal wreed en

snijdend zijn de suggestieve macht van muitende herinnering.288) Dan zal bitterewaarheid spreken de spiegel der zelfontdekking, gedragen als hellegeschenk in dehand van elk. Dan zal er een scheur gaan dwars door het hart van den tegen wilen dank zichzelf bewuste. Dan zal het klankbord van den geest ontvankelijk zijnvoor de stem der feiten en der geprofeteerde waarheid. En voor de stem der wet.En Minos' keuring is niet noodig. Men is zichzelf een Minos (bl. 129 en 130).Zal dan misschien in de leer van de eindelijke vernietiging - na den oordeelsdag

-, de vernietiging van alle beklagenswaardig menschelijk bestaan rust gezochtworden? Droome daarvan wie kan; maar voor een zóó ruwe ‘oplossing’ van hetprobleem kan geen eerbied hebben, wie onbevangen de Schrift leest, en danbedenkt, dat na den oordeelsdag volgens haar geen historie meer geschreven wordt.En 't einde van alle historisch gebeuren is toch immers ook nog historie? We zullennu maar zwijgen over de vraag: wat is vernietiging? Of over de andere: is zijoerwettelijk voorzien?We hebben trouwens reeds doen uitkomen, waarom de Schriftdie leer (der z.g. conditioneele onsterfelijkheid) verbiedt. Zij strijdt met wat de bijbelpredikt, als hij den tweeden dood verkondigt. De tweede dood (en

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 191: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

182

die is tevens toestand, zagen we, bl. 91), die onderstelt juist het bestaan, gelijk onsbleek. Wie daarom toevlucht zoekt in deze leer, ontneemt den grondslag juist aanwat hij schijnt te handhaven: den tweeden dood. God is een verterend vuur, zegtergens iemand, maar Hij verteert dan ook geheel289). Maar deze auteur vergeet, o.i.,dat verteren in den bijbel alweer het bestaan blijft onderstellen.Of moet eindelijk aan de leer van de wederherstelling aller dingen zich vastklampen

wie aan den bijbel zich niet vastklemmen wil? Sedert L e s s i n g , die de ongebrokenevolutie heeft aanvaard, ook aan gene zijde van den dood, heeft deze leer handover hand de geesten veroverd.290) Toch zeggen wij, zoolang de gereformeerdegrondgedachten door ons aanvaard worden: neen, ook dat niet. Want wel heeftmen soms gepoogd, deze leer der wederherstelling aller dingen in te lijven in debelijdenis, en met haar toch nadrukkelijke uitspraken omtrent een eeuwige straf teharmoniseeren,291) maar wie dezen ‘troostgrond’ zich op zoo'n manier kunstmatigverzekeren wil, dien behoeven wij er maar aan te herinneren, dat de reformatorischebelijdenisschriften - juist ook in hun verzet tegen de roomsche opvatting van denederdaling ter helle en de verlossing der vaderen, gelijk ook in hun strijd tegen hetvagevuur - uitgaan van de hierboven zooeven reeds uitgesproken gedachte, datn.l. de eeuwigheid - het tijdlooze - geen geschiedbeschrijving meer laat aanvangen.Een compromis is ook hier weer uitgesloten; men zal moeten kiezen of deelen. Endáárom ook wijzen wij af dezen vreedzamen droom, die toch maar gedroomdenvrede verkondigt. Afwijzen doen wij die leer van de wederstelling aller dingen in 'teind, omdat op zeer

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 192: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

183

veel plaatsen de bijbel ons anders leert.292) Heeft hij trouwens niet àlle gedachte aanzùlk een epiloog in het boek der wereldgeschiedenis bij den wortel afgesneden,enkel en alleen reeds door de onheilspellende coördinatie van gevallen menschenèn - gevallen geesten, saam besloten in één gemeenschappelijk smartenhuis? (vgl.bl. 34-41). De samenhangen, waarin de Schrift den mensch plaatst, ach, die zeggenons al genoeg. Voor de gevallen geesten toch geen ommekeer ten goede, geenzedelijke verandering, geen wijziging van lot.... En voor de menschen dan somswel? De bijbel, die mensch en corrupten geest aan elkaar verbindt, denkt er nietaan. En 't is dan ook wel zeer opmerkelijk, dat de Joden uit later eeuw, om te komentot een louterende hel, eerst de duivelen daaruit hebbenmoeten wegredeneeren,293)of althans hun donkere gestalten op den achtergrond hebbenmoeten dringen. Maarzoolang de bijbel menschen en diabolische machten in één huis plaatst, zoolanggeldt daar de ééne grondwet voor die ééne duistere woning; en daarvan is dekerngedachte; geen evolutie, geen opheffing, maar bevestiging van staat.Het ‘vleesch’ spreekt: 't zou wel mooi zijn: een louterende hel, een hel, die een

noodzakelijke fase is in de voltooiing van het zielsproces der tot glorie geroepenen.Het zou ons troosten kunnen, zegt de met zichzelf alleen gelaten ‘rede’: via crucis,via lucis, de kruisweg de lichtweg, en dàt als opschrift boven de hellepoort! Hoe zouhet bekoren - aldus de wijsheid van de mènschen -: het diepe smartendal verkeerdin hoogen berg van loutering! Maar wie gelooft, met den bijbel in de hand, aan eenhel, die voorburcht is des hemels? Is het geen miskenning van den bijbel, zóó

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 193: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

184

te spreken - in zijn naam althans? Want indien de bijbel onder de ‘eeuwige straf’slechts zou bedoelen een louterende, dus voorbijgaande kastijding, dan zou hij hetzóó hebben moeten zeggen. Zou hij het zóó wel meenen, maar niet zeggen, danware het woord hier op zijn pas van iemand, die een dergelijke helleprediking eenrodomontade, een belachelijke, onwaardige, schrikaanjagerij eens noemde294). Maarzoo iets is den bijbel onwaardig.Neen, dien kant willen we niet uit. Want indien de weg tot het eeuwig heil via de

hel liep, dan zou tenslotte de wrange conclusie moeten zijn, dat.... de ‘bittere’ strafbeter middel tot bekeering was dan het ‘zoete’ evangelie, dat de toorn Gods méérkon doen dan de boodschap van Zijn liefde.En tenslotte: als de herstelling van àlles het blijde einde moet zijn van den

lijdensgang dezer wereld, wat zin heeft dan nog Christus' woord, dat er zijn, voorwie 't beter zou geweest zijn, indien ze nooit geboren waren?295) (Matth. 26:64). Isdat verstaanbaar of niet, wanneer dan tòch eenmaal voor allen de groote Weldaadkomt: de weldaad van den hemel, van God, van leven en van licht?Neen, wij aanvaarden de evolutie-hypothese niet, ook niet, als de gedachten zich

met deze dingen bezig houden.En juist omdat wij tegen de evolutie-hypothese de bijbelsche prediking van Gods

praedestinatie blijven plaatsen, praedestinatie in den ruimsten zin, kunnen wij geenafstand doen van de dubbele gedachte, vooreerst, dat over elk menschenbestaaneen ‘ja’ of ‘neen’ gesproken is, en daarna, dat ieder mensch voor zich weer eeneigen aard vertoont, een eigen levensschema, een eigen intensiteit in begeeren,denken, doen.Deze laatste overweging leidt ons dan weer terug tot de

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 194: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

185

reeds besproken gedachte, dat er in de hel ‘trappen’ zijn; het woord bleek onsongelukkig genoeg, maar de gedachte is verstaanbaar.Welnu - op dit punt gekomen, wijzen we op een mogelijkheid van toenadering

tusschen hen, die den bijbel niet willen loslaten, en hen, die een eeuwige straf -zonder wederherstelling - niet kunnen aanvaarden. Heeft niet reeds vóór enkeleeeuwen, in een vroeger debat over dezelfde vraagpunten, iemand296) erop gewezen,dat de leer van de trappen in de verdoemenis vele bezwaren wegneemt?Het is ver van ons, hier te willen rationaliseeren, of een aanloopje te willen nemen

in de richting van een theodicee, die wij immers principieel verwerpen.Maar voorzoover hier misschien een vingerwijzing ligt, dat velen te haastig over

wat de Schrift zelf zegt, hebben heengelezen, mogen we aan deze opmerking welonze aandacht geven; ze bevat ontegenzeggelijk een element van waarheid. Er zijner, die niet met ‘vele’ plagen geplaagd worden: ‘kurz, wir überlassen sie demRichter’.297) Hetgeen nederig en barmhartig is. Het blijkt alweer de waarheid:gereformeerd denken is tenslotte barmhartig, want het rust in God, die degeschiedenis maakte, en die Zijn welbehagen vóór alle dingen souverein gesteldheeft. Juist op dit punt vinden de moede gedachten rust, ook als wij denken aan de‘heidenen’ (vgl. bl. 110).

§ 6. Hel en verbond: de bijbelsche probleemstelling.

Laat ons nog even terugzien.We hoorden de verschillende bedenkingen: a. de mensch

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 195: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

186

is te klein; b. God is te groot; c. de liefde kan 't niet zien; d. onze kleinheid is met degrootheid van God, onze ‘tijdelijkheid’ met Zijn ‘eeuwigheid’ incommensurabel; eneindelijk: e. als dat nog niet genoeg is, dan kunnen wij nog altijd de bevendegedachten in een asyl doen vluchten, waarvan wij voorts niet vragen, of het legitiemgeopend is.Nu kan men - gelijk wij trachtten - iets tegenover deze bedenkingen plaatsen,

telkens met geduld de ééne vóór, de àndere nà, besprekend en zoo mogelijkweerleggend.Maar tenslotte, - op deze wijze loopt het gesprek niet af.Men moet bij den wortel de bezwaren afsnijden.Niet met zijn eigen gezag, want dat heeft geen mensch. Men moet beginnen,

elkaar op dit punt wèl te verstaan: gelooft men aan de Schrift met onderwerping vanzijn denken aan haar? Indien neen, dan is het debat verder vruchteloos; persoonlijkverklaren, wie weten, wat gelooven in den bijbel is, dat zij van heel de leer der helgeen woord meer zouden durven weten (maar dàn ook géén ènkel woord meer!)indien zij niet voorop konden stellen: de autoriteit van de openbaring, gelijk zij diein de Schrift kennen.Maar erkent men wederzijds de Schrift, dàn komt er - in aansluiting aan het

gezegde - een tweede mogelijkheid, om het debat bij den wortel aan te vatten. Menkan dán nl. spreken over de vraag, wat naar den bijbel eigenlijk de religie is (hetwoord zelf blijve hier nu verder onbesproken).Religie, dienst van God, gemeenschap met dien God, wat is dat, krachtens de

oer-verbanden van het kosmisch leven, in welke oer-verbanden tot nu toe steedsde hel geplaatst bleek door de Schrift?Indien het woord verbond ter bepaling van de religie hier

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 196: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

187

het antwoord geven kon, dàn zouden bij den strijd der geesten de bedenkingen,boven besproken, inderdaad bij den wortel aangevat zijn.Want als er een verbond tusschen God en mensch gesteld is, vóór alle dingen,

dus ook vóór de helleprediking, dan is a. de mensch niet meer ‘te klein’, en b. Godniet meer ‘te groot’. Dan verdwijnt dat nare woordje ‘te’, want in het verbond heeftGod, de Maker, met den mensch, het maaksel, zich dan in een levend, en concreetgemeenschapsverkeer gezet. Dan is c. de liefde niet bezwaard, want zij heeft dan- naar den aard van een verbond - bij voorbaat alles op het spel gezet. Dan is d. deincommensurabiliteit tusschen Gods ‘eeuwigheid’ en ònze ‘kleine’ ‘tijdelijkheid’ bijvoorbaat uit het debat gelicht; immers, wie een verbond sluiten, plaatsen zich in deverhouding van de commensurabelen; de gedachte van het incommensurabele vanGod en mensch, van oneindigen Maker en eindig maaksel, wordt wel erkend in degereformeerde theologie, inzóóverre nl. als de oprichting van het verbond, en debepaling van de termen van 't verbond, éénzijdig is geschied door God, en van Hemuitgegaan. 't Verbond is monopleurisch opgezet, zeiden deGereformeerde theologen.Maar niet zoodra is het verbond tweezijdig (dipleurisch) geworden door deafkondiging en sluiting ervan, of de bestaande incommensurabiliteit is in deverbondsgesprekken voor altijd afgesneden; de ‘Maker’ is ‘de man’, en wil alszoodanig door de ‘bruid’ erkend zijn. Ja, als het verbond reëel is dan is e. elk asylder gedachten veroordeeld; verbond wil altijd zeggen: doe de oogen open, en leerleven bij de wet van alles of niets.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 197: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

188

Nu meenen wij inderdaad, dat het ‘verbond’ hier altijd weer in rekening valt tebrengen. En dat de verbondsgedachte het gesprek beëindigt, wederzijds, door ‘ja’en ‘neen’ tegenover elkaar te plaatsen.Daarom willen wij nader hiervan spreken, om hiermee het hoofdstuk over de

‘bedenkingen’ te besluiten, en in positief belijden tot een eind te voeren.Want tegenover de hier en daar gevoede meening, dat de ‘verbondsgedachte’ in

de prediking eigenlijk een valsch quietisme in de hand werkt, en daarom moetgemeden, of althans met veel restricties aangediend moet worden, stellen wij degedachte, dat de verbondsgedachte in de prediking àlle plaatsen heeft besproken.Dat men eigenlijk moet uitgaan van het verbond, ook om in bijbelschen zin ‘getrouw’te kunnen ‘zeggen tot den goddelooze, dat het hem kwalijk zal gaan.’

***

In den aanvang van dit geschrift wezen wij erop, dat in dezen tijd velen de helverpsychologiseeren (vgl. bl. 17, v.). Ze wordt dan een ‘werkelijkheid’, ja, maarbinnen in den mensch, den mensch van heden.Het ware wel te wenschen, dat allen, die dezen kant uit willen, even openhartig

en rondborstig voor hun psychologiseeren op dit punt uitkwamen, als de ethischehoogleeraar P h . K o h n s t amm dit doet in zijn ‘Schepper enSchepping’298), wanneerhij spreekt over ‘de hel’. Eerlijk geeft hij als zijn meening te kennen, dat ten aanzienvan dit vraagstuk, ‘de moderne psychoterapie’ (!) ons ‘tot dieper Bijbelsch inzichtgeleid heeft dan de theologie van Calvijn's dagen’.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 198: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

189

Men zou misschien willen vragen, wat nu toch wel de psychotherapie te makenheeft met de leer der hel, zoolang men nl. onder ‘de hel’ verstaat, niet een(zielengenezend) nieuwmodisch299) ‘vagevuur’, doch de plaats der vergelding voorwie buiten God heeft geleefd, buiten God is gestorven, en nu daarvan de gevolgennaar Gods recht ondergaat in een ‘staat’, waarin voor alle ‘verandering’, voor alle‘wording’ en ‘verwording’, dus ook voor alle therapie, absoluut de mogelijkheidontbreekt?Die vraag vindt haar beantwoording in de vooropgezette meening van dezen

schrijver, dat hij het recht heeft, inzake het vraagstuk van eeuwige straf en vergelding,uit te gaan ‘van de zekerheid, die ik heb’, om hemzelf het woord te geven. Welkezekerheid? Deze: ‘Jezus Christus houdt, wat Hij belooft’300)Wat hij belooft!Ja maar, zal iemand tegenwerpen, ja, maar, zullen ook codices en teksten, patres

en pausen, schriftgeleerden en formulieren van eenigheid tegenwerpen, heeft JezusChristus niet méér gedaan dan beloven? Heeft Hij ook niet gedreigd?De schrijver antwoordt: ‘beloofd - of bedreigd, die beide zijn hier voor ons een’301).Verbaast men zich er over, dat ‘belofte’ en ‘bedreiging’ zoo maar samensmelten,

en dat nog wel bij iemand, die, als hij het waarheidsprobleem behandelt302), in ‘hetedele spel der begripsontwikkeling en dialectiek’ zóó goed thuis is, dat hij ons zelfsalle technische kunstgrepen, waarmee de aristotelische logica van de scholastiekhaar cursisten op weg hielp in de dialectiek, weet uit te stallen?Maar dan kent zoo iemand onzen tijd nog niet voldoende.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 199: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

190

Want sinds onze hedendaagsche theologen tusschen het ‘Woord Gods’ en àllewoord, dat onder de menschen klinkt, een tegenstelling gemaakt hebben (sommigeethischen, de dialectische theologen, en ‘mystieke’ enthusiasten en spiritualistender kerkhistorie gaan daarin hand aan hand) wordt ‘belofte’ met ‘bedreiging’saamgesmolten, en heet elke ‘eschatologische’ boodschap, die onder de wolkenklinkt, een boodschap, die slechts nu en onmiddellijk een ‘absolute beslissing vordertvan den hoorder van die boodschap’303).Gevolg is, dat men met de grootste gerustheid ‘belofte’ en ‘bedreging’ saam laat

vloeien, en de bedreiging tevens berooft van haarkracht-van-profetie-voor-wat-NA-den-tijd-zal-wezen.Een tweede gevolg is, dat men nu verder rustig schrijven kan: ‘Jezus Christus

houdt, wat Hij belooft! Het leed en de pijn van den Satan, noch van eenig anderschepsel, zal niet duren in eeuwigheid.’304)En wanneer ge dan, verwonderd over het feit, dat deze auteur zóó spreekt, en

toch Jezus Christus, den alleen uit den bijbel hem bekend geworden Jezus Christus,als leeraar erkent, hem zoudt willen wijzen op heel wat uitspraken van Christus, dieeen heel anderen kant uit wijzen, dan is zijn afwerend gebaar beslist genoeg: ‘ikben verzekerd, dat noch codices, noch teksten, noch patres, noch pausen, nochschriftgeleerden, noch formulieren van eenigheid, mij kunnen scheiden van de liefdeGods, welke is in Christus Jezus, mijnen Heer’305). En zoo geeft hij ieder degelegenheid te constateeren, dat deze schrijver - daarin type van zeer velen -:a. een persoonlijke geloofs-acte (uiting van geloofsver-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 200: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

191

zekerdheid) de plaats hier laat innemen van ‘het edele spel derbegripsontwikkeling’,

b. een ander, die anders ‘ingesteld’ is, niet meer tegenhouden kan, als die anderprecies den tegenovergestelden kant uit redeneert, zulks dan op grond vanzijn ‘instelling’ in het ‘geloof’,

c. zich in dit bepaald geding toch eigenlijk onttrekt aan de zuiver wetenschappelijkevraag, wat Paulus, dien hij immers in de verte naspreekt, in Rom. 8:38 en 39toch wel bedoeld moet hebben met dood, met machten, met toekomendedingen, met diepte. Want aan alle die geloofde Paulus, maar zonder dat zehem persoonlijk (meer) konden beschadigen, zonder dat ze hèm immer konden‘scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, zijnen Heer’.

Wie dat eenmaal geconstateerd heeft, die durft niet meer verzwijgen, wat hij alswaarheid ziet: dat hier nl. een onverschoonbaar spel met Jezus Christus alshistorische verschijning wordt gespeeld. Dit spel zien wij daar, waar de auteurChristus' ontzaglijke woord over ‘den worm, die niet sterft’, en ‘het vuur, dat nietgebluscht wordt’ van zich en zijn betoogen afschuift, door het - teverpsychologiseeren. Met dezen passe-partout der verpsychologiseering vanobjectieve openbarings-inhouden gaan immers zoowat alle deuren open; en hetgemakkelijke is daarbij, dat alléén die deuren opengaan, die men graag open hebbenWIL - zoolang tenminste Jezus Christus, en de openbarings-waarheid, ons niet vanter zijde overvallen, door nl. een andere deur te openen; een andere deur, vanwaarachter dan ineens licht uitschiet, dat ons ‘ontdekt’ in dit - werk van gewèld inhet huis der wetenschappelijke begripsvorming. Jezus Christus

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 201: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

192

- zoo heet het hier - is ‘een geweldig psychologisch (!) realist, die het menschenhartheeft gepeild als weinigen. Daarom (!) kent hij den worm, die knaagt en het vuurdat niet wil ophouden. De waarheid, die daarin steekt, is langen tijd verduisterdgeweest; eindelijk.... is zij.... weer ontdekt. Hoor, hoe, onder leiding van Künkel, eenvan zijn patiënten, na zwaar, ook religieus gemaskeerd verzet, haar niet langer kanweerstaan. Het is een kunsthistoricus, die spreekt uit eigen, diepe ervaring.’ En danvolgt een verhaal van dien genezen patiënt, dat vrijwel hierop neerkomt: die toestandvan angsten, die een zondaar, als hij 't hier op aarde erg benauwd krijgt, en maarniet tot verlossende biecht komen wil, lijdt, althans soms lijden kàn, wel, die is dehel. De genezen patiënt weet nu, dat de middeleeuwsche schilders, zoo vaak zij defolteringen van de hel teekenden, geen sadistische fantasieën, doch‘wahrheitsgetreue Darstellungen der ersten Stufe des Erlösungsweges’ gegevenhebben.... ‘Darum ist unsere Erde, als die uneingestandene Hölle, eine doppelteHölle. Und wenn man in die richtige, ehrliche Hölle gerat, ist man schon halb imHimmel.’306)

***

Na deze omzwervingen in het gedachtenveld van deze ten slotte307)

‘allerindividueelste expressie’ van Kohnstamm's ‘aller-individueelste emotie’ (ervaring)keeren we nu terug tot het verschoven gezelschap van ‘codices, teksten, patres,pausen, schriftgeleerden en - formulieren van eenigheid.’ Wij doen dat niet zondervrijmoedigheid, want het was toch eigenlijk maar een vergissing van den schrijver,dat deze

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 202: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

193

hem in den weg zouden staan bij zijn persoonlijke geloofsverzekerdheid.Zij alle - die pausen, en die formulieren - hebben (vooral de formulieren) de

eeuwige straf geloofd. Niet op grond van ervaring, doch op gezag - geconcentreerdgezag - van den historischen, uit de Schrift gekenden, Jezus Christus.Hebben zij dan niet Gods vergevende liefde gekend?

Sterker aangedrongen: hebben zij dan één woord durven, of kunnen spreken, datniet uitging van Gods liefde?Neen - dat hebben zij niet.En het is een waan, dien men voedt, als menmeent, dat juist zij in hun ‘dialectisch

gedachten-spel’ over hemel en hel niet tot een eenheid van uitgangspunt àl hunwoorden zouden willen of kunnen herleid zien. Het is evenzeer een waan, dat bijhen ‘belofte’ en ‘dreiging’ niet tot één principe zouden te herleiden zijn (herleiden,zeg ik; niet: samensmelten, of paradoxaal verbinden in een antinomische eenheid).Die eenheid immers ligt onder meer in het verbond. De verbonds-gedachte, gelijk

ze geopenbaard is door den levenden God.

***

Want de dienst van God is van den aanvang af, door God's één-zijdige beslissing,gegeven, en geopenbáárd, en àfgekondigd, in een twee-zijdig VERBOND. ‘Het foedusoperum (verbond der werken) is niets anders dan de vorm der religie bij den naarGods beeld geschapen mensch’308). ‘Alle hooger leven onder redelijke en zedelijke

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 203: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

194

schepselen draagt den vorm van een verbond.... Het kan daarom ook nietverwonderen, dat ook het hoogste, rijkste leven van den mensch, d.i. de religie, ditkarakter draagt. In de Schrift is het verbond de vaste vorm, waarin de verhoudingvan God tot Zijn volk voorgesteld wordt’309). ‘Verbond is het wezen der ware religie’310).‘De ware religie kan daarom niets anders zijn dan een verbond, ze heeft haaroorsprong in de nederbuigende goedheid, in de genade Gods. Dit karakter draagtde religie zoowel vóór als na den val. De religie is één, evenals de zedewet en debestemming van den mensch. Werk- en genadeverbond verschillen niet in heteinddoel, maar alleen in den weg, die tot dat einddoel leidt.’311)Houdt men dit alles voor oogen, dan is de gereformeerde verbonds-theologie de

onmisbare onderbouw van alle leer-over-de-hel.Want het verbond - anders dan het contract - leeft niet uit de wet van ‘do ut des’

(ruilverkeer: de een geeft, de ander geeft terug, beiden helpen elkaar), doch uit dewet van een God, die àlles gééft, doch dan ook, eenmaal in dat geven aanvaard,alles néémt, zoodra de mensch Hem als Gever verwerpt, en dus het verbond, nadat't als twee-zijdig aangeboden en aangenomen is, verbreekt. Dit verbreken is nuzijnerzijds een verwerpen van àlles. Het contract tracht uit een faillieten boedel tehalen wat te halen is, en regelt dit haal-bedrijf bij voorbaat; het gaat dan ook uit vande onderstelling, dat ‘alles of niets’ een lastig woord is. Maar het verbond begint zijnsamen-spraken altijd met dat ééne: alles - of niets. Het contract zegt: ‘wie heeft, diemoet iets kwijt, en wie niet heeft, bij dien moet groeien, wat

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 204: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

195

hij heeft’ Het verbond daarentegen ópent zijn spreukenboek met het ten onrechtewel eens als paradoxaal aangediende woord: wie heeft, dien zal gegeven worden,en hij zal overvloediglijk hebben (hemel), en wie niet heeft, van dien zal genomenworden ook wat hij heeft (hel).Zoo kan de verstooting van Gods aangezicht nimmer gepredikt worden zonder

de klem van het verbond. Wie niet de verbondsgedachte vooropstelt, heeft over dehel geen enkel bijbelsch-verstandig woord gesproken. Want omdat de bijbel nietbegint bij een aanbod van ‘een’ ‘genadeverbond’, doch ons vasthoudt aan de realiteitvan ‘het’ ‘werkverbond’ - dit alleen verklaart immers Christus' gehoorzaamheid -daarom zijn de hel, de dood, de straf op verbondsterrein verkondigd, en worden zijslechts als oordeel gebracht over verbonds-brekers als zoodanig. En de ‘oeconomie’van het genade-verbond kan nu dit verband tusschen verbond en verstooting slechtsmet nòg meer scherpte stellen.

***

Hierom is de tegenstelling, die men poneert tusschen paedgogisch-vaderlijke ‘straf’en heerschers-straf312), valsch. Afgedacht nog van het verwarren van ‘straf’ en‘kastijding’: de Heerscher (Souverein), God, is in het verbond juist als Vaderopgetreden en heeft als Vader-souverein gezegd: gij zult, als gij zondigt, den doodsterven. Dat was verbonds-statuut; wie het anders wil, rukt dit woord uit zijn verband,neemt dus het leven er uit weg.Hierom is voorts de omschrijving van de straf als ‘symbool-handeling, waardoor

op een voor het kind begrijpelijke

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 205: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

196

wijze een veroordeeling uit de ethische sfeer in de empirische werkelijkheid wordtvertolkt, en aldus zijn geweten wordt gewekt en gevormd’313), voor ons onaannemelijk.De verbonds-mensch immers kan niet in een verbond gebracht zijn door God, alsniet zijn geweten gewekt en gevormd was, bij het begin der verbondsrelatie.Hierom ook is de klacht, dat, als de hel in den zin der orthodoxie bestaat, Christus

(God) verlies geleden heeft314), op dit standpunt onhoudbaar, want het verbond stèltde mogelijkheid van de verstooting van den aanvang aan. En wie dan, op hetvoetspoor van Calvijn, achter de verbondsafkondiging nog het mysterie van Godsbesluit stelt, verwerpt deze ‘verlies’-theorie wel fundamenteel.Hierom tenslotte is de bedenking, dat ‘Satan’ en het kwaad, toch eigenlijk slechts

Gods knechten zijn, en dat wij daarom deze ‘niet’ moeten ‘verabsoluteeren als doelop zichzelf, maar blijven zien als middel in Gods hand’, dat wij dit alles dus ‘nietoneindig (moeten) maken, maar eindig’315) - voor ons geheel overbodig. Want indiende mensch door God gedacht is als eeuwig-bestaand, en dus mèt de gegevenheidvan dit eeuwig bestaan in het verbond is gezet, in het verbond, mèt zijn ‘sancties’of bedreigingen, dàn is alles hier ondergeschikt gemáákt aan Gods ééne wereldplan:‘onsterfelijkheid’ (art. 37 Ned. belijdenis), Satan, dood, hel, ‘oneindigheid’, hemelzoo goed als hel.‘Ja maar,’ zegt Kohnstamm: ‘Onze God is een verterend vuur. En de pottenbakker

kan den pot verwerpen, die onbruikbaar blijkt. Maar als Hij een vuur is, dan louterten reinigt Hij, òf hij verteert, maar dan ook geheel’316).

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 206: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

197

Maar Bavinck spreekt: ‘Indien God in Zijn souvereine hoogheid en majesteit bovenden mensch blijft staan.... dan is het beeld van den pottebakker en het leem nogveel te zwak om die verhouding aan te duiden, want het leem heeft nog.... rechtenonafhankelijk van en tegenover den pottebakker.... Als er dus waarlijk religie zalzijn.... als de verhouding van beiden, ook wel, maar toch niet alleen zal wezen dievan.... een pottebakker tot zijn leem, doch ook die van een koning tot zijn volk, vaneen vader tot zijn zoon.... dan moet religie het karakter dragen van een verbond’317).Zoo kan de exegese van het bijbelwoord over God als verterend vuur slechts

hierdoor bepaald worden. Vernietiging kàn die ‘vertering’ niet zijn, want deze wasnoch scheppings-, noch verbondsterm.Neen, neen, Calvijn heeft nog niet uitgediend. De diepste vragen vat hij in den

wortel aan, en hij heeft niet den God der levende eenheid uiteengerukt. Achter deprediking der hel staat dat ‘verbond, dat van geen wank'len weet.’ Dit is hetmeer-dan-numineuze. En deze boodschap heeft de moderne levensfilosofie nietnoodig, om dood en leven, chaos en kosmos te verbinden. Ze heeft ze verbonden,maar dan niet in versmelting, doch in herleiding van die twee tot het dubbele gegevenvan: Gods welbehagen, èn: - het oorspronkelijke verbondsstatuut. -

Eindnoten:

252) Zie aanteekening 73.253) F.W.J. S c h e l l i n g , Clara, Univ. Bibl., S. 54 v.254) Vgl. H. R i c k e r t , Die Philosophie des Lebens, 2. Aufl. Tübingen, Mohr, 1922, S. 15/6.255) Dr E.E. v a n R o o y e n , het scepticisme van D a v i d H u m e , Amsterdam, 1916, bl. 194.256) Uit die ‘Beschaffenheit’ wil ten onrechte redeneeren J o s e p h B a u t z , Die Hölle, Im Anschlusz

an die Scholastik dargestellt. Mainz, Kirchheim, 1882, S. 53, die overigens goede dingen zegt,al is het uitgangspunt zoowel als de methode o.i. foutief.

257) F.W. F a r r a r , Eternal Hope, London, 1912, bl. 61, noot. (Hoe oneindig is dat offer en hoeverschrikkelijk is desondanks dat resultaat!) vgl. K o h n s t a mm , Schepper en Schepping, III,1931, 399 v.

258) Te voren was gevraagd: ‘waarom moeten de kinderen met hun lijden de toekomende harmoniekoopen?’ (bl. 202).

259) D o s t o j e w s k i , De Gebr. Karamazow, vert. Anna v. Gogh-Kaulbach. Van Holkema &Warendorf, Amsterdam, I, 202.

260) W. W i n d e l b a n d , Präludiën, Tübingen, Mohr, II5, 315.261) H e i n r i c h H e i n e , Poëtische Nachlese.

'k Geloof niet aan den Booze,Aan hel en helsche smart;'k Geloof slechts aan jouw oogenEn aan jouw booze hart.

262) L u d w i g K e l l e r , Die geistigen Grundlagen der Freimaurerei, Jena, 1911, S. 94.263) R o b e r t B r o w n i n g , The poetical Works of -, vol. 2. Dramatis personae, Apparent failure

VII, (Leipzig, Tauchnitz-Edition, 1872, bl. 193,) zegt:

My own hope is, a sun will pierceThe thickest cloud earth ever stretched;That, after Last, returns the First,Though a wide compass round be fetched;That, what began best, can't end worst,Nor what God blessed once, prove accurst.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 207: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

264) Dr H. V i s s c h e r , Geen Theodicee, Utrecht, Ruys.265) F r a n k , Syst. d. chr. Wahrh. II, 465, aangehaald in R o b e r t F a l k e , Die Lehre v.d. ewigen

Verdammnis, Eisenach 1892, S. 169.266) D o m . S i n s a r t , Défense du dogme catholique sur l'éternité des peines, Strasbourg, chez

J.F. le Roux, 1748, p. 294.267) Behold, we know not anything;

I can but trust that good shall fall,At last - far off - at last, to all,

And every winter change to spring.So runs my dream: but what am I?An infant crying in the night:An infant crying for the light:

And with no language but a cry.

Hier hoort men zichzelf bekampende eerlijkheid aan 't woord komen (F.W. F a r r a r , EternalHope, London, 1912, bl. LXV). Een vertaling van dit vers is te vinden in ‘Levenslicht uit dennieuweren tijd’ van P.H. H u g e n h o l t z (bloemlezing), bl. 267. Een bestrijding van Fréd. Farrar,Eternal Hope, 1877, geeft: Dictionnaire Apologétique de la Foi Catholique, Paris, Beauchesne,fasc. IV, 1913 s.v. Enfer, kolom 1390, 1391.

268) P h i l i p p B a c h m a n n , Tod oder Leben? Stuttgart, Gundert, 1920, S. 47.269) B a c h m a n n , 48/9.270) Die Hölle - was ist sie? Wer ist dort? Kann man dieselbe wieder verlassen? - Wachtturm Bibel-

und Traktat-Gesellschaft, Magdeburg, Brooklyn, Bern, S. 17 (vgl. 15). Vgl. in den tekst § 5 vandit hoofdstuk.

271) B. D u h m , Das Buch Jesaja2, Göttingen, 1902, bl. 446.272) F.W. F a r r a r , a.w. bl. 64.273) Zooals door de exegetische kunstgreep, waarmee het woord ‘eeuwig’ in plaatsen als Matth.

25:41 wordt beroofd van zijn eigenlijke beteekenis. Had Jezus dit woord niet bedoeld in den zinvan (óók) 't eindelooze, dan zou hij zich toch wel zeer onbegrijpelijk hebben uitgedrukt. ‘If ourLord had been a mere human teacher, it would have been a great mistake to use a word whichHis disciples would for the most part take, if so be, in a wrong sense’, zegt E.B. P u s e y in eenbrief aan F.W. Farrar (zie t.a.p. bl. IX). Vergelijk (hier) in den tekst bl. 184, en aanteekening 294.

274) K. G i r g e n s o h n , Zwölf Reden, u.s.w., München, 1913, bl. 371.275) H a n s S a c h s , Von dem Teuffel, dem die Hell will zu eng werden.276) J. S a u r i n , Sermons, La Haye, 1730, zegt in zijn preek Sur les tourmens de l'Enfer (II, 233):

‘vous ne pouvez pas comprendre comment un Dieu juste punira des péchez finis par des suplicesqui n'auront point de fin.... Mais souvenez-vous que les attributs de Dieu sont infinis, & que voslumières sont bornées’.

277) H. T o l l e n s , De overwintering op Nova Zembla, regel 718.278) ‘Wie een vrouw aanziet’... enz.279) H.W. S c h m i d t , Zeit und Ewigkeit, die letzten Voraussetzungen der dialektischen Theologie,

Gütersloh, 1927, S. 53, vgl. 344.280) Dr P.D. C h a n t e p i e d e l a S a u s s a y e , Tijd en Eeuwigheid, Haarlem, Bohn, 1908, bl.

301.281) S. K i e r k e g a a r d , Die Krankheit zum Tode, (Ges. Werke) 2. Aufl. Diederichs, Jena, 1924,

S. 117.282) ibidem.283) Verschil tusschen gevallen mensch en gevallen engel; een nieuw argument tot afwijzing van de

legende, dat volgens de traditie de duivelen vuren stoken voor de menschen (K o h n s t a mm ,De Heilige, 399, vgl. hier bl. 36). Die ‘sympathetische inkt’ handhaaft opnieuw de grootheid vanden mensch boven den engel (vgl. Hoofdstuk II, § 1).

284) Vgl. G.W. L e i b n i z , Die Theodicee, II, Leipzig, Reclam, S. 25 v., tegen S o n e r u s .285) Zoo b.v. A l f r e d J e r e m i a s , Buddhistische und theosophische Frömmigkeit, Leipzig, 1927,

S. 35/6: Luther (hat) das Wort Krisis, das Entscheidung bedeutet, mit Verdammnis übersetzt,und dadurch, dasz man das griechische Wort Aeon griechisch als ewig im Sinne endloser Zeitversteht statt orientalisch wie es gemeint ist, im Sinne eines kommenden Weltkreislaufs. Es istgesetzt dem Menschen, einmal zu sterben, und danach die ‘Krisis’, nämlich die Entscheidungfür den kommenden Aeon in einer höheren Welt, bei der entscheidend ist, wie er gehandelt hatim Leibesleben. ‘Ewige Verdammung’ heiszt Verdammung im kommenden Aeon. - Maar dat istoch met den bijbel spelen: één kneedbaar woord naar voren brengen, en de andere ter zijdeleggen, die ook dit verklaren.

286) In itself, it is no rejection of Catholic dogma to suppose (!) that God might (!) at times (!), by wayof exception (!), liberate a soul (!) from hell. - J o s e p h H o n t h e i m , in The CatholicEncyclopaedia, vol. VII, New York, Robert Appleton Co., p. 209, 2; zie de toelichting verder.

287) B a r t m a n n , Lehrbuch der Dogmatik, II, Freiburg, 1929, S. 488.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 208: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

288) Reeds is opgemerkt, dat het woord met onze psychologie niets wil te doen hebben.289) P h . K o h n s t a mm , De Heilige (Schepper en Schepping, III) Haarlem, 1931, bl. 399.290) D i l t h e y , Das Erlebnis und die Dichtung; vgl. P. A l t h a u s , Letzte Dinge, Gütersloh, 1926,

S. 206. Men denke ook aan het evolutionisme in de eschatologie van T r ö l t s c h .291) B.v. S i e g m u n d B ä r e n s p r u n g , Die Wiederbringung aller Dinge in ihren ersten guten

Zustand der Schöpfung. Franckfurt, 1739. Hij zegt, S. 2, a, Vorrede: Und weil man doch nichtgerne haben will, dass die Symbolischen Bücher sich einander so nachdrücklich contradiciren,die Augspurgische Confeszion aber Art. XVII schreibet: ‘Hier werden dieWiedertäuffer verworfen,so lehren, dasz die Teufel und verdammten Menschen nicht ewige Pein und Qual haben werden& c.,’ so musz man diese Worte nicht gantz general und von der Meinung derer ältestenehrwürdigen Patrum annehmen, sondern specialiter und eigentlich van denen damaligenWiedertäuffern, welche, wie sie damals die irrige und gottlose Meinung vom künftigen ReichChristi hegeten, dasz es würde weltlich seyn, und die Gottlosen mit Feuer und Schwerd vertilgen:Also sie auch in Ansehung der Höllen Endschaft eine irrige Meinung gehabt haben, als wenndie Verdammten, auch die Teuffel sündlich böse und teufelisch würden bleiben, und doch insolchem Umstande der Straffe Endschaft haben, welches wir auch als irrig verwerfen.’ Eenmerkwaardig, en zeer duidelijk typeerend staal van het kunstmatig accommodeeren vanafwijkende gedachten met een in schijn nog gehandhaafde confessie. De fout in zulkeredeneeringen is bijna steeds, dat men verzuimt, te zien, of te erkennen, dat de confessie opdit bepaalde punt van grondgedachten uitgaat (in dit geding hetniet-meer-denken-kunnen-aan-geschiedenis-na-de-parousie), die de gevonden ‘nieuwe’ leeruitsluiten.

292) Bewijzen bij B a v i n c k , Dogm. IV3, 791.293) E. S c h ü r e r , Geschichte des Jüdischen Volkes im Zeitalter Jesu Christi II4, 645; Dr G. S m i t ,

De hel en hare bewoners etc., bl. 106. Voor de methode van ons redeneeren hier, vgl. bl. 58-61.294) ...Wir wissen doch, ...dasz es mit den ewigen Quaalen nur eine Rodomontade ist, und dasz wir

endlich die zu uns Verdamten wieder müssen abziehen lassen zur Glückseligkeit... (DasMinisterium der Hölle, VomGeheimschreiber Beelzebubs tradirt - G.F. R e b m a n n - Acherontia(Hamburg), 5796 (1796), S. 77. Vergelijk aanteekening 273.

295) M. K ä h l e r , art. Höllenstrafen P.R.E.3, 8, 209. ‘Si la peine de son crime n' eût consisté qu' àêtre anéanti, Judas ayant déja goûté les douceurs de la vie, étoit plus heureux d'avoir été quede n'avoir point été’, zegt J. S a u r i n , a.w. bl. 213.

296) Schütz-Schrift für die Ewigkeit der Höllen-Strafen, wider die Schrift- und Vernunft-mäszigeUeberlegung der beiderseitigen Gründen für und wider die ganz unendliche Unglückseligkeitder Verbrecher Gottes und deren endliche seelige Wiederzurechtbringung und Herstellung, diegegen die Gedanken des Hern Abt M o s h e i m s von dieser Lehre erschienen. Franckfurt undLeipzig, 1747, S. 262 sqq. (als schrijver van dit anoniem geschrift wordt genoemdP h i l . E r n s tK e r n ).

297) Schütz-Schrift, S. 263.298) III. De Heilige, Haarlem, Tjeenk Willink, 1931, blz. 398.299) Want het oude ‘vagevuur’ is een plaats van ‘betaling’ nog.300) K o h n s t a mm , l.l. bl. 403.301) K o h n s t a mm , l.l. bl. 390.302) K o h n s t a mm , deel I, Haarlem, 1926.303) K o h n s t a mm , bl. 396; vgl. hier aanteekening 18, en bl. 68/9.304) K o h n s t a mm , bl. 403.305) Bl. 403.306) K o h n s t a mm , l.l. bl. 398. Cursiveering, hier en elders, van mij.307) Want, de schrijver is wel ‘niet alleen’, maar dat is bij de ervaring, goed beschouwd, maar toevallig.308) B a v i n c k , Dogmatiek, I, 318.309) B a v i n c k , Dogmatiek, II, 611.310) B a v i n c k , Dogmatiek, II, 612.311) B a v i n c k , II, 613 en vgl. III, 211. W o e l d e r i n k s bezwaar tegen het werkverbond (om zijn

‘voorwaarden’) (O.E. Vaandel, VII, 2, 94) stuiten hierop af.312) B r u n n e r , Der Mittler, Tüb., 1927, 419, vgl. Kohnstamm, III, 219.313) K o h n s t a mm , 220.314) K o h n s t a mm , 399-403.315) K o h n s t a mm , 398/9.316) K o h n s t a mm , 399.317) B a v i n c k , Dogmatiek, II, 612.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 209: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

198

Lacrimosa dies illa,Qua resurget ex favillaIudicandus homo reus;Huic ergo parce, Deus,Pie Iesu DomineDona eis requiem.

T h om a s d e C e l a n o , Dies Irae.

Dag van weedom en van boeten,als gij zult verrijzen moeten,en gerecht zijn om uw' zonden,mensch, God spare u in die stonden!Zoet Heere Jesu mijn,laat ze in ruste en vrede zijn.

G u i d o G e z e l l e , Kerkhofblommen.

Et cum quaeritur, cur isti suntmiseri, recte respondetur, quianon adhaerent Deo.

A u g u s t i n u s , Civ. 12, 12.

Hoofdstuk VI. Besluit.

§ 1. Het vraagstuk niet vergeten.

EN zoo blijft dan als eindresultaat toch wel dit ééne staan, dat men van de ontzaglijkevragen, die hier zich opdringen, niet met een schouder-ophaling zich àf kan maken.Want ‘op den bodem aller vragen ligt’ niet

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 210: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

199

eens, gelijk wij trachtten aan te toonen (Hfdst. V, § 6) ‘der wereld zondelast’, zooalsDa Costa wilde. Op den bodem aller vragen ligt niet de last der zonde, maar de lustvan Gods verbond.Juist daarom zal de mensch hier blijven opponeeren; de liefde neemt hem in,

bezet hem van rondom, de souvereine, determineerende liefde van God, die delevende is.Hier ligt de wortel van veler verzet. De nuchtere en toch diep ernstige taal van

den bijbel, de beweeglijk-dramatische uitbeelding van Dante's hellevisie, zelfs deveelgeprezen ‘na-oorlogsche’ mentaliteit, het heeft alles niet kunnen helpen: nòggelooft men aan de onschendbaarheid, niet van de menschen, maar van denMensch. Of aan zijn permanente schendbaarheid (als men hem in de ‘krisis’ ziet).Hetgeen tenslotte maar een woord-verschil is.Men wil 't verbond niet hooren dreigen, straffen. 't Is dan ook veel gemakkelijker,

God den gansch-andere te noemen, en dan niet méér te weten; Hij blijft danmono-pleurisch spreken (vgl. bl. 187); al zijn ‘oordeelen’ zijn dan mij - gewoontetaalgeworden: ze hooren er zoo bij in deze wereld.Men sprak van den ‘na-oorlogs-mensch’: die zou weer vatbaar zijn voor

zwaar-gesmedewoorden.Want in de laatste jaren had niet zoozeer de verzwakkendestem van de kerk, als wel de àl geweldiger ontbinding eener van Gods wetgeëmancipeerde cultuur, in de aanschouwelijke historie, de wereld toegeschrééuwdde realiteit der zonde. En nu zou die katastrofe den mensch weer God doen vinden,God, als den Heer van leven en - van dood318). De technische hybris zou gebrokenworden. Maar het kwam anders uit, het komt tenminste anders uit. Geen wonderook, wanneer de twee-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 211: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

200

spalt van het leven als de Urtatsache werd gezien319). Dan is de ‘spanning’ permanent- en eigenlijk zeer gezond.Ook hier kan slechts het calvinisme den uitgang openen: stel het verbond van

God, in den tijd ingedragen, op den voorgrond, en de tweespalt van het leven isgeen ‘Urtatsache’ meer. Maar dàn pas komt de spanning. ‘Furcht und Zittern’, ‘vreesen beven’. Ge zijt meteen dan vrij van 't stellen van de laatste evangelisten-hoopop.... den na-oorlogschen mensch. Ge krijgt dan oog voor de machtelooze naïviteit,die eens deed zeggen:320) ‘als niet meer tot het hart getuigen de dogmen van dekerk, omdat het ze niet weet, noch ze begrijpt, dan zal het leeren straks uit poëzieals van Dante wat die kerk haar vruchteloos verkondigt: dat er een Inferno is’, eenhel. Wie kan 't gelooven? Van poëzie heeft de wereld altijd bitter weinig geleerd;meer nam ze mee van het proza, en het allermeest van de bewogen dramatiek.Welnu, het allerbloedigste drama, dat ònze jaren doorleefd hebben, het heeft demenschen niet wijzer, wel ongodsdienstiger gemaakt. Wie verwacht dan nog hulpvan.... de poëzie? Men heeft te lang gespeeld, en dialectiek bedreven, met hetwoord ‘daemonisch’.Intusschen blijve ieder voor zichzelf persoonlijk toezien.Want één van tweeën: de hel is er, of ze is er niet.Bestaat ze niet, wat dan?Zijn de geloovigen dan - gelijk misschien ergens hier iemand smaalt - hun groote

angstmotief kwijt, en is dan tevens hun ‘moraal’ verloren? Voelen met name decalvinisten dan hun prikkel tot rusteloozen arbeid verslappen, gesteld, dat het waaris, dat hun ressentiments-prikkel nu juist is die ‘eeuwig knagende, onzalige twijfelvan den individu, of hij

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 212: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

201

nu uitverkoren is tot den hemel, dan wel verworpen is tot de hel’321)? Och - laatdaarop nuchter de gereformeerde belijdenis antwoorden. Zij zegt, dat, indien vandaagbewezen kon worden, dat de hel een fictie is, het waarachtige christelijke leven zijnzelfden gang hernemen zou. ‘Want het is onmogelijk, dat wie Christus door eenlevend geloof is ingelijfd, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid’ (Heidelb.Catech.). Dat is wel 'n klaar bewijs, dat de calvinist - stel, dat de hel voor hem eensniet bestond - zijn leven niet zou kùnnen veranderen. Bij wie gelooft, is de predikingvan de hel geen speculeeren à baisse.En wat de ongeloovigen betreft: schrap het woord ‘hel’ uit alle woordenboeken -

wordt daarmee ook maar iemand ontslagen van den plicht, het leven aan God tegeven?En nu de andere mogelijkheid: is de hel er inderdaad wèl, dan hebt ge daarin een

reden te meer tot nadenken en levensverdieping, na het spel van verblinding envan waan.Het kan niet goed zijn, deze dingen kalm naast zich neer te leggen. Hoe veel en

velerlei zijn de motieven, die men daarvoor aangeeft. De een wijst op de kleinekinderen, en roept tot zijn getuige Vondel, die Arminius prijst:

Stil kraam-vrou, sprak hy, stil, scheit vry gerust van hier;God werpt geen zuigeling in 't eeuwig helsche vyer....322).

De ander denkt aan S o c r a t e s , en P l a t o , of aan S e n e c a en andere heidenen:zijn ze verloren? Maar men vergere niet, dat de bijbel over het lot van zulkemenschen zich opzettelijk zeer onvolledig uitlaat;323) al tellende en metende enwegende vergeet men immers het ‘beproeven’

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 213: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

202

van eigen hart? Trouwens, het blijft waar, wat B a v i n c k zegt:324) ‘DeGereformeerdenwilden ten eerste de mate der genade niet vaststellen, waarmede een mensch ookonder vele dwalingen en zonden nog aan God verbonden zijn kan, noch den graadder kennis bepalen, die tot zaligheid onmisbaar noodig is. En ten andere hielden zijstaande, dat de middelen der genade325) niet absoluut noodzakelijk waren tot dezaligheid en dat God ook buiten woord en sacramenten kon wederbaren teneeuwigen leven.... Als het er op aankomt, is de Gereformeerde belijdenis ruimervan hart en breeder van blik dan eenige andere christelijke confessie. Zij vindt delaatste diepste oorzaak der zaligheid alleen in Gods welbehagen, in Zijne eeuwigeontferming....’Juist. In Zijn eeuwige ontferming. En daarvan durft een gereformeerde geen kwaad

denken, noch zeggen.Men moet dus niet terwille van de afgeleide kwesties aan de hoofdzaak

voorbijgaan. Tua res agitur, het gaat om u. Gij hebt uw Rechter, zijt verantwoordelijkvoor uzelf. Wie van de zwaarte van elks persoonlijke aansprakelijkheid voor zichzelfook maar iets gevoeld heeft, zulk een zal geen miniatuur van Faust willen worden,om 't er ook maar op te wagen, zijn ‘ziel’ aan den duivel bij verdrag te verkoopen.Ook zal hij niet zoo dwaas zijn, te meenen, dat het al voldoende is, niet positief, nietin klaar bewustzijn, zich aan den duivel te verpanden. Indien de mensch niet thetischreunie vond met zijn God, dan geldt nog volgens bijbelsch inzicht zijn loopend‘contract’ met den duivel. Dat is een element in de leer der erfzonde; de menschstaat niet op den tweesprong, doch is er al voorbij, als hij de oogen opendoet. Dàtdit ‘contract’, en deze congregatie van den

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 214: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

203

mensch tot den gevallen geest ‘zonder meer’ nog steeds van kracht is, dat weettrouwens deze laatste zelf ook wel. Hoor hemmaar in den Faust van Goethe sprekenover den mensch:

‘En gaf hij al niet zelf den duivel zich gevangen,Toch bleef hem 't wis verderf bereid’.326)

Het geeft te denken, dat, als 't op de hel aankomt, de verstandigste menschen somsineens verwonderlijk inconsequent kunnen worden. Eén voorbeeld: men kan ergenslezen, dat iemand eerst schreef:327) ‘Elk beeld, door menschelijk geloof gevormd,blijft de bolster van een eeuwig goddelijke waarheid, en zelfs de bolster zelf koneen geestelijke macht bevatten’.... en dat diezelfde man in hetzelfde hoofdstuk vanhetzelfde boek in hetzelfde verband, slechts vijf regels verder, sprak van hetverlangen ‘naar de komst van 'n prediker, die verklaren dorst: Ik heb hetzelfde gevoelvoor het hooge als voor het lage, voor het zedelijke als voor het onzedelijke, voorde ontaarde als voor de deugdzame?’ Dàt is toch wel zichzelf bekampen, zou menmeenen. Eerst zeggen: elk door menschen ontworpen geloofsbeeld bevat toch nogeen element van waarheid, zelfs van goddelijke waarheid; en, nietwaar, zóógeredeneerd, bevat óók het leerstuk van de hel een element van waarheid, zelfsvan eeuwig-goddelijke waarheid; want niemand kan ontkennen, dat het geloof ineen reëele vergelding, en het stellen van de anti-these, hoe dan ook nader uitgelegd,tot vóór zeer kort, vrij algemeenmocht heeten. Het is zelfs ouder dan de karmaleer.328)Maar kan men dàn verklaren, dat goed en kwaad, zedelijk en onzedelijk,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 215: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

204

deugdzaam en ontaard, precies gelijk staan? Dat kan niet. Want als er ook maareen element van ‘eeuwig-goddelijke waarheid’ schuilt in het leerstuk van de eeuwigestraf, danmaakt het geloof daaraan ons wel zeer onverdraagzaam.Onverdraagzaam,niet tegen de menschen, maar tegen de zonde. En vooral tegen onszelf! Wij kiezendàn positie voor ons denken, niet in het tribunaal des menschen, alsof hij konbeslissen over recht en onrecht in zijn God, doch op de bank der aangeklaagden.Op die bescheiden plaats zal hij hierover kunnen denken: when all mankind mighthave been punished, how can God be charged with injustice if He punishes only apart of them?329)

§ 2. Het vraagstuk geen vráág-stuk laten.

En wanneer die groote onverdraagzaamheid vàn onszelf tegenóver onszelf onsinnerlijk in actie stelt en verdeelt, dan gaan we dit ‘mysterium horrendum’, dezehuiveringwekkende verborgenheid, die plaats geven in onze gedachtenwereld,waarop alle mysterie, dat geopenbaard is, bij den mensch rècht heeft.We komen dan misschien, door Gods genade, waar we wezen moeten; niet in

de school der evolutie, maar in die der revelatie.In het laatste geval houdt het vraagstuk op, in den grond nog een vráág-stuk te

wezen. Want in de leerschool van de openbaring staat als eerst gebod geschreven:niet van beneden af komt de vrager tot zijn zelf-gewonnen antwoord, doch vanboven af verneemt de hoorder, die ge-hoor-zaam is, het hem in alles vóór-komendWoord, dat hem verwint. Aan het

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 216: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

205

begin staat hier het Woord der openbaring. Slechts in zóó verre kan het vraagstukdan nog vraagstuk heeten, als getracht moet worden, nader uit te werken, in tedenken, wat geopenbaard werd. Hier is door K a n t gesproken van een salto mortalevoor de menschelijke rede; hij kwam tot die besliste uitspraak in verband methetzelfde paulinisch woord, dat ook ons telkens in dit geschrift heeft bezig gehouden:‘zoo ontfermt Hij (God) zich dan over wie Hij wil, en verhardt, dien Hij wil.’330) Saltomortale? - ja, voor menschelijke rede, die aan zich gebonden blijft. Maar indien hetwaar is, dat die rede, zonder openbaring, ‘vleeschelijk’ is, dan is de sprong eensprong in 't leven. Een ingedragen worden in dat leven.En in dat openbaringslicht - tenslotte dáár alleen - leert men het eindelijk toegeven:

indien de zonde meer is dan een episode in het leven, indien zij het ‘leven’ zèlf isvan den onwedergeboren mensch, dan kàn zij niet verteerd zich vinden in dentijdelijken dood. Dáár leert men zien, dat God ‘niets vreemds’ oplegt; want: wat demensch wil, dat ontvangt hij: verkiezing is er mèt verantwoordelijkheid. Dáár wordtverstaan, dat zonder wedergeboorte het rijk van Satan ons niet loslaat, wijl wij zijnburgerschap niet hebben losgelaten of verworpen. Dáár heeft het zin: ‘De hemel isniet te begeeren voor den aardschen mensch. Deze zou zich daar thuis gevoelenals een zeemonster, dat, uit de diepte van de koele zee met een net is opgetrokkenin den brand van het strandzand.... Wie in holen woont, wordt verblind door het lichtder zon’;331)wie het orgaan mist om het hemelsch gebeuren als zaligheid te gevoelenen te genieten, die pàst niet332) in de blanke reinheid van het Empyreum, den kristal-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 217: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

206

hemel van Gods lichtend schoon. Wie niet liefheeft, hoe zou die liefdebrandverdragen? Goethe laat den duivel, Mefistofeles, zeggen van de liefde en haar‘rozengeur’:

- - - Wee, dit elementIs bij ons, duivels, niet bekend.Het hellevuur is minder gruwlijk.....333)

Mogelijk wil iemand Dostojewski liever beluisteren: op één hosanna zou de hel welbersten334): er is een tweeheid in de wereld.Maar bovenal, in het openbaringslicht leert men nog één ding verstaan: het ééne,

waar mede wij nu willen sluiten.Dat ééne, eerste, laatste, is, dat ook in de benauwende verkondiging van dezen

jammer de roep klinkt van de hoogste liefde, en genade. Het is waar, zwaar-dreigendis de stem van Gods gerechtigheid: maar ook de profetie van deze smart wordtomlijst door de emblemen van Zijn Liefde. P i e r r e B a y l e 335) wijst in een van zijnwerken erop, dat van de wetten van D r a c o 336) gezegd werd, dat ze niet met inkt,maar met bloed geschreven waren, omdat ze in meedoogenlooze strengheid metde doodstraf alle misdaad bedreigden.... en - dat nu de verdoemenis een straf was,veel zwaarder dan de dood.337) Nietwaar, men proeft de bitterheid in dezeredeneering: de wetten van God zijn met bloed geschreven.... Maar het is niet waar.De bijbel ontwerpt geen Mefisto, die bij Goethe een onderteekening met bloed eischtvan het contract, dat Faust met hem aangaat. Er is liefde, die siddert, ook in deaankondiging der hel, goddelijke liefde, die niet wil vertreden zijn.... Verbond,

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 218: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

207

verbond - we zijn 't nog niet vergeten. Het is niet waar, dat de verlorene alleenwegens crimen laesae maiestatis naar den ondergang verwezen wordt; vooral hetcrimen laesi amoris is het, dat zijn vonnis velt. Geen majesteitsschennis zondermeer, maar het ‘op zoo groote zaligheid, zoo uitnemende liefde, geen acht geven’,338)dát stelt schuldig voor God.Men moet den bijbel rècht doen; het voorbeeld van K a n t , die zijnerzijds althans

getracht heeft, eenheid te vinden in de liefdes- èn de verdoemenis-woorden vanChristus en den bijbel, en die dat zóeken naar die eenheid uitdrukkelijk verdedigdheeft339), het zegt misschien nog iets aan velen, die met voldoening hem hoordenspreken van den salto mortale, dien de menschelijke rede in het geloof aan een uitsouverein behagen verkiezend en verwerpend God zich opgedrongen ziet (vgl. bl.205). De dreigingen van God, ook die omtrent de hel, zijn niet met bloed geschreven;of ja, dan tóch met bloed, maar dan met het bloed van Jezus Christus, die zijn Zoonis, de hoogste uiting van de Liefde Gods. Geen draconische, maar de‘sympathetische’ inkt dus (bl. 179). En dat schrift spelt den vrederoep: laat u metGod verzoenen.Dat bloed blijft roepen, spreken. Bloed spreekt altijd, en zijn spreken is immer

roepen. Geen stem zoo machtig - èn zoo ‘zwak’, zegt Paulus - als die van Christus'bloed. Dat bloed is in den tempel van Gods recht eens ingedragen als het eenigeteeken en zegel van de noodzakelijkheid en de rechtvaardigheid der vergelding vanbedreven kwaad.Wie dus weten wil, wat de hel is, het huis van Gods bezoekingen, neen, die luistere

niet naar den curiositeitenverzamelaar D e l e p i e r r e ,340) den man, die de hel liet

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 219: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

208

‘beschrijven’ door ooggetuigen, die hij niet had kunnen oproepen, ja, die er nog nietzijn; en die zal evenmin iets verder komen met het verhaal van den psychopaathH a n s E n g e l b r e c h t van Braunschweig, die van zich zelf verklaart, dat hij,zooals velen in Braunschweig konden getuigen, dood was geweest, en weder levendwas geworden, en dus uit eigen ervaring nu kon meedeelen, hoe hij den ‘stank’ enhet ‘schreien’ der hel zelf waargenomen had.341) Men late alle vraag naar bewijs,alle vraag om voorstelling zelfs, los, en bidde om kennis. Om kennis van zijn ellende,uit de wet Gods, in het geloof. Men moet vooral kennis der ellende niet verwarrenmet een voorstelling van een gevolg der ellende: de hel.Wie deze kennis begeert, die late zich door het Woord onderwijzen over het bloed

van Christus, van den man van smarten, van hem, die eens is ‘neergedaald terhelle’. In dat bloed hooren wij de liefde Gods, den nijd der menschen, de botsingtusschen hel en hemel. Zoo heeft dan God, die de profetieën omtrent de hel schreefmet dit bloed, daarin het ééne middel uitgekozen, om ons door zijn spraak weer bijHem te brengen. Maar vergeet het niet: Gods ‘rhetoriek’ is een andere dan die dermenschen. De menschen willen: verblijden, ombuigen, bewegen: - God wil,omgekeerd, bewegen uw binnenste, ombuigen uw verstand en wil, verblijden, eerstdàn, uw leven. Ook door de stem van Christus' bloed.Hoor dan de stem van het bloed, waarin Gods liefde zich getuigenis geeft. Het

spreekt van weggenomen kwaad, van weggedreven demonen, van verzadigingmetvreugde. Maar het blijft onomstootelijk voor ons vast staan: dat bloed van Golgotha,het gaat uit van de zonde en haar werkelijkheid.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 220: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

209

Is er geen zonde en geen eeuwige vergelding, dan is Christus' kruis onverklaard.Dan is het geloof daaraan verklaarde onzin. Dan is het kruis een nameloozewreedheid of een tenslotte afmattende tentoonstelling van ledigheid enonvruchtbaarheid. Een gereformeerde gelooft ten slotte aan de hel, omdat hij aanChristus' kruis gelooft. Want de diepte van dien afgrond gaapte hem dáár, waar dehoogte van den lichtberg wenkte; de hel was hem aanwezig dáár, waar de openhemel hem getoond werd. 't Is hem, zooals V o n d e l 342) zegt:

Gaat in dien duyster, daar Godt is: hij wilU, niet van Sinai, maar Sion, stilIn lieve graty-heiligdommen doen bevroenWat Gy zyt en wat Hy is. Dat gy nietDan stof en asch en zondig zyt; 't gebiedVan wil en lusten alteyd heyleloos en boos....Dat Hy d'oneydig' OnbegrypelykheydEn aller Heyligheden Heyligheyd,En aller Wijzen Wijsheyd is....

Daarom, de verkondiging van de hel is in de Schrift zelf nooit gescheiden van deprediking der verzoening. Hetgeen danGod saamgevoegd heeft, scheide demenschhier niet. Want wat baat het mij, of goedbedoelende evangelisten mij al verzekeren,dat steeds de liefde Gods bij zijn wijsheid ter school gaat343), en dat daarom allesnog wel goed komt? Neem eens aan, dat deze gedachtengang over de ééne ‘deugd’van God, die bij de andere ‘leert’, goed zou zijn - des neen! - dan komt er immersdadelijk ruimte open voor het op zóó'n gedachten-niveau volkomen snedige antwoord,dat

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 221: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

210

dan de toorn van God óók bij Zijn wijsheid ter school gaat. Maar dat beteekent: datde hel even verschrikkelijk planmatig is, als de hemel. En dat ik dus al weer geenstap vooruit gekomen ben. Want dit wisten wij al.Neen, wie de hel - of ook iets anders - ‘op zichzelf’ beschouwen wil, - stel, dat hij

zoo iets kòn - die komt niet verder. De prediking van de hel wordt hem zóó een nietvan God, doch van menschen gestelde ergernis (vgl. bl. 165).En ditmaal - heeft gelijk, wie zich ergert.Want zulk een helle-boodschap is een andere dan die der Heilige Schrift. De

bijbel laat nooit helle-prediking losmaken van liefde-prediking, hemel-verkondiging.Die bijbel verbiedt ons tenslotte, te scheiden wat God heeft saamgevoegd. Men kan- gelijk wij hebben opgemerkt - over de hel niet eens het eerste ‘verstandige’ -‘pneumatische’ - woord spreken, zoolang men de verbondsgedachte in de religieniet heeft verstaan en aanvaard.Iemand wilde eens menschen van hun hellevaart bekeeren, door de vraag hun

voor te leggen: zoudt ge voor al het goed van de wereld bereid zijn, dertig of veertigjaren in een bed van rozen te liggen - zonder er af te mogen? Immers neen? Maardenk u dan eens in, wat het zou zijn, ‘in alle eeuwigheid in een gloeiende braadpan’te moeten liggen.344)Het is toch maar gelukkig, dat wij zulke paraenesen niet meer orthodox durven

noemen. Want - daargelaten nog de dwaze boodschap over die braadpan - dit isons fundamenteele bezwaar tegen dergelijke boetpredicaties, dat zij de ware boeteslechts kunnen tegenstaan: Christus, - dien alleen moet ik zien, en ik moet Hemzien en hooren in de

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 222: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

211

kracht van zijne opstanding. De opgestane predikt den gekruiste; die het eeuwigleven heeft, en geeft, en in dat hebben en geven geloofd wordt, die alleen kan mijsalutarisch overtuigen door zijn Geest van zonde, gerechtigheid en oordeel.Daarom wil ik het oordeel hooren prediken op Golgotha: want daar is ook de

liefde. Daar is het vuur (voor het geloof) aanschouwelijk gemaakt, het vuur derhelsche vertering; doch de middeleeuwsche dichters roken daar juist ook denrozengeur, zagen het ‘bedmet rozen’ er gespreid. Neem dezen keer hun beeldspraakniet onder het mes; het komt slechts hierop aan, dat die tegenstelling van daareven- dat bed van rozen tegenover die braadpan - valsch was, en dwaas.Wie de helleboodschap wil vernemen in het licht van het kruis, dien noodigt de

stem van God zelf, te zwichten, niet voor den toorn, maar voor de liefde van God,niet voor de verdelging, maar voor de verzoening, niet voor den schrik der hel, maarvoor de noodiging van den hemel. Dien mensch bezweert God zelf in den drangder hoogste barmhartigheid, dat hij, in den dag, waarin nog de weldaad er is vangeschreide tranen, zijn tranen plenge in den tranenbeker van den Man van Smarten,opdat hij niet eenmaal in het oord der eindelooze verlatenheid, boven alleverschrikkingen der hel uit, verneme uit iedere verte wat ook opkropt in eigenboezem: ‘de fatale melodie van het lied van de ongeweende traan’345).En elk rampspoedig hart, dat voor die liefde zwicht, ‘heft zich door wijs geloof uit

chaos tot in 't licht’346). Het zal zich niet troosten met den zoeten, maar nietteminonwerke-

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 223: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

212

lijken droom, dat het onvolkomene - zachter duiden kunnen wij het niet - ‘maar’ vooreen tijd is, maar zal zich laten waarschuwen door een oud geluid, dat reeds zichhooren liet in ‘'t eerste waereldrond’: mijn Geest, zegt Jahwe, zal niet altoostwisten347).Men vindt ergens348) een vertaling van Jesaja 57:16: Ik zal niet altijd debatteeren,

zegt de Heere. Misschien kan met den krommen stok van deze onjuist vertaaldeen uit haar verband gerukte uitspraak, toch nog een rechte slag geslagen worden.Want waarlijk: debatteeren is alleen een bedrijf van déze wereld. Ook het

schijnbare debatteeren van Gods ‘lankmoedigheid’.349)

Eindnoten:

318) H a n s L i l j e , Das technische Zeitalter, Berlin, Furche Verlag, 2. Aufl. S. 102.319) H a n s L i l j e , a.w. S. 172.320) Dr H.W.Ph.E. v a n d e n B e r g h v a n E y s i n g a , Bij Denkers en Dichters, A'dam, Veen,

bl. 91.321) M a x S c h e l e r , Vom Umsturz der Werte, 2. Band, Leipzig, 1919, S. 316.322) J.v.d. V o n d e l , Op J a c o b u s A r m i n i u s (den grooten bestrijder van de leer der

praedestinatie of uitverkiezing).323) Vandaar, dat sommige orthodoxen verder durfden gaan dan menigeen denkt. ‘A u g u s t i n u s

geloofde, dat er van den beginne af aan niet alleen onder Israël, maar ook onder andere volkenaltijd enkelen waren geweest, die in den Logos geloofden.... A b a e l a r d beweerde, dat ookheidenen de zaligheid konden deelachtig worden. Volgens Strausz sprak L u t h e r eenmaalden wensch uit, dat God ook mannen als Cicero en Seneca genadig mocht zijn en wildeM e l a n c h t h o n in het midden laten of Hij soms langs een bijzonderen weg aan Solon,Themistocles e.a. eenige kennis van de vergeving in Christus had medegedeeld. Z w i n g l isprak veel beslister en geloofde, dat God ook onder de heidenen Zijne uitverkorenen had.’ DrH. B a v i n c k , Geref. Dogm. IV3, 808/9. En wat de kinderen der ongeloovigen betreft, zegtB a v i n c k , dat ‘over hun lot ons zoo weinig geopenbaard is, dat wij het best doen van eenstellig oordeel ons te onthouden’. (Dogm. IV3, 711). Vgl. J.B. N e t e l e n b o s , Ben ikGereformeerd? Baarn, 1920, bl. 10, 11. Bedenkt de calvinist, dat de probleemstelling hier nogte veel de (intellectueele) kennis vooropstelt, dan wordt hij nòg bescheidener.

324) B a v i n c k , Geref. Dogmatiek, IV3, 810, 811.325) Het Woord (de prediking van den bijbelinhoud) en de sacramenten (doop en avondmaal) zijn

hier bedoeld.326) Bij G o e t h e zelf:

Und hätt' er sich auch nicht dem Teufel übergeben,Er müsste doch zugrunde gehn!

327) L a f c a d i o H e a r n , Kokoro. Bewerkt uit het Engelsch door J.P. Wesselink-van Rossum,Meulenhoff, A'dam, bl. 203.

328) H. O l d e n b e r g , Die Lehre der Upanishaden, etc. 1910, S. 111.329) L o r a i n e B o e t t n e r , The Reformed Doctrine of Predestination, Grand Rapids, Mich.,

Eerdmans, 1932, p. 270.330) I m m . K a n t , Die Religion innerhalb d. Grenzen d. bloszen Vernunft (Werke, ed. Cassirer, VI),

Berlin, Bruno Cassirer, 1914, S. 267.331) Dr A.H. d e H a r t o g in Nieuwe Banen, October 1915.332) R.H. G r ü t z m a c h e r , Modern-positive Vorträge, Leipzig, 1906, S. 216. Bl. 205 (hier) doet

niets af van bl. 99, 102, 143.333) G o e t h e , Faust, 2e deel, vertaling van N i c o v a n S u c h t e l e n (Wereld-Bibl.) 1920. Bij

Goethe zelf (vs. 11754/5):

‘Ein überteuflisch Element,Weit spitziger als Höllenfeuer’.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 224: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

334) Vgl. E d . T h u r n e y s e n , Dostojewski, 4. Aufl. München, 1930, S. 59.335) B a y l e , 1647-1706, een tijdlang waalsch predikant en hoogleeraar te Rotterdam, niet geheel

ten onrechte van scepticisme beschuldigd, overtuigd ‘dat de naaste weg tot de waarheid in hetmidden lag tusschen het steile scepticisme en het steile dogmatisme’. Intusschen meer naar 'teerste dan naar het laatste overhellend (als gewoonlijk bij wie zoo spreken).

336) Een der grieksche archonten (plm. 621 v. Chr.).337) Zie G.W. L e i b n i z , Die Theodicee, Leipzig, Reclam I, 288.338) Hebreën 2:3. Over het Mefisto-ontwerp schreef ik in ‘Bij Dichters en Schriftgeleerden’, Amsterdam,

1927, ook in verband met wat hier ter sprake kwam (Mefisto of Satan).339) I m m . K a n t , Die Rel. inn. d. Grenzen d. bl. Vernunft (Werke, ed. Cassirer, VI, Berlin, 1914),

S. 282, vooral S. 295 noot.340) O c t a v e (eig. Joseph-Octave) D e l e p i e r r e , L'Enfer, décrit par ceux qui l'ont vu. Essai

philosophique et littéraire, par Octave Delepierre. London, printed by Whittingham & Wilkins,1863-1866, 2 fasc. (Miscellanies of the Philobiblon Society, vol. VIII, 5 and IX, 10). Dezelfdeauteur (belg, maar later consul in London) schreef ook: L'Enfer, essai philosophique et historiquesur les légendes de la vie future, Londres, Trübner & Cie., 1876 (The Engl. Catal. of Books,Sampson Low, III, 1882, geeft alleen aan: 1877). Eveneens bezorgde hij de eerste franschevertaling van het bekende, ook in het nederlandsch vertaalde, Visioen van Tondalus: Vision deTondalus, récit mystique du XIIe siècle, mis en français pour la première fois par O.D. Mons,Hoyois-Derely, 1837.

341) Eine Warhafftige Geschicht und Gesicht vom Himmel und der Hellen. Disz ist nun die Historieund Gesicht/ das erste Gesichte/ da Gott der Heilige Geist mich Hans Engelbrechten hat wiedervom Tode erweckert/ und da mein Leib ist todt gewest/ steif und kalt wie manchem Menschenin Braunschweig bewust und bekandt ist/ und mein Leib ist in kurtzer Zeit wieder starck undlebendig worden/ ohn alle jrrdische Speise/ Tranck und Docterie. Mitteler weile nun mein Leibtodt war/ so hat der Heilige Geist meine Seele geführet für die Helle/... u.s.w. Diese Wunderaber sind geschenen/ im Jahre/ 1622 umb die Zeit da wir dasz Evangelium haben/ am andernSontage desz Advents/ Es werden Zeichen geschenen/ an Sonn und Mond... und Sternen/ undden Leuten wird auff Erden bange werden/ da geschach disz Zeichen auch an mir... u.s.w. (hijvergelijkt zich op hetzelfde titelblad nog met den jongeling van Nain). Gedruckt im Jahr/ 1684.Reeds vroeger was een uitgave verschenen, gelijk de schr. op bl. D meedeelt. Ook een in 1640(bl. E). Van zijn strijd met de ‘officieele’ kerk verhaalt bl. D 2 sqq. Het boekje vertoont overal debekende trekken van het beeld der zielszieken.

342) J.v.d. V o n d e l , Op mijn verjaring in Sprokkelmaand 1670, enz.343) F.W. F a b e r , An der Schwelle der Ewigkeit, übertragen von Dr Konrad Graf Preysing,

Regensburg, Habbel, z.j. (1925/6), S. 162.344) N e w e P r a c t i c auff ewige Zeiten, & c. Von erschröcklichen vnd immerwehrenden peinen

der höllen, etc. - Ingolstadt, durch Greg. Hänlin 1622, S. 36, 37 (roomsch).345) H e i n r i c h H e i n e (Ideen, Das Buch Le Grand, Kapitel I) ‘der Satan, wenn er meine Seele

verderben will, flüstert mir ins Ohr ein Lied von dieser ungeweinten Träne, ein fatales Lied miteiner noch fataleren Melodie - ach, nur in der Hölle hört man diese Melodie!’...

346) Naar F r e d e r i k v a n E e d e n in ‘Pauls Ontwaken’.347) Sommigen lezen een anderen tekst.348) D o m . S i n s a r t , Defense du dogme cathol. sur l'éternité des peines. Strasbourg, 1748, p.

176: Je ne débattrai point à toujours.349) Niet debatteeren, - wij eindigen opzettelijk met déze gedachte, die ook in het opschrift der laatste

§ besloten ligt. Omdat tenslotte alles afhangt van openbarings-geloof, en, in het uitwerken derbijbelsche gegevens, zelfs van hermeneutische inzichten inzake bijbelverklaring, helpenpro-en-contra-debatten niets; gelijk er nog pas een gevoerd is over de vraag: ‘wat is de hel?’tusschen D e a n I n g e , O l i v e r L o d g e , J a m e s M o f f a t , W a r w i c h D e e p i n g ,e.a., wier uiteenloopende beschouwingen in één band gebundeld zijn.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)

Page 225: K.Schilder - dbnl5 Woordvoorafbijdeneerstendruk. Deuitgavevanditgeschriftvindthaaroorzaakalleenindevriendelijkeuitnoodiging, dievanverschillendezijdentotdenschrijverkwam,om

259

Corrigenda.

Bl. 19, regel 6 v.o. staat: geannuleerd. Lees: geannulleerd.Bl. 86, regel 2 v.b. staat: haar. Lees: zijn.Bl. 112, regel 3 v.o. staat: annuleert. Lees: annulleert.Bl. 125, regel 2 v.b. staat: hem. Lees: ze.Bl. 127, regel 8 v.o. staat: circels. Lees: cirkels.Bl. 215, aant. 20, regel 5 v.o. staat: seynend. Lees: seyend.

K. Schilder, Wat is de hel? (derde druk)